NL8200760A - Roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor. - Google Patents

Roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL8200760A
NL8200760A NL8200760A NL8200760A NL8200760A NL 8200760 A NL8200760 A NL 8200760A NL 8200760 A NL8200760 A NL 8200760A NL 8200760 A NL8200760 A NL 8200760A NL 8200760 A NL8200760 A NL 8200760A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
recorded
signal
reference signal
track
recording medium
Prior art date
Application number
NL8200760A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Victor Company Of Japan
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Victor Company Of Japan filed Critical Victor Company Of Japan
Publication of NL8200760A publication Critical patent/NL8200760A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B19/00Driving, starting, stopping record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor; Control thereof; Control of operating function ; Driving both disc and head
    • G11B19/20Driving; Starting; Stopping; Control thereof
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B11/00Recording on or reproducing from the same record carrier wherein for these two operations the methods are covered by different main groups of groups G11B3/00 - G11B7/00 or by different subgroups of group G11B9/00; Record carriers therefor
    • G11B11/03Recording on or reproducing from the same record carrier wherein for these two operations the methods are covered by different main groups of groups G11B3/00 - G11B7/00 or by different subgroups of group G11B9/00; Record carriers therefor using recording by deforming with non-mechanical means, e.g. laser, beam of particles
    • G11B11/05Recording on or reproducing from the same record carrier wherein for these two operations the methods are covered by different main groups of groups G11B3/00 - G11B7/00 or by different subgroups of group G11B9/00; Record carriers therefor using recording by deforming with non-mechanical means, e.g. laser, beam of particles with reproducing by capacitive means
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B21/00Head arrangements not specific to the method of recording or reproducing
    • G11B21/02Driving or moving of heads
    • G11B21/04Automatic feed mechanism producing a progressive transducing traverse of the head in a direction which cuts across the direction of travel of the recording medium, e.g. helical scan, e.g. by lead-screw
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B21/00Head arrangements not specific to the method of recording or reproducing
    • G11B21/02Driving or moving of heads
    • G11B21/08Track changing or selecting during transducing operation
    • G11B21/081Access to indexed tracks or parts of continuous track
    • G11B21/083Access to indexed tracks or parts of continuous track on discs
    • G11B21/085Access to indexed tracks or parts of continuous track on discs with track following of accessed part
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B21/00Head arrangements not specific to the method of recording or reproducing
    • G11B21/02Driving or moving of heads
    • G11B21/12Raising and lowering; Back-spacing or forward-spacing along track; Returning to starting position otherwise than during transducing operation
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B27/00Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
    • G11B27/10Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel
    • G11B27/19Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier
    • G11B27/28Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Optics & Photonics (AREA)
  • Optical Recording Or Reproduction (AREA)
  • Indexing, Searching, Synchronizing, And The Amount Of Synchronization Travel Of Record Carriers (AREA)

