NL8200740A - Dubbelcilinderslot. - Google Patents

Description

f t * -1-

Dubbelcilinderslot.

De uitvinding heeft betrekking op een dubbelcilinder-slot net een koppelingsinrichting voor het naar keuze koppelen van de kernen met een blokkeernokring, ingericht voor bediening net een noodsleutel, en is hierin gekenmerkt dat naar elkaar 5 toe gekeerde einden van de kernen in axiale boringen verschuifbaar gelegerde koppelingsbeugels bevatten. Volgens andere kenmerken van de uitvinding zijn de koppelingsbeugels tegen de druk van veren in ten opzichte van elkaar verschuifbaar · aangebracht en met elkaar tegen rotatie vastgezet verbonden.

10 Voorts bevatten de koppelingsbeugels volgens de uitvinding voor het opnemen van sleutelpunten dienende sleuven. De koppelingsbeugels kunnen een verschuifbare bout bevatten die naar keuze met één van zijn einden in de bijbehorende sleuf steekt en bij van één zijde van het slot ingebrachte sleutel het volledig inbrengen 15 van een normale sleutel van de andere zijde verhindert. Bij voorkeur bevatten de einden van de bout getrapte delen.

De uitvinding heeft betrekking op een noodsleutel voor toepassing bij een dubbelcilinderslot van de hierboven beschreven soort, waarbij de sleutelpunt een uitsparing voor het opnamen van 20 het getrapte deel van de bout bevat en de rugzijde van de noodsleutel als tegenover de schacht verschuifbare lijst is uitgevoerd.

De aan de lijst aangebrachte informatieelementen (uitsparingen en ribben) zijn in de richting van de sleutelpunt verlengd aangebracht.

Op een de voorkeur verdienende wijze is de lijst door een veer 25 in een met de normaalsleutel overeenkomende stand vastgehouden.

Bij een verlengd huis wordt volgens de uitvinding ter verlenging van de kern 'een tussenstuk aangebracht dat met de kern tegen rotatie vastgezet en trekvast is verbonden en de axiale boring voor het opnenen van de koppelingsbeugels bevat. Daarbij is de 30 bij het tussenstuk behorende koppelingsbeugel in overeenstemming met de lengte van het tussenstuk verlengd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan 8200740 4 * -2- de hand van de tekening.

Fig. 1 toont een afgebroken langs-middendoorsnede door een dubbelcilinderslot, waarbij de koppelingsinrichting volgens de uitvinding op een de voorkeur verdienende wijze kan 5 worden toegepast.

Fig. 2 toont een gedeeltelijke midden-langsdoorsnede van het koppelingsgebied net de koppelingsinrichting volgens de uitvinding.

De fig. 3, 4 en 5 tonen een koppelingsbeugel in 10 bij elkaar behorende aanzichten en doorsneden.

Fig. 6 toont het aanzicht van de bout.

Fig. 7 toont het zijaanzicht van de noodsleutel waarbij de sleutelkqp in doorsnede is getekend.

Fig. 8 toont een doorsnede door de noodsleutel.

15 Fig. 9 toont een aanzicht van het zich aan de koppelings- zijde bevindende einde van een cilinderkem net tussenstuk.

De in fig. 1 getoonde slotconstructie komt met het oog op de dichthoudinrichtingen overeen met een reeds bekende constructie. De uitvinding is echter geenszins beperkt tot deze 20 bijzondere slotconstructie, maar kan ook bij andere slotconstructies worden toegepast.

