NL8204888A

NL8204888A - Werkwijze en inrichting voor het isoleren van een spouwmuur.

Info

Publication number: NL8204888A
Application number: NL8204888A
Authority: NL
Original assignee: Rouwenhorst B V
Priority date: 1982-12-17
Filing date: 1982-12-17
Publication date: 1984-07-16

Description

-1- » . * ·> »

Werkwij2e en inrichting voor het isoleren van een spouwmuur.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het isoleren van een spouwmuur, waarbij mineraalwol in de spouw van de spoumuur wordt geblazen.

Een dergelijke werkwijze is bekend. Daarbij is veel 5 mineraalwol nodig om de spouw afdoende te vullen.

De uitvinding verschaft een werkwijze waarbij met weinig mineraalwol de spouw toch afdoende op te vullen is. Daartoe wordt de mengselstroom van lucht met mineraalwol geregeld. Tevens verschaft de uitvinding een inrichting voor 10 het isoleren van een spouwmuur zoals beschreven in conclusie 9.

De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding. zullen in de hiernavolgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.

* 15 In de tekening stellen schematisch voor: figuur 1 een langsdoorsnede door een inrichting volgens de uitvinding, figuur 2 een doorsnede over lijn II-II van figuur 20 figuur 3 op grotere schaal detail III van figuur 1, figuur 4 op grotere schaal detail IV van figuur 3, en figuur 5 een spouwmuur tijdens het isoleren daarvan.

25 De inrichting 1 omvat een aggregaat 2 voor het le veren van een mengselstroom van lucht met mineraalwol. Dit op zichzelf bekende aggregaat omvat een bak 4 voor het opnemen van balen mineraalwol 3, waarin een roterende plukrotor 5 met pennen 6 is aangebracht. De mineraalwol komt in een vezelver-30 kleiner 8 terecht, waarin een rotor 9 met roterende kammen het pluksel door een vaste kam 11 drijft. Vervolgens komt de mineraalwol 7 in een roterende sluis 12, die voorzien is van een sluisrotor 13 met negen vakken 14. Door een van deze vakken 14 blaast een luchtstroom van een aangedreven ventilator 35 15. De afvoer 16 is aangesloten op een slang 17 die een ver- 8204888 -2- φ ·* takking 18 heeft met twee slangen 19, die wederom elk een vertakking 20 hebben. Elke vertakking 20 en 18 is uitgevoerd als een T-stuk, waarbij de mengselstroom op een ronde bocht terecht komt die deze in tweëen splitst met weinig stromings-5 weerstand. Er zijn zo vier slangen 21 elk met een mondstuk 22 aanwezig. Elk mondstuk 22 bestaat uit een spuitlans met een doorzichtig stuk 23, een afsluiter 24, bijvoorbeeld een ko-gelkraan, een convergerend stuk 25, waarin de doortochtdiame-ter bijvoorbeeld van 50 mm tot 18 mm gereduceerd wordt.

10 Aldus is het spuitstuk 26 een stalen pijp met en buitendiameter van bijvoorbeeld 20 mm die nog probleemloos is te steken in een rond gat 33 dat geboord is in metselwerk en wel in de T-kruising van voegen. Na het met cement vullen van dit gat is het vrijwel onzichtbaar. Zoals vooral in figuur 3 15 te zien is, heeft het vrije einde 27 van spuitstuk 26 een vulstuk 28 van hard metaal, dat een schuin leidvlak 29 heeft om de mengselstroom. in de richting 30 van de spouw 31 van de * spouwmuur 32 te leiden. Elk mondstuk heeft bij voorkeur een manometer 34 om de toevoerdruk te meten en deze druk zonodig 20 in te stellen met behulp van het ontluchtingsorgaan 35.

