NL8120083A - - Google Patents

Download PDF

Info

Publication number
NL8120083A
NL8120083A NL8120083A NL8120083A NL8120083A NL 8120083 A NL8120083 A NL 8120083A NL 8120083 A NL8120083 A NL 8120083A NL 8120083 A NL8120083 A NL 8120083A NL 8120083 A NL8120083 A NL 8120083A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
channel
combustion chamber
air
frame
Prior art date
Application number
NL8120083A
Other languages
English (en)
Inventor
Duncan C Syme
Original Assignee
Vermont Castings
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vermont Castings filed Critical Vermont Castings
Publication of NL8120083A publication Critical patent/NL8120083A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24BDOMESTIC STOVES OR RANGES FOR SOLID FUELS; IMPLEMENTS FOR USE IN CONNECTION WITH STOVES OR RANGES
    • F24B5/00Combustion-air or flue-gas circulation in or around stoves or ranges
    • F24B5/02Combustion-air or flue-gas circulation in or around stoves or ranges in or around stoves
    • F24B5/021Combustion-air or flue-gas circulation in or around stoves or ranges in or around stoves combustion-air circulation
    • F24B5/026Supply of primary and secondary air for combustion
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24BDOMESTIC STOVES OR RANGES FOR SOLID FUELS; IMPLEMENTS FOR USE IN CONNECTION WITH STOVES OR RANGES
    • F24B1/00Stoves or ranges
    • F24B1/02Closed stoves
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B40/00Technologies aiming at improving the efficiency of home appliances, e.g. induction cooking or efficient technologies for refrigerators, freezers or dish washers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Solid-Fuel Combustion (AREA)