Description

I,
« V
Roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op roterende registratiemedia en registreerstelsels daarvoor en in het bijzonder op een roterend règistratiemedium van een soort waarbij drie soorten referentiesignalen voor het regelen 5 van het volgen van een reproduceerbaanelement worden geregistreerd aan tegengestelde zijden van een continue spiraalvormige baan, waarbij dé referentiesignalen worden geregistreerd zo, dat een toevoerregeling van een reproduceertransductor vooraf is vervormd door het gebruik van een van de bovengenoemde referentie-10 signalen zonder het gebruik van speciale regelsignalen, en verder op een stelsel voor het registreren van zulk een roterend registratiemedium.
Een stelsel is reeds voorgesteld, waarbij een informaties ignaal wordt geregistreerd als variaties in geometrische 15 configuratie langs een spiraalvormige baan op een roterend registratiemedium, zonder een geleidingsgroef te vormen voor het geleiden van een weergeefstift. Een informatiesignaal zoals een televisievideosignaal, eerste en tweede hulp- of referentiesignalen voor baanvolgregeling, en een derde hulp- of referentie-20 signaal voor het schakelen van de eerste en tweede referentiesignalen bij reproduktie, worden geregistreerd op een roterend registratiemedium (hierna eenvoudig een schijf genoemd) door dit stelsel. De eerste en tweede referentiesignalen worden afwisselend geregistreerd langs de radiale richting van de 25 schijf op tussenstanden tussen hartlijnen van naburige infor-matiesignaalbanen. Het derde referentiesignaal wordt geregistreerd op een voorafbepaalde positie op elke informatiesignaal-baan. Een reproduceérstelsel reproduceert het informatiesignaal, bad original t 2 0 0 7 6 0
« V
-2- en de eerste, tweede en derde referentiesignalen door gebruik van een reproduceervolgelement. Een baanvolgregel-signaal wordt gevormd uit de eerste en tweede referentiesignalen, welke worden geschakeld door het derde referentie-5 signaal, gescheiden van een gereproduceerd signaal. Het baan- volgen van het reproduceervolgelement wordt geregeld door dit baanvolgregelsignaal. Ofschoon dus de geleidingsgroef niet is aangebracht, kan het reproduceervolgelement nauwkeurig de informatiesignaalbaan volgen.
10 Bij een schijf van deze soort is de baanspoed van uitzonderlijk kleine waarde, bijvoorbeeld 1,^um, ten einde een hoge registreerdichtheid te verkrijgen. Om deze reden is buitensporig hoge nauwkeurigheid vereist in een registreer-stelsel, voor het toevoeren van een lichtbündel volgens de 15 radiale richting van de schijf ten einde het informatiesignaal te registreren op de schijf. Het is dus zeer moeilijk een ongeregistreerd deel van grote spoed te vormen bij het zogenaamde invoergedeelte in de nabijheid van het buitenste omtreks-gedeelte van de schijf, zoals bij de gebruikelijke geluids-20 registreerschijf.
Daarom wordt bij de bovengenoemde soort van schijf de baan gevormd met de normale spoed, vanaf het buitenste omtreksgedeelte naar het binnenste omtreksgedeelte van de schijf. Ten einde dus te starten met reproduceren van het 25 informatiesignaal binnen vijf seconden vanaf het tijdstip dat het reproduceervolgelement neerwaarts wordt bewogen op het buitenste omtreksgedeelte van de schijf bijvoorbeeld, moet het reproduceervolgelement neerwaarts worden bewogen op het buitenste omtreksgedeelte van de schijf binnen een gebied van 105/um 30 (berekend uit 1,1* x 15 x 5 s 105) aangezien de schijf wordt geroteerd met een rotatiesnelheid van 900 omwentelingen/seconde wanneer vier rasters van videosignalen worden geregistreerd voor een omwenteling van de schijf. Als kwestie van mechanische nauwkeurigheid is het bijzonder moeilijk om nauwkeurig 35 het reproduceervolgelement neerwaarts te bewegen op de schijf binnen een zeer smal toelaatbaar gebied in de orde van 105/Um.
BAD ORIGINAL
8200760
• Ψ -V
-3-
Indien aan de andere kant het toelaatbare gebied voor het neerwaarts bewegen van het reproduceervolgelement wordt ingesteld op een grote waarde, wordt de tijd tussen het tijdstip dat het reproduceervolgelement neerwaarts wordt bewogen en 5 het tijdstip dat. dit element de baan bereikt welke is geregistreerd met het informatiesignaal, om het reproduceren te starten, lang.
Het was daarom zeer wenselijk in de techniek om een schijf te maken, waarbij het toelaatbare gebied voor het 10 neerwaarts bewegen van het reproduceervolgelement groot is, en de tijd vereist totdat het reproduceren wordt gestart vanaf de tijd dat het reproduceervolgelement neerwaarts wordt bewogen op de schijf, kort is. Buitendien was het wenselijk een werking toe te laten, waarbij een gewenst programma snel wordt gekozen 15 uit het geregistreerde informatiesignaal, voor het starten van het reproduceren uit het geselecteerde programma.
Verder is het wenselijk om de reproduceertransductor automatisch terug te voeren naar een rustpositie anders dan de positie op de schijf, om de reproduceertransductor terug te 20 voeren naar een toestand voorafgaand aan het starten van het 'reproduceren wanneer het reproduceervolgelement het binnenste omtreksdeel van de schijf bereikt voor het voltooien van het reproduceren.
Als een methode voor het realiseren van de boven-25 genoemde eisen schijnt het toepassen van de zogenaamde wi11e- keurige-toegangsmethodë als bekend in de techniek, mogelijk te zijn. Bij de- willekeurige-toegangsmethode wordt een adressignaal geregistreerd over de gehele baan, inclusief de banen bij het buitenste omtreksgedeelte van de schijf. De reprodu-30 ceerinrichting leest het adresverschil uit tussen het adresgetal van de baan waarop het reproduceervolgelement neerwaarts was bewogen, en het adresgetal van de baan van het eerste informatiesignaal, en-'beweegt snel het reproduceervolgelement totdat het adresverschil nul wordt. Buitendien wordt ook een 35 werking uitgevoerd, waarbij de reproduceertransductor wordt teruggevoerd naar de ruststand wanneer het uiteindelijke adres- A?n 0760
BAD ORIGINAL
-u- getal is uitgelezen.
Evenwel moet bij deze methode het adressignaal vooraf worden geregistreerd op de schijf en zal het registreerstelsel ingewikkeld worden. Buitendien wordt het nodig ketens toe te 5 passen voor het uitvoeren van adresdetectie en willekeurige- toegangsregeling in de reproduceerinrichting en deze reproduceer-inrichting wordt dan ingewikkeld en kostbaar.
Een andere methode kan worden overwogen, waarbij een synchroniseersignaal van het videosignaal niet wordt geregis-10 treerd bij het buitenste omtreksgedeelte van de schijf. De aanwezigheid of afwezigheid van het synchroniseersignaal kan worden gedetecteerd in de reproduceerinrichting, en de reprodu-ceertransductor kan worden teruggevoerd naar de rustpositie wanneer geen synchroniseersignaal wordt gedetecteerd. Evenwel 15 is bij een schijf met impulscodemodulatie een geluidssignaal met impulscode gemoduleerd en geregistreerd en daar is dus geen synchroniseersignaal. Indien dus een poging wordt ondernomen om de schijf met impulscodemodulatie te reproduceren, zal de reproduceerinrichting detecteren, dat er geen synchroniseer-20 signaal is juist voor het starten van het reproduceren, en de reproduceertransductor zal worden teruggevoerd naar de rustpositie. Aldus heeft deze methode een nadeel, doordat de schijf met impulscodemodulatie niet kan worden gereproduceerd.
Wanneer echter het informatiesignaal een video-25 signaal is in de schijf met het bovengenoemde registreer- formaat, worden de boven beschreven eerste, tweede en derde referentiesignalen gebruikt onafhankelijk van het feit of het geluidssignaal een signaal met impulscodemodulatie is. Het derde referentiesignaal wordt gebruikt voor het detecteren van de 30 schakelpositie van de eerste en tweede referentiesignalen, voor het schakelen van een baanvolgsignaal vormend ketenstelsel. Het is voldoende de aanwezigheid of afwezigheid van het derde referentiesignaal te detecteren, en de registreer-lengte van het derde referentiesignaal is niet van belang.
35 Daarom wordt bij de onderhavige uitvinding het derde referentiesignaal geregistreerd door het variëren van de registreerlengte
BAD ORIGINAL
8200760 -5- (registreergebied) en de boven beschreven variërende discriminatie wordt uitgevoerd door het detecteren van de lengte (maat) van de registreerlengte (registreergebied) van het derde referentiesignaal.
5 Het is aldus een doel van de uitvinding te voorzien in een roterend registreermedium en een registreerstelsel daarvoor, waarbij bovengenoemde eisen zijn verwezenlijkt en de genoemde nadelen zijn overwonnen.
Een ander en meer specifiek doel van de uitvinding 10 is te voorzien in een roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor, waarbij het registreerformaat van een referentiesignaal van de referentiesignalen voor baan-volgregeling oorspronkelijk aanwezig in een roterend registratiemedium, verschillend is bij een vooraf bepaalde positie van het 15 registreerformaat bij andere registreerposities. Volgens het roterende registratiemedium van de uitvinding is er geen noodzaak een speciaal regelsignaal te registreren voor het regelen van de reproduceertransductorbeweging in de reproduceerin-richting, en het registreren met betrekking tot het roterende 20 registratiemedium kan gemakkelijk worden uitgevoerd.
Een ander doel van de uitvinding is te voorzien in een roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor, waarbij de registreerlengte van een referentiesignaal op een-positie waar de reproduceertransductorbeweging wordt 25 geregeld, verschillend is van de registreerlengte op andere posities. Deze registreerlengte van het referentiesignaal is een lengte in overeenstemming met de regeltoestand van. de reproduceertransductorbeweging. Aldus kan de reproduceer-inrichting gemakkelijk de regeling uitvoeren met betrekking tot 30 de reproduceertransductorbeweging, door discriminatie van de bovengenoemde registreerlengte van het referentiesignaal.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.
