NL8202669A - Kunststofbak alsmede spuitgietmatrijs en werkwijze voor het vervaardigen van deze kunststofbak. - Google Patents

Description

________ i 81.5132/vdV/Rdm/sme

Korte aanduiding: Kunststofbak alsmede spuitgietmatrijs en werkwijze voor het vervaardigen van deze kunststofbak.

Als uitvinders worden genoemd: Coenraad Johannes Bartholomeus Maria Benraad te Dedemsvaart en Ernst Ettema te Hardenberg·

De uitvinding heeft betrekking op een kunststofbak met tussen versterkte naar buiten gerichte bovenranden en een bodem verlopende opstaande zijwanden.

Deze kunststofbakken en indien de wanden van openingen zijn 5 voorzien, ook wel kratten genoemd, zijn algenreen bekend. In de praktijk komen bakken voor, welke qua uitvoering vrijwel gelijk zijn, en die onderling gestapeld moeten kunnen worden maar die een verschillende hoogte kunnen hebben. Zo worden bijvoorbeeld lage kunststofbakken voor een bepaald doel toegepast, terwijl voor een ander 10 doel zeer hoge bakken moeten worden toegepast of bakken met een hiertussen liggende hoogte voor een weer ander doel. .

Een dergelijke serie bakken kan voordelig met één matrijs worden gespoten waarbij dan slechts de "zijschuiven" behoeven te worden vervangen indien een andere hoogte gewenst is. Deze bekende tech-15 niek is bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 7908265. Het bezwaar van deze bekende techniek is, dat de bakken die lager zijn dan de hoogste bij de bovenrand aan de binnenzijde van de bak scherp zijn, hetgeen nadelig is. De oorzaak hiervan is, dat de bovenbégrenzing van de bak bereikt wordt door de zijschuiven 20 tegen de kern te drukken en hier juist bij de binnenrand de matrijsdeling ontstaat. Tussen de binnenwanden en de bovenrand ontstaat nadat het kunststofmateriaal in de matrijsholte gespoten is, een scherpe haakse overgang, waarbij nog juist die overgang ten gevolge van de matrijsdeling aanleg tot braamvorming heeft.

25 De uitvinding heeft tot doel kunststofbakken of -kratten in series van verschillende hoogten met eenzelfde spuitgietmatrijs te kunnen vervaardigen, zonder dat het hierboven genoemde nadeel van 8202669 - 2 - de scherpe rand bij bakken van kleinere hoogte dan de hoogste optreedt.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt met een kunststofbak of -krat van de aan het begin beschreven soort, die daardoor is 5 gekenmerkt, dat de wanden of gedeelten hiervan tenminste aan de binnenzijde van de bak van een in de omtreksrichting van de bak verlopende trede zijn voorzien waarbij gezien in de hoogterichting van de wanden de delen boven de trede bij de bovenrand tenopzichte van de bodem, onder een andere hoek staan dan de soortgelijke hoek 10 van de wanddelen onder deze trede bij de bodem van de bak. Het voordeel hiervan is, dat de bakken ongeachte hun hoogte steeds stapelbaar blijven omdat ook de hoogste bak een bovenrand is, die aan de omtrek van de bodem aangepast blijft en een in elkaar zakken van de bakken niet meer kan optreden.

15 Opgemerkt wordt, dat kunststofbakken met één of meer in de omtrek verlopende treden in de wanden op zichzelf bekend zijn.