Description

s PCT/N/30.448-tM/£. - 81 2 o O e 3
Achtergrond van de uitvinding.
Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een verwarmingsinrichting en werkwijze en in het bijzonder op een luchtdichte verwarmingsinrichting en werkwijze, die kunnen worden toegepast om op doelmatige wijze zowel kolen 5 als hout te verbranden.
Terwijl de prijs van olie en gasvormige brandstoffen omhoog gaat, gaan meer en meer huishoudens over tot inrichtingen voor het verbranden van hout en kolen om ten minste een deel en in sommige gevallen alle warmte voor een 10 woning te verschaffen.
In sommige gevallen worden open haarden benut. Echter is de open haard een ondoelmatige verwarmingsinrichting en onder invloed van de toegenomen vraag naar verwar-mingsinrichtingen voor het verbranden van hout en kolen zijn 15 ontelbaar veel vrijstaande kachels bedrijfsmatig ontworpen en gefabriceerd.
Eén klasse van bijzonder doelmatige kachels zijn die kachels, die geregelde luchtinlaten hebben. Deze kachels, vaak luchtdicht genoemd, kunnen vele verschillende uitvoe-20 ringen hebben. Twee van de luchtdichte houtverbrandende kachels, die bijzonder succesvol zijn, kunnen werken met horizontale verbranding of opwaartse trek. Deze zijn de Vigilant en de Defiant, beide gefabriceerd door Vermont Castings, Inc., Randolph, Vermont, de firma waaraan deze oc-25 trooiaanvrage is overgedragen. De Vigilant en de Defiant zijn beide betrekkelijk grote verwarmingstoestellen met warmte-opbrengsten, bij de maximum verbrandingscapaciteit, van ongeveer 45.000 resp. 55.000 kJ. Behalve de houtverbran-dingskachels, die de laatste tijd vrij populair zijn ge-30 worden in het tegenwoordige tijdvak van hoge olie- en gas-prijzen, zijn vele huiseigenaren, die moe zijn geworden van de vele stappen om hout te kopen, misschien te splijten en op te stapelen en het dan in huis te brengen, overgegaan op kolenverbrandingskachels als alternatieve werkwijze en in-35 richting voor het verwarmen van het huis. Deze kachels, die reeds lang in gebruik zijn op het Europese continent, zijn alleen ontworpen om kolen te verbranden en vele ervan zijn goed geregeld en doelmatig.
Een kachelontwerp, dat op doelmatige wijze zowel 8120083 -2- hout als kolen kan stoken zonder belangrijke constructie-verandering is nog niet verschaft. De belangrijkste reden voor deze duidelijke kloof op kachelgebied is de sterk verschillende werkparameters, die betrekking hebben op de vele ver-5 schillen tussen de twee verschillende brandstoffen en het resulterende onvermogen om in één toestel een constructie te verenigen, die doelmatig voor de beide brandstoffen is.
Een doel van deze uitvinding is derhalve een luchtdichte verwarmingsinrichting en werkwijze waarmede 10 op doelmatige wijze zowel hout als kolen zonder belangrijke constructieverandering kunnen worden verbrand en die een lange levensduur heeft, en betrouwbaar, practisch en doelmatig is. Andere doelen van de uitvinding zijn een verwarmingsinrichting en werkwijze, waarbij de gebruiker de inrich-15 ting kan onderhouden en deze gemakkelijk kan omzetten van een kolenbrander in een houtbrander (en omgekeerd) en die betrouwbaar kan worden gefabriceerd met minimale kosten.
Overzicht van de uitvinding.
20 De uitvinding heeft betrekking op een ver warmingsinrichting met een warmtegeleidend framedeel met verticale voor-, zij- en achterwandpanelen, een bovenpaneel en een bodempaneel, die samen een bepaald volume omsluiten. De uitvinding is gekenmerkt door ten minste één verwijderbare 25 plaat, die in combinatie met ten minste één wandpaneel en een vuurhaardachterwand, een eerste luchttoevoernetwerk vormt om lucht te leveren uit een inlaatpoort in het framedeel aan een brandstofhoudende verbrandingskamer.
Het luchttoevoernetwerk heeft een eerste 30 omsloten langwerpig kanaal, dat aan een eerste zijde van de inrichting lucht toevoert naar de brandstofhoudende verbran-dingkamer.Het framedeel en bij voorkeur het bovenpaneel en het zijwandpaneel aan een achterste deel van de inrichting is uitgevoerd om een rookgasuitlaatopening te vormen, die 35 in gasverbinding met de verbrandingskamer staat.
De inrichting is verder gekenmerkt door een verwijderbare vernauwing, die in ingrijping is met het eerste langwerpige kanaal op een punt, binnenwaarts van het framedeel om de anders beschikbare hoeveelheid lucht,die door 40 het luchttoevoerkanaal stroomt, te beperken. Dit wordt be- 8120083 -3- reikt door het vernauwen van het beschikbare dwarsdoorsnede-oppervlak van het luchttoevoerkanaal. Bij voorkeur vormt het vernauwingselement één geheel met de plaat.
Als de plaat op zijn plaats is aangebracht 5 werkt de inrichting op doelmatige wijze als een houtverbran-dingskachel. Wanneer de plaat is verwijderd kan belangrijk meer lucht worden toegevoerd aan de nu grotere primaire ver-brandingskamer en, met de toevoeging van een rooster, werkt de kachel op doelmatige wijze als een kolenverbrandingsin-10 richting.
De uitvinding is verder gekenmerkt door een verwijderbare vernauwing, die is uitgevoerd als een, één geheel met de plaatvormend, plaatvormig element voor het regelen van de stroming door het eerste langwerpige kanaal.
15 In een bij voorkeur toegepaste uitvoering heeft het lucht-toevoernetwerk verder een tweede langwerpig kanaal, dat is gevormd door en tussen een tweede plaat, de vuurhaardachter-wand en het framedeel om lucht toe te voeren aan een tweede zijde van de inrichting. Een tweede plaatvormig samenstel 20 voor het regelen van de passage van lucht in het tweede omsloten kanaal is in één geheel met ten minste de tweede plaat en bij voorkeur ook met een bijbehorende geleidings-constructie gevormd.
Een ander kenmerk van de uitvinding heeft 25 betrekking op een werkwijze om in één uitvoering van de inrichting kolen en in een tweede uitvoering van de inrichting hout te verbranden. De werkwijze is gekenmerkt door de stappen, waarbij een inlaatpoort wordt verschaft in het frame van een verwarmingsinrichting met een voldoend groot dwars-30 doorsnede-oppervlak om de lucht te leveren, die het verwarmingstoestel nodig heeft om op doelmatige wijze kolen te verbranden, deze lucht wordt gericht naar een brandstofver-brandingskamer, waarin de kolen op doelmatige wijze kunnen worden verbrand en op wegneembare wijze in luchttoevoerkana-35 len naar de brandstofverbrandingskamer op punten binnen de verwarmingsinrichting verwijderbare stromingsvernauwingse-lementen worden ingevoegd voor het beperken en regelen van de snelheid, waarmee lucht kan worden toegevoerd aan de brandstofverbrandingskamer, wanneer de brandstofverbrandings-40 kamer wordt gebruikt voor het verbranden van hout.
8120083 -4-
Korte beschrijving van de tekeningen.
Andere doelen, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving van een bij voorkeur toegepaste uitvoering te zamen met de teke-5 ningen, waarin: fig. 1 is een perspectivisch vooraanzicht van een bij voorkeur toegepaste uitvoering van een verwarmings-inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 2 is een perspectivisch achteraanzicht 10 van de bij voorkeur toegepaste uitvoering van de verwar-mingsinrichting volgens de uitvinding.
Fig. 3 is een gedeeltelijk weggesneden enigszins schematisch perspectivisch aanzicht van de bij voorkeur toegepaste uitvoering van de verwarmingsinrichting vol-15 gens de uitvinding in een houtverbrandingsuitvoering.
Fig. 4 is een dwarsdoorsnede door het midden van de inrichting langs de lijnen 4-4 van fig. 1.
Fig. 4A is een dwarsdoorsnede langs de lijnen 4A-4A van fig. 4.
20 Fig. 5 is een dwarsdoorsnede langs de lijnen 5- 5 van fig. 4.
Fig. 6 is een dwarsdoorsnede langs de lijnen 6- 6 van fig. 4.
Fig. 7 is een perspectivisch detailaanzicht 25 van de klepconstructie.
Fig. 8 is een dwarsdoorsnede van de klepframe- constructie.