Zoals figuur 4 laat zien, heeft elk mondstuk 23 een ontluchtingsorgaan 35 bestaande uit een nippel 51, waarvan een stuk zich in het mondstukkanaal 25 bevindt en daar ten dele uit een zeef 37 bestaat. Het andere stuk 25 bevindt zich buiten het kanaal 25 en is van een drukinstelba-re ontlastklep 38 voorzien, bijvoorkeur bestaande uit een kogel 39 die door een veer 40 op zijn zitting 41 wordt gedrukt. De spanning van de veer 40 is instelbaar middels een instelschroef 42. Zodra en ingestelde druk van bijvoorbeeld 30 0,1 ato bereikt is, wordt de lucht afgeblazen en stopt automatisch de verdere vulling. Bij het volgend gebruik van dit mondstuk 22 in een ander gat 33 wordt de zeef 37 weer schoon-geblazen. Een moerplaat 52, van de instelschroef 42 is met drie stangen 53 aan de zitting 41 bevestigd, zodat de 35 ontlastklep aan de buitenzijde van de kogel 39 vrijwel geheel open is opdat de lucht met eventuele vezels gemakkelijk kan ontwijken.

Zoals in figuur 5 is getoond, worden eerst de gaten 8204888 -3- „· + t 33 vanaf de linker onderhoek van een spouwmuur behandeld totdat de mineraalwol 7 zich reeds bij de omringende gaten 33 bevindt. Daarna wordt daar een mengselstroom ingeblazen. De afstanden a tussen de gaten 30 kunnen bijvoorbeeld 125 cm 5 bedragen terwijl zij zich op een afstand b van bijvoorbeeld 50 cm van de muurranden af bevinden.

Als isolatiemateriaal, komt allerlei geschikt ve-zelmateriaal in aanmerking, bijvoorbeeld glaswol of slakkenwol doch bij voorkeur steenwol.

\ 8204888

Claims

1. Werkwijze voor het isoleren van een spouwmuur, waarbij mineraalwol in de spouw van de spouwmuur wordt geblazen, met het kenmerk, dat de mengselstroom van lucht met mineraalwol wordt geregeld.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de druk waarmee de mengselstroom aan de de spouw wordt toegevoerd wordt geregeld.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de druk van de toegevoerde mengselstroom beneden 10 een ingestelde waarde wordt gehouden.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spouw wordt opgevuld met een 3 vulling van gemiddeld m de ordegrootte van 60 kg/m .

5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclu- k lSsies, met het kenmerk, dat de mengselstroom door een smal mondstuk wordt geleid, waarmee de mengselstroom naar het vlak van de spouw toe wordt omgebogen.

6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de mengselstroom tot in de spouw 20 wordt geleid via een veelvoud van mondstukken die elk ontlucht worden bij het bereiken van een ingestelde toevoerdruk.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ingestelde toevoerdruk de ordegrootte van 11 meter waterkolom bedraagt.

8. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het mengsel aan de spouw wordt toegevoerd via vier smalle mondstukken die elk ontlucht worden bij het bereiken van een ingestelde toevoerdruk.

9. Inrichting voor het isoleren van een spouwmuur, 30 omvattende tenminste een mondstuk dat via een leiding is aangesloten op een aggregaat voor het leveren van een mengsel van mineraalwol met lucht, welk mondstuk een buitenmaat heeft die in hoofdzaak overeenkomt met een T-voegstuk van de spouwmuur, met het kenmerk, dat het vrije einde van het mondstuk 35 een omleidstuk heeft voor het tot in het vlak van de spouw 8204888 Ϋ -5- omleiden van de mengselstroom.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het mondstuk een zijdelingse uitlaat heeft.

11. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het 5 kenmerk, dat het mondstuk een drukinstelbaar ontluchtingsele-ment heeft.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 9-11, met het kenmerk, dat het mondstuk een toevoerdrukregelaar heeft.

13. Inrichting volgens één van de conclusies 9-12, met het kenmerk, dat het mondstuk een ontluchtingselement heeft.

14. Inrichting volgens één van de conclusies 9-13, gekenmerkt door tenminste vier mondstukken. * 8204888