NL8105004A

NL8105004A - Drukvat, zoals accumulatorinrichting en werkwijze voor het maken daarvan.

Info

Publication number: NL8105004A
Application number: NL8105004A
Authority: NL
Original assignee: Greer Hydraulics Inc
Priority date: 1980-11-18
Filing date: 1981-11-05
Publication date: 1982-06-16
Also published as: US4348792A; DE3144176A1; FR2494351B1; FR2494351A1; CA1145651A; JPS57114001A; GB2091158A; IT8125102A0; IT1139764B; GB2091158B

Description

-1- »

Drukvat, zoals acomulatorinrichting en werkwijze voor het maken daarvan.

Achtergrond van de uitvinding Gebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding ligt op het gebied van drukvaten, zoals hydraulische accumulatorinrichtingen en heeft 5 meer in het bijzonder betrekking op een hydraulische accumulator.- ' \ die goedkoop kan worden vervaardigd, en op een werkwijzevoor het maken daarvan.

De bekende stand van de techniek Hët gebruik van accumulatorinrichtingen in verschillende 10 hydraulische toepassingen neemt steeds meer toe. Tot nu toe vormden de betrekkelijk hoge kosten van accumulatoren een belemmering voor hun gébruik in bepaalde omgevingen en toepassingen, waar de kosten een belangrijke factor zijn.

Eén accumulator bestaat typisch uit een huis of vat 15 met een onderste deel, dat hierna de mantel wordt genoemd, en uit een bovenste deel, dat hierna de kap of het deksel wordt genoemd, welk huis of vat door een veerkrachtige blaas is verdeeld in twee kamers, waarbij de ene kamer is verbonden met een gas-vulpoort met een klep en de andere kamer is verbonden me.€''eèn 20 oliepoort, die op zijn beurt kan worden verbonden met een hydraulische leiding.

Het monteren van de blaas in het vat wordt gewoonlijk gedaan door het aanbrenger van een tegenhoudring of dergelijke, waarmee de open uitmonding van de blaas wordt verbonden, hetzij 25 door hechten, hetzij door vormgieten. De tegenhoudring wordt vN

daarna op de gewenste plaats in het vat vastgezet, bijvoorbeeld door lassen,

Daarna wordt een deksel op de open uitmonding van de inrichting bevestigd.

3Q De handelingen voor het afzonderlijk vormen van het samenstel van de blaas en de tegenhoudring en voor het bevestigen van de tegenhoudring op zijn plaats in het vat hébben aanzienlijk 8105004 __ * ·ΐ -2- Λ bij'gedragen tot de vervaardigingskosten. Dit geldt in het bijzonder wanneer de ring door lassen met het drukvat moet worden verbonden, omdat men tijdens de vorming van de las zeer zorgvuldig moet vermijden, dat onnodig warmte aan de blaas 5 wordt toegevoerd.

Samenvatting van de uitvinding

De onderhavige uitvinding kan worden samengevat als te zijn gericht op een goedkope accunulatorinrichting en op een werkwijze voor het maken daarvan, met het kenmerk, dat de 10 mantel bij de vorming van de blaas wordt gebruikt als een opnemend vormdeel en dat het in situ vormen van de blaas in de mantel en het bevestigen van de uitmonding van de blaas aan de mantel wordt uitgevoerd als een integrerende stap in de vervaardiging van de blaas.

15 De uitvinding beoogt verder het aanbrengen van een klep op het materiaal van de blaas gedurende het vormen van de blaas.

Dienovereenkomstig heeft de onderhavige uitvinding ten doel, een goedkope accumulatorinrichting te verschaffen.

20 Ben verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor de vervaardiging van een goedkope accumulatorinrichting, waarbij de blaas in situ wordt gevormd en waarbij de mantel zelf als een begrenzend vormdeel wordt gebruikt.

Ben verder doel van de uitvinding is het verschaffen 25 van een werkwijze en inrichting van de beschreven soort, waarbij de blaas wordt bevestigd aan en permanent geplaatst in de mantel en ook op een stijf kleporgaan tijdens dezelfde handeling waarin de blaas wordt gevormd, waarbij het kleporgaan een onderdeel van de vorm vormt.

30 De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een gedeeltelijke verticale doorsnede van l een inrichting voor het vormen van een drukvat volgens de uit- L vinding, waarbij de onderdelen in de gedeeltelijk gesloten stand

Wm. 35 van de vorm zijn getekend; fig. 2 is een doorsnede die overeenkomt met fig. 1 en 8105004 -3- 4t toont de stand van de onderdelen in de gesloten stand van de vorm; fig. 3 is een zijaanzicht van een voltooide accumulator volgens de uitvinding; fig. 4 is een verticale doorsnede qp een grotere schaal 5 volgens de lijn IV-IV in fig. 3.

