NL8105046A - Elektrische inrichting voor het stapsgewijs regelen van de helderheid van een gas- en/of dampontladingslamp. - Google Patents

Description

If n PHN 10.191 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Elektrische inrichting voor het stapsgewijs regelen van de helderheid van een gas- en/of dampantlad^igslamp"

De uitvinding heeft betrekking op een elektrische inrichting voor het stapsgewijs regelen van de helderheid van een gas- en/of dairpontladingslamp, waarbij die inrichting voorzien is van twee ingangs-klenmen die bestemd zijn cm te warden aangesloten op een wisselspannings-5 brcm, en in de bedri jfstoestand van de lamp die ingangsklerrmsn met elkaar verbonden zijn door een serieschakeling van de lamp en tenminste twee elektrische spoelen, waarbij een van die spoelen overbmgd is door een eerste gestuurd halfgeleiderschakelelement met een thyristorkarakteris-tiek, en in de minst gedimde toestand van de lamp een stuurcircuit van 10 dat halfgeleiderschakelelement na een periodieke nuldoorgang van de stream door de lamp het halfgeleiderschakelelement geleidend maakt/ en een hulpinrichting aanwezig is cm het geleidend maken van het halfgeleiderschakelelement te kunnen blokkeren, en het stuurcircuit van het halfgeleiderschakelelement bestaat uit een verbinding van een stuur-15 elektrode naar een hoofdelektrode van het halfgeleiderschakelelement.

Een bekende elektrische inrichting van de aangeduide soort is bijvcorbeeld beschreven in het duitse "Qffenlegungsschrift" 2.647.371.

In de geleidende toestand van het halfgeleiderschakelelement is de lamp ongedimd. m de ongeleidende toestand van het halfgeleiderschakelelement 20 is de met de lamp in serie geschakelde inpedantie groter/ waardoor de lamp gedimd brandt. Via de hulpinrichting kan een dimkatmando warden doorgegeven. Een nadeel van die bekende elektrische inrichting is dat in serie met de lamp nog een extra spoel aanwezig is waarover het stuurcircuit van het halfgeleiderschakelelement is aangesloten. Daar deze 25 extra spoel ook de lampstroom voert dient deze spoel voor die stream gedimensianeerd te zijn. Die laatstgenoerrde spoel maakt het hoofdstrocm-circuit van de lamp gekompliceerd en leidt tevens tot extra elektrische verliezen in dat circuit.

De uitvinding beoogt een elektrische inrichting van de in de 30 aanhef aangeduide soort aan te geven, waarbij het hoofdstrocmeircuit van de lamp eenvoudig is en tevens weinig elektrische verliezen vertoont.

Een elektrische inrichting volgens de uitvinding voor het staps— gewijs regelen van de helderheid van een gas- en/of dampontladingslamp, 8105046 PHN:10.191 2 f. - s waarbij die inrichting voorzien is van twee ingangskleimen die bestemd zijn am te warden aangesloten op eenv wisselspanningsbron, en die ingangs-klemmen in de bedrijfstoestand van de lanp met elkaar verbonden zijn door een serieschakeling van de lamp en ten roinste twee elektrische 5 spoelen, waarbij een van die spoelen overbrugd is door een eerste ge-stuurd halfgeleiderschakelelement met een thyristorkarakteristiek, en in de minst gedimde toestand van de lairp een stuurcircuit van dat halfgeleiderschakelelement na een periodieke nuldoorgang van de stroom door de lanp het halfgeleiderschakelelement geleidend maakt, en een hulpin-10 richting aanwezig is cm het geleidend maken van het halfgeleiderschakelelement te kunnen blokkeren, en het stuurcircuit van het halfgeleiderschakelelement bestaat uit een verbinding van een stuurelektrode naar een hoofdelektrode van het halfgeleiderschakelelement, is daardoor gekenmerkt, dat de verbinding van de stuurelektrode naar de hoofdelek-15 trode van het halfgeleiderschakelelement vrij is van een spanningsver-hogend circuitelement, en dat de zelfinduktie van de overbrugde spoel zo groot is dat bij een herontsteken van de lamp na de genoerade stroom-nuldoorgang de spanning op de stuurelektrode van het halfgeleiderschakelelement voldoende is om dat schakelelement geleidend te maken.

20 Een voordeel van deze elektrische inrichting is dat in het hoofdstroomcircuit van de lanp geen extra elektrische spoel nodig is. Elektrische verliezen in een dergelijfeee-spoel kunnen dan ook niet optreden.

