NL8220234A - Afvalgasketels. - Google Patents

Description

j δ2 O 2 S 4 ( = V.0. 4607

Titel: Afvalgasketels.

De uitvinding heeft betrekking op afvalgasketels.

Er is vraag naar afvalgasketels,die nuttig gebruik kunnen maken van warmte in de uitlaatgassen van gasturbines, die kracht produceren voor kleine of middelgrote krachtinstallaties van een soort, die op afgelegen plaat-5 sen betrekkelijk snel kunnen worden opgericht en eenvoudig bedreven.

Een geschikte afvalgasketel voor een dergelijke toepassing is geconstrueerd met een groep of een aantal groepen boven elkaar in een opwaartse gasstromingsbaan met evenwijdig verbonden terugstromingsbuizen met horizontale benen. De buizen trekken zich gewoonlijk uit tussen horizontale 10 bovenste en onderste kamers, die dienen als uitlaat- en inlaatkamers of als inlaat- en uitlaatkamers. Een doeltreffende manier voor het handhaven van de onderlinge opstelling van de buizen in een groep van de ketel, en voor het op twee of meer plaatsen langs de lengte van de huizengroep dragen van de buizen is door het gebruik van verticaal vlakke,van 15 openingen voorziene platen, waardoorheen de horizontale buisbenen zijn gestoken.

Overeenkomstig de onderhavige uitvinding omvatten -in een afvalgas-kel, voorzien van een groep evenwijdig verbonden terugvoerstromingsbui-zen met horizontale benen in een van openingen voorziene plaat met een 20 opwaartse gasstromingsbaan, afstand- en draagmiddelen voor de buizen op elk van de twee of meer plaatsen langs de lengten van de horizontale benen van de buizen een aantal van openingen voorziene plaatstroken in een rij, die zich verticaal uitstrekt tussen gemeenschappelijke bovenste en gemeenschappelijke onderste vastzetdelen, waarbij elk der van 25 openingen voorziene plaatstroken dient voor het dragen van de horizontale benen van slechts een enkele buis of ten hoogste slechts enkele buizen.

Indien met een dergelijke uitvoering een buis van de groep tijdens bedrijf van de ketel in gebreke blijft, kunnen na het verbreken van de 30 verbindingen van de buis en ten hoogste van slechts enkele andere met kamers of buizen van een andere groep en het van de bovenste en onderste vastzetdelen losmaken van de bijbehorende van openingen voorziene plaatstroken, de buis of de enkele buizen geschroefd aan haar van openingen voorziene plaatstrook of aan hun van openingen voorziene plaat-35 stroken snel uit de groep worden verwijderd zonder de overige buizen van· 8220234 -2- de groep te verstoren, waarbij op soortgelijke wijze een vervangingsbuis of -buizen geschroefd aan soortgelijke van openingen voorzien plaat-stroken, snel in de groep kunnen worden geplaatst voor het herstellen van de plaatsing van de buizen in de groep, en bevestiging van de van 5 openingen voorziene plaatstroken aan de bovenste en onderste vastzet-delen nodig zal zijn en ook het lassen van de vervangingsbuiseinden aan de kamers of aan de aansluitstompen van de eerder verbroken verbindingen met de kamers. Van alle handelingen kan alleen het lassen arbeid vereisen van een meer geschoolde aard, meer in het bijzonder indien de 10 bevestigingen van de van openingen voorzien plaatstroken aan de vastzet-delen door bout en moer zijn.

Wij overwegen bij voorkeur het aan de bovenkant dragen van de groep, waartoe de groep kan zijn opgehangen aan de bovenste vastzetdelen van de rijen van openingen voorziene plaatstroken en de bovenste vastzet-15 delen zelf kunnen zijn opgehangen aan groepdraagbalken of liggers, die zich uitstrekken door de opwaartse gasstromingsbaan en het gewicht aan hun einden overdragen aan het constructiestaalwerk van de ketel. Indien er een aantal buisgroepen boven elkaar ' is,. kunnen de bovenste vastzetdelen van elke groep onder de bovenste groep, bij voorkeur verwijderbaar, 20 zijn bevestigd aan de onderste vastzetdelen van de volgende groep er boven, zodat de gehele kolom groepen in de opwaartse gasstromingsbaan aan de bovenkant wordt gedragen.