Het dubbelcilinderslot volgens fig. 1 werkt op basis van draaibare dichthoudinrichtingen met permanente magneet en kogelvormige dichthoudinrichtingen. Twee met elkaar op een lijn ge-25 legen kernen 1, 2 zijn in het huis 3 draaibaar gelegerd. In de linker kern 1 is een sleutel 4 in het bijbehorende sleutelkanaal 5 in ingeschoven stand getoond. De sleutel 4 draagt vier magneet-pillen 6, door de magnetische codering waarvan in de kern aangebrachte magneetrotoren 7 in een zodanige draaistand worden ge-30 bracht dat een in de cilinderkem aangebrachte axiaal verschuifbare blokkeer lij st 8 bij het draaien van de kern 1 kan worden verschoven. Deze constructieelementen liggen op zich boven of onder het vlak van tekening. De blokkeerlijst 8 draagt blokkeerelementen 9, die bij een naar links tegen de kracht van de veer 10 ingeschoven stand 35 van de blokkeerlijst 8 met ringvormige groeven 11 in het huis 3 8200740 * « -3- op één lijn liggen, waardoor een draaien van de kern mogelijk is.

Als andere mechanische blokkeaelamenten zijn op eveneens reeds bekende wijze kogels 12 aangebracht, die in samenwerking met uitsparingen 13 respectievelijk ribben 14 van de sleutel bijdragen 5 aan een blokkeren.

De axiale verschuiving van de blokkeerlijst 8 wordt door een oplopen van de bout 75 op één van de oploopvlakken 15 van een opsluitingsring tot stand gebracht, waarbij de opsluitings-ring 16 door een kogelopsluiting 17 tegen verdraaiing tot een be-10 paalde kracht wordt vastgehouden. Voor het geval dat bij een verkeerd verdraaien van de cilinderkem met een magnetisch foutief gecodeerde sleutel de blokkeerlijst 8 niet in axiale richting kan worden verschoven, daar de magneetrotoren in de kern in de blakkeerstand staan, wordt de uitgeoefende draaikracht na over-15 winning van de vasthoudkracht van de kogelopsluiting 17 door de massieve blokkeerelementen 9 opgevangen, waardoor de gevoelige magneetrotoren 7 worden ontlast.

Beider cilinderkemen 1, 2 strekken zich met hun binneneindenl8, 19 tot aan de middellijn 20 van het slot uit, 20 waarbij dit gebied bij een gemonteerd slot door de blckkeemokring 21 is bedekt. De blokkeemokring draagt de blokkeemok 22.

De cilinderkemen bevatten aan hun zich aan de kqppelingszijde bevindende einden 18, 19 telkens een ringvormige groef 22, 24. Als tegenstuk daartoe bevat de blokkeemok-25 ring 21 naar binnen staande flanken 25, 26, die in de bijbehorende ringvormige groeven 23, 24 grijpen. De kernen zijn aldus op trek met elkaar verbonden. Teneinde de cilinderkemen in de blokkeemokring te kunnen inschuiven zijn de tussen de einden van de cilinderkemen en de ringvormige groeven 23, 24 overblijvende 30 ringvormige ribben 27, 28 van uitsparingen voorzien, in overeenstemming daarmede bevat de blokkeemokring uitsparingen, zodat de overblijvende delen van de ringvormige ribben 27, 28 als vleugels in de uitsparingen van de blokkeemokring 21 passen en bij verdraaien met de flanken 25, 26 worden geblokkeerd.

35 In axiale sleuven 29, 30 van de beide kernen 1, 3 is telkens één der koppelingsschijven 3.1, 32 verschuifbaar aange- 8200740 -4- bracht. De beide koppelingsschuiven steken met telkens één aanslag-vlak 36 in het bijbehorende sleutelkanaal 5 (alleen in de linker slothelft te zien), waardoor de koppelingsschuiven door de sleutel-punten worden verschoven. Bi fig. 1 is de linker koppelingsschuif 5 31 door de punt van de sleutel 4 naar rechts verschoven en de bijbehorende meenemer 37 koppelt de kern 1 draaibaar met de blokkeemokring 21. Via de kogel 33 is daarbij de rechts aangebrachte koppelingsschuif 32 naar rechts verschoven, zodat zijn bijbehorende meenemer 38 uit de uitsparing 39 van de blokkeemok-10 ring naar buiten is geschoven en de rechter kern 2 van. de blokkeer-nokring 21 is ontkoppeld. De blokkeemokring 21 kan bijgevolg de draaiing van de linker cilinderkem 1 meemaken zonder dat de rechter kern 2 moet worden meegedraaid. Als gevolg van de ingeschoven koppelingsschuif 32 kan van deze rechter zijde uit ook 15 geen tweede sleutel zo ver in het sleutelkanaal worden ingeschoven dat daardoor een blokkeren of ontgrendelen van de rechter cilinderkem itogelijk is.

De koppelingsschuiven 31, 32 zijn door de aantrekkingskracht van de magneten 34, 35 in de richting van de middenlijn 20 20 van het slot voorgespannen. De kogel 33 uit een magnetisch geleidend materiaal dient er toe eventuele toleranties te compenseren en het verdraaien van de beide kernen ten opzichte van elkaar te vergemakkelijken.

In de volgende fig. 2 t/m 4 is een noodsleutelkoppeling 25 getoond, die in verbinding met een slotconstructie volgens fig. 1 kan worden toegepast. Dezelfde delen zijn in deze figuren van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.

In axiale boringen 40, 41 aan de beide naar het middenvlak 20 wijzende kopvlakken van de kernen 1, 2 zijn twee 30 ten opzichte van elkaar verschuifbare koppelingsbeugels 42, 43 aangebracht. De koppelingsbeugels 42, 43 worden door veren 44 op een bepaalde afstand verend van elkaar gehouden en zijn gemeenschappelijk binnen de axiale boringen 40, 41 verschuifbaar. Aan beide zijden steken de koppelingsbeugels in hun bijbehorende 35 sleutelkanaal 5, 45, waarbij in de koppelingsbeugels sleuven 46, 47 zijn aangebracht, die in de nulstand van de kernen 1, 2 op 8200740 » <9 -5- êén lijn liggen met de sleutelkanalen 5, 45.

In fig. 2 is van links een sleutel helemaal in het sleutelkanaal ingestoken getoond. De sleutelpunt 48 grijpt in de sleuf 46 van de koppelingsbeugel 42 en over het aanslagvlak 5 36 is de bijbehorende koppelingsschuif 31 zo ver naar rechts verschoven dat de meenemer 37 van de koppelingsschuif in de uitsparing 39 van de blokkeemokring 21 ingrijpt en de blokkeer-nokring met de kern 1 draaibaar verbindt. Op de andere zijde is daardoor de rechter koppelingsschuif 32 buiten ingrijping net 10 de blokkeemokring 21, zodat de rechter kern 2 van de .linker kern is ontkoppeld.

In centrale boringen 49, 50 van de koppelingsbeugel 42, 43 is een bout 51 verschuifbaar gelegerd. De bout is aan zijn beide einden getrapt (52, 53) en kan met deze getrapte delen 15 links of rechts in de sleuf 46, 47 naar binnen steken. In fig. 2 is de bout 51 door de sleutelpunt 48 naar rechts verschoven, zodat het getrapte deel 53 de sleuf 47 in het gebied van de bout volledig opvult.

Wordt in de rechter cilinder volgens fig. 2 een 20 normale sleutel ingeschoven, zoals in deze figuur links is aangegeven, dan kan het slot van rechts niet worden bediend.

Als gevolg van het naar rechts verschoven aanslagvlak 54 van de rechter koppelingsschuif 32 kan de sleutel niet helemaal worden ingeschoven, zodat de overeenkomende variatieelementen van 25 de sleutel, namelijk de magneetpillen en uitsparingen respectieve* lijk ribben, voor de bediening van de verschillende dichthoud-inrichtingen niet in de open stand worden gebracht. Deze stand van de sleutel is in fig. 2 met gestippelde lijn aangegeven, zie het verwijzingscijfer 55.

30 Teneinde in geval van nood evenwel van rechts te kunnen blokkeren wordt in een noodsleutel voorzien, zoals in fig. 7 is getoond. De noodsleutel 56 bevat gezamenlijke profiel- en variatieelementen van de normale sleutel, waarbij overigens de rugzijde als verschuifbare lijst 57 is uitgevoerd. Door een veer 58 35 wordt de lijst 57 in zijn eindstand gedrukt, zodat de noodsleutel 8200740 -6- als nontale sleutel werkt. Op voordelige wijze is de lijst 57 in de overblijvende sleutelschacht geleid, zoals bijvoorbeeld in fig. 7 is getoond. Door de zwaluwstaartverbinding tussen lijst en schacht 59 is gewaarborgd dat de beide delen zich altijd in 5 een correcte stand ten opzichte van elkaar bevinden.

In fig. 2 is de zojuist beschreven noodsleutel 56 van rechts ingeschoven getoond. Door de verschuifbaarheid van de lijst 57 kan de sleutelpunt 60 volledig in het sleutelkanaal worden ingeschoven, totdat deze in de sleuf 47 van de koppelingsbeugel 10 43 rust. De uitsparing 61 dient voor het opnemen van het in de sleuf stekende getrapte deel 53 van de bout 51. Door het volledig insteken van de sleutelschacht 59 zijn de magneetpillen en de variatieelementen van de sleutelbaard in de nauwkeurige stand binnen de cilinderkem gebracht. De variatieelementen van de 15 sleutelrug zijn door de verschoven stand van de lijst 57 eveneens in iets naar achter verplaatst. Dit wordt door* overeenstacming daarmede verbrede variatieelementen gecompenseerd (zie de uitsparingen 62, 63 in fig. 7). Daardoor kunnen gezamenlijke dichthoudinrichting-en van het slot in een open stand worden gebracht en de cilinder-20 kern worden verdraaid. Bij het draaien van de noodsleutel 56 wordt de rotatiekracht via de sleutelpunt 20,de koppelingsbeugel 43 op de koppelingsbeugel 42 en via de linker ingestoken normale sleutel 4 op de bijbehorende koppelingsschuif 31 en de blokkeemokring 21 overgébracht.

25 De bout 51 verhindert een verkeerd openzetten van het slot van rechts met behulp van een dun plaatje of spion, wanneer van links een sleutel op de getoonde wijze is ingestoken. Door het getrapte deel 53 is het niet mogelijk de spion in de sleuf 47 in te brengen.

30 Door de veer 44 tussen de beide koppelingsbeugels 42, 43 kan de noodsleutel 56 ook dan volledig worden ingeschoven wanneer de koppelingsbeugels in een gedraaide stand zijn aangebracht, wanneer namelijk de sleutel 4 is ingestoken en gedraaid is. De sleutelpunt 60 stoot dan tegen het kopvlak 64 en drukt 35 de koppelingsbeugel 43 tegen de kracht van de veer 44 in naar 8200740 -7- links. Door het draaien, van de noodsleutel 56 komt de sleutel-punt 60 in een stand evenwijdig aan de gedraaide sleuf 47 en rust hierin.

In de fig. 3 t/m 5 is een de voorkeur verdienende 5 uitvoeringsvorm van. de koppelingsbeugels getoond. Deze onvat een cirkelvormig lichaam 65 met twee boringen 66, 76 voor twee drukveren 44. Voorts is een been 70 in axiale richting aangebracht, dat in de uitsparing 71 van de betreffende andere koppelings-beugel ingrijpt. De boring 51 dient voor het opnemen van de bout 10 51, die in fig. 6 is getoond.

Fig. 9 toont afgebroken het zijaanzicht van een linker kern van het dubbelcilinderslot volgens de uitvinding in een bijzondere uitvoeringsvorm. De in fig. 1 met stippellijn 8 aangegeven blokkeerlij st ttnet zijn blokkeerelementen 9 is hier 15 in aanzicht getoond. Bij cilindersloten en in het bijzonder dubbel-cilindersloten is het noodzakelijk het slothuis en in overeenstemming daarmede ook de cilinderkemen in verschillende lengten uit te voeren teneinde een aanpassing van het slot aan verschillende deur-dikten en aan de stand van het slot binnen de deur aan te passen.

20 De vervaardiging en Legering van kernen van verschillende lengten brengt nadelen met zich mede. Bet is derhalve van voordeel de kern met zijn meest verschillende constructieelementen alleen in één lengte te vervaardigen en voor een eventueel noodzakelijker verlenging een tussenstuk 73 aan te brengen. Het tussenstuk is bij 25 dit uitvoeringsvoorbeeld met de kern 1 via een zwaluwstaartver-binding 46 tegen rotatie vastgezet en trekvast verbonden. Het tussenstuk bevat een axiale boring 74 voor het opnemen van de hierboven beschreven koppelingsbeugels 42 en/of 43. Het spreekt vanzelf dat de telkens bij het tussenstuk behorende koppelings-30 beugel in overeenstemming met de lengte van het tussenstuk verlengd moet zijn teneinde enerzijds met de sleutelpunt en anderzijds met de tweede koppelingsbeugel te kunnen samenwerken. In fig. 9 is bovendien de ringvormige groef 23 en de ringvormige ribbe 27 duidelijk aangegeven.

35 8200740

Claims (13)

1. Dubbelcilinderslot met een koppelingsinrichting vcor het naar keuze koppelen van de kernen met een blokkeemokring, ingericht voor noodsleutelbediening met het kenmerk dat de naar elkaar toegekeerde einden van de kernen (1, 2) jin axiale 5 boringen (40, 41) verschuifbaar gelegerde koppelingsbeugels (42, 43) bevatten.

2. Dubbelcilinderslot volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de koppelingsbeugels (42, 43) tegen de druk van veren (441 in ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn aange- 1Q bracht.

3. Dubbelcilinderslot volgens de conclusie 1 en 2 met het kenmerk dat de koppelingsbeugels (42, 43) met elkaar tegen rotatie vastgezet zijn verbonden.

4. Dubbelcilinderslot volgens één der coclusies 15. t/m 3 met 'het kenmerk dat de koppelingsbeugels voor het opnemen van de sleutelpunten (48, 60) dienende sleuven (46, 47) bevatten.

5. Dubbelcilinderslot volgens één der conclusies 1 t/m 4 met het kenmerk dat de koppelingsbeugels een verschuif-20 bare bout (51). bevatten, die naar keuze met één van zijn einden in de bijbehorende sleuf (46, 47) steekt en bij van één zijde van het slot ingebrachte sleutel het volledig inbrengen van een normale sleutel van de andere zijde verhindert.

6. Dubbelcilinderslot volgens conclusie 5 met het 25 kenmerk dat de einden van de bout (51) getrapte delen (52, 53) bevatten.

7. Noodsleutel voor toepassing bij een dubbelcilinderslot volgens de conclusies 1 t/m 6 met het kenmerk dat de sleutel-punt (60) een uitsparing (61) bevat voor het opnemen van het ge- 30 trapte deel (53) van de bout (51) en dat de rugzijde van de noodsleutel (56). als tegenover de schacht (59) verschuifbare lijst (57) is uitgevoerd.

8. Noodsleutel volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de aan de lijst (57) aangebrachte informatieelementen (uit- 8200740 -9- sparingen 62, 63 en ribben) in de richting van de sleutelpunt (60) verlengd zijn aangebracht.

9. Nöodsleutel volgens de conclusies 7 en 8 met het kenmerk dat de lijst (57) door een veer (58) in een met de 5 normale sleutel overeenkomende stand wordt gehouden (fig. 5).

10. Dubbelcilinderslot volgens één der conclusies 1 t/m 6 iret het kenmerk dat ter verlenging van de kern bij een verlengd hiis een tussenstuk (73) is aangebracht, dat met de kern (1) tegen rotatie vastgezet en trekvast is verbonden 10 en de axiale boring (74) voor het opnemen van de koppelings-beugels (42, 43) bevat.

11. Dubbelcilinderslot volgens conclusie 10 met het kenmerk dat de bij het tussenstuk (74) behorende koppelings-beugel in overeenstemming met de lengte van het tussenstuk 15 is verlengd.

12. Dubbelcilinderslot in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of afgebeeld in de tekening.

13. Nöodsleutel voor toepassing bij een dubbelcilinderslot in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of 2Q afgebeeld in de tekening. 82 0 0 7 4 G