Fig. 1 is een bovenaanzicht, met een gedeelte wegge-35 sneden,voor het toelichten van een registreerpatroon van een uitvoeringsvorm van een roterend registratiemedium volgens de bad original 8200760 <* t -6- uitvinding.
Fig. 2 toont in perspectief op grotere schaal een deel van een roterend registratiemedium samen met een top-eindgedeelte van een reproduceerstift.
5 Fig. 3, U en 5 tonen respectievelijk een verband tussen een regeristreergebied van een referentiesignaal dat een essentieel deel van de uitvinding vormt, langs een omtreks-en radiaalrichting van een roterend registratiemedium, een registreergebied van een informatiesignaalprogramma langs de 10 radiaalrichting van het roterende registratiemedium, met betrekking tot elke uitvoering van het roterende registratiemedium volgens de uitvinding.
Fig. 6 toont een blokdiagram van een uitvoeringsvorm van een roterend registratiemedium-registreerstelsel 15 volgens de uitvinding.
Fig. 7 toont een blokdiagram van een voorbeeld van een inrichting welke het roterende registratiemedium reproduceert volgens de uitvinding.
Fig. 8 toont een blokdiagram van een voorbeeld van 20 een essentieel deel van het blokstelsel volgens fig. 7.
Fig. 9 (A) tot 9 (F) tonen respectievelijk signaal-golfvormen bij elk deel van het blokstelsel van fig. 8.
Een registreerpatroon van een uitvoering van een roterend registratiemedium volgens de uitvinding is getekend 25 in fig· 1. In fig. 1 zijn delen P aangegeven met schuine lijnen op een schijf 10, geregistreerde gebieden van een hoofd-informatiesignaal zoals een videosignaal en een impulscode-modulatie-geluidssignaal. Gearceerde delen R geven geregistreerde gebieden aan van een derde referentiesignaal fp3 en 30 resterende witte delen geven niet-geregistreerde gebieden aan.
Het hoofdinformatiesignaal, wordt geregistreerd op een spiraalvormige baan op de schijf 10, in de geregistreerde gebieden P. Wanneer het hoofdinformatiesignaal een videosignaal is, wordt een videosignaal van twee beelden, dat wil zeggen vier 35 rasters, geregistreerd voor elke omwenteling van de schijf 10, langs een spiraalvormige baan van putten gevormd volgens de
BAD ORIGINAL
8200760 • ** » ^ -7- informatie-inhoud van het videosignaal. Een deel van deze haan is aangegeven in fig. 2 op grotere schaal. Baanomwente-lingen van een enkelé continue spiraaivormige baan overeenkomstig elke omwenteling van de schijf 10, zijn aangegeven met 5 tl, t2, t3,... .· Elke baan wordt gevormd door de formatie van putten 11 van het hoofdinformatiesignaal, langs de vlakke baan en er is geen stiftgeleidingsgroef daarin gevormd. Met betrekking tot een baanomventeling t1, zijn voor elke horizontale aftastperiode {1H) overeenkomend met de horizontale onder- 10. drukkingsperiode, putten 12 van een eerste referentiesignaal fp1 gevormd op een zijwaartse zijde van de baan indien gezien volgens de richting van de baan. Putten 13 van een tweede referentiesignaal fp2 zijn gevormd aan de andere zijde van de baan.
15 Op een tussenstand tussen hartlijnen van naburige baanomwentelingen zijn slechts een van de putten 12 en 13 van de genoemde eerste en tweede referentiesignalen gevormd.
Buitendien zijn met betrekking tot een baan, de zijden waarop de putten 12 en 13 zijn gevormd, afgewisseld voor elke baan-20 omwenteling. Dit betekent, dat indien de putten 12 en 13 respectievelijk zijn gevormd op de rechter en linker zijden van een bepaalde baanomwenteling bijvoorbeeld, de putten 12 en 13 respectievelijk zijn gevormd op de linker en rechter zijden van elke baan aangrenzend aan die bepaalde baan.
25 De positie waarbij de zijden waarop de putten 12 en 13 van de eerste en tweede referentiesignalen zijn ge-registréerd, omschakelen, bestaat bij slechts een positie in elke baan. Deze positie is op een lijn bij een eindgedeelte van het geregistreerde gebied R langs de radiale richting 30 van de schijf 10 in fig. 1. Het derde referentiesignaal fp3 wordt oorspronkelijke geregistreerd voor het omschakelen van de eerste en tweede referentiesignalen fpl en fp2 weergegeven door de reproducêerinrichting.
Het geregistreerde gebied R van het derde referentie-35 signaal fp3 bij het buitenste omtreksgedeelte van de schijf 10 omvat een gebied A geregistreerd over een centrale hoek van 27° bad original 8200760 -8- met betrekking tot een midden 0 voor een omwenteling van de schijf 10 (een gebied van 5 x 10 sec voor een omwenteling van de schijf 10 in de tijd) en heeft ongeveer 2250 rotatie-perioden (een lengte welke ongeveer twee minuten en 30 seconden 5 vereist voor een weergeefstift om te bewegen langs de radiale richting van de schijf 10 met een normale bewegingssnelheid bij normaal reproduceren), een gebied B1 geregistreerd over een centrale hoek van 9° voor een omwenteling van de schijf 10 (een gebied van 1,66 x 10~J sec voor een omwenteling van de 10 schijf 10 in de tijd) en met ongeveer dertig rotatieperioden (een lengte welke ongeveer twee seconden vereist voor de reproduceerstift om te bewegen langs de radiale richting van de schijf 10 bij normaal reproduceren) en een gebied C1 geregistreerd over een centrale hoek van 3° voor een omwente- , _li 15 ling van de schijf 10 (een gebied van 5,55 x 10 sec voor een omwenteling van de schijf 10 in de tijd) en met ongeveer U50 rotatieperioden (een lengte welke ongeveer dertig seconden vereist voor de reproduceerstift om te bewegen langs de radiale richting van de schijf 10 bij normaal reproduceren).
20 Het positieverband tussen het geregistreerde gebied R geregistreerd met het derde referentiesignaal fp3 en het geregistreerde gebied P is aangegeven in fig. 3. In fig. 3 geeft de horizontale as de tijd aan vereist voor de reproduceerstift om te bewegen langs de radiale richting van de 25 schijf 10 met een bewegingssnelheid gelijk aan die bij normaal reproduceren. In de horizontale as komt de linkerzijde overeen met de buitenste omtrek van de schijf, en komt de rechterzijde overeen met de binnenste omtrek van de schijf. Met betrekking tot het geregistreerde gebied R geeft de vertikale as de 30 geregistreerde centrale hoek aan met betrekking tot het midden 0 van de schijf 10. Het signaal bij het deel overeenkomend met het gebied A van de schijf 10 wordt gebruikt als een invoer-signaal. Het signaal bij het gebied B1 wordt gebruikt als een signaal voor het aangeyen van een gebied tussen ongeveer drie 35 seconden tot een seconde voor een startpositie van een eerste geregistreerd programma P1. Het gebied C1 bestaat in een gebied
BAD ORIGINAL
8200760 "'m v -Situs sen ongeveer een seconde voor tot ongeveer dertig seconden na de startpositie van het geregistreerde programma P1.
Een gebied B2 is gevormd met hetzelfde doel als het gebied B1 en bestaat in een ruimte tussen een tweede geregis-5 treerd programma P2 en een eerste geregistreerd programma P1 met dezelfde centrale hoek en interval als het gebied BI. Een gebied C2 is gevormd met dezelfde centrale hoek en interval als het gebied C1. Buitendien zijn tussen elk van de bovenstaande gebieden geregistreerde gebieden D1, D2, ... Dn van het 10 derde referentiesignaal fp3 geregistreerd met een centrale hoek van 1° voor een omwenteling van de schijf 10 (een gebied van 1,85 x 10_U sec vooir een omwenteling van de schijf 10 in de tijd) in overeenstemming met elk van de programma's P1, P2, ... Pn.
15 Buitendien bestaat een gebied E geregistreerd met een centrale hoek van 8l° voor een omwenteling van de schijf, vanaf een positie onmiddellijk na het laatste programma Pn —3 (een gebied van 15 x 10 sec voor een omwenteling van de schijf 10 in de tijd) en met ongeveer 2700 rotatieperioden 20 (een lengte vereist van ongeveer drie minuten voor de reproduceer-stift om te bewegen langs de radiale richting van de schijf in de tijd) zoals aangegeven in fig. 1. Het signaal in dit gebied E wordt gebruikt als een uitvoersignaal.
Aanvankelijke posities in het geregistreerde gebied 25 R voor elke omwenteling van de schijf 10 zijn op een rechte lijn volgens de radiale richting van de schijf zoals aangegeven in fig. 1.
Zoals boven beschreven zijn vijf soorten gebieden, dus A, B, C, D, E respectievelijk ingesteld met een centrale 30 hoek welke kleiner dan 90° is. Het hoekverband tussen elk gebied is zo gekozen, dat de centrale hoek van het gebied C drie maal die van het gebied D is, de centrale hoek van het gebied B drie maal die van het gebied C is, de centrale hoek van het gebied A drie maal die van het gebied B is en de centrale hoek 35 van het gebied E drie maal die van het gebied A is. De centrale hoek van het gebied Dl (D2,... Dn) geregistreerd binnen het
BAD ORIGINAL
8200760 « v -10- programmasignaal, is gekozen met de kleinste hoek van 1° ten einde niet het registreergehied van het hoofdinformatiesignaal te beperken.
Het is wenselijk voor het geregistreerde gebied van 5 het gebied A, gebruikt als het invoersignaal, om relatief lang te zijn. Aldus is een centrale hoek van 27° gegeven aan het gebied A. Verder kan een ongeluk gebeuren voor het beschadigen van de reproduceerstift, indien het uitvoersignaal niet wordt gedetecteerd tengevolge van uitval en dergelijke en de reprodu-10 ceerstift wordt niet automatisch teruggevoerd naar een wacht-positie. Aldus is het registreergehied van het gebied E, dat wordt gebruikt als uitvoersignaal, gekozen met de maximum centrale hoek van 81°.
Bij de bovengenoemde uitvoering van de uitvinding 15 zijn de geregistreerde gebieden B1 (B2 tot Bn) en C1 (C2 tot Cn) aangebracht voorafgaand aan het programmasignaal P1 (P2 tot Pn).
Er kan echter, als andere methode van het detecteren van de startpositie van het programmasignaal P1 (P2 tot Pn), worden aangenomen dat de startpositie van het programmasignaal P1 20 (P2 tot Pn) is gedetecteerd wanneer het reproduceren met be trekking tot het gebied A is voltooid. Dit is aangegeven in een uitvoering in fig. U welke een registreerpatroon aangeeft van het derde referentiesignaal fp3. Bij deze uitvoering wordt een geregistreerd gebied Aa gevormd met een registreergehied 25 vanaf het buitenste omtreksgedeelte van de schijf tot de startpositie van het eerste programma P1 en met een centrale hoek van 27°.