Fig. 9 is een gedetailleerd perspectivisch gedeeltelijk schematisch aanzicht van het klephandgreep-30 stangenmechanisme.
Fig. 10 is een gedeeltelijk weggesneden, enigszins schematisch perspectivisch aanzicht van de bij voorkeur toegepaste uitvoering van de verwarmingsinrichting in een kolenverbrandingsuitvoering, en 35 fig. 11 is een dwarsdoorsnede langs de lijnen 11-11 van fig. 4.
Beschrijving van een bij voorkeur toegepaste uitvoering.
Verwijzend naar fig. 1 en 2 heeft een verwar- 8120083 -5- mingsinrichting 8 een uitwendig framedeel 10, dat bij voorkeur bestaat uit zwaar gietijzer. De zijwanden 12 a, 12b, voorwand 12c met deur 12e, achterwand 12f, bovenwand 12g en bodem 12h van het framedeel zijn verbonden in een kanaal-5 vormige constructie om een samenhangende luchtdichte eenheid te vormen. De scharnierende voordeur 12e, die omlaag scharniert op scharnieren 14a, 14b maakt het mogelijk, dat de verwarmingsinrichting aan de voorzijde wordt geopend om hout of kolen te laden in een primaire verbrandingskamer 16 (fig. 10 3) en bijvoorbeeld, om het houtvuur te bekijken, wanneer de verbrandingsinrichting wordt gebruikt als openhaard. In zijn gesloten stand dicht de deur 12e af tegen een pakkingmate-riaal, zoals een afdichtingsorgaan vanuit inerte minerale vezels geweven koord. Een klep 18 (fig. 3 en 4) waarvan de 15 stand wordt geregeld door een handgreep 20, maakt het mogelijk, dat de verwarmingsinrichting kan werken in een uitvoering met verbranding met opwaartse trek (zoals een open haard)voor het verbranden van kolen of hout, of in een uitvoering met horizontale verbranding voor het verbranden van 20 hout zoals meer in detail hieronder is beschreven. Het afge-beelde bovendeel 12g ondersteunt een zwenkbare gietijzeren kookplaat 21.
De inrichting zal eerst worden beschreven in de uitvoering, waarin deze een doelmatige houtverbrandings-25 inrichting is. Verwijzend naar fig. 2 en 3 wordt lucht toegevoerd aan de primaire verbrandingskamer 16 door een in-laatpoort 22 zoals meer in detail hieronder beschreven is.
De inlaatpoort 22 wordt thermostatisch geregeld door een thermostaat 26, die een scharnierende trekafsluiter 28 30 bedient, die op wegneembare wijze een opening in het achter-framedeel 12f bedekt. De thermostaat 26 heeft bijvoorbeeld een bimetaalwinding, die is verbonden met de afsluiter 28 door een buigzame ketting 32. De verwarmingsinrichting 8 heeft ook een regelhefboom 34 om de thermostaat 26 te rege-35 len. Een met de hand geregelde nachtluchtinlaatpoort 35 in het zijdeel 12b vormt de luchtinlaat voor lucht, die wordt toegevoerd aan de primaire verbrandingskamer .16, speciaal voor nachtbedrijf of bedrijf met laag niveau.
Verwijzend naar fig. 3 heeft de afgebeelde 40 verwarmingsinrichting 8 een verwijderbare linkerslijtplaat 50, 8120083 -6- een verwijderbare vuurhaardachterwand 52 en een verwijderbare rechtslijtplaat 54. De slijtplaten 50 en 54 en de vuurhaardachterwand 52 zijn ondersteund door het bodempaneel I2h en hebben een zodanige contour, dat de slijtplaten en de voor-5 haardachterwand 52 elkaar aanraken langs naden 56, 57 met een althans nagenoeg luchtdichte passing. De slijtplaten 50, 54 verhinderen dus een zijwaartse beweging van de vuurhaardachterwand buiten zijn aanrakingscontact met het achterpaneel 12f, zoals meer in detail hieronder beschreven is. De langs- 10 stand van de slijtplaten ten opzichte van de zijpanelen is 58 vastgelegd door schroefverbindingen -59 (fig. 4). Een steun-deel 59a, dat is bevestigd aan de slijtplaat 50 grijpt aan op een verdikking 59b van de zijwand 12b om te verhinderen, dat een overmatige vastspankracht aan de schroefverbinding 15 5& de slijtplaat op destructieve wijze beschadigt of ver vormt. Een overeenkomstige constructie met gebruikmaking van een onderdeel 59c aan de bufferplaat 82a (fig. 6) en een uitstekend deel 59d aan de slijtplaat 54 verhindert een vervorming van de plaat 54.
20 De slijtplaten 50 en 54 en de vuurhaard achterwand 52 kunnen worden verwijderd uit het inwendige van de inrichting 8 door de vooropening. Deze elementen zijn meer blootgesteld aan verslechtering tengevolge van hun dichte nabijheid bij de intense hitte van het houtvuur in de 25 primaire verbrandingskamer 16. Zij kunnen daarom door de gebruiker worden vervangen zonder het gehele kachelframedeel 10 te moeten demonteren. Bovendien helpen de slijtplaten 50 en 54 en de vuurhaardachterwand 52 de aan de buitenzijde gelegen framewanden van de verwarmingsinrichting te beschermen 30 tegen ongewenste slijtage die het resultaat is van blootstelling aan de primaire verbrandingskamerhitte.
De slijtplaten 50 en 54 en de voorhaard-achterwand 52 in combinatie met de zijwanden 12a en 12b en de achterwand 12f begrenzen voor het houtverbrandingsbedrijf 35 de ruimte, waarin een toevoerkanaal 60 voor primaire lucht, een toevoerkanaal 61 voor primaire/secundaire lucht, een toevoerkanaal 62 voor nachtlucht en een kronkelig vlamkanaal 64 voor verbrande producten zijn gevormd.
Het toevoerkanaal 60 voor primaire lucht 40 en het toevoerkanaal 61 voor primaire/secundaire lucht begin- 8120083 -7- nen elk aan de thermostatisch geregelde inlaatpoort 2 2.
Lucht, die binnentreedt door de inlaat 22 verdeelt zich dus aan de omhulselzijde van de poort in de twee kanalen 60 en 61. Het toevoerkanaal 60 van de primaire lucht loopt in de 5 afgebeelde uitvoering naar de linkerzijde van de vertorandings-inrichting 8 door een gleuf 66 in een vernauwingssamenstel 68 (fig. 11) en treedt binnen in de primaire verbrandings-kamer 16 door een tapse sleuf 74 in de slijtplaat 50. De sleuf is taps om een gewenste luchtstroomhoeveelheid te 10 verschaffen over de gehele lengte van de sleuf en heeft een bredere opening naar de achterzijde van de inrichting.
Het primaire kanaal, waardoor deze primaire gassen worden gericht is gevormd dóór de slijtplaat 50 en een deel van de vuurhaardachterwand 52 in combinatie met de aan de buiten-15 zijde gelegen wandpanelen van de verwarmingsinrichting en een horizontaal geleidingsdeel 65 (beschreven in verband met fig. 5). De primaire/secundaire luchttoevoergassen uit de luchtinlaatpoort 22 worden gericht naar het rechterdeel van de inrichting door een onderste langwerpig omhulsel 77 20 (fig. 5) dat is gevormd door de vuurhaardachterwand 52 in combinatie met het achterpaneel 12f en het horizontale geleidingsdeel 65. Dit gerichte luchtkanaal "gaatde.hoek om" aan het rechterachterdeel 77a van de inrichting en wordt gericht onder een meervoudige geleidingsplaat 77b, door 25 een Sleuf 77c in een vernauwingssamenstel 77d en dan door een sleuf 78 in de primaire verbrandingskamer 16.
De uit de inlaat 22 naar het primaire/secundaire kanaal 61 gerichte zuurstofrijke lucht heeft twee functies. Een eerste deel van de lucht treedt uit het kanaal 30 61 door gaten 79 in de vuurhaardachterwand 52. Deze zuur stofrijke voorverwarmde gassen (verwarmd door contact met de vuurhaardachterwand) dragen bij tot de primaire verbranding in de primaire verbrandingskamer 16. De overige voorverwarmde zuurstofrijke gassen, die de hoek 77a omgaan, 35 passeren in de primaire verbrandingskamer, waar ze althans nagenoeg onmiddellijk worden gecombineerd en vermengd met verbrande gassen 80, die uittreden door de uitlaatsleuf 80a van de slijtplaat. De sleuven 78 en 80a zijn dus gevormd door de opening in de slijtplaat 54 te verdelen door de plaat 40 87a. Daardoor wordt een deel van de primaire verbrandingska- 8120083 -Tamer 16 bij de sleufopening 78 in de slijtplaat 54 in feite een secundaire verbrandingskamer. De door openingen 80a uittredende verbrande gassen worden gedeeltelijk geregeld door geleidingsplaten 83, 84, 85 van de slijtplaat 54, drie over-5 eenkomstige geleidingsplaten 83a, 84a, 85a, die ëén geheel vormen met de zijde 12a en geleidingsplaten 86, 87 van de geleidingsplaat 77b (zoals hieronder beschreven) en worden geleid langs het lange kronkelige inwendige vlamkanaal 64 naar een uitlaatopening 88 in de frameconstructie.