De uitvinding zal thans bij wijze van voorbeeld worden beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekening, waarin: 25 fig. 1 een doorsnede zij-aanzicht is, schematisch weergegeven, van een vier buisgroepen bevattende opwaartse gasstromingsbaan van een af-valgasketel, fig. 2 een het in secties verdelen verduidelijkend bovenaanzicht is van een gedeelte van een inlaatkamer voor een oververhittende groep 30 van de ketel,.

fig. 3 een voorstelling is op grotere schaal van de bovenste elementen van bepaalde hangermiddelen van de in fig. 1 weergegeven ketel, fig. 4 een doorsnede vooraanzicht is, eveneens schematisch afgebeeld van een deel van de in fig. 1 weergegeven ketel, 35 fig. 5 een vooraanzicht van enkele van de hangermiddelelementen van fig. 3 toont, 8220234 -3- fig. 6 de gelaste helften aard toont van van openingen voorziene plaatstroken, gebruikt in de twee onderste buisgroepen van de ketel, fig. 7 het door van openingen voorziene plaatstroken dragen verduidelijkt van buizen, respectievelijk omvattende enkele en dubbele 5 verticale rijen met horizontale buisbenen, en fig. 9 de gelaste driedelige aard toont van een gewijzigde van openingen voorziene plaatstrook.

Met verwijzing naar de tekening, meer in het bijzonder fig. 1 daarvan, is een afvalgasketel voor een gasturbine-krachtinstallatie gecon-10 strueerd met vier groepen boven elkaar in een opwaartse stromingsbaan 1 van gasturbine-uitlaatgassen, waarbij elke groep evenwijdig verbonden, geribde terugstromingsbuizen omvat met horizontale benen. De gasstro-mingsbaan 1 is omsloten in een huis, dat gasdichte, warmte-isolerende voorste, achterste en zijwanden respectievelijk 2F, 2R, 2S verschaft.

15 De bovenste buisgroep 3 van de vier groepen is een primaire voor- verwarmerbuisgroep, uitgevoerd voor een in het algemeen neerwaartse stroming daarin van water, geleverd door een horizontale inlaatkamer 4, opgesteld bij de voorste wand 2F en enigszins boven de hoogte van de buisgroep 3. De buisgroep 5 direct onder de bovenste buisgroep 3 is een 20 secundaire voorverwarmerbuisgroep, uitgevoerd voor een in het algemeen neerwaartse stroming van water daarin en vandaar naar een horizontale uitlaatkamer 6 die is opgesteld bij de voorste wand 2F en enigszins onder de hoogte van de buisgroep 5. De buisgroep 5 bevat hetzelfde aantal buizen als de buisgroep 3, en de buizen van een groep zijn met de bui-25 zen van de andere verbonden door bijbehorende verbindingslengten 7 nabij de voorste wand 2F.

De buisgroep 8 direct onder de buisgroep 5 is een stoomopwekkende buisgroep of zogenoemde "stoomketelgroep", uitgevoerd voor een in het algemeen neerwaartse stroming daarin van fluïdum, dat als water wordt 30 geleverd door een horizontale inlaatkamer 9, opgesteld nabij de achterste wand 2R en enigszins boven de hoogte van de groep 8, en dat als een water/stoommengsel wordt verwijderd door een horizontale uitlaatkamer 10 opgesteld nabij de achterste 2R en enigszins onder de hoogte van de groep 8. De onderste buisgroep 11 is een stoomoververhittende buisgroep, 35 uitgevoerd voor een in het algemeen neerwaartse stroming daarin van stoom, geleverd door een horizontale inlaatkamer 12, opgesteld nabij de 8220234 -4- voorste wand 2F en enigszins boven de hoogte van de buisgroep 11, en lopende naar een horizontale uitlaatkamer 13, opgesteld nabij de voorste wand 2F en enigszins onder de hoogte van de buisgroep 11.