Nog een andere uitvoering van een registreerpatroon van het derde referentiesignaal fp3 ziet men in fig. 5· Een 30 met invoersignaal geregistreerd gebied F is geregistreerd en gevormd bij de buitenste omtrekszijde van de schijf met een centrale hoek van 27° (of 9°) voor rotatieperioden equivalent aan twee minuten en dertig seconden in tijd vereist voor de reproduceerstift om te bewegen langs de radiale richting van 35 de schijf bij normaal reproduceren. Een geregistreerd gebied met een centrale hoek van 1° is gevormd tussen het geregistreer-
BAD ORIGINAL
8200760 -11- de gebied F en de startpositie van het eerste programma-signaal P1. Buitendien is een geregistreerd gebied G1 (G2 tot Gn) gevormd over een gebied overeenkomend met twintig seconden in tijd vereist voor de reproduceerstift om te bewegen langs de 5 radiale richting van de schijf bij normaal reproduceren vanuit de startpositie van elk programma P1 (P2 tot Pn) met een centrale hoek van 3°. Geregistreerde gebieden H1 tot Hn zijn respectievelijk gevormd binnen elk programmasignaal met een centrale hoek van 1°, opvolgend op elk van de geregistreer-10 de gebieden G1 tot Gn. Een geregistreerd gebied I wordt gebruikt als uitvoersignaal zoals in het geval van het geregistreerde gebied E. en is gevormd met een centrale hoek van 81° (of 27°).
Bij de onderhavige uitvoering van de uitvinding zijn 15 in tegenstelling tot de boven beschreven uitvoeringen, de geregistreerde gebieden G1 tot Gn gevormd. Het is dus niet nodig de posities te kennen, welke drie seconden zijn voor de start van elk geregistreerd programma vooraf*, en het registreer-patroon van het derde referentiesignaal fp3 te variëren. Aldus 20 kan het registreren worden uitgevoerd met gemak in het regis- treerstelsel.
Ofschoon niet in de tekening aangegeven, kan als een verdere wijziging, het registreergebied van de registreer- gebieden A, Aa, en F voor een omwenteling van de schijf, welke 25 zijn gebruikt als het invoersignaal, worden ingesteld in de -3 orde van 2,5 x 10 - sec en het registreergebied van de geregistreerde gebieden E en I voor een omwenteling van de schijf, welke worden gebruikt als het uitvoersignaal, worden inge^-.
...
steld in de orde van 1U,U6 x 10 sec bijvoorbeeld. Verder kan 30 het registreerinterval langs de radiale richting van de schijf ook worden gekozen overeenkomstig het aantal programma's dat moet worden geregistreerd, de tijd, de bewegingssnelheid van de weergeefstift bij zoeken met hoge snelheid, en dergelijke.
Vervolgens zal een beschrijving worden gegeven met 35 betrekking tot een uitvoeringsvorm van een schijfregistreer- stelsel volgens de uitvinding onder verwijzing naar fig. 6.Een
BAD ORIGINAL
8200760
-12- I
hoofdinformatiesignaal zoals een videosignaal en een impuls-codemodulatie-geluidssignaal, wordt toegevoerd aan een opteller 2h via een klem 20. Signalen in verband met de start van een invoersignaal, een programmasignaal en een uitvoersignaal 5 worden respectievelijk toegevoerd aan een poortketen 27 via klemmen 21, 22 en 23. Een signaal met een voorafbepaalde frequentie, verkregen van een hoofdoscillator 25, wordt toegevoerd aan een referentiesignaalopwekketen 26. De referentie-signaalopwekketen 26 wekt de eerste en tweede referentiesigna-10 len fpl en fp2 op met onderling verschillende frequenties in de nabijheid van een frequentie van 0,6 MHz bijvoorbeeld voor elke horizontale aftastperiode en gedurende de horizontale onderdrukkingsperiode, exclusief het interval waarin het kleurensalvosignaal bestaat. De aldus opgewekte eerste en tweede 15 referentiesignalen fp1 en fp2 worden toegevoerd naar een schakelketen 26. Buitendien wordt een derde referentiesignaal fp3 met een andere frequentie dan bij de referentiesignalen 'fpl en fp2 opgewekt gedurende een voorafbepaald interval (voor een tijdperiode overeenkomend met het registreergebied met de 20 bovengenoemde centrale hoek van 81°, dat wil zeggen 15 x 10**^ sec) door de referentiesignaalopwekketen 26, overeenkomstig het schakelen van de eerste en tweede referentiesignalen fpl en fp2 dat hierna zal worden beschreven. Dit derde referentiesignaal fp3 wordt toegevoerd aan de poortketen 27.
25 Wanneer geen signaal wordt toegevoerd aan enige ingangsklem: 2.1 tót 23 van de poortketen 27, laat de poortketen 27 het derde referentiesignaal fp3 door, dat is verkregen uit de referentiesignaalopwekketen 26 gedurende een periode overeenkomend met de bovengenoemde centrale hoek van 30 1°, dat wil zeggen 1,35 x ΙΟ-*1 sec in de tijd, voor elke rotatieperiode van een oorspronkelijke schijf b2. Indien het hoofdinformatiesignaal, dat moet worden geregistreerd, een videosignaal is, is de periode gedurende welke het derde referentiesignaal fp3 wordt doorgelaten, binnen de vertikale 35 onderdrukkingsperiode. Warneer een signaal wordt toegevoerd aan de ingangsklem 21, laat de poortketen 27 het derde refe- BADORTO)0 7 6 0
V V
-13- rentiesignaal fp3 door, dat is verkregen uit de referentiesignaalopwekketen 26 gedurende een periode overeenkomend met de centrale hoek van 27°, dat wil zeggen gedurende twee . . -3 minuten en 30 seconden m eenheden van 5 x 10 sec m de 5 tijd, voor elke rotatieperiode van de oorspronkelijke schijf b2.
Een ingangssignaal wordt toegevoerd aan de ingangs-klem 22 gedurende een interval tussen drie seconden tot een seconde voorafgaand aan het registreren van elk programma van het hoofdinformatiesignaal dat moet worden geregistreerd, is 10 gestart, voor een periode overeenkomend met de centrale hoek van 9°, dat wil zeggen 1,66 x 10“'V sec in de tijd voor elke rotatieperiode van-de oorspronkelijke schijf b2. Buitendien wordt aan de ingangsklem .22 een signaal toegevoerd gedurende dertig seconden vanaf een punt in de tijd, dat een seconde 15 ligt voor dat het registreren van elk programma wordt ge start, gedurende een periode overeenkomend met de centrale o . —1+ . · .
hoek van 3 , dat wil zeggen 5,55 x 10 sec in de tijd, gedurende elke rotatieperiode van de oorspronkelijke schijf b2. De poortketen 27 laat het derde referentiesignaal fp3 door 20 vanaf de referentiesignaalopwekketen 26, gedurende de periode waarin het signaal wordt toegevoerd aan de ingangsklem 22.
Wanneer een signaal wordt toegevoerd aan de ingangsklem 23, laat de poortketen 27 het derde referentiesignaal fp3 uit de referentiesignaalopwekketen 26 door zoals het is.
25 Het derde referentiesignaal fp3 dat is doorgelaten door de poortketen 27 wordt opgeteld bij een geregistreerd hoofdinformatiesignaal in de opteller 2b. Een signaal uit de opteller 2b zorgt voor frequentiemodulatie van een draaggolf bij een modulator 28. Een in frequentie gemoduleerd uitgangs-30 signaal wordt geleverd aan een lichtmodulator 35.
De eerste en tweede referentiesignalen fpl en fp2 verkregen uit de referentiesignaalopwekketen 26, worden afwisselend orageschakeld gedurende elke rotatieperiode van de oorspronkelijke schijf b2, door de schakelketen 29. De aldus 35 afwisselend geschakelde referentiesignalen worden respectieve lijk toegevoerd aan een lichthoeveelheids-regelsignaalopwek-
BAD ORIGINAL
8200760 ν' ''·· « ν' -1U- keten 30 en een lichtmodulator 36.
Een laserbundel uitgezonden uit een laserlichtbron 31, wordt gereflecteerd door een spiegel 32 en dan ingesteld in de lichthoeveelheid bij een lichtmodulator 33 voor het instellen 5 van de lichthoeveelheid, door een lichthoeveelheids-regel- signaal vanuit de lichthoeveelhèids-regelsignaalopwekketen 30 en een regelsignaal uit een gelijkspanningsversterker U6. De laserbundel, welke is gepasseerd door de lichtmodulator 33, wordt gedeeltelijk gereflecteerd door een half reflecterende 10 spiegel 3¾, om de lichtmodulator 35 te bereiken, terwijl het resterende deel van de laserbundel passeert door deze half reflecterende spiegel 3^ voor het bereiken van de lichtmodulator 36. De laserbundel, welke de lichtmodulator 35 heeft bereikt, wordt gemoduleerd door een signaal uit de modulator 28.
15 Een uitgang uit de lichtmodulator 35, dat is een eerste gemoduleerde lichtbundel, wordt gereflecteerd door een spiegel 38 en valt op een polariserend prisma 39. De laserbundel, welke de lichtmodulator 36 heeft bereikt, wordt gemoduleerd door de eerste en tweede referentiesignalen fp1 en fp2 verkregen uit de 20 schakelketen 29. Een uitgang van de lichtmodulator, dat is een tweede gemoduleerde lichtbundel, wordt gereflecteerd door een spiegel 37 en valt op het polariserende prisma 39· De genoemde eerste gemoduleerde lichtbundel wordt verschoven van het polariserende vlak door een hoek van 90° met betrekking 25 tot de tweede gemoduleerde lichtbundel, bij het polariserende prisma 39.
De eerste en tweede gemoduleerde lichtbundels uit het polariserende prisma 39 worden respectievelijk gereflecteerd bij een spiegel Uo en dan gefocusseerdop de oorspronkelijke 30 schijf U2 via een objectieflens U1. De oorspronkelijke schijf U2 is gevormd door het bedekken van een schijf gemaakt uit glas of dergelijke, met een fotogevoelig middel. Deze oorspronkelijke schijf k2 is geplaatst op een draaitafel ^3 en geroteerd met een rotatiesnelheid van 900 ómv/min door een 35 motor Fotogevoelige registratie met betrekking tot de hoofdbaan wordt uitgevoerd door de eerste gemoduleerde licht- ; BAD ORIGINAL 1 8200760 -15-
V V
bundel, en fotogevoelige registratie met betrekking tot een referentiesignaalbaan wordt uitgevoerd door de tweede gemoduleerde lichtbundel gefocusseerd op een positie gescheiden over 1/2 baanspoed vanaf de hoofdbaan, op de oorspronkelijke 5 schijf 1+2.