10 Terwijl de verbrande gassen 80 uittreden door de sleuf 80a hebben zij natuurlijk de neiging om samen te komen en direct op de zijwand 12a te botsen. Dit concentreert op doelmatige wijze de hitte van de verbrande gassen op de zijwand 12a en in de botsingszone kan de wand daardoor 15 een kersrode kleur krijgen. Mogelijke verslechtering en breuk van de wand 12a kan het gevolg zijn. Dit is het gevolg van de dichte nabijheid van de wand 12a en de slijtplaat 54. Om de gassen beter te geleiden langs de gehele lengte van de sleuf 80a, om een meer gelijkmatige verhitting over het vo-20 lume tussen de slijtplaat 54 en de zijwand .12a te krijgen en om oververhitting te vermijden, is het geleidingsplaatsysteem met geleidingsplaten 83, 84, 85, 86, 87 en de drie geleidingsplaten, die ëën geheel met de zijwand 12a vormen, verschaft. De hoogte van deze geleidingsplaten boven de plaat 25 87a is evenredig aan de verwachte uitlaatstroming rondom de geleidingsplaat. Bovendien vormen buitenwaartse uitsteeksels 87b, 87c, 87d (fig. 4A) ruimten of zakken 87e, 87f, 87g met stilstaande lucht, die op doelmatige wijze een grenslucht-laag vormen, die het heetste deel van de uitlaatgassen ver-30 hindert direct tegen de zijwand 12a te botsen. Deze constructie vermijdt op doelmatige wijze de concentratie van gassen tegen en dus een mogelijke oververhitting van de zijwand 12a.
Het lange inwendige vlamkanaal, dat al-35 thans nagenoeg begint bij de sleuf 80a van de slijtplaat 54 richt de uit de kamer 16 tredende verbrande gassen terug om de hoek 77a,langs een eerste naar links gerichte onderste kanaal 90, naar een tweede naar rechts gerichte bovenste kanaal 92 en dan omhoog achter een komvormig deel 94 van 40 de vuurhaardachterwand 50, voorbij de klep 80 en door de 8120083 -8- schoorsteenpijpkraag 96 naar een afvoerpijp, die niet is af-gebeeld. De schoorsteenpijpkraagverbinding maakt het mogelijk dat de kraag 96 een uitvoering met naar achteren of naar boven gekeerde afvoer vormt. De elementen, die het bovenste 5 en onderste kanaal 90, 92 vormen, zijn geleidingsdelen 100, 101 en 102 (fig. 5), die zijn gevormd door bijpassende elementen aan het achterpaneel 12f en de vuurhaardachterwand 52. Deze elementen vormen het althans nagenoeg afdichtende verband om de gasvormige verbrandingsproducten te geleiden langs 10 het vlamkanaal naar het komvormige deel 94. De samenwerkende constructie van de klep 18, het komvormige deel 94 en de uitlaatopening 88 wordt in detail verder hieronder beschreven.
Het nachtluchttoevoerkanaal 62 strekt zich uit van de inlaatpoort 35 in de zijwand 12b over de 15 achterzijde van de kachel en om de hoek 77a naar de sleuf 78. Dit kanaal is gericht naar een deel van de sleuf 78 onder de plaat 87a en eindigt na ongeveer 2,5 cm voortbeweging (in de afgebeelde uitvoering) langs de onderzijde van de ge-leidingsplaat 87a.
20 Het nachttoevoerkanaal dat althans nage noeg is gevormd door de geleidingselementen 65, 102 en het omhoog gekeerde deel 104 (fig. 4, 5 en 6) maakt een laag bedrijfsniveau mogelijk, dat bijvoorbeeld plaatsvindt wanneer de klep 28 gesloten is.
25 De verwarmingsinrichting is tot dusverre beschreven en afgebeeld, werkend op de wijze met horizontale verbranding, waarbij de verbrande gassen uittreden door het lange inwendige vlamkanaal voorbij een verticaal geplaatste klep 18 naar een uitlaatopening 88. De inrichting 8 volgens 30 de uitvinding echter is ontworpen om zowel een inrichting met horizontale verbranding te zijn, waarin de klep 18 zich in een althans nagenoeg verticale stand bevindt, zoals is afgebeeld in fig. 3, als een inrichting met verbranding met opwaartse trek (gelijk aan de werking van een open haard) 35 waarin de klep 18 is gezwenkt om een langszwenkas il4 (fig, 4, 5 en 6) zodat het hoofdplaatelement 116 omlaag zwenkt naar een althans nagenoeg horizontale stand, zoals is afgebeeld in streepjeslijnomtrek in fig. 7 en 8. Deze geschiktheid om te werken met verbranding met opwaartse trek of 40 horizontale verbranding vereist, dat de inrichting is ge- 8120083 -9- construeerd om een afdichting te verkrijgen tussen de klep en het vlamkanaal bij de werking met horizontale verbranding, zodat de gassen uit de primaire verbrandingskamer worden verhinderd direct door de uitlaatopening 88 uit de inrichting te 5 treden, dat wil zeggen, ze moeten uittreden door het kronkelige vlamkanaal. Evenzo verschaft de inrichtingconstructie bij de werking met verbranding met opwaartse trek een althans nagenoeg afdichtend verband met een nu horizontaal gerichte klep om te verhinderen, dat de gassen uit het kronkelige vlam-10 kanaal uittreden door de uitlaatopening 88.
Thans verwijzend naar fig. 7, 8 en 9 is de klep 18 zo ontworpen, dat deze kan worden verwijderd uit de inrichting zonder het frame te ontmantelen. De klep strekt zich dus niet uit over de volle breedte van de inrichting.
15 De klep 18 heeft een hoofdzwenkpaneeldeel 116 en oorpaneel-delen 120, 122. De klep 18 en het bovenste en achterste frame-paneel zijn dus zo ontworpen, dat in de uiterste standen de klep in aanraking komt met andere elementen van de opening om de gewenste afdichtingen te verschaffen, wanneer de klep 20 verticaal of horizontaal is( zoals meer in detail hieronder beschreven).
De stand van de klep 18 wordt geregeld door een scharnierstangenmechanisme 124 (fig. 9), dat in combinatie met de klep 18 een weerstand biedt tegen beweging 25 van de klep bij de horizontale verbrandingswijze (klep verticaal). Verwijzend naar fig. 9 heeft het stangenmechanisme twee elementen, het handgreepdeel 20 en een schakeldeel -126 die is verbonden tussen het einddeel 128 van de handgreep 20 en de klep 18. De verbinding van het schakeldeel verschaft 30 een vrij zwenkende beweging tussen de schakel en zowel de handgreep als de klep.
Een zwenkverbinding 129 is gevormd aan de klep door een vasthoudmoer 129a, die is geschroefd op een rechthoekig omgebogen deel van de schakel 126. Het omgebogen 35 deel gaat door het demperoor 120 langs een scharnieras, die evenwijdig is aan de klepscharnieras 114. De verbinding aan het einddeel 128 wordt in de afgeheelde uitvoering gemaakt door een U-vormig eind van de handgreep 20 te steken door een oog 129b van de schakel 126. Andere verbindingsconstruc-40 ties zouden kunnen worden toegepast. De handgreep 20 is ge- 8120083 -10- cons trueerd ora te gaan door een opening 129c in het achter-paneel 12f (afgedicht door het uitstekende deel 132) en is ondersteund door het achterpaneel door een opneemdeel 129d. Het afgebeelde deel 129e van de handgreep 20 roteert dus om 5 een as, die evenwijdig is aan de klepscharnieras 114.
De klep 18 wordt in zijn neerwaartse beweging (naar de horizontale werkstand) begrensd door een uitstekend deel 130 (fig. 8) en in de horizontale stand rust het kleppaneel 116 op en wordt het ondersteund door het 10 deel 130. De opwaartse beweging van de klep 18 (naar de verticale stand ) wordt beperkt door aanrakingscontact van de klepflenzen 130a, 130b (fig. 9) met overeenkomstige binnenwaarts gerichte plaatuitsteeksels 132, 134. Bij het bereiken van de verticale stand passeren de schakel 126 en het 15 handgreepeinddeel 128 een uitgelijnde stand, waarin ze althans nagenoeg evenwijdig zijn, zodat daarna een door de klep 18 opgedrongen beweging uit de verticale stand wordt tegengegaan door aanraking van het einddeel 128 met het uitstekende deel 135.