De voorverwarmerinlaatkamer 4 is enkelvoudig aangehaald, maar is 5 verdeeld in secties en omvat in feite twee in elkaarsverlengde liggende gelijke kamerlengten, die van elkaar zijn gescheiden maar evenwijdig worden voorzien van water. De voorverwarmer-uitlaatkamer 6 is op soortgelijke wijze verdeeld in secties, zodat de primaire voorverwarmerbuis-groep 3 bestaat uit twee groepsecties naast elkaar, evenals de secundaire 10 voorverwarmerbuisgroep 5. De stoomketelgroepinlaat- en uitlaatkamers 9 en 10 zijn op soortgelijke wijze verdeeld in secties, zodat de stoomke-telgroep 8 bestaat uit twee groepsecties naast elkaar. De oververhitter-inlaatkamer 12 is verdeeld in secties evenals de oververhitteruitlaat-kamer 13, zodat de oververhittende buisgroep 11 bestaat uit twee groep-15 secties naast elkaar, welke twee groepsecties zijn uitgevoerd om te worden doorstroomd door stoom, echter niet evenwijdig maar achter elkaar, waarbij een oververhittende groepsectie dus werkt als een primaire over-verhitter, en de andere oververhittende groepsectie dus werkt als een secundaire oververhitter.

20 De ketel heeft een stoom en watervat, aangebracht op een verhoogde plaats 14 aan de achterzijde van de gasstromingsbaan 1, en een pomp (niet weergegeven) voor een gedwongen circulatie van water uit het vat door de stoomketelgroep 8, en als een stoom en watermengsel· terug naar het vat. Omdatvat/gedwongen circulatieketels algemeen bekend zijn, zijn 25 de water- en stoompijpen eenvoudigheidshalve weggelaten, en is het voldoende te stellen, dat passend aangebrachte leidingen binnenkomend water naar de twee secties van de voorverwarmerinlaatkamer 4 leiden, water naar het vat leiden vanuit de twee secties van de voorverwarmeruitlaat-kamer 6, water vanuit het vat leiden naar de vermelde pomp, water vanuit de pomp leiden naar de twee secties van de stoomketelgroepinlaatkamer 9, 30 stoom en watermengsel naar het vat leiden vanuit de twee secties van de stoomketelgroepuitlaatkamer 10, stoom vanuit het vat leiden naar de sectie 12P (fig.2) van de inlaatkamer 12, welke sectie dient als de primaire oververhittende buisgroepsectie, stoom vanuit de sectie van de uitlaatkamer 13, welke sectie dient als de primaire oververhittingsgroep-35 sectie, leidend naar de sectie 12S van de inlaatkamer 12, welke sectie 8220234 -5- dient als de secundaire oververhittende buisgroepsectie, en stoom vanuit de sectie van de uitlaatkamer 13, welke sectie dient als de secundaire oververhittende groepsectie leiden naar het gebrüikspunt van de door de ketel opgewekte oververhitte stoom. Indien de mogelijkheid van 5 regeling van de uiteindelijke oververhittingstemperatuur nodig is, kan een sproeitempeerinrichting (niet weergegeven) zijn opgenomen in de stoomleiding tussen de uitlaatkamersectie van de kamer 13, die de primaire oververhitter voedt, en de inlaatkamersectie 12S, die de secundaire oververhitter voedt.

10 De kamers zijn bevestigd aan bijbehorende steunen, die zich uit strekken vanaf het huis, dat de wanden 2F, 2R en 2S verschaft, welk huis aan de bovenkant wordt gedragen door constructiestaalwerk van de ketel en tijdens het opwarmen van de ketel naar beneden uitzet met betrekking tot het constructiestaalwerk, dat op omgevingstemperatuur blijft. De 15 vier buisgroepen worden eveneens aan de bovenkant gedragen door het con-structiegeraamte door middel van hangermiddelen 21.M,die dehorizontale buis-' benen van de groep buizen dragen op de plaats van hun middenpunten, hangemiddelen 21F, die de buisbenen dragen op een plaats nabij hun voorste einden en hangermiddelen 21R die de buisbenen dragen op een plaats 20 nabij hun achterste einden.