De oorspronkelijke schijf 1+2, de draaitafel 1+3 en de motor 1+1+ worden als een geheel continu bewogen in de richting van een pijl X bij een voorafbepaalde snelheid, door een (niet getekend) bewegingsmechanisme. Begeleid door de bovenge-10 noemde beweging van de oorspronkelijke schijf 1+2, de draaitafel 1+3 en de motor 1+1+, worden de hoofdbaan en de hulpbaan gevormd op een spiraalvormige wijze vanaf de buitenomtrek naar de binnenomtrek van de oorspronkelijke schijf 1+2, door de bovengenoemde eerste en tweede gemoduleerde lichtbundels. Buitendien wordt de 15 positie van de lichtbundel langs de radiale richting van de oorspronkelijke schijf 1+2 gedetecteerd door een positie-detector 1+5 voorzien van een potentiometer. Een gelijkspanning welke is in overeenstemming met de gedetecteerde positie, wordt aldus verkregen. Deze gelijkspanning wordt toegevoerd 20 naar de lichtmodulator 33 via de gelijkspanningsversterker 1+6.
De lichtmodulator 33 wordt geregeld door de gelijkspanning, welke in overeenstemming is met de genoemde gedetecteerde positie. Zelfs wanneer dus de relatieve lineaire snelheid van de eerste en tweede gemoduleerde lichtbundels met 25 betrekking tot de oorspronkelijke schijf 1+2 verandert overeenkomstig de positie langs de radiale richting van de oorspronkelijke schijf 1+2, wordt de lichtintensiteit van de lichtbundel zo ingesteld, dat geen ongewenste effecten worden ingevoerd door de bovengenoemde verandering in de relatieve lineaire 30 snelheid. Buitendien bestaan de eerste en tweede referentie-signalen fp! en fp2 binnen een interval overeenkomend met de horizontale onderdrukkingsperiode van het videosignaal, anders dan bij het interval van het kleurensalvosignaal. Vanwege het feit dat de lichtmodulator 33 wordt geregeld door het regel-35 signaal vanuit de lichthoeveelheid-regelsignaalopwekketen 30, wordt de lichtintensiteit van de lichtbundel verminderd ge-
BAD ORIGINAL
8200760
« V
-16- durende het interval, waarin de eerste en tweede referentie-signalen fp1 en fp2 bestaan in vergelijking met de andere intervallen. Daarom wordt de diepte van de putten van de hoofdbaan constant gehouden, zonder te worden beïnvloed door 5 de eerste en tweede referentiesignalen.
De aldus belichte oorspronkelijke schijf h2 wordt onderworpen aan een bekend ontwikkelproces. Verder wordt de oorspronkelijke schijf U2 onderworpen aan bekende schijf-vervaardigingsprocessen en uitstampprocessen, terwijl de schijf 10 10 uiteindelijk wordt verkregen. De schijf 10 is gemaakt uit geleidend materiaal door het mengen van koolstof in polyvinylchloride bijvoorbeeld. Rijen van putten worden gevormd in de schijf 10 zoals aangegeven in fig. 2.
Hierna volgt een beschrijving met betrekking tot 15 een uitvoeringsvoorbeeld van een reproduceerinrichting voor het reproduceren van een schijf volgens de uitvinding aan de hand van fig. 7. De schijf 10 is geplaatst op een draaitafel 50 en wordt geroteerd samen met de draaitafel 50 met een rotatiesnelheid van 900 omw/min door een motor 51* Een gere-20 produceerd signaal wordt afgenomen van de schijf 10 door een weergeefstift 15 van een signaalopneemorgaan 52 als kleine variaties in elektrostatische capaciteit. Dit gereproduceerde signaal wordt toegevoerd aan een voorversterker 53 met een resonantieketen. De resonantiefrequentie van de resonantie-25 keten varieert volgens de variaties in de elektrostatische capaciteit en het niveau van het signaal, toegevoerd aan de voorversterker 53> wordt gewijzigd tot een voorafbepaald niveau. Een uitgang van de voorversterker 53 wordt gedemodu-leerd tot het oorspronkelijke informatiesignaal door een 30 demodulator 5^s en afgeleverd bij een uitgangsklem 55*
Het uitgangssignaal van de voorversterker 53 loopt door een laagdoorlaatfilter 56 en een automatische versterkings-regelketen 57, en wordt dan respectievelijk toegevoerd aan versterkers 58, 59 en 60. Hier is elk van deze versterkers 35 58, 59 en 60 een soort van banddoorlaatversterker, ontworpen voor het hebben van een steile doorlaatfrequentiekarakteristiek
BAD ORIGINAL
8200760
« V
-17- bij slechts de frequentie fp1, fp2 en fp3 respectievelijk. De eerste en tweede referentiesignalen fpl en fp2 worden respectievelijk verkregen uit de versterkers 53 en 59» en worden in hun niveau ingesteld door niveau-instellers 6l en 62.
5 De aldus verkregen signalen uit de niveau-instellers 61 en 62 worden toegevoerd aan een poortschakelketen 63.
Het derde referentiesignaal fp3 verkregen uit de versterker 60, wordt toegevoerd aan een detectieketen 6U. Een uitgangssignaal uit de detectieketen 6U wordt toegevoerd aan 10 een flip-flop 65 om deze flip-flop 65 te doen werken. Een uitgang van de flip-flop 65 wordt toegevoerd aan de poortschakel-keten 63 als een schakelimpuls.
Elke keer dat de schakeluitgangsimpuls van de flipflop 65 wordt toegevoerd aan de poortschakelketen 63, wordt de 15 verbindingstoestand van de poortschakelketen 63 omgeschakeld tussen een verbindingstoestand aangegeven met getrokken lijnen en een verbindingstoestand aangegeven met stippellijnen in fig. 7. Door deze schakelwerking wordt het eerste referentiesignaal fp1 afwisselend toegevoerd aan detectieketens 66 en 67, 20 terwijl het tweede referentiesignaal fp2 afwisselend wordt toegevoerd aan de detectieketens 67 en 66, elke keer dat de schakelimpuls wordt toegevoerd aan de poortschakelketen 63.
Aldus worden de zijden, waarop de eerste en tweede referentiesignalen fp1 en fp2 worden geregistreerd met betrekking tot 25 de baan omgeschakeld voor elke baanomloop, waarbij echter het referentiesignaal op dé ene zijde van de baan (aan de buitenzijde volgens de radiale richting van de schijf bijvoorbeeld) steeds toegevoerd aan de detectieketen 66 voor elke baanomloop, terwijl het referentiesignaal aan de andere zijde van de baan 30 (aan de binnenzijde volgens de radiale richting van de schijf bijvoorbeeld) steeds wordt toegevoerd aan de detectieketen 67.
De detectieketens 66 en 67 detecteren de omhullenden van hun respectievelijke ingangsreferentiesignalen en zetten de signalen om in gelijkspanningen. Deze gelijkspanningen worden 35 toegevoerd naar ingangskleramen van een differentiaalversterker 68. De differentiaalversterker 68 vergelijkt de uitgangssignalen
BAD ORIGINAL
8200760
« V
-18- van de detectieketens 66 en 67, welke variëren overeenkomstig de weergegeven niveau's van de referentiesignalen fp1 en fp2.
Aldus wekt de differentiaalversterker 68 een . baanregelsignaal op, dat in overeenstemming is met de richting van de baan fout 5 en de baan fout hoeveelheid. Dit baanregelsignaal wordt verder versterkt tot een voorafbepaald niveau door een bekende keten en dan toegevoerd aan een baanregelspoel van het signaalopneem-orgaan 52.
Wanneer de volgpositie van de weergeefstift 15 ver-10 schuift vanaf de juiste volgbaan naar de zijde van een naburige baan, wordt het niveau van een van de referentiesignalen fp1 en fp2 groter dan het niveau van het andere signaal. Aldus wordt een niveauverschil ingevoerd tussen de uitgangssignalen van de detectieketens 66 en 67. Een baanregelstroom wordt ver-15 kregen uit de differentiaalversterker 68 en toegevoerd naar de baanregelspoel. Aldus wordt de weergeefstift 15 bewogen in een richting loodrecht op de langsrichting van de baan overeenkomstig de sterkte en de richting van de baanregelstroom, en baanregeling wordt uitgevoerd zodanig, dat de weergeefstift 15 20 nauwkeurig de baan volgt.
Anderzijds wordt het gedetecteerde uitgangssignaal van het derde referentiesignaal fp3 gedetecteerd door de detectie-keten 6U, toegevoerd aan een lengtediscriminatorketen 69- De lengte (overeenkomend met de bovengenoemde centrale hoek) van 25 de periode gedurende welke het derde referentiesignaal fp3 bestaat gedurende een baanomloop, wordt gediscrimineerd door de lengtediscriminatorketen 69. Discriminatie kan aldus worden uitgevoerd in het gebied waar het gereproduceerde en gedetecteerde derde referentiesignaal fp3 werd geregistreerd. Een 30 uitgaand discriminatiesignaal van de lengtediscriminatorketen 69 wordt toegevoerd aan een motoraandrijfregelketen 70. De rotatiesnelheid en de rotatierichting van een toevoermotor 72 worden geregeld door de motoraandrijfregelketen 70 en de toevoermotor 72 levert een aandrijving van het signaalopneemorgaan 35 52 langs de radiale richting van de schijf 10 via een toevoer- mechanisme 73.
BAD ORIGINAL
8200760
« V
-19-
Bijvoorbeeld heeft de lengtediscriminatorketen 69 een constructie overeenkomstig fig. 8. De uitgang van de detectieketen 6H wordt opvolgend toegevoerd aan intégreer-ketens 81a tot 8ld met onderling verschillende tijdconstanten, 5 via een klem 80. Wanneer een derde referentiesignaal fp3 van andere lengte zoals aangegeven in fig. 9 (A) of 9 (D) wordt toegevoerd aan de detectieketen 6U, wordt aldus een gedetecteerde uitgang volgens fig. 9 (B) of 9 (E) verkregen. De gedetecteerde uitgang wordt toegevoerd aan de integreerketens 10 81a tot 8ld van de lengtediscriminatorketen 69 van fig. 8. Een integreerketen van de ketens 81a tot 8ld met een tijdconstante welke in overeenstemming is met de aanwezigheidsperiode van de gedetecteerde uitgang * levert een uitgang met een uitgangsniveau aangegeven in fig. 9 (C) of 9 (F). Schmidt-trekker-15 ketens 82a tot 82d zijn respectievelijk verbonden met de integreerketens 81a tot 8ld. Een Schmidt-trekkerketen verbonden met een integreerketen, welke een uitgang levert welke een trekkerniveau TL bereikt, wordt overeenkomstig in werking gesteld. Een logische keten 83 is verbonden met de Schmidt-20 trekkerketens 82a tot &2d. De logische keten 83 levert een regelsignaal overeenkomstig het feit welke Schmidt-trekkerketen in werking was, en levert dit regelsignaal aan de motor-aandrijfregelketen 70 via een klem 8U.
Wanneer bijvoorbeeld het derde referentiesignaal fp3 25 in het gebied A met een centrale hoek van 27° wordt gereproduceerd, overschrijden de uitgangen van de integreerketens 81a tot 81c de drempelniveau’s van de Schmidt-trekkerketens 82a tot 82c, om deze Schmidt-trekkerketens 82a tot 82c te doen werken. Buitendien levert de logische keten 83 een invoer-30 detectiesignaal. Wanneer het derde referentiesignaal fp3 in
