NL8203959A - Boor voor een handapparaat. - Google Patents

Description

i , r vo 3672

Betr.: Boor voor een handapparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een boor voor een handapparaat, met een insteekeinde die voorzien is van een gesloten langsgroef.

Voor bet boren van gaten in een bard oateriaal, zoals beton-gesteente en dergelijke vordt een slagboormacbine of een boorbamer 5 toegepast. Van deze beide apparaten vordt de slagboormacbine bet meest toegepast, vaarbij ze in aanschaffingsprijs bet goedkoopst is. Een voordeel van een dergelijke slagboormacbine is, dat deze voorzien kan vorden van boren, vaarvan de insteekeinden gelijke doorsneden bebben.

Op grond van deze gelijkheid in doorsneden, zijn deze boren op eco-10 nomiscbe vijze te vervaardigen en derbalve goedkoop. Deze boren vorden met bun insteekeinden in een in doorsnede variabel spanhuis on-verscbuifbaar vastgezet. Met betrekking tot deze doorsnede heeft men bet voordeel van eeb gunstige overdracht van bet draaimoment op de boor, aangezien met de toename van de boordoorsnede 00k de spanafstand 15 toeneemt. Op deze vijze is bet mogelijk, een maximale overdracht van bet vermogen van de slagboormacbine over te dragen aan de boor.

Bij een boorbamer, die constructief ingevikkelder is uitge-voerd, zijn in vergelijk met de slagboormacbine andere kinematiscbe omstandigbeden, alsook een gebeel andere bevestiging van de boor. In 20 bet bijzonder vereist de boge kinetische energie die in de vorm van slagenergie aan de boor vordt afgegeven, een axiale beveegbaarheid van de boor in de de boorbamer bevestigde verktuigbouder. Voor een boorbamer meet derbalve een gesebikt boorprogramma aanvezig zijn, vaarbij het meest verbreide programma is, dat bet insteekeinde voor-25 zien is van axiaal gesloten langsgroeven die ingrijpen in vergrende-lingselementen van de verktuigbouder.

De principieel verschi’llende uitvoeringen van bet vasthou-den van de boor in een slagboormachine respectievelijk boorbamer, bebben tot gevolg, dat de boren niet tussen deze beide apparaten uit-30 visselbaar zijn. Evenvel bestaat bij degene die zowel over een slagboormacbine alsook over een boorbamer beschikken, de behoefte om te beschikken over boren die voor beide apparaten bruikbaar zijn. Vooral 8203959 • * - 2 - ook orndat men in de regel over een groot aantal boren van wrschillende afmetingen moet beschikken, zal een over en veer gebruiken van de boren in de beide apparaten leiden tot een aanzienlijke vermindering van bet aantal boren. Het is eveneens niet mogelijk de bekende, goedkope boren 5 van de slagboormachine in een boorhamer via de vergrendelingseleaenten van de verktuighouder vast te zetten. Dit geldt esngekeerd odtvoor de boren van een boorhamer, waarbij de oorzaak bier gezocbt moet worden in bet feit, dat de groeven geen centrerende aangrijping mogelijk maken van de bekken van bet spanbuis. Het gevolg biervan kan zijn, dat de boor ten 1(3 opzicbte van de as van bet spanbuis onder een hoek konrt te staan, zodat een overmatige slijtage ontstaat van de boor en bet spanbuis.

Het doel van de uitvinding is te voorzien in een boor die voor zowel een slagboormacbine alsook voor een boorhamer geschikt is, en die goedkoop is te vervaardigen, en zonder dat dit ten koste gaat van de ^ specifieke eigenschappen van de slagboormacbine en de boorbamer.

Het doel wordt bereikt doordat volgens de uitvinding de langs-groef respectievelijk langsgroeven door tenminste een ribbe met een met de omtrek van bet insteekeinde overeenkomende rug in langsstukken is onderverdeeld.

2Q ....

Deze uitvoenng van bet insteekeinde maakt de toepassing mogelijk dat boren worden toegepast met een verkbereik en insteekeinde met dezelfde doorsnede, waarbij deze boren goedkoop zijn te vervaardigen en gemakkelijk uitvisselbaar zijn. De ribbe geeft behalve de aan de langs-doorsnede van de langsgroef grenzende gebieden een oplegmogelijkbeid voor de bekken van bet spanbuis van een slagboormachine, zodat een juist vast-zetten van de boor in de slagboormacbine gevaarborgd is, zodat een minimale slijtage ontstaat en een verliesvrije overdracht van energie op de boor plaats vindt.

Door de uitvoeringsvorm van bet insteekeinde overeenkomstig de ^ uitvinding wordt ook een vastzetten van de boor in de boorbamer zonder verlies aan energie vastgezet. Als gevolg van bet aantal langsstukken en de in deze stekende vergrendelingselementen van de verktuigbouder is een begrensde, axiale speling aanwezig voor de boor.