Ter toelichting zij het volgende medegedeeld. In het geval 25 van het dimnen van lairpen dient ervoor gezorgd te warden dat de elektrische verliezen ten gevolge van de diminrichting zelf slechts gering zijn. Eerst dan wordt namelijk ten voile profijt getrokken van de energiebesparing die met het dinmen wordt verkregen. De uitvinding berust op de gedachte een zeer eenvoudig stuurcircuit van het halfgeleiderscha-30 kelelement te kombineren met een op eenvoudige wijze aktiveren van dit stuurcircuit. Een aktiveren van het stuurcircuit leidt tot het geleidend maken van het halfgeleiderschakelelement. Dat aktiveren geschiedt door gebruik te maken van de snelle verandering in de elektrische stroom (i) door de lamp direkt na stroomnuldoorgang, dat wil zeggen als de lanp 35 bij het begin van een nieuwe halve periode herontsteekt. Daar de overbrugde spoel in serie met de lanp staat treedt diezelfde stroomveran-dering ook in die spoel op. Is dan de zelfinduktie (L) van de overbrugde spoel zodanig groot gekozen, dat het produkt L · — (waarin t de tijd 8105046 X · . * EHN 10.191 3 voorstelt) zo groot is dat het stuurcircuit van het eerste halfgeleiderschakelelement geaktiveerd wordt, dan wordt het halfgeleiderschakel-element geleidend. Door van deze diskontinui'teit in de strocm door de lamp, en daardoor in de stroom door de overbmgde spoel, gebruik te 5 maken vervalt de noodzaak cm voor het aktiveren van dat stuurcircuit gebruik te maken van een extra spoel in serie net de lamp. Zoals reeds is cpgemerkt bevat de genoemde bekende elektrische inrichting wel zulk een extra spoel.

Daar het eerste halfgeleiderschakelelenent een thyristor-10 karakteristiek heeft blijft dit element geleidend tot dat zijn stroom onder de houdstrocmwaarde kcrnt. Dat wil zeggen dit element blijft geleidend ook nadat het korte signaal op zijn stuurelektrode is ver-dwenen.

De lamp bevindt zich in de dimstand als met de reeds genoemde 15 hulpinrichting wordt voorkomen dat het halfgeleiderschakelelement geleidend wordt gemaakt. Wordt daarentegen het halfgeleiderschakelelement wel periodiek geleidend gemaakt dan brandt de lamp ongedimd. Het half-geleiderschakelelement kan bijvoorbeeld een thyristor zijn. Het halfgeleiderschakelelement zou cok kunnen bestaan uit twee anti-parallel 20 geschakelde thyristoren. Ook is het mogelijk dat het halfgeleiderschakelelement bestaat uit een element met een dubbelzijdige thyristor-karakteristiek (Triac).

Een elektrische inrichting volgens de uitvinding kan bijvoor? beeld gebruikt warden in het geval van wegver lichting. In dat geval 25 kan in de nachtelijke uren - wanneer weinig verkeer van de weg gebruik maakt - op de gedimde stand warden overgeschakeld. Een voordeel van dit systeem, boven een schakeling waarbij een aantal lichtbronnen boven de weg gedoofd wordt, is dat de verdeling van de verlichtingssterkte op het wegdek bij dinmen konstant blijft. Het is voorts denkbaar dat een 30 elektrische inrichting volgens de uitvinding gebruikt wordt in het geval van een tunnelverlichting, waarbij afhankelijk van de helderheid buiten de tunnel een grotere of kleinere helderheid in de tunnel wordt gerea-liseerd, en wel cm het helderheidskontrast bij het in- en uit-rijden van de tunnel zo gering mogelijk te doen zijn.

35 Het is voorts denkbaar dat een elektrische inrichting volgens de uitvinding voorzien is van twee of meer dimspoelen in het hoofdcir-cuit van de lamp, waarbij elk van die dimspoelen door een eigen halfgeleiderschakelelement is overbrugd. Een voordeel van die inrichting is dat 8105046 ¾ * PHN 10.191 4 meerdere helderheidsstappen verwezenlijkt kunnen warden.

Cm de gedimde stand te verkrijgen zou men bijvoorbeeld de hulpinrichting zodanig kunnen uitvoeren dat daarmede een schakelaar wordt geopend in de verbinding van de stuurelektrode naar de hoofdelek-5 trode van het eerste gestuurde halfgeleiderschakelelement.

