NL8200172A - Bescherminrichting voor boorputverbuizing, in het bijzonder bij olieboringen. - Google Patents

Description

—. rrrr^i— ----------------^·~·--------—*—-*--τ·..^._·ν.Λ>^,^---^- -*.,..-,...

* r.

---------------- “ ' T

‘ I

-1- j vo 2659 ·

Bescherminrichting voor boorputverhuizing,in het "bijzonder "bij olieboringen.

De uitvinding betreft een verbetering van een beschermings-inrichting voor verbuizingspijpen (casing-buizen), zoals beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 78..O5V7U. j

Dergelijke casing-buizen ten gebruike bij boringen, in het » 5 bijzonder olieboringen, hebben conische, schroefdraadeinden en worden gewoonlijk bij de fabriek afgeleverd met beschermingen voor de uitein- j den, waarvan er een wordt, gevormd door een metalen schroefdraadmof die op t een van de buiseinden kan worden geschroefd. j

Om een dergelijk samenstel van een schroefdraadbuis en een ’ 10 eindmof ter be schermen tegen inwerkingen van de omgeving, verschaft de

uitvinding een beschermingsinrichting van kunststof. I

In de oudere aanvrage zijn de problemen bij dergelijke be- j schermingen beschreven en de voorgestelde oplossing is gekenmerkt door- : dat de beschermingsinrichting volgens de hoofdconclusie wordt gevormd 15 door een dop, die de genoemde metalen mof bedekt en een ring, die op de buis is geschroefd en die tijdelijk door elastische aangrijping kan worden verbonden met genoemde dop, welke laatste bij zijn vrije uiteinde eindigt in een ringvormige verlenging, die aan de- buitenzijde is geprofileerd, waarbij de genoemde ring de vorm heeft van een krans met 20 drie concentrische lippen, die in hoofdzaak evenwijdig zijn en volgens de as van de dop zijn georienteerd en waarvan er een wordt vastgeklemd tegen het. buitenoppervlak van genoemde buis,, de buiten- en binnenlip ten opzichte van een middenlip twee ringvormige aangrenzende uitsparingen begrenzen, die in de richting van de dop opnene, waarvan er een aan de 25 binnenzijde ligt en de andere aan de buitenzijde, waarin het genoemde ringvormige uitsteeksel van de dop wordt opgenomen en waarvan een van de vlakken een profiel heeft, dat complementair is aan dat van genoemd uitsteeksel, waarmee het middels elastische aangrijping samenwerkt. Het is duidelijk, dat deze constructie enerzijds het vasthouden van de dop op 30 de metalen eindmof garandeert en anderzijds de afdichting van de bescherming bij de basis van deze mof.

De ring is, zoals in het voorgaande uiteengezet, uitgerust met een inwendige lip, die flexibel strak tot aanligging komt tegen het buitenoppervlak van de buis en aldus op dit niveau de afdichting waarborgt.

35 De verbetering, die het onderwerp van deze aanvrage is, betreft 8200172 " < *

--------- ------ ....... " "' 1 I

! ' .. ί -2- ! het gemak, waarmee het samenstel van dop en ring op zijn plaats kan worden gebracht. Tot' dusverre kan de gebruiker van de beschermingsinrichting· volgens de uitvinding als volgt te werk gaan: 1 a) de metalen mof,, die door de fabriek op het uiteinde van de 5 buis is aangebracht, wordt losgeschroefd, b) de mof'wordt door de beschermingsmof volgens de uitvinding bedekt, waarbij eventueel de mof wordt voorverwarmd, c) de ring wordt op het vrije uiteinde van de buis geschroefd, d) de metalen mof, bedekt door de dop, wordt weer op zijn ! 10 plaats geschroefd, _ ' e) de dop en de ring worden voor volledige bescherming gekoppeld..

Deze wijze- van werken kan worden verbeterd op grond van de hierna volgende overwegingen: 15 1. De hoorbuizen verlaten de fabriek met de metalen mof aange- bracht op het uiteinde, 2. in het algemeen verdient het aanbeveling het manipuleren met beschermingsinrichtingen volgens de uitvinding buiten de fabriek te vermijden, omdat de fabriek hier beter voor is ingericht, 20 3. in ieder geval betekent het losschroeven van de metalen mof en het weer op de plaats brengen daarvan tijdverlies en handwerkkosten, 4. het schroeven van de ring op de buis vereist het manipuleren met de buis, terwijl het schroefdraaduiteinde, dat men wil beschermen, juist onbeschermd is, 25 5· het op de plaats brengen van de dop op de mof zal het los schroeven daarvan niet vereisen als de met de dop samenwerkende ring zich. reeds op de buis zal bevinden.