De treden dienen hierbij dan uitsluitend ter versterking van de in hoofdzaak vlak uitgevoerde wanden. De wandgedeelten onder en boven de treden bezitten hierbij steeds dezelfde "lossende" hoek 20 ten opzichte van de bodem. De omtrek van de bodem is hierbij aangepast aan de binnenomtrek van de bovenrand van de bak, zodat stapelen mogelijk is. Bij deze bakken is het echter niet mogelijk een lagere bek toe te passen, omdat door het gelijke verloopt van de wanddelen boven en onder de treden de omtrek van de bodem niet meer in een 25 binnenomtrek van een lagere bak zou passen, waardoor stapelbaarheid uitgesloten is. Bij voorkeur hebben bij een kunststofbak volgens de uitvinding de delen van de wanden bovensteen onderste trede in de wand van de bak in de hoogterichting een tegengesteld verloop dan de delen van de wand onder de onderste trede. De kunststofbak 30 volgens de uitvinding is dus zodanig uitgevoerd, dat ten opzichte van het "lossend” verloop van de wanddelen tussen een trede en de bodem van de bak, de wanddelen boven deze trede een "anti-lossend" 8202669 , z ii -t- - 3 - verloop hebben. Het bijzondere effect van de uitvinding ligt dus mede daarin, dat het uitgaat van het inzicht, dat een bak met een "anti-lossend" gedeelte ook zonder beschadiging van de betreffende matrijskern getrokken kan worden.

5 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een spuitgietmatrijs voor het vervaardigen van een kunststofbak volgens de uitvinding.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een spuitgietmatrijs, die een zoolplaat voor het vormen van de bodem van de bak bezit, een met de zoolplaat samenwerkende kern voor het vormen van de binnen-10 zijde van de bak en met deze kern samenwerkende zijschuiven voor het vormen van de zijwanden van de bak.

Volgens de uitvinding is deze spuitgietmatrijs daardoor gekenmerkt, dat de matrijskern in zijn omtreksrichting van een aantal op een afstand van elkaar verlopende treden is voorzien en de matrijs-15 deling tussen de kern en het bovenste gedeelte van de zijschuiven ’ telkens boven de betreffende trede ligt, waarvoor de schuiven zijn aangepast. Bij eenzelfde van treden voorziene matrijskern behoort voor het samenstellen van een serie bakken met verschillende hoogten dus een aantal stellen zijschuiven met onderling verschillende 20 hoogten, waarbij de hoogte van elk stel aan een betreffende trede is aangepast met de matrijsdeling boven deze trede. Hierdoor is geen enkele bede van de serie ongeacht zijn hoogte meer van een scherpe binnenrand voorzien.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor 25 het vervaardigen van een kunststofbak volgens de uitvinding onder toepassing van een spuitgietmatrijs volgens de uitvinding. De nieuwe werkwijze bestaat daarin, dat onafhankelijk van een bepaalde hoogte van een te vervaardigen bak, steeds dezelfde matrijskern wordt toegepast en dat afhankelijk van de hoogte van de te vervaar-30 digen bak hieraan aangepaste zijschuiven bij deze matrijskern worden gebruikt. Afhankelijk van de gewenste bakhoogte wordt nu een bepaald gekozen stel zijschuiven toegepast.

8202669 - 4 -

De uitvinding wordt aan de hand van de bijgaande tekening nader toegelicht, waarin: fig. 1 een verticale doorsnede door de zijwand van een bak met grote hoogte; 5 fig. 2 een doorsnede door een gedeelte van een matrijs, die een verticale doorsnede van een zijwand van de bak, doch van geringere hoogte dan die van fig. 1; en fig. 3 een doorsnede als van fig. 2 maar van een laagste bak van een serie toont.

10 In fig. 1 is een verticale doorsnede door een zijwand van een kunststofbak ter plaatse van de handgreep getoond. Een gedeelte van de naburige zijwand is nog in buitenaanzicht zichtbaar. De kunststofbak heeft tussen de versterkte naar buiten gerichte bovenranden 1 en een bodem 2 verlopende opstaande zijwanden 3. De wanden of ge-15 deelten hiervan zijn tenminste aan de binnenzijde van de bak van een in de omtreksrichting van de bak verlopende trede voorzien. Een tweetal treden is in de doorsnede van fig. 1 met het verwijzings-cijfer 4 aangegeven. Een soortgelijke trede 4a bevindt zich nabij de bovenrand van de bak en is meestal als afronding uitgevoerd om 20 te voorkomen, dat een scherpe rand bij de bovenrand naar het inwendige van de bak ontstaat. Het toepassen van deze trede 4a of afronding is op zichzelf bekend. Zoals verder uit de doorsnede van fig.