20 De bijzondere klepconstructie maakt op gunstige wijze gebruik van het minimale volume, dat beschikbaar is in een kachel, waarin een verticale of horizontale rookgasuitlaat kan worden toegepast en waarin het de bedoeling is dat de klep kan worden verwijderd. Een klepconstruc-25 tie met volle breedte die typisch een scharnier zou hebben of zou binnendringen in de hoofdframedelen, verkwist op ongewenste wijze beschikbare ruimte in de primaire verbran-dingskamer en verschaft verder geen klepelement, dat gemakkelijk kan worden verwijderd zonder het frame te ontmantelen. 30 Door echter een klep met gereduceerde breedte te verschaffen in een kachel, die de mogelijkheid verschaft van een zowel achterwaarts als bovenwaarts afvoerende rookgassenuit-laat, moet het kleppaneel 116 naar binnen worden bewogen vanuit een overigens normale stand (waarbij deze in horizon-35 tale stand het vlamkanaal blokkeert en in de verticale stand bij de uitstekende sectie 131a van het achterpaneel 12f zit} naar de voorzijde van de kachel. Deze beweging verschaft ruimte voor de schoorsteenpijpkraag in zijn toestand met bovenwaartse afvoer. Echter moeten in deze uitvoering bin-40 nenwaarts gerichte plaatuitsteeksels 132, 134 worden ver- 8120083 -11- schaft, maar deze uitsteeksels strekken zich bij voorkeur binnenwaarts niet over de volle hoogte van het paneel 116 uit; de uitsteeksels 132, 134 zijn weggesneden van het paneel 116 zoals is afgebeeld, zodat bij de verbrandingswijze met op-5 waartse trek (klep in de horizontale stand) het verbrande gas niet blijft stilstaan in de achterste bovenhoeken van de kachel. Wanneer delen van de uitsteeksels 132, 134 zijn verwijderd moeten echter de oren 120, 122 worden toegevoegd aan het paneelelement 116 om een afdichting te behouden, wanneer 10 de klep in de verticale stand staat. Verder maakt de kromming aan de bovenste oordelen 120, 122, die nodig is om de klep te zwenken, neerwaartse uitsteeksels (slechts één neerwaarts uitsteeksel 136 is afgebeeld) nodig aan het bovenpaneel l2g. De gecombineerde eisen van verbranding met op-15 waartse trek en horizontale verbranding met een schoorsteen-pijpkraag met achterwaartse of bovenwaartse afvoer en een verwijderbare klep vereisen dus in de afgebeelde verwar-mingsinrichting met beperkte grootte een bijzonder ontwerp voor de gietijzeren klep.
20 De uitsteeksels 132, 134, in combinatie met het komvormige deel 94, volgens de bij voorkeur toegepaste uitvoering van de uitvinding, nemen de klep op in een zwenk-stand. Aan de klep uitstekende pennen (slechts pen 140 is te zien in fig. 7 en 8) die zich uitstrekken van de oordelen 25 120, 122 worden opgenomen aan het bovenvlak van het komvormige deel 94 van de vuurhaardachterwand 52. De pennen vormen dus de langsas 114 waarom de klep roteert.
De kachelconstructie die tot dusverre is beschreven is in het bijzonder gericht op een uitvoering, 30 die resulteert in een doelmatige houtverbrandingsinrichting. Als men deze zelfde constructieve uitvoering zou gebruiken om kolen te verbranden, zouden echter verschillende problemen onmiddellijk duidelijk worden. Ten eerste (verwijzend naar fig. 10) vereisen kolen een rooster 140, bij voorkeur een 35 "schudrooster", dat de kolen op een afstand boven het binnenvlak van het bodemframe houdt, zodat lucht, zuurstofrijke lucht, kan passeren door het kolenbed vanaf de bodem. Ten tweede, vereisen kolen een belangrijk grotere hoeveelheid lucht zodat als de salonkachel is ingesteld om doelmatig hout 40 te verbranden de beschikbare zuurstof onvoldoende zou zijn om e 1 2 0 0 8 3 -12- doe lma tig kolen te verbranden.
Verwijzend naar fig. 3 en 10 is de inlaat-poort 22 daarom voldoende breed gevormd boven wat nodig is voor doelmatige houtverbranding, zodat voldoende lucht daar-5 doorheen kan passeren om op doelmatige wijze kolen te verbranden. Nu is er echter te veel lucht om op bevredigende wijze de kachel te laten werken bij het verbranden van hout. Om zowel de kolen- als houtverbrandingswerkingswijze mogelijk te maken, is het eerste vernauwingssamenstel 68 aangebracht in 10 het toevoerkanaal van primaire lucht en is het tweede vernauwingssamenstel 77d aangebracht in het toevoerkanaal van secundaire lucht voor de houtverbrandingswerking. Deze ver-nauwingssamenstellen in de afgebeelde uitvoering, zijn plaatvormige elementen, waarbij het afgebeelde samenstel 68 een 15 enkele plaat heeft, die één geheel vormt met de slijtplaat 50 en het vernauwingssamenstel 77d een eerste en tweede samenwerkend plaatvormig element 143, 144 heeft, die een geheel vormen met de slijtplaat 54 resp. de geleidingsplaat 77b.
De afgebeelde onderste plaat 143 heeft een gleuf bij 77c om 20 secundaire lucht te laten passeren in de verbrandingskamer.
Bij de houtverbrandingswerkingswijze werken de vernauwings-samenstellen dus om de anders beschikbare luchtstroomcapaciteit uit de inlaatpoort 22 te reduceren en een niveau van luchtstroming voor primaire en secundaire verbranding te hand-25 haven, dat overeenkomt met een doelmatige houtverbrandingswerking. De kachel werkt dus zoals is beschreven in verband met fig. 3.
Om voldoende lucht te laten binnentreden in de primaire verbrandingskamer bij de kolenverbrandingswer-30 kingswijze worden de vernauwingssamenstellen verwijderd. In de afgebeelde uitvoering worden de slijtplaten 50 en 54 en de geleidingsplaat 77b (en vandaar de een geheel vormende elementen 68, 143 en 144) verwijderd (waardoor de secundaire verbrandingskamer bij de kolenverbrandingsuitvoering niet 35 langer bestaat) en waardoor grote luchtvolumes kunnen passeren uit de inlaatpoort 22 door en om de vuurhaardachterwand 52 naar de nu vergrote verbrandingskamer. Voldoende lucht wordt dus verschaft aan de primaire verbrandingskamer om op de juiste wijze de kolen in een verbrande toestand te houden 40 (bij de kolenverbrandingsuitvoering is de klep 18 altijd in 8120083 -13- de horizontale stand, zodat de kachel in de toestand van opwaartse trek of verticale verbranding is). In de afgeheelde uitvoering is het rooster 140 het schudrooster om de kolen "te schudden" in overeenstemming met de normale praktijk van 5 het verbranden van kolen.
Wanneer de kachel 8, nu bij een kolenverbran-dingswerkingswijze, weer hout moet verbranden, wordt het kolenrooster 140 verwijderd en worden de slijtplaten 50 en 54 en de geleidingsplaat 77b ingevoegd in en door schroefverbindin-10 gen 58, 59 bevestigd aan het frame. Er resulteert een kachel, die op doelmatige wijze hout verbrandt met een horizontale verbrandingswijze en een kachel, die op doelmatige wijze kolen verbrandt met een verbrandingswijze met opwaartse trek.
In het algemeen worden de afmetingen van de 15 vernauwingen 68 en 77d proefondervindelijk gekozen. In het algemeen is het minimum dwarsdoorsnede-oppervlak van het primaire kanaal (bij gleuf 66) kleiner dan ongeveer 1/3 en bij voorkeur kleiner dan 1/4 van het dwarsdoorsnede-oppervlak van de inlaatpoort 22. Het minimum dwarsdoorsnede-oppervlak van 20 het secundaire luchtkanaal (gleuf 77c) is bij voorkeur kleiner dan de helft van het dwarsdoorsnede-oppervlak bij gleuf 66.
Voor de bijzondere kachel, die in de figuren is afgebeeld, een kachel, waarvan de binnenbreedte ongeveer 56 cm is, de binnendiepte ongeveer 28 cm is en de binnenhoogte ongeveer 25 48 cm is, en die een primaire verbrandingskamer voor het verbranden van hout heeft, die ongeveer 46 cm breed is, hebben de vernauwingen afmetingen, die een vernauwde open door- 2 snede in het primaire kanaal (gleuf 66) van ongeveer 5,2 cm en in het primaire/secundaire kanaal (gleuf 77c) van ongeveer 2 30 1,6 cm opleveren (er zijn ook de vier gaten 79 in de vuur- haardachterwand 52, elk met een diameter van ongeveer 9 mm).
Het dwarsdoorsnede-oppervlak van de inlaatpoort 22 is onge-2 veer 40 cm . In andere uitvoeringen kan het oppervlak van de 2 gleuf 66 kleiner zijn dan 13 cm en bij voorkeur kleiner dan 2 35 6,5 cm .
Andere uitvoeringen van de uitvinding met inbegrip van vermeerderingen, verminderingen, doorhalingen en andere wijzigingen van de bij voorkeur toegepaste beschreven uitvoering zullen duidelijk zijn voor de deskundigen op dit 40 gebied en vallen binnen het kader van de volgende conclusies.
8120083