het gebied BI (B2 tot Bn) met de centrale hoek van 9° wordt gereproduceerd, overschrijden de uitgangen van de integreerketens 81a en 81b de drempelwaarden van de Schmidt-trekkerketens 82a en 82b. Aldus detecteert de logische keten 83 dat 35 alleen de Schmidt-trekkerketens 82a en 82b in werking zijn geweest, en levert een signaal, aangevend dat het gebied BI
BAD ORIGMjj^ q 0 7 § Q
« V
-20- (B2 tot Bn) is gereproduceerd. Wanneer het derde referentie-signaal fp3 in het gehied C1 (C2 tot Cn) met de centrale hoek van 3° wordt gereproduceerd, overschrijdt alleen de uitgang van de integreerketen 8la het drempelniveau van de Schmidt-5 trekkerketen 82a. Aldus detecteert de logische keten 83, dat alleen de Schmidt-trekkerketen 82a in werking is geweest en levert een signaal, aangevend dat het gebied Cl (C2 tot Cn) is gereproduceerd. Wanneer het derde referentiesignaal fp3 in het gebied D1 (D2 tot Dn) met de centrale hoek 1° is gere-10 produceerd, overschrijdt geen van de uitgangen van de inte- greerketens 81a tot 8ld de drempelniveau's van de Schraidt-trekkerketens 82a tot 82d en aldus worden alle Schmidt-trekker-ketens 82a tot 82d in werking gesteld. In dit geval levert de logische keten 83 een uitvoerdetectiesignaal. Het uitgangs-15 signaal van deze logische keten 83 wordt toegevoerd aan de motoraandrijfregelketen 70.
De motoraandrijfregelketen 70 wordt geconstrueerd uit bijvoorbeeld een microcomputer. Deze motoraandrijfregel-keten 70 levert een motoraandrijfsignaal met een niveau en 20 polariteit welke in overeenstemming zijn met het uitgangs signaal van de lengtediscriminatorketen 69 of het regelsignaal uit een ingangsklem 71. Hierna zal een beschrijving worden gegeven met betrekking tot de toevoerwerkingsregeling van het signaalopneemorgaan 52, uitgevoerd door de motoraandrijf-25 regelketen 70.
In een toestand voorafgaand aan het starten van het reproduceren, is het signaalopneemorgaan 52 in een wachtstand gescheiden van de bovenzijde van de schijf 10. Wanneer het reproduceren wordt gestart, wordt een reproduceerstartinstruc-30 tiesignaal toegevoerd aan de motoraandrijfregelketen 70 uit de klem 71. Aldus wordt het signaalopneemorgaan 52 toegevoerd naar een positie in de nabijheid van het buitenste omtreks-deel van de schijf 10, vanuit de wachtpositie, en de weergeef-stift 15 wordt neerwaarts bewogen op de schijf 10. Hier is de 35 positie waar de weergeefstift 15 neerwaarts is bewogen op de schijf 10 aanzienlijk naar de buitenste omtrekszijde van de
BAD ORIGINAL
8200760
*W V
-21- schijf vanuit de startpositie van het eerste programma. Dit is gedaan door het beschouwen van de mechanische nauwkeurigheid van het toevoermechanisme 73, excentriciteit van de schijf en dergelijke, zodat het reproduceren niet wordt gestart 5 bij een tussengelegen punt van het eerste programma.
Wanneer de neergedaalde weergeefstift 15 het derde referentiesignaal fp3 in het gebied A reproduceert, wordt deze werking gediscrimineerd bij de lengtediscriminatorketen 69-Aldus voert de motoraandrijfregelketen 70 het signaalopneem-10 orgaan 52 toe naar de binnenomtrek van de schijf met een betrekkelijk hoge snelheid. Daarvoor beweegt de weergeefstift 15 naar de binnenomtrek van de schijf in het gebied A binnen een relatief korte tijdsperiode.
Het gebied B1 wordt geregistreerd in twee seconden in 15 de tijd. Aangezien de schijf roteert met vijftien maal per seconde, worden dertig banen gevormd in twee seconden. Aldus wordt het gebied B1 gevormd gedurende de dertig banen. Wanneer de toevoersnelheid wordt ingesteld zodanig, dat het gebied B1 wordt doorlopen tenminste een maal gedurende een rotatie-20 periode (1/15 sec) van de schijf bij het toevoeren van de weergeefstift naar de invoerstand, moet de genoemde toevoersnelheid worden ingesteld op een snelheid ten einde te bewegen met U50 (= 30 x 15) banen per seconde. Indien echter de toevoersnelheid wordt ingesteld op deze soort van een snelheid, zal 25 het een lange tijd van ongeveer twee minuten duren als de gehele schijf met hoge snelheid moet worden afgezocht. Aldus wordt bij de onderhavige uitvoering van de uitvinding de toevoersnelheid bij zoeken ingesteld.op een snelheid, welke vijftien maal de bovengenoemde snelheid is. Daarom kan de gehele schijf 30 worden afgezocht binnen een korte tijdsperiode van ongeveer acht seconden.
Wanneer het signaalopneemorgaan 52 wordt toegevoerd met bovengenoemde hoge snelheid, is de mogelijkheid voor de weergeefstift 15 van het volgen en reproduceren van het gebied 35 B1 klein. Aangezien echter U50 banen zijn gevormd in het gebied C1, wordt dit gebied C1 gevolgd en gereproduceerd tenminste een 8200760
BAD ORIGINAL
-22- keer per omwenteling van de schijf 10. Wanneer de lengte-discriminatorketen 69 discrimineert dat het gebied C1 is gereproduceerd, levert de motoraandrijfregelketen 70 een signaal voor het langzaam toevoeren van het signaalopneemorgaan 5 52 naar de buitenste omtreksrichting van de schijf met een snelheid langzamer dan bovengenoemde snelheid. Aldus wordt het gebied C1 gereproduceerd wanneer de weergeefstift 15 terugkeert naar de buitenste omtreksrichting van de schijf en dan wordt het gebied B1 gereproduceerd. Wanneer de lengtediscriminator-10 keten 69 discrimineert, dat het gebied BI is gereproduceerd, levert de motoraandrijfregelketen 70 een signaal voor het toevoeren van het signaalopneemorgaan 52 naar de binnenste omtreksrichting van de schijf met 'een toevoersnelheid gebruikt bij het normaal reproduceren. Ofschoon het onwaarschijnlijk is 15 dat dit zal gebeuren wanneer de weergeefstift 15 direct het gebied B1 reproduceert na het volgen van het gebied A, levert de motoraandrijfregelketen 70 een signaal voor het onmiddellijk toevoeren van het signaalopneemorgaan 52 naar de binnenste omtrekszijde van de schijf met de normale reprodu-20 ceersnelheid. Daarom wordt de invoerwerking snel uitgevoerd binnen een korte tijdsperiode en wordt het reproduceren gestart bij het begin van het eerste programma P1.
Indien vervolgens het tweede programma P2 moet worden gereproduceerd vanaf het begin van het programma 25 wanneer het eerste programma P1 wordt gereproduceerd, wordt een instructiesignaal dat de genoemde werking aangeeft, toegevoerd naar de motoraandrijfregelketen 70 vanaf de klem 71. Tengevolge van dit instructiesignaal voert de motoraandrijfregelketen 70 het signaalopneemorgaan naar de binnenste 30 omtreksrichting van de schijf met een hoge snelheid. De motor aandrijfregelketen 70 regelt de motor 72 zo, dat normaal reproduceren onmiddellijk wordt uitgevoerd wanneer het gebied E2 is gereproduceerd en wanneer het gebied B2 niet is gereproduceerd en het gebied C2 wordt gereproduceerd, wordt het 35 signaalopneemorgaan teruggevoerd naar de binnenste omtreks richting van de schijf met een lage snelheid voor het uitvoeren BAD°R"ff k 0 7 6 0
« V
-23- van normaal reproduceren wanneer het gebied B2 wordt gereproduceerd.
Indien verder het achtste programma P8 moet worden gereproduceerd vanaf het begin van het programma wanneer het 5 eerste programma Pl wordt gereproduceerd, wordt een aantal impulsen (zeven in dit geval) overeenkomend met het aantal programma's dat moet worden voortgeschreden, toegevoerd aan de ingangsklem 71· Aldus wordt normaal reproduceren onmiddellijk uitgevoerd wanneer het gebied B8 wordt gereproduceerd en 10 wanneer het gebied B8 niet wordt gereproduceerd en het gebied C8 wordt gereproduceerd, wordt het signaalopneemorgaan teruggevoerd naar de buitensta omtreksrichting van de schijf met een lage snelheid voor het uitvoeren van normaal reproduceren wanneer het gebied B8 wordt gereproduceerd door de regeling, 15 uitgevoerd door de motoraandrijfregelketen 70 met betrekking tot de motor 72.
Wanneer overeenkomstig een gewenst programma bij de buitenste omtrekszijde van de schijf vanaf het programma dat wordt gereproduceerd, moet worden gereproduceerd vanaf het 20 begin van het programma, wordt de regelwerking uitgevoerd op een overeenkomstige wijze als in het geval beschreven in het bovenstaande, behalve dat de toevoerrichting van het signaalopneemorgaan verschillend is in dit geval.
Wanneer het reproduceren van het programmasignaal 25 is voltooid en de reproduceerstift het derde referentiesignaal fp3 in het gebied E volgt en reproduceert, wordt dit gediscrimineerd bij de lengtediscriminatorketen 69. Aldus regelt de motoraandrijfregelketen 70 de, rotatie van de motor 72 ten einde het signaalopneemorgaan 52 terug te voeren naar de wachtpositie 30 met een hoge snelheid.
De constructie van de lengtediscriminatorketen 69 is niet beperkt tot de constructie volgens fig. 8. De functies van de lengtediscriminatorketen 69 kunnen worden uitgevoerd door een microcomputer. Buitendien wordt bij de bovenstaande uit-35 voering van de uitvinding het derde referentiesignaal fp3 gebruikt als het signaal voor het variëren van de aanwezig-
BAD ORIGINAL
8200760 ! -21.- j heidsperiode. Echter kunnen hetzij een of beide van de eerste i en tweede referentiesignalen fpt en fp2 worden gebruikt in plaats daarvan. Buitendien is het reproduceerstelsel niet beperkt tot de soort met elektrostatische capaciteit waarbij 5 de reproduceerstift wordt gebruikt, maar kan het reproduceerstelsel een optisch stelsel zijn, waarbij een lichtbundel voor het reproduceren wordt gebruikt.
Overeenkomstig de schijf volgens de uitvinding is het niet nodig een speciaal regelsignaal te registreren voor het 10 uitvoeren van de boven beschreven werking. Het registreren van de schijf is eenvoudig, aangezien slechts een van de drie referentiesignalen als oorspronkelijk gebruikt voor baanregeling, wordt gebruikt. Verder is het niet nodig een speciale regel-signaaldetectieketen te vormen in de reproduceerinrichting en 15 is de ketenconstructie van de reproduceerinrichting aldus ! eenvoudiger.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen, zodat wijzigingen binnen het kader van de uitvinding mogelijk zijn.
BADOR,m0 7S0