1 blijkt, staan gezien in de hoogterichting van de wanden, de delen boven de treden 4, dus de delen bij de bovenrand, tenopzichte van 25 de bodem 2 onder een andere hoek dan de soortgelijke hoek van de wanddelen onder deze treden bij de bodem van de bak, zoals hier voor een nog nader te beschrijven doel zal worden toegelicht.

Ter verduidelijking zijn rugvlakken in fig. 1 aangegeven met de streep-puntlijnen 5. Deze vlakken lopen evenwijdig aan het vlak 30 van de bodem 2. Het gedeelte van de wand tussen de bodem 2 en de eerstkomende trede 4 is lossend uitgevoerd, dat wil zeggen dat door de helling waaronder de wand staat bij het krimpen van het ingespo- 8202669 " i ·£ - 5 - ten materiaal dit gedeelte zonder meer van een matrijskern kan worden getrokken. In de praktijk komt dit erop neer, dat de hoek van dit wandgedeelte ten opzichte van het vlak van de bodem 2 of het vlak 5 bij benadering 90° plus 3° bedraagt. Het gedeelte van de 5 wand bij de bovenrand naar de daaronder liggende trede 4 staat onder een andere hoek bijvoorbeeld 90° min 3°. Ditzelfde is van toepassing voor het wandgedeelte tussen de beide treden 4. Delen van de wanden boven een onderste trede in de wand van de bak hebben dus in de hoogterichting een tegengesteld verloop dan de delen van de wand 10 onder de onderste trede 4. Door de aangegeven hoeken is het duidelijk dat de overstaande wanden van de bak met hun delen boven de onderste trede 4 in een richting naar de bovenrand 1 van de bak ten opzichte van elkaar convergeren. Ten opzichte van het "lossend" verloop van de wanddelen tussen één trede 4 en de bodem 2 van de bak, · 15 hebben de wanddelen boven deze trede een "anti-lossend" verloop.

Zoals duidelijk uit fig. 1 blijkt, heeft de trede aan de binnenzijde van de bak een ten opzichte van het vlak van de wand afgerond of schuin verloop, zoals met de hoek a is aangeduid. Bij voorkeur strekken de treden 4 in de wanden 3 aan de binnenzijde van de bak zich 20 tevens aan de buitenzijde van de bak uit en gaan over in een van de wand uitstaande ribbe 6. Een bak met wanden of wanddelen, zoals deze in fig. 1 zijn aangegeven, is bijzonder geschikt om ook met eenzelfde matrijs in lagere uitvoeringen te kunnen vervaardigen. De genoemde hierboven beschreven maatregelen zijn dan ook uitgevoerd om bakken, 25 die een verschillende hoogte hebben, onderling maar ook ten opzichte van bakken met andere hoogten te kunnen stapelen, Wanneer zonder meer in de wanddelen treden zijn aangebracht, en alle wanddelen een lossend verloop hebben, zal het duidelijk zijn wanneer een lage bak wordt vervaardigd, die bijvoorbeeld een hoogte heeft vanaf de bodem 30 naar de eerste onderste treden, het stapelen van deze bakken geen bezwaar geeft. Wanneer echter bakken worden vervaardigd, zoals in fig. 1 is aangegeven, de bovenste opening als gevolg van het toepas- 8202669 - 6 - sen van de treden 4, te wijd zou zijn om goed op de bodem en de daarbij behorende rand 7 te kunnen aansluiten. De bakken passen dan niet correct in elkaar, zodat zelfs bakken in de eronder liggende bak kan zakken. Immers ongeacht de hoogte van de bak zijn 5 de afmetingen van de bodem 2 steeds dezelfde. Vandaar ook dat delen anti-lossend zijn uitgevoerd, waardoor de opening van de bak bij de bovenrand 1 steeds dezelfde is in vergelijking met een lage bak, die bijvoorbeeld zijn bovenrand bij de onderste trede 4 bezit.