In principe is bet mogelijk, de langsgroef, respectievelijk 35 langsgroeven door meerdere op afstand van elkaar aangebrachte nbben in verdere langsstukken onder te verdelen. Dit is in bet bijzonder doelmatig bij grote boorafmetingen, die een lange geleiding nodig hebben. Voor een 8203959 - 3 - t ,· vermindering van de slijtage en voor het verbeteren van de energie-overdraeht bij bet gebruik van een boorhamer, steken derhalve meer dan twee vergrendelingselementen in de langsstukken van de langsgroef. De ribbe, respectievelijk de ribben, bestaan in het bijzonder uit een over-5 gebleven zone van de uitgangsdwarsdoorsnede van het insteekeinde, waaraan aan beide zijden de langsstukken van de bijbehorende langsgroef grenzen.

Bij voorkeur is de afstand tussen de kopzijde en het daaraan gekoppelde einde van de langsgroef het 0,3 tot het eenvoudige van de doorsnede van het insteekeinde. Daarmede is de axiale positie van het 10 aangrijpen van de bekken van het spanhuis respectievelijk de vergrendelingselementen van de werktuighouder gedefinieerd. In het bijzonder is bij het aanbrengen in een boorhamer, vaarvan de vergrendelingselementen normaal ten opzichte van de as van de werktuighouder aangebracht worden, deze positiebepaling doelmatig, teneinde bij het spannen het ingrijpen 15 van de vergrendelingselementen in de langsstukken te verzekeren. Bij een boor, waarvan het insteekeinde een doorsnede van 10 mm bezit, bedraagt deze afstand bijvoorbeeld 6 mm.

Bij voorkeur is de breedte van de ribbe het 0,U tot het 1,1-voudige van de doorsnede van het insteekeinde. Een ribbe met een derge-20 lijke breedte zorgt ervoor, dat onder omstandigheden korte bekken van het spanhuis, die mogelijkervijs slechts in het bereik van de ribbe in contact komen met de omtrek van het insteekeinde, in het middelste langs-stuk over een voldoende zone ondersteuning vinden. De breedte van de ribbe bedraagt bij een insteekeinde van 10 mm doorsnede bijvoorbeeld 8 mm.

25 De lengte van elk langsstuk van de langsgroef komt overeen met bij voorkeur het 0,7 tot 1,7-voudige van de doorsnede van het insteekeinde. Deze dimensionering zorgt voor een geschikt ingrijpen van vergrendelingselementen in de geschikte langsstukken teneinde een juiste energie-overdracht tot stand te brengen en zorgt er bovendien voor dat over een 30 dergelijk langsstuk gelegen bekken van het spanhuis niet in een dergelijk langsstuk kan terecht komen, zodat een voldoende oplegmogelijkheid wordt verkregen op de contour van de aangrenzende ribbe, respectievelijk de groefVrije zone van het insteekeinde. Bij voorkeur bedraagt de lengte van een langsstuk bij een insteekeinde met een doorsnede van 10 mm bij-35 gevolg 8 mm.

Bij een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding komt de diepte van de langsgroef overeen met het 0,1 tot 0,3-voudige van de door- 8203959 « ·* - U - snede van het insteekeinde. Deze groefdiepte zorgt voor een probleem-loze vergrendeling van de vergrendelingselementen en zorgt er ander-zijds voor, dat bet insteekeinde minimaal verzvafct vordt. Verier heeft de diepte van het langsstuk het voordeel, dat door de langsgroef, die 5 in dwarsdoorsnede bijvoorbeeld een cirkelvormige bodem kan bezitten, slechts relatief kleine zonen van de omtrek van het insteekeinde verlo-ren gaan.

Een juist koppel op de. boor vordt verkregen door de langsstukken uit te voeren met een V-vormige dwarsdoorsnede. Overeenkomstig de 10 naar elkaar toe lopende flanken van de langsstukken zijn ook de vergrendelingselementen in hoofdzaak vigvormig uitgevoerd. Door deze vorm ver-ken grote oppervlakken van de flank van de groef en de flanken van de vergrendelingselementen met elkaar samen en vordt een minimale slijtage tot stand gebracht. Met betrekking tot de overdracht van de energie 15 zorgt de hierboven aangegeven geometrie ervoor, dat een minimale slijtage optreedt op de omtrek van het insteekeinde. Dit is veer van voordeel voor de oplegsituatie van de bekken van een spanhuis.

Terwijl bij een slagboormachine de centrering van de boor plaats vindt via het bekken van het spanhuis, staan bij een boorhamer de over-20 eenkomstig de langsgroef uitgevoerde vergrendelingselementen ter beschik-king. Bij een langsgroef met een V-vormige dwarsdoorsnede bestaat in prin-cipe de mogelijkheid, door middel van de vergrendelingselementen de boor te centreren met betrekking tot de boor van de groef of met de zijflanken van deze groef. Voor de beide centreringssoorten is het van voordeel, de 25 hoek tussen de beide flanken van een langsstuk een hoek te geven van tus-sen de 50 en 130 graden. Wordt de centrering in hoofdzaak geregeld door de bodem van de groef, wordt de hoek bij voorkeur vat groter gekozen, d.v.z, dat hij zich in het bovenste gedeelte van het aangegeven bereik gelegen is, en bij voorkeur ongeveer 120° is. Bij een centrering die 30 voornamelijk geregeld vordt door de zijflanken van een groef, is de hoek tussen de flanken met betrekking tot de optredende tangentiaalkrachten bij voorkeur ongeveer tussen de 50 en 70 graden.