Bij een voorkeursuitvoering van een elektrische inrichting volgens de uitvinding bevat het stuurcircuit van het eerste halfgeleiderschakelelement een weerstand, en is een tot de hulpinrichting behorend tweede gestuurd halfgeleiderschakelelement voor twee stroomrichtingen 10 aanwezig tussen de stuurelektrode en de andere hoofdelektrode van het eerste halfgeleiderschakelelement. De dimstand wordt dan verkregen door dit tweede schakelelement geleidend te maken.

Een voordeel van deze voorkeursuitvoering is dat de bedrijfs-zekerheid van het stuurcircuit van het eerste halfgeleiderschakelelement 15 nu niet wordt verminderd door een extra schakelelement daarin. De weerstand in het stuurcircuit belet onder meer het cptreden van een onge-wenst grote stroom in dat stuurcircuit.

Bij een verbetering van de laatstgenoemde voorkeursuitvoering van een elektrische inrichting volgens de uitvinding, waarbij de lamp 20 een hogedrukmetaaldampontladingslamp is, is een stuurcircuit van het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement voorzien van een tijdcir-cuit, zodanig dat pas minimaal een minuut na het verschijnen van de spanning tussen de ingangsklemmen van de elektrische inrichting het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement geleidend te maken is.

25 Een voordeel van deze verbetering is dat het starten van de lamp steeds in de "ongedimde circuittoestand" plaatsvindt. Dit maakt dat dat starten op een meer betrouwbare wijze plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor het hernieuwd starten van de lamp na een korte netspannings-onderbreking. Daarbij doet zich iirmers de cmstandigheid voor dat de 30 lamp - na het terugkeren van de netspanning - vaak nog een hoge tempera-tuur heeft, waardoor zijn benodigde ontsteekspanning in de regel hoog is. Het is dan van voordeel als de ongedimde circuitstand voorhanden is.

Een lanp die met een elektrische inrichting volgens de uitvinding wordt bedreven kan bijvoorbeeld een lagedrukkwikdampontladings-35 lanp zijn. Indien deze lanp voorzien is van voorverhitbare elektroden kan ook met voordeel van een tijdcircuit, zoals hierboven genoemd, ge-bruik gemaakt worden. In dat geval kan namelijk voldoende spanning ter beschikking worden gesteld om - ten behoeve van het ontsteken van de 8105046

«I

PHN 10.191 5 ^ ·.

lamp - die elektrcden voor te verhitten. Vaak kan daarbij zelfs met een kortere tijd dan een minuut, van de ongedirrde circuits tand, worden volstaan.

Bij een verdere verbetering van de genoemde voorkeursuit-5 voeringen van een elektrische inrichting volgens de uitvinding is het stuurcircuit van het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement uit? gerust met een cpto-coupler, en is een lichtbron van die opto-coupler aangesloten cp een stuurgeleider, waarbij uitschakelen van de lichtbron leidt tot een andere geleidingstoestand van het tweede halfgeleider-10 schakelelement.

Een voordeel van deze verbetering is dat een dimkanmando, dat via de stuurgeleider binnenkomt, op een elektrisch veilige wijze naar het stuurcircuit van het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement wordt doorgegeven.

15 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een tekening.

Hierin wordt getoond een elektrische inrichting volgens de uitvinding.

Met 1 en 2 zijn aangeduid ingangsklannen die bestemd zijn 20 cm te warden aangesloten op een wisselspanningsnet van circa 220 Volt, 50 Hertz „ De klenmen 1 en 2 zijn met elkaar verbonden via een serie-schakeling van een esrste spoel 3, een tweede spoel 4 en een hogedruk-natriumdairpantladdngslanp 5. Een hogedruknatriumdanpontladings lairp is bijvoorbeeld beschreven in het Nederlandse octrooi no. 154.865 (PHN 2385).

25 De spoel 3 is overbmgd door een eerste gestuurd halfgeleiderschakel-elenent 6, met dubbelzijdige thyristorkarakteristiek (Triac). De ver-binding van klem 1 over de circuitelementen 3, 6 via 4 en 5 naar de klem 2 stelt het hoofdstroomclrcuit voor. Met 10 is aangegeven een klan van een stuurgeleider 11.