De hangermiddelen 21M, 21F en 21R zijn gelijk aan elkaar, waarbij een uiteenzetting zal worden gegeven van de hangermiddelen 21M. Met bovendien verwijzing naar de figuren 3 tot 5 bevatten deze hangermiddelen 21M een horizontale groepdraagligger 22M, die twee H-balken 23 om-25 vat, die zich onder rechte hoeken met betrekking tot de horizontale buisbenen van de groepen uitstrekken en over de gasstromingsbaan 1 op een plaats boven de bovenste buisgroep 3, en aan hun einden rusten op het constructiestaalwerk van de ketel. Op regelmatige afstanden langs de liggerlengte , worden de twee balken 23 overspannen door bijbehorende 30 horizontale draagplaten 24, welke platen elk .zijn voorzien van openingen voor de doorgang daardoorheen met speling van een verticale bout 25, die een moer 26 draagt samen.met een sluitring 27 tussen de moer en het bovenvlak van de plaat 24, welke sluitring een bolvormig convex ondervlak 28 heeft, dat rust op de draagplaat. Aan het onderste einde van de 35 bout is een gaffelstuk 29, waarvan de vorkarmen een horizontale pen 30 dragen, die zich onder rechte hoeken ten opzichte van de groep draaglig- 8220234 -6- ger 22 uitstrekt. De verschillende pennen 30 gaan door bijbehorende nokken 31, gelast aan het bovenste flensoppervlak van een gemeenschappelijke horizontale H-balk 32 evenwijdig met de ligger 22M die zich uitstrekt boven en over de breedte van de groep 3. De buizen van de groep 3 5 zijn bij de middenpunten van hun horizontale benen op onderlinge afstand geplaatst door een over de breedte van de groep zich uitstrekkende rij, verticaal zich uitstrekkende stroken 33 van een van openingen voorziene plaat, welke stroken aan het bovenste einde afzonderlijk verwijderbaar zijn bevestigd aan de onderste flenzen van de gemeenschappelijke 10 H-balk 32. Het bovenste einde van elke van openingen voorziene plaat- strook 33 draagt onder rechte hoeken dwars daarover vastgelast in de vorm van een T een rechthoekige bevestigingsplaat 34, waardoorheen de plaat-strook door moeren en bouten 35 is bevestigd aan de de onderste flenzen van de H-balk 32. Afstandsringen 36 plaatsen de bevestigingsplaten 34 15 op afstand van de onderste flenzen van de balk.

Aan een onderste einde dragen de van openingen voorziene plaatstro-ken 33 vastgelaste soortgelijke bevestigingsplaten 34, waardoorheen de stroken door moeren en bouten 43 verwijderbaar zijn bevestigd aan de bovenste flenzen van een gemeenschappelijke horizontale H-balk 43, even-20 eens evenwijdig met de ligger 22M, die zich uitstrekt onder en over de breedte van de groep 3.

Door moeren en bouten is de balk 43 door zijn onderste flenzen verwijderbaar bevestigd aan de bovenste flenzen van een soortgelijke H-balk 32' daaronder. Op dezelfde wijze als de balk 32 werkt als het bovenste 25 vastzetmiddel voor de rij van openingen voorziene plaatstroken 33, werkt de balk 321 als het bovenste vastzetmiddel voor een rij van openingen voorziene plaatstroken 331, die de horizontale buisbenen van de volgende groep 5 bij hun middenpunten op onderlinge afstand plaatsen.

Op dezelfde wijze als de balk 43 werkt als het onderste vastzetmiddel 30 voor de rij van openingen voorziene plaatstroken 33, werkt een balk 43' onder de groep 5 als het onderste vastzetmiddel voor de rij van openingen voorziene plaatstroken 33'.

Voor het bij hun middenpunten op onderlinge afstand plaatsen van de horizontale buisbenen van de overige twee groepen 8 en 11 zijn bij-35 behorende rijen van openingen voorziene plaatstroken 33'* en 33'11 voorzien, die aan hun bövenste einden verwijderbaar zijn bevestigd aan bij- 8220234 -7- behorende bovenste strookvastzetbalken 32'1 en 32' 1, en aan hun onderste einden aan bijbehorende onderste strookvastzetbalken 4311 en 43'', waarbij de bovenste vastzetbalk 321' voor de groep 8 verwijderbaar is bevestigd aan de onderste strookvastzetbalk 43' voor de groep 5, en de '5 bovenste strook vastzetbalk 32 ’ ’ ’ voor de groep 11 verwijderbaar is bevestigd aan de onderste strook vastzetbalk 431 voor de groep 8.