Claims (38)

1. Verwarmingsinrichting omvattende een warmtegeleidendframedeel met verticale voor-, zij- en achterwandpanelen, een bovenpaneel en een 5 bodempaneel, die een bepaald volume omsluiten, ee n vuurha ardachte rwand, ten minste een verwijderbare plaat, die in combinatie met de vuurhaardachterwand en ten minste een van de wandpanelen een eerste luchttoevoernetwerk vormt om 10 lucht toe te voeren uit een inlaatpoort in het framedeel aan een brandstofhoudende verbrandingskamer, waarbij het luchttoevoernetwerk een eerste omsloten langwerpige kanaal heeft om aan een eerste zijde van de inrichting lucht toe te voeren naar de brandstofhou-15 dende verbrandingskamer, waarbij het framedeel een rookgasuitlaatope-ning in gasverbinding met de brandstofhoudende verbrandingskamer heeft en verwijderbare vernauwingsmiddelen, die ingrij-20 pen het eerste langwerpige kanaal op een punt, dat binnen het framedeel ligt om op dit punt langs het eerste langwerpige kanaal het beschikbare dwarsdoorsnede-oppervlak van het langwerpige kanaal te vernauwen om het door het eerste kanaal stromende luchtvolume te regelen.
2. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1, waarin de verwijderbare vernauwingsmiddelen een element omvatten voor het regelen van de stroming door het eerste langwerpige kanaal, waarbij dit element een geheel met de plaat vormt.
3. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 2, waarin het luchttoevoernetwerk verder een tweede omsloten kanaal omvat, dat is gevormd door en tussen een tweede verwijderbare plaat, de vuurhaardachterwand, een althans nagenoeg horizontaal gericht geleidingselement en het framedeel 35 om lucht uit de inlaatpoort toe te voeren naar een tweede zijde van de inrichting, een tweede verwijderbaar vernau-wingsmiddel om de passage van lucht in het tweede omsloten kanaal te regelen, waarbij het tweede vernauwingsmiddel een eerste 40 element heeft dat een geheel vormt met de tweede plaat en een 8120083 -15- twee de element, dat een geheel vormt met het geleidingsele-ment.
4. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het eerste langwerpige ka- 5 naai aan het eerste vernauwingsmiddel een dwarsdoorsnede-oppervlak heeft, dat kleiner is dan een derde van het dwars-doorsnede-oppervlak van de inlaatpoort.
5. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 4, waarin het eerste langwerpige kanaal een dwarsdoorsnede- 10 oppervlak aan het eerste vernauwingsmiddel heeft, dat kleiner is dan 13 cm^.
6. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 5, waarin het eerste langwerpige kanaal een dwarsdoorsnede- oppervlak aan het eerste vernauwingsmiddel heeft, dat kleiner 2 15 is dan 5,2 cm .
7. Verwarmingskanaal volgens conclusie 4, waarin het tweede langwerpige kanaal aan het tweede vernauwingsmiddel een dwarsdoorsnede-oppervlak heeft, dat kleiner is dan de helft van het dwarsdoorsnede-oppervlak van het 20 eerste langwerpige kanaal aan het eerste vernauwingsmiddel.
8. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het tweede omsloten kanaal een dwarsdoorsnede-oppervlak aan het tweede vernauwingsmiddel 2 van ongeveer 1,6 cm heeft.
9. yerwarmingsinrichting voor het verwarmen V^n hout en voor het verbranden van kolen omvattende een warmtegeleidend framedeel met verticale yoor-, zij- en achterwandpanelen, een bovenpaneel en een bodempaneél, die een bepaald volume omsluiten, 30 een inlaatpoort in het framedeel, een vuurhaardachterwand, ten minste één verwijderbare slijtplaat, die in combinatie met de vuurhaardachterwand en het framedeel in een eerste houtverbrandingswerktoestand een primaire verbran-35 dingskamer vormt en die verder met de vuurhaardachterwand en ten minste één wandpaneel van het framedeel een primair lucht-toeyoerkanaal naar de primaire verbrandingskamer vormt, waarbij het primaire luchttoevoerkanaal een omsloten langwerpig kanaal is, dat lucht toevoert van de in-40 laatpoort naar de primaire verbrandingskamer aan een eerste 8120083 -16- zijde van de inrichting, waarbij het framedeel een rookgasuitlaatope-ning voor verbrande gassen heeft en een eerste verwijderbaar vernauwingsmiddel, 5dat in een werkstand in ingrijping is met het primaire lucht-toevoerkanaal op een punt binnen het framedeel om de door het primaire luchttoevoerkanaal stromende luchthoeveelheid te beperken, waardoor in deze eerste stand de inrichting werkt om hout te verbranden en waardoor als het vernauwingsmiddel lOuit de ingrijping verwijderd is het verwarmingstoestel werkt om kolen te verbranden.
10. Verwarmingstoestel volgens conclusie 9, waarin het verwijderbare vernauwingsmiddel een 15plaatvormig element omvat, dat één geheel vormt met de slijt-plaat en waarin de inrichting verder is voorzien van een secundair luchttoevoerkanaal, dat althans nagenoeg is gevormd door een tweede slijtplaat, de vuurhaard-20achterwand en het framedeel, waarbij het secundaire luchttoevoerkanaal een omsloten langwerpig kanaal heeft, dat lucht uit deinlaatpoort toevoert aan een tweede zijde van de inrichting, waarbij een tweede vernauwingsmiddel de lucht-25doorgang in het secundaire luchttoevoerkanaal vernauwt en het tweede vernauwingsmiddel ten minste gedeeltelijk één geheel met de tweede slijtplaat vormt.
11. Verwarmingstoestel volgens conclusie 10, waarin het primaire luchtkanaal aan het eerste vernauwings- 30middel een dwarsdoorsnede-oppervlak heeft, dat kleiner is dan 1/3 yan het dwarsdoorsnede-oppervlak van de inlaatpoort.
12. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 11, waarin het primaire luchtkanaal een dwarsdoorsnede-oppervlak aan het eerste vernauwingsmiddel heeft, dat kleiner is 35dan 13 cm^,
13. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 12, waarin het primaire luchtkanaal een dwarsdoorsnede-oppervlak aan het eerste vernauwingsmiddel heeft van ongeveer 5,2 cm^.
14. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 8120083 -17- 11, waarin het secundaire luchtkanaal aan het tweede vernau-wingsmiddel een dwarsdoorsnede-oppervlak heeft, dat kleiner is dan de helft van het dwarsdoorsnede-oppervlak van het primaire luchtkanaal aan het eerste vernauwingsmiddel.
15. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 14, waarin het secundaire luchtkanaal een dwarsdoorsnede- oppervlak aan het secundaire vernauwingsmiddel van ongeveer 2 1,6 cm heeft.
16. Verwarmingsinrichting voor het verbranden 10 van hout en kolen omvattende een warmtegeleidend framedeel met verticale voor-, zij- en achterwandpanelen, een bovenpaneel en een bo-dempaneel, die een bepaald volume omsluiten, een inlaatpoort in het achterpaneel van het 15 framedeel, een verwijderbare voorhaardachterwandplaat, meerdere verwijderbare slijtplaten, die een werkzame toestand binnen het bepaalde volume en een onwerkzame toestand buiten het bepaalde volume hebben, 20 waarbij de slijtplaten in de werkzame toe stand in combinatie met de vuurhaardachterwand en ten minste éên van de wandpanelen een luchttoevoernetwerk vormen om lucht uit de inlaatpoort in het framedeel toe te voeren aan een brandstofhoudende verbrandingskamer, 25 waarbij het luchttoevoernetwerk een eerste omsloten langwerpig kanaal heeft om aan een eerste zijde van de inrichting lucht toe te voeren naar de brandstofhoudende verbrandingskamer en een tweede omsloten langwerpig kanaal om aan een tweede zijde van de inrichting lucht toe te voeren 30 aan de brandstofhoudende verbrandingskamer, waarbij het framedeel een rookgasuitlaatope-ning in gasverbinding met de brandstofhoudende verbrandingskamer heeft, waarbij elke slijtplaat verder in één ge-35 heel daarmee gevormd een vernauwingselement heeft, dat als de slijtplaten in de werkzame toestand zijn, zich in het eerste resp. tweede langwerpige kanaal uitstrekt om een anders beschikbare luchtstroming door het eerste resp. tweede langwerpige kanaal te regelen en te reduceren, 40 waardoor de plaatvormige elementen de stro- 8120083 -18- ming van lucht uit de inlaatpoort naar dfe^brandstofhoudende verbrandingskamer regelen wanneer de slijtplaten in een werkstand zijn.
17. Werkwijze voor het laten werken van 5 een verwarmingsinrichting, die in een uitvoering kolen en in een tweede uitvoering hout verbrandt, omvattende de stappen, waarbij een inlaatpoort in een frame van de verwarmingsinrichting wordt verschaft met een dwarsdoorsnede-10 oppervlak, dat voldoende groot is om de lucht te leveren, die nodig is om de verwarmingsinrichting op doelmatige wijze kolen te laten verbranden, de lucht uit de inlaatpoort wordt géricht naar een brandstofverbrandingskamer waarin de kolen op doel-15 matige wijze kunnen worden verbrand en op wegneembare wijze in luchttoevoerka-nalen naar de brandstofverbrandingskamer op een punt binnen de verwarmingsinrichting wegneembare stromingsvernauwings-elementen worden ingevoegd om de snelheid, waarmee lucht kan 20 worden toegevoerd aan de brandstofverbrandingskamer, wanneer de brandstofverbrandingskamer wordt gebruikt voor het verbranden van hout, te beperken en regelen.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, die verder de stap omvat, waarbij 25 afzonderlijke primaire en secundaire lucht- toevoerkanalen naar de brandstofverbrandingskamer worden verschaft om hout te verbranden en waarbij de luchtstroming in het primaire kanaal naar de brandstofverbrandingskamer wordt beperkt tot 30 minder dan 1/3 van de anders beschikbare luchtstroming uit de inlaatpoort voor het verbranden van hout.
19. Verbrandingsinrichting volgens conclusie 1, waarin verder de vuurhaardachterwand verwijderbaar is, 35 en ten minste de éne verwijderbare plaat meerdere onderling verbonden slijtplaten bevat, die in combinatie met de vuurhaardachterwand en de wandpanelen verder een lang kronkelig inwendig vlamkanaal vormen, waarbij het eerste luchttoevoernetwerk een primaire luchttoevoer is om 40 lucht toe te voeren aan de verbrandingskamer, 8120083 -19- waarbij het lange vlamkanaal zich met bochten uitstrekt vanaf een tweede zijde van de inrichting althans nagenoeg tussen de vuurhaardachterwand en ten minste één slijtplaat en het framedeel naar het bovenste achterste deel van de inrichting, waarbij de rookgasuitlaatopening in verbinding kan staan met het vlamkanaal en verder omvattende een schoorsteenpijpkraag, die kan aangrijpen op het framedeel bij de uitlaatopening, een beweegbare klep, die zwenkbaar is om een as om in een eerste stand een inrichting met verbranding met opwaartse trek te verkrijgen en in een tweede stand een inrichting met horizontale verbranding, middelen om de klep tussen de eerste en de tweede stand te verstellen, waarbij de klep zich uitstrekt over minder dan de volle breedte van de inrichting.
20. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 19, waarin de schoorsteenpijpkraag samenwerkt met het frame om in een eerste stand een naar boven afvoerend rookgaskanaal en in een tweede stand een naar achteren afvoerend rookgaskanaal te vormen, welke klep is voorzien van een eerste paneel dat zwenkt om een scharnier-as tussen een althans nagenoeg verticale stand en een althans nagenoeg horizontale stand en een eerste en tweede oorpaneel, die in één geheel zijn verbonden met het eerste paneel in op afstand van elkaar liggende, althans nagenoeg verticale vlakken en zwenken om de zwenkas om deze vlakken, waarbij het achterste wandpaneel ten minste twee uitsteeksels heeft, waarbij de vuurhaardachterwand een komvormige binnenwaarts uitstekende sectie heeft, die in afdichtende aanraking komt met de uitsteeksels van het achterwandpaneel om de gasstroom uit het vlamkanaal naar de uitlaatopening te richten en waarbij de komvormige sectie, de uitsteeksels, het frame en de klep afdichtingen vormen wanneer de klep in 8120083 -20- de eerste en tweede stand staat.
21. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 20, waarin de uitsteeksels elk weggesneden zijdelen hebben om een meer volledige verwijdering van de gassen uit de achterste 5 bovenhoeken van de inrichting te verkrijgen, wanneer de klep in de eerste stand staat.
22. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 19, verder voorzien van middelen om de klep uit de inrichting te kunnen verwijderen, waarbij de klep kan worden verwijderd 10 zonder het frame te ontmantelen.
23. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 19, waarin de middelen voor het verstellen van de klep zijn voorzien van een scharnierstangenmechanisme, dat een mechanische weerstand tegen verstelling van de klep verschaft als resul- 15 taat van opbotsende verbrande gassen in ten minste de tweede stand van de klep.
24. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 19, waarin de uitsteeksels en de komvormige sectie verder middelen omvatten, die de klep opnemen voor de zwenkbeweging.
25. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1,. verder voorzien van middelen, die een vlamkanaal voor de afvoer van verbrandingsproducten vormen, dat zich volgens een kronkelweg uitstrekt van de verbrandingskamer naar de uitlaat-25 opening om de inrichting te laten werken met horizontale verbranding, geleidingsmiddelen aan het begin van het vlamkanaal voor de afvoer van de verbrandingsproducten omvattende meerdere althans nagenoeg verticaal georiën-30 teerde op afstand van elkaar geplaatste geleidingen voor het reduceren van de concentratie van uittredende verbrande gassen, die opbotsen tegen een deel van het frame en een verstelbare klep die zwenkbaar is om een as om in een eerste stand een inrichting met verbranding met 35 opwaartse trek en in de tweede stand een inrichting met horizontale verbranding te verkrijgen.
26. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1, waarin verder de vuurhaardachterwand althans nagenoeg verti-40 ca,al is georiënteerd, 8120083 -21- ten minste de ene verwijderbare plaat meerdere onderlinge verbonden slijtplaten omvat, die verder in combinatie met de vuurhaardachterwand en de wandpanelen een lang bochtig inwendig vlamkanaal vormen, 5 waarbij het eerste luchttoevoernetwerk een pri maire luchttoevoer is om lucht toe te voeren aan de primaire verbrandingskamer, waarbij het lange vlamkanaal zich met bochten uitstrekt van een tweede zijde van de inrichting, althans 10 nagenoeg tussen de vuurhaardachterwand en ten minste êên slijtplaat, en het frame, naar een achterste bovendeel van de inrichting, waarbij de rookgasuitlaatopening in gasverbinding met het vlamkanaal staat en 15 verder omvattende een klep, die zwenkbaar is om een as om in een eerste stand een inrichting met verbranding met opwaartse trek en in een tweede stand een inrichting met horizontale verbranding te verkrijgen, 20 middelen om de klep te verstellen tussen de eerste en de tweede stand en een geleidingssamenstel voor verbrand gas om de stroming van verbrand gas, dat de primaire verbrandingskamer verlaat te verspreiden, 25 waardoor een geconcentreerde verhitting van een zijwandpaneel van het frame wordt vermeden.
27. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 26, waarin het geleidingssamenstel is voorzien van meerdere op afstand van elkaar geplaatste al- 30 thans nagenoeg verticale delen, waarbij ten minste êên van deze delen is verbonden met de slijtplaat en waarbij het met de slijtplaat verbonden gelei-dingsdeel een dwarsdoorsnede-oppervlak heeft, dat varieert volgens het daaromheen passerende gasvolume.
28. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 27, verder omvattende een secundair luchttoevoerkanaal, dat zich uitstrekt tussen een slijtplaat, de vuurhaardachterwand en het frame, 40 waarbij het secundaire luchttoevoerkanaal een om- 8120083 -22- sloten langwerpig kanaal heeft om lucht toe te voeren aan het tweede eind van de inrichting, een geleidingsplaat aan het tweede eind van de inrichting tussen de slijtplaat en het zijwandpaneel, 5 waarbij de geleidingsplaat een althans nage noeg horizontaal deel heeft om in combinatie met de bodem van de verwarmingsinrichting de secundaire lucht naar de primaire verbrandingskamer te geleiden.
29. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 10 19/ waarin elk van de slijtplaten is voorzien van een tapse sleuf om een althans nagenoeg gelijkmatige luchtstroming naar de primaire verbrandingskamer langs de lengte van de sleuf te verkrijgen.
30. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 15 19, verder omvattende zijwaartse steunelementen, die zijn geplaatst tussen de slijtplaten en het frame om de slijtpla-ten tegen vervorming ten gevolge van zijwaartse drukken te ondersteunen.
31. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 20 1-, waarin verder de vuurhaardachterwand verwijderbaar is, ten minste de ene verwijderbare plaat is voorzien van een aantal onderling verbonden slijtplaten die verder in combinatie met de vuurhaardachterwand en de wand-25 panelen een lang kronkelig inwendig vlamkanaal vormen, waarbij het eerste luchttoevoernetwerk een primaire toevoer is om lucht toe te voeren aan de verbrandingskamer , waarbij het lange vlamkanaal zich met boch-30 ten uitstrekt vanaf een tweede zijde van de inrichting, althans nagenoeg tussen de vuurhaardachterwand en ten minste één slijtplaat en het frame naar een bovenste achterste deel van de inrichting, waarbij het bovenpaneel en het achterwand-35 paneel aan de achterzijde van de inrichting geschikt zijn om samenwerkend de rookgasafvoeropening voor het vlamkanaal te vormen en verder omvattende een schoorsteenpijpkraag , die kan aangrijpen 40 op het frame aan de afvoeropening om in éên stand een rookgas- 8120083 -23- kanaal met bovenwaartse afvoer en in een tweede stand een rookgaskanaal met achterwaartse afvoer te vormen, een verwijderbare klep, die zwenkbaar is om een as om in een eerste stand een inrichting met verbranding 5 met opwaartse trek en in een tweede stand een inrichting met horizontale verbranding te vormen, welke klep kan worden verwijderd zonder het frame te ontmantelen, middelen om de klep te verstellen tussen de eerste en tweede stand, 10 waarbij de klep zich over minder dan de volle breedte van de inrichting uitstrekt en samenwerkt met het achterpaneel om daarmede een afdichting te vormen.
32. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 31, waarin 25 de klep is voorzien van een eerste paneel dat zwenkt om een scharnier-as tussen een althans nagenoeg verticale stand en een althans nagenoeg horizontale stand en een eerste en tweede oorpaneel die in één ge-20 heel zijn verbonden met het eerste paneel in op afstand van elkaar liggende althans nagenoeg verticale vlakken en zwenken om de scharnieras in deze vlakken, waarbij de vuurhaardachterwand is voorzien van een komvormige binnenwaarts uitstekende sectie, die in 25 afdichtende aanraking komt met delen, die uitsteken aan het achterwandpaneel om de gasstroom uit het vlamkanaal naar de uitlaatopening te richten, waarbij de komvormige sectie, de uitstekende delen, het frame en de klep afdichtingen vormen, wanneer de 30 klep in de eerste en tweede stand staat.
33. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 32, waarin elk uitstekend deel een weggesneden zijdeel heeft om een meer volledige verwijdering van de gassen uit een bovenste achterhoek van de inrichting te verkrijgen,wanneer 35 de klep in de eerste stand staat.
34. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 31, waarin de middelen voor het verstellen van de klep zijn yoorzien van een scharnierstangenmechanisme, dat een mecha-40 nische weerstand tegen de verstelling van de klep levert als 8120083 A * -24- resultaat van opbotsende verbrande gassen in ten minste de tweede stand van de klep.
35. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1/ waarin 5 de vuurhaardachterwand verwijderbaar is, ten minste de éne verwijderbare plaat is voorzien van een aantal onderling verbonden slijtplaten om verder in combinatie met de vuurhaardachterwand en de wand-panelen een nachtluchttoevoerkanaal en een lang kronkelig 10 inwendig vlamkanaal te vormen, waarbij het eerste luchttoevoernetwerk een primaire luchttoevoer is om lucht toe te voeren aan de verbrandingskamer, waarbij het nachtluchttoevoerkanaal een 15 tweede omsloten kanaal heeft om lucht toe te voeren aan een tweede zijde van de inrichting door een begrensd deel van een tapse sleuf in de slijtplaat aan de tweede zijde, waarbij het lange vlamkanaal zich met bochten uitstrekt van de tweede zijde van de inrichting 20 althans nagenoeg tussen de vuurhaardachterwand en de aan de tweede zijde gelegen slijtplaat en het frame naar een bovenste achterste deel van de inrichting, en verder omvattende een schoorsteenpijpkraag, die kan aangrij-25 pen op het frame aan de uitlaatopening, een verstelbare klep, die zwenkbaar is om een as om in een eerste stand een inrichting met verbranding met opwaartse trek en in een tweede stand een inrichting met horizontale verbranding te verkrijgen, 30 middelen om de klep te verstellen tussen de eerste en tweede stand, waarbij de klep zich uitstrekt over minder dan de volle breedte van de inrichting.
36. Verwarmingsinrichting volgens conclu-35 sie 35 verder omvattende een secundair luchttoevoerkanaal, dat zich uitstrekt tussen een slijtplaat, de vuurhaardachterwand en het frame, waarbij het secundaire luchttoevoerkanaal 40 een omsloten langwerpig kanaal heeft om lucht toe te voeren 8120083 -25- aan het tweede eind van de inrichting via de tapse sleuf, waarbij een geleidingsplaat aan het tweede eind van de inrichting is aangebracht tussen de slijtplaat en het zijwandpaneel, 5 waarbij de geleidingsplaat een althans nage noeg horizontaal deel heeft om in combinatie met de bodem van de verwarmingsinrichting de secundaire lucht te geleiden naar de verbrandingskamer en waarbij de geleidingsplaat verder in één 10 geheel gevormde geleidingselementen heeft, die samenwerkend zijn uitgevoerd met tweede geleidingselementen, die één geheel vormen met de aan de tweede zijde gelegen slijtplaat om het nachtluchttoevoerkanaal aan een eind van dit kanaal bij de sleuf te vormen.
37. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1, waarin ten minste de éne verwijderbare plaat is voorzien van meerdere onderling verbonden slijtplaten om verder in combinatie met de vuurhaardachterwand en de wandpanelen 20 een lang kronkelig inwendig vlamkanaal te vormen, waarbij het eerste luchttoevoernetwerk een primaire luchttoevoer is om lucht toe te voeren aan de verbrandingskamer, waarbij het lange vlamkanaal zich met bochten 25 uitstrekt van een tweede zijde van de inrichting althans nagenoeg tussen de vuurhaardachterwand en ten minste één slijtplaat en het frame naar een bovenste achterste deel van de inrichting, waarbij de rookgasuitlaatopening in verbin-30 ding kan komen met dit vlamkanahl en verder omvattende een schoorsteenpijpkraag, die in aanraking kan komen met het frame aan deze uitlaatopening, een verstelbare klep, die zwenkbaar is om een 35 as om in een eerste stand een inrichting met verbranding met opwaartse trek en in een tweede stand een inrichting met horizontale verbranding te verkrijgen en een scharnierstangenmechanisme om de klep te verstellen tussen de eerste en tweede stand, welk mechanisme 40 is voorzien van 8120083 * -26- ♦ een handgreepdeel, dat is ondersteund door het frame en kan zwenken om een handgreepas, een schakeldeel, dat zwenkbaar is verbonden tussen de klep en een einddeel van de handgreep, 5 waarbij beweging van de handgreep naar een eerste rotatiestand de klep in de eerste stand stelt en beweging van de handgreep naar de tweede rotatiestand de klep in de tweede stand stelt.
38. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 37, 10 waarin het schakeldeel is verbonden met de .klep via een zwenkverbinding met een zwenkas, die evenwijdig is aan de klepzwenkas, waarbij de handgreepdeelscharnieras althans 15 nagenoeg evenwijdig is aan de klepscharnieras en waarbij een deel van het handgreepdeel en de schakel althans nagenoeg evenwijdig zijn aan een tussenliggende uitgelijnde stand, wanneer het handgreepdeel van de eerste rotatiestand wordt versteld naar de tweede rotatie-20 stand. 8120083
NL8120083A 1980-02-28 1981-02-27 NL8120083A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/125,335 US4367725A (en) 1979-10-19 1980-02-28 Wood and coal burning heating method and apparatus
US12533580 1980-02-28
US8100249 1981-02-27
PCT/US1981/000249 WO1981002464A1 (en) 1980-02-28 1981-02-27 Wood and coal burning heating method and apparatus