In de fig. 3 en 4 is een eenvoudige accumulatorinrichting getekend die bestaat uit een in hoofdzaak cilindrische mantel 10 met een in hoofdzaak halfbolvormig onderste deel 11, waarin een vloeistof- of oliepoort 12 is gevormd. Een fitting 13 is bijvoorbeeld 10 door een lasnaad 14 verbonden net het ondereinde van de accumulator, welke fitting is voorzien van een inwendig kanaal 15 dat het verlengde van de oliepoort 12 vormt. De fitting 13 kan zijn voorzien van inwendige schroefdraad 16 voor de bevestiging op de leiding van een hydraulisch stelsel.

15 De accumulator omvat een bovenste deel of deksel 17, waarin een gasvulpoort 18 is gevormd, terwijl hét gasvulklepsamen-stel 19 bijvoorbeeld door middel van een ringvormige lasnaad 20 in de poort .18 is gemonteerd.

Het deksel 17 is op het boveneinde of de uitmonding 21 20 van de mantel bevestigd door middel van een ringvormige lasnaad 22.

Qm de vorming van de lasnaad te vergemakkelijken, kan het deksel zijn voorzien van een binnenwaarts afgeschuinde schouder 23 en een daaronder geplaatst deel van de mantel kan zijn voorzien van een Binnenwaarts afgeschuinde schouder 24, waardoor een opneem-25 ruimte voor het lasmateriaal wordt gevormd.

De mantel IQ is voorzien van een ringvormige uitsparing 25, die een verankeringspunt vormt voor de blaas 26. Zoals in de tekening is aangegeven, is de blaas voorzien van een dikker gemaakt mondingsdeel 27, waarvan het radiaal buitenste oppervlak 30 op een hierna te beschrijven wijze wordt gehecht aan de mantel-delen, die de ringgroef 25 begrenzen.

Een klep 28 is bevestigd in een uitsparing 29, die is gevormd in het ondereinde 30 van de blaad 26. De klep 28 A

kan zijn voorzien van een naar beneden uitstekend cilindrisch 35 deel 31, dat kcrnt te liggen en past met minimale speling in de «*3* oliepoort 12. '' j 8105004 -4-

De klep 28 is bovendien voorzien van een ringvormig insluitoppervlak 32, dat nauwsluitend aanligt tegen de wand van de mantel, die de oliepoort 12 angeeft.

De klep wordt óp de hierna beschreven wijze aan het 5 materiaal van de blaas gehecht.

• Volgens de fig. 1 en 2, die betrekking hébben op de wijze van vervaardiging van de accumulator, wordt een hoofd-opneem-vorm 33 toegepast, die is voorzien van een inwendige holte 34, die nauwkeurig is gevormd voor het opneman van de buitenste 10 wanddelen van de mantel 10. De hoofdvorm 33 is voorzien van wandal die een naar beneden uitstekende cilindrische ruimte 35 begrenzen voor het opnanen van de fitting 13, die van tevoren door lassen aan de mantel 10 is bevestigd, zoals hierboven is Beschreven. De mantel 10 wordt in de hoofdvorm 33 geplaatst en 15 wordt voorverwarmd, om de temperatuur van de mantel te verhogen tot een waarde, die geschikt is voor het vormen van het elastomere prepolymeer, dat op zichzelf bekend is. Een aantal geschikte prepolymeerverbindingen voor de vorming van de elastomere verBindingen zijn Bekend.

20 De klep 28 wordt in de oliepoort 12 geplaatst om deze af te dichten.

De inrichting voor de vervaardiging omvat een insteek-vorm 36, die is voorzien van een cilindrisch hoofddeel 37, van een afdichtkraag 38 en van een naar beneden gerichte aanslag-25 schouder 39, die is opgesteld tegenover de naar boven gerichte schouder 40 op de hoofdvorm 33. Het ondereinde 41 van de insteek-vorm 36" is voorzien van een uitsparing 42, waarvan de bedoeling hierna zal worden toegelicht.

De Blaas 26 wordt in de beschreven inrichting op de 3Q volgende wijze in situ gevormd.

De mantel IQ wordt eerst in de hoofdvorm 33 geplaatst, waarbij de fitting 13 naar beneden uitsteekt in de cilindrische ruimte 35. De klep 28 wordt in de gesloten stand op de oliepoort 12 geplaatst, waarbij de vrij liggende boven- en zij oppervlakken 35 van de klep 28 van tevoren zijn bedekt met een laag 43 van vloéi- 8105004 ί· -5- baar hechtmiddel, dat zodanig wordt gekozen, dat het verenigbaar is met zowel het materiaal van de klep 28, die normaal van metaal is vervaardigd, als met de te gebruiken elastcmere verbinding.

Op soortgelijke wijze wordt een laag 44 van het hechtmiddel in 5 de uitsparing 25 aangebracht.

Daarna wordt een massa M van elastcmere prepolymeer in de mantel 10 gedeponeerd. De mantel wordt bij voorkeur voorverwarmd als gevolg van zijn contact met de hoofdvorm 33. Daarna wordt het insteekvormorgaan 36 onder druk in de mantel 10 neergelaten, 10 met het gevolg dat de massa M van elastcmere prepolymeer in opwaartse richting wordt verdeeld in de ruimten die zijn begrensd tussen de mantel en het insteekvormorgaan 36.