30 De klem 1 is via een serieschakeling van een weerstand 15 en een kondensator 16 verbonden met een stuurelektrode van het halfgelei-derschakelelement 6. Deze stuurelektrode van het schakelelement 6 is tevens, via twee anti-parallel geschakelde transistoren 17 respektieve-lijk 18, aangesloten op een hoofdelektrode 19 van het schakelelement 6.

35 Deze hoofdelektrode bevindt zich aan die zijde van het schakelelement die naar de spoel 4 is toegekeerd. De transistoren 17 en 18 vorrnen te-zamen het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement Q

De stuurelektrode van het halfgeleiderschakelelement 6 is voorts 8105046 ·- V · % PHN 10.191 6 via een zenerdiode 20, in serie met een weerstand 21 en een kondensator 22, aangesloten op de ingangsklem 2. De zenerdiode 20. is overbrugd door een serieschakeling van een diode 23 en een kondensator 24.

De basis van de transistor 17 is aangesloten op een weerstand 5 25. De basis van de transistor 18 is aangesloten op een weerstand 26.

De andere zijde van deze weerstanden 25 respektievelijk 26 zijn net elkaar verbonden, en tevens aangesloten op de uitgangsklem van een NSND-poartschakelaar 27. De poortschakelaar 27 is aangesloten op de uitgangsklem van een NZM)-poortschakelaar 28. Deze poortschakelaar is 10 voor wat betreft zijn vpeding enerzijds aangesloten op een verbindings-punt V tussen de diode 23 en de kondensator 24 en anderzijds op een doorgaande geleider A die verbonden is met de stuurelektrode van het schakelelement 6. De poortschakelaar 27, en: de nog ter sprake komende poortschakelaars 40 en 41, zijn eveneens qp de voeding v-A aangesloten 15 (aansluiting niet getekend). Een. eerste ingangsklem C van de poortschakelaar 28 is aangesloten qp een integrated circuit (i.c.) 29. Dit i.c. is van het type HEP-4020 van Philips. Een andere ingangsklem D van de poortschakelaar 28 is aangesloten op een punt B. Het punt B is via een parallelschakeling van een kondensator 30 en een weerstand 31 aan-20 gesloten op het verbindingspunt V tussen de diode 23 en de kondensator 24. Het punt B is tevens via een lichtgevoelig gedeelte van een opto-coupler 32 aangesloten qp de doorgaande geleider A. Het lichtgevende gedeelte van deze qpto-coupler 32 is enerzijds aangesloten op de uitgangsklem 2 en anderzijds op een weerstand 33. De andere zijde van deze 25 weerstand 33 is aangesloten qp een gelijkrichter 34, die op zijn beurt verbonden is met de stuurgeleider 11. De i.c. 29 wordt gevoed door een circuit dat enerzijds is aangesloten op het verbindingspunt V tussen de diode 23 en de kondensator 24 en anderzijds qp de doorgaande geleider A. Een ingangsklem van het i.c. 29 is aangesloten qp een 30 uitgangsklem van een NASID-poortschakelaar 40. Een andere ingangsklem van het i.c. 29 is aangesloten op een NAS!D-poortschakelaar 41. Een verbindingspunt tussen het i.c. 29 en de poortschakelaar 28 is via een diode 42 aangesloten op een ingangsklem van de poortschakelaar 40. Deze ingangsklem is tevens via een weerstand 43 aangesloten qp de klem 2.

35 Op de klem 2 is tevens aangesloten een weerstand 44 in serie met een diode 45. De andere zijde van deze diode 45 is aangesloten qp een ingangsklem van de poortschakelaar 41. Tevens is die diode 45 aangesloten op een parallelschakeling van een weerstand 46 en een kondensator 47.

8105046 % EHN 10.191 . 7

Jt ' Η

De andere zijde van deze parallelschakeling is verbonden met de door-gaande geleider A. De ingangsklent van de pcortschakelaar 40 is ook via een parallelschakeling van een weerstand 48 en een kondensator 49 verbonden met de doorgaande geleider A. Met 60 is - ten dele schanatisch -5 een elektrcnische starter voor het eerste ontsteken van de lamp 5 weergegeven. Deze starter is enerzijds aangesloten op een aftakking van de spoel 4, en anderzijds op de klem 2.

De starter 60 bevat een serieschakeling van een kondensator 61 en een gestuurd halfgeleiderschakelelement 62 voor twee strocmr 10 richtingen (Triac). Een stumrinrichting 63 (schematisch weergegeven) is aangesloten op een verbindingspunt tussen enerzijds de kondensator 61 en het schakelelement 62, en anderzijds op een stuurelektrode van het schakelelement 62.