Zoals vermeld, zijn de hangermiddelen 212F en 21R gelijk aan de hangermiddelen 21M en het zal worden onderkend, dat van de vier buis-groepen elk der drie onderste groepen is opgehangen aan de buisgroep 10 daarboven met behulp van drie rijen van openingen voorziene plaatstroken aan respectievelijk de voorzijde, het midden en de achterzijde van de buisgroep, terwijl de bovenste buisgroep is opgehangen met behulp van drie rijen van openingen voorziene plaatstroken aan respectievelijk de voorzijde, het midden en de achterzijde van de buisgroep aan de respec-15 tievelijke bovenste groep draagliggers 22F, 22M en 22R rustende op het ketelconstructiestaalwerk,zodat de gehele kolom groepen in de opwaartse gasstromingsbaan aan de bovenkant wordt gedragen.

Elke van openingen voorziene plaatstrook 33, 33’, 331 * en 33111 is van een soort, die soms bekend staat als een brillenplaat. Met verwijzing 20 naar fig. 6, dient elke plaatstrook voor een enkele verticale rij met horizontale buisbenen van een groep,waarbij voor het fabriceren en monteren een eendelige plaatstrook eerst op passende afstanden langs de lengte wordt voorzien van openingen, dan in lengterichting door de middelpunten van de openingen in twee helften wordt gesneden, de twee helften worden ge-25 plaatst aan de bijbehorende zijden van de rij buisbenen en de twee helften aan elkaar worden gelast voor het vormen van een enkele van openingen voorziene plaatstrook, door stoken door de rij buisbenen. De buizen dragen geen ribben op de plaats waar zij zich uitstrekken door de strook. Het kan voldoende zijn de strookhelften alleen nabij hun einden 30 aan elkaar te lassen, bijvoorbeeld zoals aangeduid door de arcering 44 in fig. 6, maar in het geval van een lange strook kunnen bovendien tussenliggende lassen wenselijk zijn. Tenslotte worden de bevestigingsplaten 34 aan de strookeinden gelast.

In de twee onderste buisgroepen 8 en 11 is elk der buizen kronkelend 35 in een enkel verticaal vlak gebogen, zoals aangeduid in fig. 7, en in de groep dus gestoken en gedragen door slechts drie van openingen voorziene 8220234 -8- plaatstroken, respectievelijk aan de voorzijde, bij het middenpunt en aan de achterzijde van de horizontale buisbenen.Indien een buis van een van de groepen, bijvoorbeeld van de stoomketelgroep 8 tijdens bedrijf van de ketel faalt, kan zij nadat de ketel is afgekoeld, verwijderbaar 5 worden gemaakt door het verbreken van haar verbindingen bij de gebieden 45 en 46 met de bijbehorende bovenste en onderste kamers 9 en 10, en het verwijderen van moeren en bouten voor het losmaken van de drie van ope-ningen voorziene plaatstroken 33'' van zowel de drie bijbehorende bovenste strookvastzetbalken 32'' als van de drie bijbehorende onderste 10 strookvastzetbalken 43''. De buis met haar drie van openingen voorziene plaatstroken is dan vrij beweegbaar binnen de zijdelingse grenzen van de naburige buizen en is met het verwijderen van de afstandsringen 36 eveneens vrij beweegbaar binnen verticale grenzen, en kan snel en gemakkelijk worden verwijderd door een opening (niet weergegeven) van een ge-15 bruikelijke soort in het huis van de gasstromingsbaan zonder de overige buizen van de groep of een van de andere groepen te verstoren. Een vervanging, bestaande uit een soortgelijke maar gezonde buis, geschroefd aan drie gelijke plaatstroken, kan dan snel.en gemakkelijk in de buisgroep 8 worden geplaatst, en de moeren, bouten en afstandsringen snel worden 20 vastgezet. Na het lassen van de nieuwe buis bij de gebieden 45 en 46 voor het verbinden daarvan met de kamers 9 en 10, is de ketel weer bedrijfsklaar.

. In elk der bovenste buisgroepen 3 en 5, is elk der buizen kronkelend gebogen, zodat haar horizontale buisbenen zijn aangebracht in twee 25 verticale vlakken, zoals aangeduid in fig. 8, en zijn in elk der drie rijen van openingen voorziene plaatstroken twee naast elkaar liggende stroken 33 of 33' doorstoken door de buis en worden zij gebruikt voor het dragen van de buis en het op onderlinge afstand plaatsen van de horizontale benen en van de horizontale benen van naburige buizen. De ver-30 vanging van een van deze buizen kan op dezelfde wijze als reeds beschreven tot stand worden gebracht behalve.dat zes van openingen voorziene plaatstroken moeten worden losgemaakt met de defecte buis en met de gezonde buis weer worden bevestigd, en ook behalve dat een van de te verbreken en weer tot stand te brengen buisverbindingen die met een kamer 35 is, terwijl de andere in een verbindingslengte 7 is.