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8120083A true NL8120083A (nl) 1982-01-04

Family

ID=22419270

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8120083A NL8120083A (nl) 1980-02-28 1981-02-27

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4367725A (nl)
EP (1) EP0047298A4 (nl)
JP (1) JPS57500437A (nl)
CA (1) CA1140013A (nl)
NL (1) NL8120083A (nl)
WO (1) WO1981002464A1 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4856491A (en) * 1988-03-25 1989-08-15 Vermont Castings, Inc. High efficiency solid fuel burning stove
FR2764675B1 (fr) * 1997-06-16 1999-07-30 Cheminees Rene Brisach Foyer de cheminee a demontage facilite
US20040069296A1 (en) * 2002-08-28 2004-04-15 Fpi Fireplace Products International, Ltd. Heat transfer controller
CA2552492C (en) * 2005-07-19 2010-06-01 Cfm U.S. Corporation Heat activated air shutter for fireplace

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1326812A (en) * 1919-12-30 Fireback for fireplaces
US698800A (en) * 1900-12-24 1902-04-29 Edwin R Cahoone Stove.
US714517A (en) * 1901-09-30 1902-11-25 William A Posey Fireplace-fixture.
US925570A (en) * 1909-02-15 1909-06-22 Julius Eckert Hot-air forming and feeding device for heating apparatus.
US1136615A (en) * 1913-06-14 1915-04-20 Charles K Rice Heating-stove.
US1211236A (en) * 1914-04-24 1917-01-02 William V Robinson Stove.
US1527153A (en) * 1924-04-16 1925-02-17 Gray Alexander Furnace structure
US1742992A (en) * 1928-05-07 1930-01-07 Veto Corp Gas generator
US2177573A (en) * 1938-06-24 1939-10-24 Joseph V Kormendi Heat deflector
US2400352A (en) * 1941-09-18 1946-05-14 Bryant Heater Co Gravity furnace
US2400900A (en) * 1943-08-21 1946-05-28 Agricola Furnace Company Furnace
US2556864A (en) * 1950-09-27 1951-06-12 Gen Electric Coated grid for electron discharge tubes
US3831582A (en) * 1972-07-12 1974-08-27 American Standard Inc Fireplace having a damper-fuel gas supply interlock
US3874362A (en) * 1974-04-11 1975-04-01 Alexander Kapustin Space heating device using solid fuel
US4013059A (en) * 1975-07-07 1977-03-22 Vega Industries, Inc. Factory-built fireplace with flush hearth installation
US4015579A (en) * 1975-08-25 1977-04-05 Autocrat Corporation Space heater
US4015587A (en) * 1976-03-11 1977-04-05 Wincek Walter R Fireplace damper operating mechanism
US4092976A (en) * 1976-06-07 1978-06-06 Buck Stove Marketing, Corp. Air conditioner
US4113059A (en) * 1977-03-04 1978-09-12 Ognian Markovski Hand held device for packing grease into wheel bearings
US4117826A (en) * 1977-03-07 1978-10-03 Bette Joseph A Wood burning stove
IE46204B1 (en) * 1977-09-28 1983-03-23 Vermont Castings Improvements in heating apparatus
US4180052A (en) * 1978-10-19 1979-12-25 Henderson Delbert H Furnace fireplace apparatus having separate combustion and heating air systems and settling chambers for particulate matter
JPH034855U (nl) * 1989-05-31 1991-01-18

Also Published As

Publication number Publication date
US4367725A (en) 1983-01-11
EP0047298A1 (en) 1982-03-17
JPS57500437A (nl) 1982-03-11
WO1981002464A1 (en) 1981-09-03
CA1140013A (en) 1983-01-25
EP0047298A4 (en) 1982-08-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4582045A (en) Heating apparatus
US5469836A (en) Solid fuel heating appliance
WO2008059300A1 (en) Fireplace with gravitational feeding for pellet
US4221207A (en) Heating apparatus having improved combustion
NL8120083A (nl)
US4280476A (en) Stove having auxiliary damper operably connected to access door
CA1150577A (en) Method and apparatus for improved construction of fuel burning heating assemblies
US4466419A (en) Cooking method and apparatus for use with wood-burning stove
EP2236940A1 (en) Solid fuel stove
NO154772B (no) Arrangement for brenning av fast brensel i ovner, kaminer, komfyrer og andre ildsteder.
GB2089969A (en) Solid-fuel stoves
US4279238A (en) Wood burning heating apparatus
EP0065880A1 (en) Heater assemblies
GB1590771A (en) Heating apparatus
DK166637B1 (da) Braendeovn
EP1347241B1 (en) Heating device with double fuel feed
US20230355033A1 (en) Multi-point adjustable center-box smoker grill
GB2159257A (en) Improvements in domestic water heaters
US4181116A (en) Stove
IE860552L (en) Solid fuel combustion apparatus having secondary combustion¹chamber which can be by-passed
CA1137373A (en) Woodburning heating apparatus
CA1076441A (en) Heating apparatus having improved combustion
EP0905450B1 (en) Kitchen range
GB1590772A (en) Heating apparatus
CA1162122A (en) Fireplace insert with forced air flow heat exchanger