De bovenranden van de bakken van lager model zijn met stippellijnen 10 8 aangeduid. Door het toepassen van de treden 4 ontstaat dus bij lagere bakken geen scherpe rand omdat hierbij dezelfde omstandigheden worden bereikt als bij de trede 4a aan de bovenrand 1 van de bak. Een en ander zal met verwijzing naar fig. 2 van de tekening worden toegelicht. Hierbij is eenzelfde doorsnede van de wand als 15 in fig. 1 getekend, direct na het spuitgieten van het kunststofma-teriaal in een matrijs. De treden 4 zijn als treden in de matrijs-kérn 9 aangebracht. De matrijskern 1 heeft een zodanige hoogte, dat ook een bak volgens fig. 1 hiermede gevormd kan worden. Er is slechts een verticale doorsnede van een gedeelte van het onderste deel van 20 de matrijskern 9 in fig. 2 afgebeeld. Met de matrijskern 9 werkt een zoolplaat 10 samen alsmede een zijschuif 11 waarvan de hoogte is aangepast om een bak te vervaardigen, waarvan de bovenrand 1a bij de bovenste trede 4 ligt. Er wordt dus gebruik gemaakt van een spuitgietmatrijs met een zoolplaat 10 voor het vormen van de bodem 25 van de bak en een met de zoolplaat 10 samenwerkende kern 9 voor het vormen van de binnenzijde van de bak en met deze kern samenwerkende zijschuiven, die na het spuitgieten zijwaarts van de kern vandaan geschoven kunnen worden teneinde de zijwanden vrij te geven, zodat na het uit elkaar trekken van de kern 9 en de zoolplaat 10 de 30 vervaardigde bak van de kern getrokken kan worden. Bij een uit- r voering van de spuitgietmatrijs volgens de uitvinding is de matrijskern 9 in zijn omtreksrichting van een aantal op een afstand van 8202669 * · φ ** - 7 - elkaar verlopende treden 4 voorzien en de matrijsdeling aangegeven door het verwijzingscijfer 12 tussen de kern 9 en het bovenste gedeelte van de zijschuiven 11, ligt dus telkens boven de betreffende trede waarvoor de schuiven 11 zijn aangepast. Bij eenzelfde 5 van treden voorziene matrijskern 9 behoort dus een aantal stellen zijschuiven 11 met onderling verschillende hoogten, waarbij de hoogte van elk stel aan een betreffende trede 4 is aangepast met de matrijsdeling 12 boven deze trede. Zo is in fig. 3 alleen het onderste gedeelte van de matrijskern 9 getekend met hierbij een 10 zijschuif 11 waarvan de deling 12 boven de onderste trede 4 ligt. Hierbij is de matrijs dus ingericht voor het vervaardigen van een zeer lage bak met zijn bovenrand 1a relatief dichtbij de bodem 2.

Het is mogelijk dat de schuiven 11 in de hoogterichting uit een aantal secties zijn opgebouwd, waarbij een bepaalde combinatie van 15 deze secties bepalend is bij welke trede van de kern de matrijs- « deling ligt. Het zal duidelijk zijn, dat wanneer de bovenrand 1a bij een van de treden 4 ligt, dezelfde situatie wordt bereikt als bij de trede 4a in fig. 1, zodat geen scherpe rand bij de bovenrand van de bak ontstaat.

20 Indien de wand van een handvatopening 13 is voorzien, die door een flens 14 is begrensd (fig. 1), kan ter plaatse van deze opening 13 op de matrijskern een vulstuk 15 worden geschroefd. Het vulstuk 15 bezit een afgeschuinde bovenzijde 16 voor het verschaffen van een schuine rand 17, zodat ook hier geen scherpe rand door de matrijs-25 deling kan ontstaan.

Een werkwijze voor het vervaardigen van een kunststofbak van de hierboven beschreven soort onder toepassing van de beschreven matrijs, bestaat dus daarin dat onafhankelijk van een bepaalde hoogte van een te vervaardigen bak, steeds dezelfde matrijskern 30 wordt toegepast en dat afhankelijk van de hoogte van de te vervaardigen bak hieraan aangepaste zijschuiven bij deze matrijskern worden gebruikt.

8202669

Claims (10)

1. Kunststofbak met tussen versterkte naar buiten gerichte bovenranden en een bodem verlopende opstaande zijwanden, met het kenmerk, dat de wanden of gedeelten hiervan tenminste aan de binnenzijde van de bak van een in de omtreksrichting van de bak ver- 5 lopende trede zijn voorzien, waarbij gezien in de hoogterichting van de wanden de delen boven de trede bij de bovenrand ten opzichte van de bodem onder een andere hoek staan dan de soortgelijke hoek van de wanddelen onder deze trede bij de bodem van de bak.

2. Kunststofbak volgens conclusie 1, me t het kenmerk, 10 dat delen van de wanden boven een onderste trede in de wand van de bak in de hoogterichting een tegengesteld verloop hebben dan de delen van de wand onder de onderste trede.

3. Kunststofbak volgens conclusies 1 en 2, m e t het kenmerk, dat overstaande wanden van de bak met hun delen boven de 15 onderste trede in een richting naar de bovenrand van de bak ten opzichte van elkaar convergeren.

4. Kunststofbak volgens conclusies 1 - 3, m e t het kenmerk, dat ten opzichte van het "lossend" verloop van de wanddelen tussen een trede en de bodem van de bak de wanddelen boven deze trede 20 een "anti-lossend" verloop hebben.

5. Kunststofbak volgens één of meer van de conclusies 1 - 4, m e t het kenmerk, dat de trede aan de binnenzijde van de bak ten opzichte van het vlak van de wand een afgerond of schuin verloop heeft. 8202669 - 9 -

6. Kunststofbak volgens één of meer van de conclusies 1 - 5, met het kenmerk, dat de trede in de wanden aan de binnenzijde van de bak zich tevens aan de buitenzijde van de bak uitstrekken.

7. Kunststofbak volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de trede in de wand aan de buitenzijde van de bak overgaat in een van de wand uitstaande ribbe.

8. Spuitgietmatrijs voor het vervaardigen van een kunststofbak volgens één of meer van de conclusies 1-7, waarbij de matrijs 10 een zoolplaat voor het vormen van de bodem van de bak bezit, een met de zoolplaat samenwerkende kern voor het vormen van de binnenzijde van de bak en met deze kern samenwerkende zijschuiven voor het vormen van de zijwanden van de bak, met het kenmerk, dat de matrijskern in zijn omtreksrichting van een aantal op een af-15 stand van elkaar verlopende treden is voorzien en de matrijsdeling tussen de kern en het bovenste gedeelte van de zijschuiven telkens boven de betreffende trede ligt, waarvoor deze schuiven zijn aangepast.

9. Spuitgietmatrijs volgens concbsie 8, met hetkenmerk, 20 dat bij eenzelfde van treden voorziene matrijskern een aantal stellen zijschuiven met onderling verschillende hoogten behoort, waarbij de hoogte van elk stel aan een betreffende trede is aangepast met de matrijsdeling boven deze trede.

10. Spuitgietmatrijs volgens conclusie 8 of 9, met het ken-25 m e r k, dat de zijschuiven in de hoogterichting uit een aantal $c- ties zijn opgebouwd, waarbij een bepaalde combinatie van deze secties bepalend is bij welke trede van de kern de matrijsdeling ligt. 8202669 ψ -ΙΟΙ 1. Werkwijze voor het vervaardigen van een kunststofbak volgens een of meer van de conclusies 1 - 7 onder toepassing van een spuit-gietmatrijs volgens een van de conclusies 8-10, met het kenmerk, dat onafhankelijk van een bepaalde hoogte van een te 5 vervaardigen bak steeds dezelfde matrijskern wordt toegepast en dat afhankelijk van de hoogte van de te vervaardigen bak hieraan aangepaste zijschuiven bij deze matrijskern worden gebruikt. 8202669