Alle bovenste en onderste strookvastzetbalken voor de buisgroepen 8220234 -9- en de groep draagliggers 22F, 22M, 22R, strekken zich uit over de opwaartse gasstromingsbaan en zetten uit bij het opwarmen van de ketel.

De drie groepdraagliggers rusten aan hun einden door legers met lage wrijving op het constructiestaalwerk van de ketel. De buizen, die niet 5 stevig passen in de openingen van de plaatstroken, zetten eveneens uit, en voor het verminderen van de mate van bewegingen van de buizen ten opzichte van de plaatstroken, die de buizen dragen aan de einden van hun horizontale benen, zijn de voorste en achterste groepdraagliggers 22F en 22R door trekstangen (niet weergegeven) verbonden met de middelste groep 10 draagligger 22M, welke trekstangen bij uitzetting onder verwarming de afstanden tussen de groepdraagliggers zullen vergroten wanneer de horizontale buisbenen uitzetten.

De verwijzingscijfers 47 duiden keerplaten aan die zich uitstrekken vanaf de wanden 2F en 2R, en zijn voorzien voor het beletten van een 15 andere opwaartse gasstroming dan over de horizontale benen van de buizen van de groepen.

De beschreven ketel maakt gebruikt van van openingen voorziene plaatstroken, die worden doorstoken door alleen enkelvoudige verticale rijen van rechte buisbenen. In een mogelijke wijziging, zou een van openingen 20 voorziene plaatstrook kunnen dienen voor meer dan twee van dergelijke rijen, waarbij indien zij bijvoorbeeld moeten dienen voor twee rijen, zij in twee lengterijen (zie fig. 9) zal zijn voorzien van openingen en volgens de rijen openingen in drie delen gesneden, die na plaatsing tegen de buizen, vervolgens worden verbonden door lassen 44 tot een enkele van 25 openingen voorziene plaatstrook, waaraan bevestigingsplaten zullen worden gelast aan haar twee einden. De tweevertikalerijen buisbenen zouden betrekking kunnen hebben op slechts één buis of op twee of ten hoogste enkele buizen.

Het zal duidelijk zijn, dat de stoomketelgroepen gemakkelijk ten 30 opzichte van elkaar zijn te monteren. Elke groep met de van openingen voorziene plaatstroken, bevestigd aan de bovenste en onderste strook vastzetbalken voor de groep, zou in de fabriek kunnen worden gemonteerd en als een eenheid worden getransporteerd en opgenomen in de ketel, waarbij indien de buisgroep ongemakkelijk breed is, de groep echter in 35 secties zou kunnen worden getransporteerd, vooropgesteld, dat de kamers op geschikte, wijze zijn uitgevoerd in secties zonder de bovenste en 8220234 -10- onderste strook vastzetbalken daarvoor, en de van openingen voorziene plaatstroken voor elke groepsectie voor transportdoeleinden kan worden bevestigd aan balken van een geschikt verzendgestel.

8220234

Claims (3)

1. Afvalgasketel, bevattende een groep evenwijdig verbonden terugstromingsbuizen met horizontale benen in een opwaartse gasstromings-baan, waarbij vertikaal vlakke, van openingen voorziene platen de buizen op twee of meer plaatsen langs de lengten van de horizontale buisbenen 5 op afstand plaatsen en dragen, welke van openingen voorziene platen elk zijn verdeeld in een aantal, vertikaal zich uitstrekkende, van openingen voorziene plaatstroken, die niet aan elkaar zijn bevestigd in een rij dwars op de buisbeenrichtingen, waarbij elke van openingen voorziene plaatstrook dient voor het dragen van de horizontale benen van niet meer 10 dan drie buizen, en elke rij van openingen voorziene plaatstroken volledig binnen de ruimte ligt tussen een gemeenschappelijk, bovenste, horizontaal vastzetdeel in de gasstroming, en een gemeenschappelijk, horizontaal, onderste vastzetdeel in de gasstroming, beide dwars op de buisbeenrichtingen, en welke vastzetmiddelen de van openingen voorziene plaat-15 stroken van de rij afzonderlijk losmaakbaar zijn vastgezet door losmaakbare bevestigingsmiddelen, een te vervangen defecte buis uit de groep met ten hoogste twee andere naburige buizen kan worden verwijderd na het losmaken van de betreffende bevestigingsmiddelen door het in lengterichting ten opzichte van de horizontale buisbenen bewegen in de ruimte 20 tussen de bovenste en onderste vastzetdelen zonder verstoring of losmaking van andere buizen van de groep.