De uitvinding zal onderstaand aan de hand van een aantal voor-beelden en onder verwijzing naar de tekening nader worden uiteengezet.

35 Hierin toont : fig. 1 een boor met een cirkelvormige dwarsdoorsnede en voor-zien van een drietal langsgroeven met langsstukken; 8203959

- V

» » - 5 - fig. 2 een andere uitvoeringsvorm van een boor, voorzien van drie langsgroeven met een V-vormige dwarsdoorsnede; fig. 3 een doorsnede van de boor volgens de lijnen ΙΙΙ-ΓΕΙ van fig. 2.

5 De in fig. 1 aangegeven boor 1 bestaat uit een werkgebied 2 en een d&ar»an aangevormd insteekeinde 3· In het insteekeinde zijn over de onrtrek daarvan drie langsgroeven ^ aangebracht met in doorsnede cirkel-vormige bodem. Deze langsgroeven zijn door aiddel van twee ribben 5 on-derverdeeld in langsstukken Ua, en be, waarbij de ruggen van de ribben 10 corresponderen met de oratrek van de mantel van het insteekeinde 3·

Het aan de kopzijde 3a van het insteekeinde 3 grenzende einde van de langsgroef U ligt op afstand A van dit kopeinde en komt overeen met het 0,k-voudige van de doorsnede D van het insteekeinde. De breedte B van de ribbe 5 bedraagt het 0,6-voudige van de doorsnede D van het in-15 steekeinde. De langsstukken Ua, b\> en Uc bezitten dezelfde lengteL, waarbij deze lengte L in het uitvoeringsvoorbeeld overeenkomt met het 0,8-voudige van de doorsnede D van het insteekeinde 3. De diepte T van de langsstukken be., Ub en Uc komen in dit uitvoeringsvoorbeeld overeen met het o,2-voudige van de doorsnede De van het insteekeinde 3.

20 Het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 toont een boor 11 met een werkbereik 12. en een insteekeinde 13. Drie over de omtrek van het insteekeinde 13 verdeelde langsgroeven 1U zijn door een ribbe 15 onderver-deeld in langsstukken 1Ua, lUb. DCze langsstukken bezitten een V-vormige dwarsdoorsnede, en is nader aangegeven in fig. 3· De flanken 16 van de 25 langsstukken 1ta, lUb sluiten een hoek in die in het uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 100 graden bedraagt.

De afstand A tussen de kopzijde 13a en de naar deze toegekeer-de einden van de langsgroef 1¾ bedraagt in het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 2 het o,6-voudige van de doorsnede D van het insteekeinde. De breedte 30 B van de ribbe en de lengte L van de langsstukken lUa, lUb zijn elk het 0,8-voudige van de doorsnede D van het insteekeinde. De diepte T van de langsgroeven 1^ komt overeen met het o,2-voudige van de doorsnede D van het insteekeinde 13.

35 8203959

Claims (6)

1. Boor voor een handapparaat, voorzien van een insteekeinde met een gesloten langsgroef met het kenmerk, dat de langsgroef (k, 1 k) door tenminste een ribbe (5, 15) met een met de omtrek van het insteek-einde (3, 13) overeenkomende rug in langsstukken (ka, kb, kc; ika, 1kb) 5 onderverdeeld. is..

2. Boor TOigtuna rnnginsie 1 me*t het kenmerk, dat.de afstand (A) tussen de kopzijde (3a, 13a) van het insteekeinde (3, 13) en h£ naar deze toegekeerde einde van de langsgroef (k, 1k) het 0,3 tot het 1-voudige van de doorsnede (D) van het insteekeinde bedraagt. 10 3· Boor volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat de breedte (B) van de ribbe .(5, 15) het 0,k - 1,1-voudige bedraagt van de doorsnede (D) van het insteekeinde (3, 13). k. Boor volgens een der conclusies 1-3 met het kenmerk, dat de lengte.(L) van elk langsstuk (ka, kb, kc; ika, ikb) van de langsgroef 15 (k, 1k) het o,7 tot 1,7-voudige bedraagt van de doorsnede (D) van het insteekeinde (3, 13).

5. Boor volgens een der conclusies 1 - k met het kenmerk, dat de diepte (T) van de langsgroef (k, 1k) het 0,1 tot 1,3-voudige bedraagt van de doorsnede (D) van het insteekeinde (3, 13).

6. Boor volgens een der conclusies 1 - 5 met het kenmerk, dat de langsstukken (ika, ikb) een V-vormige dvarsdoorsnede bezitten.

7· Boor volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat de tussen de flanken (16) van de langsstukken (ika, ikb) ingesloten hoek (oC ) onge-veer gelegen is tussen 50° en 130°.

8. Boor volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat de tussen de flanken (16) van de langsstukken (ika, ikb) ingesloten hoek (θζ ) onge-veer gelegen is tussen 50° en 70°. 8203959