Het op te lossen probleem is derhalve bij het plaatsen van de beschermingsinrichting vermijden van bepaalde handelingen, buiten of bin- 30 nen de fabriek, en het koppelen van de dop en de ring van de bescher— mingsinrichting volgens de uitvinding zonder de kwaliteit van de afdichting nadelig te beïnvloeden, waarbij de verbetering geen ingewikkelder vormproces of een hogere vervaardigingsprijs mag veroorzaken, die niet in verhouding staat tot het beoogde voordeel.

35 De voor dit doel door de uitvinding voorgestelde oplossing be staat daarin, dat bij een beschermingsinrichting volgens de oudere Neder-lanse octrooiaanvrage de ring, die door elastische aangrijping moet samen— 82 0 0 1 72 * ·* i

' -3- I

. ' ! f werken met genoemde dop tenminste een axiaal georienteerde spleet heeft, ”die zodanig door twee contactviakken wordt* bepaald, dat de spleet gedeeltelijk elastisch kan worden geopend om radiaal op de te omsluiten buis te worden geplaatst, waarbij de twee einddelen, die de genoemde 5 spleet begrenzen, zijn uitgerust met een onderling kóppelmiddel voor het- weer instellen van de continuïteit van genoemde ring.

In-een variantuitvoering omvat de ring tegenover de genoemde spleet een axiaal scharnier voor het vrij openen van de ring met het doel deze op de te omvatten buis te plaatsen. . j .

10 In een andere variantuitvoering. heeft de ring 2 axiaal georiën teerde spleten, die diametraal tegenover elkaar liggen, waarbij de twee halfcylindrische delen, die aldus worden gevormd en resp. de buis kannen omvatten, een onderling kóppelmiddel hebben voor het weer'tot een geheel maken van- de ring.

15 Het is duidelijk, dat in elk van de uitvoeringsvormen van de ring op eenvoudige en economische wijze het probleem van het op de plaats » brengen van de ring van de beschermingsinrichting is opgelost, zonder dat voor dit doel de metalen mof behoeft te worden losgeschroefd.

Het spreekt vanzelf, dat het kóppelmiddel voor het' weer tot 20 een geheel maken van de ring de meest uiteenlopende vormen kan hebben' ; vanaf complementaire profielen, die door tangentiale ineenhaking of door; schuiven samenwerken tot aan een klemhlok, waarmee passende einduit— steeksels van de gespleten ring of van twee halve ringen worden omsloten.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder'verwijzing 25 naar de tekening, enige uitvoeringsvoorheelden van de beschenningsin— richting voor hoorbuizen worden beschreven.

Figuur 1 is een perspectief aanzicht van een uitvoeringsvorm van de ring volgens de uitvinding met een spleet en koppeling door tan— gentiele ineenhaking; 30 figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II—II in figuur J en toont de inhaakprofielen; figuur 3 is een perspectief aanzicht van een uitvoeringsvorm van de ring met een spleet en aansluiting door middel van een klemhlok; figuur h i's een doorsnede volgens de lijn IV—IV in figuur 3 en 35 toont de profielen, die door middel van het klemhlok tot aansluiting kunnen worden gebracht; figuur 5 is een aanzicht in perspectief van een hoorbuis met een 8200172-------- * i ......... 1 ' ------------------------ ' t i

-k- I

' " . ί metalen mof, bedekt door de beschermdop volgens de uitvinding en gedeeltelijk opengewerkt voor bet zichtbaar maken van het binnengedeelte, alsmede een ring uit· twee delen, die in niet samengevoegde toestand is weergegeven en ingericht voor tangentiele inhaking; 5 figuur 6 is een aanzicht in perspectief van een soortgelijke buis als afgebeeld in figuur 5, met een tweedelige ring, die aansluitend, op de. buis is weergegeven in niet samengevoegde toestand en voorzien van- middelen voor aansluiting door axiale verschuiving; ' * .;·.· figuur J is een aanzicht’ van het samenstel volgens figuur’6, ’ 10 waarbij de twee halve ringen zijn samengevoegd door onderlinge verschuif ving in de richting van de pijl F, echter waarbij de gevormde ring nog niet met de dop is verbonden; figuur 8 is een doorsnede volgens de lijn VIII-VIII in figuur 7 en toont een voorbeeld van. het koppelprofiei met schuifwerking en 15 figuren 9 en IQ. zijn aanzicht van het samenstel volgens figuur 6, waarbij de hereniging van deze ringdelen' en de koppeling daarvan met de dop op andere wijze zijn uit gevoerd dan weergegeven in de figuren. 6 en J,