1. Afvalgasketel, bevattende een groep evenwijdig verbonden terug-stromingsbuizen met horizontale benen in een opwaartse gasstromingsbaan, waarbij van openingen voorziene plaatmiddelen voor het op afstand plaatsen en dragen van de buizen bij elk van twee of meer plaatsen langs de 5 lengten van de horizontale buisbenen een aantal van openingen voorziene plaatstroken omvatten in een rij, welke stroken zich verticaal uitstrekken tussen gemeenschappelijk "bovenste en gemeenschappelijkeonderstevastzetde- len,en elk der van openingen voorzieneplaatstroken'dient voor het dragen van de horizontale benen van slechts een enkele buis of ten hoogste slechts en-10 kele buizen.

2. Afvalgasketel volgens conclusie 1, waarbij het onderste oppervlak van elk bovenste vastzetdeel, en het bovenste oppervlak van elk onderste vastzetdeel wordt verschaft door een horizontale flens, horizontale flen- 25 zen samenhangen met de bovenste en onderste einden van elke van openingen voorziene plaatstrook, en de bevestigingsmiddelen bestaan uit moeren en bouten, die de flenzen van de vastzetdelen en van de plaatstroken aan elkaar klemmen.

2. Afvalgasketel volgens conclusie 1, waarbij de groep is opgehangen aan de bovenste vastzetdelen van de rijen van openingen voorziene plaatstroken .

3. Afvalgsketel volgens conclusie 2, waarbij de bovenste vastzetdelen 15 van de groep zijn opgehangen aan bijbehorende groepdraagliggers, die aan hun einden rusten op het constructiestaalwerk van de ketel.

4. Afvalgasketel volgens conclusie 3, voorzien van een aantal buis-groepen boven elkaar, waarbij de bovenste vastzetdelen van elke groep onder de bovenste zijn bevestigd aan de onderste vastzetdelen van de 20 groep daarboven.

5. Afvalgasketel volgens een der conclusies 1-4, waarbij de bevestigingen van de van openingen voorziene plaatstroken aan de vastzetdelen door een moer en bout zijn.

6. Afvalgasketel volgens conclusie 5, waarbij afstandsmiddelen zijn 25 voorzien, die verwijderbaar zijn na het verwijderen van de moeren en bouten, die betrekking hebben op een te verwijderen buis, en de verwijdering waarvan een begrensde mate van vrije verticale beweging toelaat nadat de buisverbindingen zijn verbroken, aan de buis tijdens haar verwijdering.

7. Afvalgasketel volgens een der conclusies 1-6, waarbij elke plaat- strook dient voor een enkele verticale rij horizontale buisbenen. 1220234 » -12-

8. Afvalgasketel volgens conclusie 7, waarbij elke plaatstrook is gevormd door het op onderlinge afstanden langs haar lengten aanbrengen van openingen in een strook, het dan in lengterichting doorsnijden daarvan door de middelpunten van de openingen in twee helften, het plaatsen 5 van de twee helften tegen de bijbehorende zijden van de rij buisbenen en het aan elkaar lassen van de twee helften.

9. Afvalgasketel in hoofdzaak zoals hiervoor beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekening. 8220234 rC^jlL £ J i:i | Μ, ψ r! I' 1 vo 4607 Of ^ I Gewijzigde conclusies

3. Afvalgasketel volgens conclusie 2, waarbij verwijderbare afstands-30 middelen zijn aangebracht tussen flenzen, behorende bij van openingen voorziene plaatstroken, en naburige flenzen van een gemeenschappelijk vastzetdeel, van welke afstandsmiddelen het verwijderen samen met het losmaken van de betreffende moeren en bouten een beperkte mate van vrije vertikale beweging mogelijk maakt nadat buisverbindingen zijn verbroken, 35 en ds buis tijdens haar verwijdering uit de groep. if 8220234