De werking van het beschreven circuit is als volgt. Aange-15 ncmen wordt dat er eerst op de stuurgeleider 11 een elektrisch signaal staat waardoor het lichtgevende deel van de opto-coupler 32 het licht-gevoelige deel belicht. Dit leidt tot de cngedimde toestand van de lanp 5. Dit kan als volgt warden toegelicht. Wanneer de klemmsn 1 en 2 verbonden warden met de wisselspanning van 220 Volt, 50 Hertz zal het 20 tweede halfgeleiderschakelelement (17,18) ongeleidend zijn en blijven.

Dit kaitt andat het i.c. 29 eerst de netperioden telt die via de poort— schakelaar 40 aan de betreffende ingang van het i.c. 29 warden aange-boden. Pas als deze telling in het onderhavige geval na 163 sec., gereed is gaat de uitgang van i.c. 29 van een lage potentiaal over naar een 25 hoge potentiaal. Via de gelijkrichter 42 wordt daardoor de ingang van poartschakelaar 40 hoog van spanning. Dit belet het verder doorgeven van bLokspanningen door poartschakelaar 40. Daardoor blijft de ingang C van de poartschakelaar 28 hoog van spanning. Daar in het onderhavige geval de ingang D van de poartschakelaar 28 laag van spanning is wordt 30 de ingang van de poartschakelaar 27 hoog en de uitgang van die poort-schakelaar 27 laag. Dit belet het geleidend warden de transistoren 17,18.

Het stuurcircuit 15,16 van het schakelelement 6 zorgt er nu voor dat dit schakelelement geleidend wordt, waardoor de spoel 3 wordt 35 kortgesloten. Daardoor kan de lamp 5 in "cngedimde circuitstand" starten.

Hierbij zij qpgemerkt dat dit geleidend maken van het schakel-elanent 6, tijdens dit starten van de lanp, plaatsvindt door een hoge 8105046 PHN 10.191 . 8 spanning over de spoel 3; tengevolge van een serieresonantie met de kondensator 61 die optreedt bij het geleidend warden van het schakelelement 62 van de starter 60.

De stroampulsen die dan optreden in een deel van de spoel 4 . 5 induceren in het andere deel van die spoel een hoge spanning waarcp de lamp 5 ontsteekt.

Als de lamp 5 ontstoken is wardt de starter 60 buiten working gesteld via zijn - spanningsafhankelijke - stuurinrichting 63.

Het schakelelement 6 wardt dan enige mikrosekonden na elke 10 rruldoorgang van de strocra door de lamp 5 weer geleidend gemaakt door zijn stuurcircuit 15,16. Dit kamt amdat de zelfinduktie van de spoel 3 zo groot is dat de spanning over die spoel - bij het herontsteken van de lamp na zulk een nuldoorgang - voldoende is am het schakelelement 6 in de geleidende toestand te brengen, Het schakelelement 6 blijft steeds 15 geleidend tot de stroom erdoor - aan het einde van een halve pericde -beneden de houdstroomwaarde kamt.

Vervolgens wardt de sitaatie bezien waarbij qp de stuurgelei-der 11 geen spanning staat. Het punt B, dat verbonden is met de ingang D van de poortschakelaar 28, staat dan op hoge potentiaal. Indien de 20 klem C na het verstrijken van de eerder genoemde 163 sekonden ook de hoge potentiaal heeft bereikt wordt de ingangsklem van de poortschakelaar 27 laag en de uitgang van deze. schakelaar 27 hoog. Dit leidt tot het geleidend warden van de transistoren 17 en 18. Daardoor kan het schakelelement 6 niet meer geleidend blijven.

25 Dan is de gedimde stand verkregen, teweten de stand waarbij de lamp 5 in serie met twee spoelen, teweten 3 en 4, brandt.

Met de kondensator 47 wordt bereikt dat na een korte net-spanningsonderbreking de lamp 5 ook weer in de "ongedimde circuit-toestand" ontsteekt, en wel onafhankelijk van een signaal op de stuur-30 geleider 11.

Het samenstel van de circuitelementen 20 tot en met 24 dient voor het verkrijgen van een hulpgelijkspanning waarvan het punt V de pasitieve potentiaal heeft. Deze hulpgelijkspanning dient voor het voeden van poortschakelaars en i.c., zoals bij de circuitbeschrijving 35 is aangeduid.