Het- zij opgemerkt, dat in de uitvoeringsvormen volgens de fi-20 guren 1 en 3 er diametraal, tegenover de spleet al dan niet een scharnier aanwezig kan zijn voor het openen van de ring voor plaatsing om een te beschermen buis.. Het scharnier kan diverse gebruikelijke vormen hebben en is verder niet beschreven of in de tekening weergegeven.

Verwijzend naar de figuren 1 en 3 is de in zijn geheel met 25 2 aangegeven ring voorzien van een krans lli,van waaruit zich drie con centrische lippen uitstrekken, van welke voor het eenvoudig houden van de tekening de buitenlip 15 en de binnenlip 17 zijn afgebeeld, waarbij de lip 17 zich omlaag voortzet met een iets conisch verlopende rok 20.

De lip 15 heeft getand profiel 21, complementair aan het profiel van 30 het binnengedeelte van de dop en dat men terugvindt in de figuren 5-10.

De ring 2 heeft een langsspleet 23 ter hoogte van de rok 20, waarbij de einddelen die de spleet bepalen volgens figuur 1 resp. een uitsteeksel in de vorm van een haak 2b en een tandvormig contraelement 25 hebben en volgens figuur 3 half-zwaluwstaartvormige wiggen 26, 27 die 35 door axiale· verschuiving kunnen samenwerken met een klemhlok 28, waarbij de samenstellen van haak en tand 2b, 25 en van contra-elementen en klem-blok 26, 27, 28 in staat zijn in deze twee gevallen door samenklemming de ring om de te beschermen buis te sluiten en deze vervolgens in de 82 0 0 1 72 ;----—' ! · ~' 1 i -5- ! ... f .

-/ richting van de, de metalen mof bedekkende dop te bewegen voor elas- · tische koppeling daarmee. Het klemblok 28 wordt in de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 op zijn plaats gehouden door een pen 29, die door in het klemblok en de wiggen 26, 27 aangebrachte gaten reikt* Het spreekt.

5 vanzelf , dat het klemblok op verschillende andere manieren op zijn plaats kan worden gehouden, zoals door kleven of. met behulp van pallen die in de krans worden ingebed. Het klemblok kan overigens van elk geschikt materiaal, zijn vervaardigd en eventueel afwijkend van het mar· teriaal van de ring en/of de dop. } • ι- ιο De figuren 2 en 3 tonen de wijze waarop in deze twee uitvoe- ringsvormen de ring wordt gesloten, waarbij natuurlijk een (niet af ge- · heelde) pakking in de spleet 23 kan worden geplaatst voordat deze wordt ; gesloten, voor het verbeteren van de afdichting tussen de tegenoverliggende vlakken van de ringspleet.

15 Figuur 5 toont enerzijds de buis 50 op het schroefdraaduiteih— de- 51 daarvan een metalen mof 52 is geschroefd, die aan het kopeiiade is afgesloten door de dop 1 volgens de uitvinding- Met 7 is de rok van de dop aangegeven, die eindigt in een ringvormig uitsteeksel 10, dat op het buitenoppervlak is uitgerust met een getand profiel 11 comple— 20 mentair aan het profiel 21 van de ring 2*

Deze ring 2 is uitgevoerd in twee overeenkomstige schalen 3Q,.