Claims (14)

1. Roterend registratiemedium, waarvan tenminste een oppervlak een spiraalvormige hoofdbaan heeft met een groot aantal opvolgende naburige baanomlopen, en een referentie-5 signaalbaan aangebracht tussen de hartlijnen van onderling naburige baanomlopen van de hoofdbaan, waarbij het oppervlak van het roterende registratiemedium tenminste is voorzien van een informatiegedeelte dat baanomlopen omvat van de hoofdbaan met een informatiesignaal daarop geregistreerd, eerste en twee- 10 de referentiesignalen afwisselend geregistreerd in de radiale richting van het roterende registratiemedium op de referentie-signaalbaan, een derde referentiesignaal geregistreerd op posities waar baanomloopaantalen veranderen voor elke omwenteling van het roterende registratiemedium, met het kenmerk, dat 15 verder is voorzien in tenminste een voorafbepaald gebied (A, B1 - Bn, C1 - Cn, E) waarin een van de eerste, tweede en derde referentiesignalen is geregistreerd met een aanwezig-heidsperiode langer dan die bij andere normale gebieden (Dl -Dn), voor elke baanomloop.
2. Roterend registratiemedium volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het referentiesignaal geregistreerd in het voorafbepaalde gebied met een aanwezigheidsperiode langer dan die bij andere normale gebieden, het derde referentiesignaal (fp3) is.
3. Roterend registratiemedium volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voorafbepaalde gebied een uitvoer-baangebied (E) is, aangébracht op de binnenzijde vanaf een binnenste omtreksrichting van de hoofdbaan geregistreerd met' het informatiesignaal.
30 U. Roterend registratiemedium volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voorafbepaalde gebied een invoerbaan-gebied (A) is, aangebracht op de buitenzijde vanaf een buitenste omtrek van de hoofdbaan geregistreerd met het informatiesignaal.
5. Roterend registratiemedium volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voorafbepaalde gebied is voorzien van BAD ORIGINAL 8200760 -26- ; een aantal verschillende speciale posities (A, B1 - Bn, C1 - Cn, E) en het referentiesignaal geregistreerd in elk van de voorafbepaalde gebieden is geregistreerd met een langere aanvezig-heidsperiode dan die bij andere normale gebieden, en in 5 lengte van aanwezigheidsperiode verschilt in elk van de voor-iafbepaalde gebieden, voor een baanomloop.
6. Roterend registratiemedium volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het referentiesignaal geregistreerd in elk van de voorafbepaalde gebieden met een verschillende lengte 10 van aanwezigheidsperiode voor een baanomloop, is geregistreerd met een ander aantal banen in elk van de voorafbepaalde gebieden.
7. Roterend registratiemedium volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het informatiesignaal een videosignaal is en het derde referentiesignaal is geregistreerd bij een normale 15 : positie binnen een vertikale onderdrukkingsperiode van het videosignaal, en geregistreerd in het voorafbepaalde gebied inclusief en groter dan de vertikale onderdrukkingsperiode.
8. Stelsel voor het registreren van een roterend registratiemedium volgens conclusie 1 / voorzien van opwek-20 organen voor het opwekken'van de eerste, tweede en derde • referentiesignalen, referentiesignaaltoevoerorganen voor het afwisselend toevoeren van de aldus opgewekte eerste en tweede referentiesignalen, voor elke rotatieperiode van het roterende registratiemedium, registreerorganen voor het registreren van . 25 een informatiesignaal op de spiraalvormige hoofdbaan, het afwisselend registreren van de eerste en tweede referentiesignalen met onderling verschillende frequenties in de radiale richting van het roterende registratiemedium, op de referentie-signaalbaan aangebracht tussen hartlijnen, van onderling naburige 30 baanomlopen van de hoofdbaan, en het registreren van het derde referentiesignaal op posities waar baanomloopaantallen veranderen voor elke omwenteling van het roterende registratiemedium, met het kenmerk, dat poortorganen (21 — 23 , 27) aanwezig zijn voor het bepalen van de aanwezigheidsperiode van een van ] 35 de aldus: opgewekte referentiesignalen, zodat een van de eerste, J tweede en derde referentiesignalen wordt geregistreerd in een ‘ BAD ORIGINAL : \ 82 0 0 7 60 . I W V -27- voorafbepaald gebied met een aanwezigheidsperiode langer dan die bij andere normale gebieden, voor een baanomloop.
9. Stelsel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het referentiesignaal geregistreerd in het voorafbepaalde 5 gebied met een aanwezigheidsperiode langer dan die bij andere normale gebieden, het derde referentiesignaal (fp3) is.
10. Stelsel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het voorafbepaalde gebied een uitvoerbaangebied (E) is, aangebracht op de binnenzijde vanaf een binnenste omtrek van de 10 hoofdbaan geregistreerd met het informatiesignaal.
11. Stelsel volgens conclusie 8. met het kenmerk; dat het voorafbepaalde gebied een invoerbaangebied (A) is, aangebracht op de buitenzijda van een buitenste omtrek van de hoofdbaan geregistreerd met het informatiesignaal.
12. Stelsel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het voorafbepaalde gebied is voorzien van een aantal verschillende speciale posities (A, B1 - Bn, C1 - Cn, E) en het referentiesignaal geregistreerd in elk van de voorafbepaalde gebieden is geregistreerd met een langere aanwezigheidsperiode dan die 20 bij andere normale gebieden, en in lengte van aanwezigheidsperiode in elk van de voorafbepaalde gebieden verschillen, voor een baanomwenteling.
13. Stelsel volgens conclusie 12. met het kenmerk, dat het referentiesignaal geregistreerd in elk van de vooraf-25 bepaalde gebieden met de verschillende lengte van aanwezigheidsperiode voor een baanomloop, is geregistreerd met een ander aantal»banen in elk van de voorafbepaalde gebieden. 1U. Stelsel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat .het informatiesignaal een videosignaal is en het derde refe-30 rentiesignaal wordt geregistreerd in een normale positie binnen een vertikale onderdrukkingsperiode van het videosignaal, en geregistreerd in het voorafbepaalde gebied inclusief en groter dan de vertikale onderdrukkingsperiode.
15. Rotatiemedium en stelsel zoals beschreven in de 35 beschrijving en/of weergegeven in de tekening. BAD?m76 0
NL8200760A 1981-02-26 1982-02-25 Roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor. NL8200760A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP2735181 1981-02-26
JP2735181A JPS57143768A (en) 1981-02-26 1981-02-26 Information signal recording disc and its recording system