In het beschreven geval hadden de circuitelementen ongeveer de volgende waarden: 8105045 PHN 10.191 9 y r- · .« v

Weerstand 15 470 Ohm " 21 4k7 " " 25 4k7 " * 26 4k7 " 5 " 31 1M " " 33 22k " " 43 1M " n 44 8M2 " " 46 1M " 10 M 48 1M n

Kondensator 16 0,1^uFarad n 22 0,1^ " " 24 68yU " " 30 22nano" 15 " 47 22nano" " 49 4/7nano'' " 61 0,6^u "

Spoel 4 0,19 Henry " 3 0,04 " 20

Bij deze zelfinduktie van de spoel 3 was de topspanning over die spoel, bij een herontsteken van de lamp 5 {ongedimde circuitstand) circa 20 Volt. Dat was voldoende cm het schakelelement 6 geleidend te maken.

Het is denkbaar dat er in serie met de lamp niet slechts ein overbrugde dimspoel (3,6) staat, doch bijvoorbeeld twee overbrugde 25 dimspoelen aanwezig zijn. In dat geval kan door selektief schakelen, bijvoorbeeld eveneens net een stuurgeleider en met opto-coaplers, meer dan §en dims tand warden verwezenlijkt.

Met het beschreven circuit is een eenvoudige dlmmogelijkheid van de hogedruknatriumlamp 5, van circa 250 Watt ongedimd, aangeduid.

30

De verliezen in de diminrichting zijn circa 5-Watt.

35 8105046

Claims (5)

1. Elektrische inrichting voor het stapsgewijs regelen van de helderheld van een gas- en/of dampontladirigslamp , waarbij die inrichting voorzien is van twee ingangsklemmen die bestemd zijn cm te worden aange-sloten op een wisselspanningsbron, en die ingangsklemmen in de bedrijfs- 5 toestand van de lamp met elkaar verbonden zijn door een serieschakeling van de lamp en tenminste twee elektrische spoelen, waarbij een van die spoelen overhmgd is door een eerste gestuurd halfgeleiderschakelelement met een thyris torkarakteristiek, en in de minst gedimde toestand van de lamp een stuurcircuit van dat halfgeleiderschakelelement na een periodieke 10 nuldoorgang van de . stream door de lamp het halfgeleiderschakelelement geleidend maakt, en een hulpinrichting aanwezig is cm het gelei-dend maken van het halfgeleiderschakelelement te kunnen blokkeren, en het stuurcircuit van het halfgeleiderschakelelement bestaat uit een verbinding van een stuurelektrode naar een hoofdelektrode van het half- 15 geleiderschakelelement, met het kenmerk, dat de verbinding van de stuurelektrode naar de hoofdelektrode van het halfgeleiderschakelelement vrij is van een spanningsverhogend circuitelement, en dat de zelfinduktie van de overbrugde spoel zo groot is dat bij een herontsteken van de lamp na de genoemde stroomnuldoorgang de spanning op de stuurelektrode van 20 het halfgeleiderschakelelement voldoende is om dat schakelelement geleidend te maken,

2. Elektrische inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stuurcircuit van het eerste halfgeleiderschakelelement een weerstand bevat, en dat een tot de hulpinrichting behorend tweede ge- 25 stuurd halfgeleiderschakelelenent voor twee stroomrichtingen aanwezig is tussen de stuurelektrode en de andere hoofdelektrode van het eerste halfgeleiderschakelelement.

3. Elektrische inrichting volgens conclusie 2, waarbij de lamp een hogedrukmetaaldanpontladingslairp is, met het kenmerk, dat een stuur- 30 circuit van het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement voorzien is van een tijdcircuit, zodanig dat pas minimaal e£n minuut na het ver-schijnen van de spanning tussen de ingangsklemmen van de elektrische inrichting het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement geleidend te maken is. 35

4. Elektrische inrichting volgens conclusie 2 of 3, net het ken merk, dat het stuurcircuit van het tweede gestuurde halfgeleiderschakelelement is uitgerust met een opto-coupler, en een lichtbron van die opto-coupler is aangesloten op een stuurgeleider, waarbij uitschakelen 8105046 ΕΗΝ 10.191 11 ψ van de lichtbron leidt tot een andere geleidingstoestand van bet tweede half geleiderschakeleleraent.

5 10 15 20 25 30 35 8105046