31, die, voor het omvatten van de buis kunnen worden samengevoegd met behulp van haken 32, die kunnen worden opgenomen en worden vastgehouden' in opneemholten 33. Ook in dit geval kunnen tussen' de tegenover elkaar 25 liggende vlakken 3^, 35 en 3V , 35’ elastische pakkingen zijn aange— bracht. Het gaat hierbij om een tangentiele wijze van inhaking, die in een groot aantal varianten kan worden uitgevöerd. -

De figuren 6-10 tonen een zelfde soort ring met twee’ schalen 30, 31, bestemd voor samenvoeging door verschuiving en aangrijping van 30 wiggen 36 (bijv. in de vorm van een zwaluwstaart] in groeven 37, die resp. zijn aangebracht in de tegenover elkaar liggende vlakken van de schalen 30, 31; de wiggen 36 hebben zodanige afmetingen, dat zij tot aanslag kunnen komen op het getande profiel 21 van de ring. Sen pakking kan, zoals in het voorgaande uiteengezet, worden aangebracht tussen de 35 tegenover elkaar liggende vlakken van de schalen 3Q, 31 en ook, indien gewenst, in de bodem van de groef 37·

Figuur 7 toont in geassembleerde toestand, de schalen 30,. 31 - 82 0 0 1 7 2 ~ ττ— . — ; : : 1 . -6- ' j . j

van. figuur 6- Figuur 8 toont een samenvoeging met behulp van zwaluw—' : staarten. Door verplaatsing in de richting- van dé pijl F kan de ring ! 2 vervolgens tot aangrijping worden' georacht' met het ringvormige uitsteeksel 10 van de dop- 1, waarbij de getande profielen '11. en 21 samen-5 werken voor het op de plaats, houden van de ring 2 tegen de dop IV

In. de figuren 9 en 10. is een andere wijze van samenvoeging-van het samenstel van dop en ring weergegeven', waarbij een' schaal 30'.

van de ring tevoren in aangrijping is gebracht'met het uitsteeksel IQ. .

- van de dop en de schaal 31 vervolgens door axiale verschuiving tegèlij—'j--.10 kertijd wordt gekoppeld met de schaal 30 en''met het uitsteeksel.' 10'. van de. dop.- · ' :

Zoals reeds in het voorgaande opgemerkt,, bestaat de verbetering: volgens de onderhavige uitvinding in wezen.' in de uitvoering van de ring, zodanig, dat deze op zijn. plaats op de buis kan worden gebracht' 15 zonder dat hiertoe de metalen mof, die op het' conische schroefdraad— uiteinde van de 'rcasingtr is aangebracht', behoeft te worden' losgeschroefd. Het sluiten van de ring, of deze is uitgerust met een'spleet, al dan niet met een scharnier of in tweë delen, kan plaatsvinden volgens een groot aantal, varianten, die alle binnen het' raam van de uitvinding val— ; 20 len, .

Hetzelfde geldt voor de materialen, waaruit de hulpelementen zoals klemblokken, borgpennen en dergelijle zijn vervaardigd, '

Tenslotte wordt erop gewezen', dat de dop 3 volgens de figuren' 5—10 is weergegeven met een komvormige verdieping 5 in het boveneinde,' 25 waardoor het mogelijk is de buis met behulp van een haak aan te vatten.

De doppen 1 kunnen echter ook met een platte bodem zijn' uitgevöerd en aan de onderzijde op de schroefdraadmof 52 aangrijpen' (figuur 51· 30 8200172

Claims (4)

1. 3- Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk,.' dat de 20 ring diametraal tegenover elkaar twee zich in axiale richting- uitstrek— kende spleten heeft, waarbij de aldus gevormde half-cylindrische delen waarmee de buis kan worden omvat, een onderling koppelmiddel hebben' met behulp waarvan de continuïteit van de ring kan worden hersteld. ' U. Inrichting volgens een van de conclusies 1—3, met het ken— 25 merk, dat het koppelmiddel van het type is, voorzien van een haak en een tandvormig contraelement, waarmee ïneenhaking 'in tangentiale richting mogelijk is.
2. 5. Inrichting volgens conclusie'31- met het kenmerk, dat het koppelmiddel van het type- is, voorzien van complementaire profielen, 30. waardoor aansluiting mogelijk is door axiale ' verschuiving van twee. half-cylindrische delen van de ring.
3. 6. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, met het'kenmerk, dat het koppelmiddel een geprofileerd klemhlok omvat, bestemd voor samenwerking door aangrijping op geprofileerde uitsteeksels- van de eind- 35 delen, die de spleet van de ring bepalen en een op zichzelf bekend middel voor het op de plaats houden van het klemhlok.
4. 7· Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, gekenmerkt door een elastische afdichtpakking, die tussen de contactvlakken van de spleet is aangehracht ....................—-- 8200172