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8200760A true NL8200760A (nl) 1982-09-16

Family

ID=12218612

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8200760A NL8200760A (nl) 1981-02-26 1982-02-25 Roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor.

Country Status (5)

Country Link
JP (1) JPS57143768A (nl)
AU (1) AU551028B2 (nl)
CA (1) CA1177954A (nl)
FR (1) FR2500673A1 (nl)
NL (1) NL8200760A (nl)

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL173104C (nl) * 1977-02-09 1983-12-01 Victor Company Of Japan Informatiesignaalregistratiemedium van roterende soort en inrichting voor het registreren van informatiesignalen daarop.
FR2452838A1 (fr) * 1979-03-30 1980-10-24 Thomson Csf Procede de diffusion d'un ensemble de signaux sonores, et appareil permettant de mettre en oeuvre ce procede
JPS56111170A (en) * 1980-02-07 1981-09-02 Victor Co Of Japan Ltd Controller for playback element in playback device

Also Published As

Publication number Publication date
JPS57143768A (en) 1982-09-06
CA1177954A (en) 1984-11-13
AU8078882A (en) 1982-09-02
FR2500673A1 (fr) 1982-08-27
JPS624794B2 (nl) 1987-01-31
AU551028B2 (en) 1986-04-17
FR2500673B1 (nl) 1984-12-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4787075A (en) Optical information recording medium and apparatus for recording/reproducing information using the same
US4761775A (en) Optical disc using tracking and clocking prepits and address prepits between adjacent ones of the tracking and clocking prepits, and an optical apparatus using such a disc
EP0786767B1 (en) Optical recording medium and optical recording/reproducing device, and manufacturing method of optical recording medium
US6373815B1 (en) Optical disc having oscillating lands and grooves
EP0093582B1 (en) Scanning servo system for optical-disc information reproducing apparatus
EP0392853B1 (en) An apparatus for recording and reproducing information on and from an optical disk
EP0530023A2 (en) Optical recording and reproducing apparatus for tracking wobbling guide grooves
EP0305049B1 (en) Apparatus for detecting whether information is recorded on a storage device
US4689778A (en) Optical disc recording/reproducing apparatus with recorded track-section detector
EP0571986B1 (en) Disc recording and/or reproducing apparatus
EP0439196B1 (en) Optical disk
KR910003459B1 (ko) 트래킹 에러 신호중의 오프셋트를 감소시킨 광학 디스크 기록 재생장치
US5859820A (en) Optical disk drive and optical disk having a continuous information track formed of alternating land and groove revolutions
US4803677A (en) Rotary recording medium having a guide track and recording and reproducing apparatus therefor
CA1258909A (en) Optical information recording medium and method for recording information on said medium and reproducing information therefrom
JP2550051B2 (ja) 光カード,光カードの記録再生方法,及び,光カード記録再生装置
JP2764960B2 (ja) 記録再生方法
JPH0215926B2 (nl)
EP0523334B1 (en) Optical information recording medium and reproducing apparatus for reproducing information from the medium
JP2000187860A (ja) 光ディスク装置
NL8200760A (nl) Roterend registratiemedium en een registreerstelsel daarvoor.
US7239603B1 (en) Recording medium with judging area for track area identification based on wobbling polarity
JPH0442732B2 (nl)
NL8200761A (nl) Reproduceerinrichting voor een roterend registratiemedium.
JP2812442B2 (ja) トラッキング制御方法

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed