NL8200647A - Stofinloop voor een papiermachine. - Google Patents

Description

N.0. 30.879 j.

Stofinloop voor een papiermachine.

De uitvinding heeft betrekking op een stofinloop voor een papiermachine met in verscheidene rij en aangebrachte verdeelkanalen met tenminste telkens een trapvormige verwijding en een op de verdeelkanalen aansluitend smal uitlopend mondstukkanaal dat in een uitgangsspleet 5 eindigt, die door twee plaatvormige lippen is begrensd, die een hoofdzakelijk vlak begrenzingsvlak van het mondstukkanaal vormen en langs dit vlak verschuifbaar zijn, waarbij in het mondstukkanaal tenminste ëén scheidingselement met een hoofdzakelijk glad oppervlak is aangebracht, dat het mondstukkanaal in deelruimten onderverdeelt, die met 10 verscheidene rijen van verdeelkanalen in verbinding staan, en dat tenminste gedeeltelijk door een starre plaat wordt gevormd, die in het mondstukkanaal star is bevestigd.

Een dergelijke stofinloop is bekend uit het Duitse Offenlegungs-schrift 28 00 547 (Amerikaans octrooischrift 4.221.635).

15 Bij de bekende stofinloop eindigen de door starre platen gevormde scheidingselementen voor de uitgangsspleet in het mondstukkanaal. Er is op zichzelf geen bezwaar wanneer zoals het bij de bekende stofinloop het geval is, alle aanwezige deelruimten met een stofsuspensie met dezelfde kwaliteit worden gevoed.

20 Bij de vervaardiging van uit meer lagen bestaand papier door mid del van een dergelijke stofinloop, waarbij een voeden van de deelruimten met stofsuspensies van verschillende kwaliteiten wordt verondersteld, bestaat in zekere gevallen de mogelijkheid van een ongewenst mengen van de afzonderlijke uit de deelruimten vloeiende stromen in het 25 deel tussen de einden van de scheidingselementen en de uitgangsspleet.

De uitvinding heeft betrekking op een verdere ontwikkeling van de bekende stofinloop met het doel de stofinloop voor de vervaardiging van uit meer lagen bestaand papier geschikt te maken en daarbij zo veel mogelijk een mengen van de afzonderlijke lagen voor het afzetten daarvan 30 op een of tussen twee zeven te vermijden.

De stofinloop volgens de uitvinding waardoor dit doel wordt bereikt, heeft het kenmerk dat de deelruimten over de verdeelkanalen op verschillende stoftoevoerleidingen zijn aangesloten en dat het scheidingselement door de uitgangsspleet uit het mondstuk naar buiten 35 steekt.

Door deze maatregelen wordt ene'rzijds het voeden van de deelruimten van de stofinloop met stofvloeistoffen van verschillende kwaliteiten mogelijk, waarbij de voordelige werking van de verdeelkanalen met 8200647

'♦ V

2 trapvormige verwijdingen, die op zichzelf bekend is, wordt gebruikt. Door de opstelling van het scheidingselement respectievelijk de scheidingselementen tot voorbij de uitgangsspleet wordt een te vroeg mengen van afzonderlijke lagen vermeden. Daarbij kan de toevoer van de stof-5 suspensie in een van de deelruimten worden onderbroken of kan er aan éin of meer deelruimten de met lucht gemengde suspensie in schuirnvorm worden toegevoerd. Bij voorkeur kan op de starre plaat van het scheidingselement een buigzame folie zijn aangesloten. Daardoor wordt een automatische aanpassing van de stromingsdoorsnede van de afzonderlijke 10 deelruimten aan de stromingshoeveelheden hoofdzakelijk in het gebied buiten de uitgangsspleet bereikt.

Daarbij kan de overgangsplaats tussen de starre plaat en de folie als werveltrap zijn uitgevoerd. Behalve een vereenvoudiging van de bevestiging van dè folie aan de starre plaats wordt tevens nog het voor-15 deel van een gunstig wervelen van de stofsuspensie bij de overgang tussen de beide delen bereikt.

Er kan tenminste één andere plaat in het mondstukkanaal scharnier-baar zijn bevestigd. In dit geval vindt ook in het gebied van de starre plaat de genoemde aanpassing van de doosnede aan de stromingshoeveelhe-20 den in de afzonderlijke deelruimten plaats.

De overgangsplaats tussen de plaat en de folie kan zich binnen het mondstukkanaal bevinden.

Er is echter ook een uitvoeringsvorm mogelijk, waarbij de overgangsplaats zich tussen de plaat en de folie buiten het mondstukkanaal 25 bevindt.

Daarbij kunnen bij verscheidene scheidingselementen de folies verschillende lengten hebben. Op deze wijze kan de plaats van het afzetten van de door de afzonderlijke deelruimten stromende stofsuspensies op een zeef respectievelijk op een vooraf gevormd vezelvlies worden ge-30 stuurd.

In dit verband wordt erop gewezen, dat een stofinloop met een zich in een mondstukkanaal bevindend scheidingselement voor de vervaardiging van uit meer lagen bestaand papier bekend is uit het Duitse octrooi-schrift 899.896. Het scheidingselement strekt zich echter niet voorbij 35 de uitgangsspleet uit. Bovendien ontbreken de verdeelkanalen met trapvormige verwijdingen. Uit het Amerikaanse octrooischrift 3.853.697 is een stofinloop bekend, die in een mondstukkanaal scheidingselementen met een star deel en een daarop aansluitend buigzaam deel heeft. In dit geval strekken de scheidingselementen zich eveneens niet voorbij de 40 uitgangsspleet uit. Anderzijds zijn zij niet bestemd voor het geleiden 8200647

^ '♦ V

3 van de stofvloeistoffen van verschillende kwaliteiten.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

In de tekeningen toont: 5 Fig. 1 een schematische doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van de stofinloop, waarbij de starre platen door de uitgangssleuf van het mondstukkanaal naar buiten voeren.

Fig. 2 een met de doorsnede van fig. 1 overeenkomende afbeelding van een uitvoeringsvorm, waarbij de starre platen binnen het mondstuk-10 kanaal eindigen; en

Fig. 3 en 4 een met de doorsnede van fig. 1 op vergrote schaal overeenkomende afbeeldingen van de verbindingsplaats van een starre plaat van het scheidingselement met de folie.

De in fig. 1 getoonde stofinloop bevat een blok 1 waarin drie rij-15 en verdeelkanalen 2 zijn uitgevoerd. De kanalen 2 zetten zich met een grotere diameter voort door de lijstvormige delen 3 waartussen starre plaatvormige scheidingselementen 4 zijn bevestigd. Aan het blok zijn plaatvormige lippen 5 bevestigd, die met elkaar een smal uitlopend mondstukkanaal 6 begrenzen, dat door de scheidingselementen 4 in deel-20 ruimten 7 is onderverdeeld. Het mondstukkanaal 6 eindigt met een uitgang s spleet 8 waardoor de plaatvormige elementen 4 zich naar buiten uitstrekken. Aan de einden van de plaatvormige scheidingselementen 4 sluiten buigzame folies 10 aan.

Zoals verder nog uit fig. 1 blijkt zijn de afzonderlijke rijen 25 verdeelkanalen 2 via buizen 11 op toevoerleidingen 12 aangesloten, die nog een ondersteuningsconstructie 13 zijn bevestigd.

De verdeelkanalen 2 zijn tussen hun in het blok 1 en in de lijsten 3 uitgevoerde delen voorzien van een trapvormige verwijding 14. Hoewel in elk kanaal een afzonderlijke dergelijke verwijding is afgebeeld, is 30 het duidelijk, dat ook verscheidene achter elkaar kunnen worden uitgevoerd. Dergelijke verwijdingen zijn uit het Amerikaanse octrooischrift 3.527.197 bekend. Vanwege de constructieve uitvoering van het blok met de lippen wordt gewezen op het genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.221.635. De opstelling van de toevoerbuizen ten opzichte van de af-35 zonderlijke rijen verdeelkanalen blijkt uit het Amerikaanse octrooi-'schrift 4.198.270.

De uitvoeringsvorm volgens fig. 2 onderscheidt zich van die volgens fig. 1 doordat de plaatvormige delen 4 van de scheidingselementen binnen het mondstukkanaal eindigen, dat wil zeggen voor de uitgangs-40 spleet 8, welk kanaal door lippen 5 wordt begrensd. Zoals uit fig. 2 8200647 4 blijkt zijn de buigzame folies 2 die tezamen met de platen 4 schei-dingselementen vormen, bevestigd in sleuven 20 van de platen 4.

Volgens fig. 2 zijn de einden van de platen 4 zodanig afgeschuind, dat daaromheen de stofsuspensie kan stromen, die door de deelruimten 7 5 vloeit.

Volgens fig, 3 is de overgangsplaats tussen de starre platen 4 en de buigzame folie 10 als een werveltrap 30 uitgevoerd. Hiervoor kunnen de platen 4 hetzij rechthoekig zijn afgesneden of zelfs van een verwijding 31 zijn voorzien. In beide gevallen wordt aan het einde van de 10 plaat 4 een wervelzSne 32 gevormd, die een voordelige werveling van de stofsuspensie tengevolge heeft.

Zoals uit fig. 2 blijkt kunnen de delen van de folies 10 die de scheidingselementen 4, 10 vormen, bij verschillende scheidingselementen van een stofinloop verschillende lengten LI respectievelijk L2 hebben. 15 De platen 4 kunnen volgens fig. 1 star zijn bevestigd in het mond-stukkanaal 6. Echter is ook een beweegbare bevestiging van tenminste één van de platen 4 denkbaar, zoals dit bijvoorbeeld door een kerf 43 in fig. 2 is aangegeven. Deze vermindert de stijfheid van de plaat 4, zodat deze op deze plaats scharnierbaar kan worden verbogen en aan de 20 stroming kan worden aangepast.

Fig. 4 toont tenslotte een scharnierverbinding van de folie 10 met de plaat 4. Volgens deze fig. is de folie 10 voorzien van een hoofdzakelijk cilindrische verdikking 50 die in een sleuf 51 van de plaat 4 met ruimte zodanig is ondergebracht, dat deze niet uit de spleet kan 25 glijden,

De folies 10 kunnen bijvoorbeeld uit kunststofmateriaal of metaal bestaan, of ook met verscheidene materialen worden bekleed.

8200647

Claims (9)

1. Stofinloop voor een papiermachine met in verscheidene rijen aangebrachte verdeelkanalen elk met tenminste een trapvormige verwijding en een op de verdeelkanalen aansluitend, smal uitlopend mondstukkanaal dat met een uitgangsspleet eindigt, die door twee 5 plaatvormige lippen is begrensd, die een hoofdzakelijk vlak begrenzingsvlak van het mondstukkanaal vormen en langs dit vlak verschuifbaar zijn, waarbij in het mondstukkanaal tenminste één scheidingselement met een hoofdzakelijk glad oppervlak is aangebracht, dat het mondstukkanaal in deelruimten onderverdeeld, die met 10 verschillende rijen van verdeelkanalen in verbinding staan en dat tenminste ten dele door een starre plaat wordt gevormd, die in het mondstukkanaal star is bevestigd, met het kenmerk, dat de deelruimten (7) via de verdeelkanalen (2) op verschillende stoftoevoerleidingen (12) zijn aangesloten en dat het scheidingselement (4,10) door de 15 uitgangsspleet (8) uit het mondstukkanaal (6) naar buiten steekt.

2. Stofinloop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op de starre plaat (4) van het scheidingselement een buigzame folie (10) is aangesloten.

3. Stofinloop volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de over-20 gangsplaats tussen de starre plaat (4) en de folie (10) als werveltrap (30) is uitgevoerd, (fig. 3).

4. Stofinloop volgens een van de conclusies 2 of 3, met het kenmerk,. dat de overgangsplaats (20) zich tussen de plaat (4) en de folie (10) binnen het mondstukkanaal (6) bevindt (fig. 2).

5. Stofinloop volgens een van de conclusies 2 of 3, met het ken merk, dat de overgangsplaats (20) zich tussen de plaat (4) en de folie (10) buiten het mondstukkanaal (6) bevindt (fig. 1).

6. Stofinloop volgens een van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat tenminste één andere plaat (4) in het mondstukkanaal 30 (6) beweegbaar is bevestigd.

7. Stofinloop volgens een van de conclusies 2 tot en met 6, met het kenmerk, dat op tenminste één van de lippen (5) een buigzame folie (10) is aangesloten.

8. Stofinloop volgens een van de conclusies 2 tot en met 7, met 35 het kenmerk, dat bij verscheidene scheidingselementen (4, 10) de folies (10) verschillende lengten hebben (fig. 2,4).

9. Stofinloop volgens een van de conclusies 2 tot en met 8, met het kenmerk, dat de folie (10) door een scharnierverbinding (50, 51) met de plaat (4) is verbonden. 8200647