Zoals gebruikelijk is, kan de hoeveelheid materiaal, die de massa M van prepolymeer vormt, iets groter zijn dan het 15 volume van de ruimte, die is begrensd tussen de insteekvorm 36 en de mantel 10, waarbij kleine hoeveelheiden van het prepolymeer in opwaartse richting uit de vorm worden geëxtrudeerd, die een vlies vamen, dat na harding wordt weggesneden.

De vormdelen zijn na het sluiten van de vorm bewogen 20 in de stand, die in fig. 2 is getekend. Zoals in deze fig. is aangegeven, is het prepolymeer in feite gevormd cm de blaas 26 te Begrenzen en het prepolymeer, dat boven op de hechtmiddellagen 43, 44 ligt, zal zijn gehard en gehecht aan de gekozen hecht-middelen.

25 De vorm wordt gedurende een bepaalde tijd in de gesloten stand gehouden, waarbij de uitgeoefende druk en de toegevoerde warmte voldoende zijn cm het elastomeer te doen polymeriseren, terwijl de afstand, over welke het insteekvormdeel 36 naar beneden beweegt ten opzichte van de hoofdvorm 33, wordt begrensd door 30 de samenwerking van de schouders 39 en 40.

Als gevolg van de vormcyclus zal de knoop of klep 28 aan de Blaas worden gehecht en het dikkere randdeel 27 nabij de uitmonding van de blaas zal zijn vastgehecht in de uitsparing 25 van de mantel.

35 Opgemerkt wordt, dat de klep 28 gedurende het vormproces 8105004 -6- V < dienst doet als stop of afdichting cm het extruderen van het prepolymeer naar buiten door de oliepoort te verhinderen of te beperken, waarbij wanneer een vlies zou overblijven in het gebied rondom de klep, dit vlies na harding eenvoudig kan worden 5 afgesneden.

De mantel 10 en de daaraan bevestigde blaas 26 kunnen nu na het openen uit de vorm worden verwijderd en het deksel 17 kan op de mantel 10 worden vastgelast, zoals hierboven is beschreven.

10 Opgemerkt wordt, dat de blaas in de ongespannen toestand als een voering tegen de binnenzijde van de mantel aanligt; dit in tegenstelling met de typische békende constructie, waarbij het volume van het inwendige van de blaas kleiner is dan dat van de mantel en de blaas dienovereenkomstig moet worden opgeblazen 15 of uitgezet, om aan te sluiten tegen de begrenzingsvlakken van de mantel. Hieruit blijkt dat de blaas, zelfs nadat hij met gas onder druk is gevuld, in een in hoofdzaak niet-uitgezette toestand blijft.

Zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn, kunnen 20 in de beschreven werkwijze en inrichting talrijke veranderingen en wijzigingen worden aangebracht. In het bijzonder kan de cpnemende uitsparing die het mondingsgedeelte van de blaas ondersteunt, zijn uitgevoerd in een ondersneden of niet inspringende vorm, cm-de afdichtende verbinding tussen de blaas en de mantel 25 te versterken of te begrenzen. Op soortgelijke wijze kunnen de tegen de blaas aanliggende oppervlakken van de klep 28 zijn voorzien van één of meer groeven, die eveneens ondersneden of niet inspringend kunnen zijn.

Zoals reeds is opgemerkt, moet het polymere materiaal, 30 waarvan de blaas·-, is gevormd, worden gekozen overeenkomstig de beoogde eindtoepassing van de accumulator en, behalve de normaal gewenste elastische eigenschappen, moet het materiaal van de blaas in het bijzonder zodanig worden gekozen, dat het weerstand kan bieden aan de vloeibare reagens, waarmee het in aanraking zal 35 komen.

Voor een deskundige is het duidelijk, dat nog andere 8105004 -7- veranderingen kunnen worden aangebracht, zonder buiten de omvang van de uitvinding te gaan. Daaron moet de uitvinding ruim worden gezien binnen de cmvang van de bijgaande conclusies.

8105004

Claims

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de mantel wordt verwarmd voor het inbrengen van de lading prepolymeer.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, gekenmerkt door het onder warmteuitwisseling onderbrengen van de mantel in een 35 verwarmde kamer, waarvan de afmetingen in hoofdzaak overeenkomen 8105004 -9- met de uitwendige afmetingen van de mantel.
4. Drukvat, zoals een hydraulische accumulatorinrichting, gekenmerkt door een mantel met een mondingsgedeelte en een einddeel, door een vloeistofpoort die in het einddeel is gevormd, 5 door een tegenhoudgroef die is gevormd in de binnenwand van de mantel nabij de het mondingsgedeelte, door een klepplaat die de vloeistofpoort afsluit, door een afdekplaat die is voorzien van een gasvulklep en die afsluitend op het mondingsgedeelte van de mantel is gemonteerd, en door een blaas van elastomeer materiaal 10 die in situ in de mantel is gevormd, welke blaas is voorzien van een gesloten einde en een open einde, en door een verdikt ringvormig Bevestigingsdeel nabij het open einde, dat is opgesteld in en met een kleefmiddel is gehecht aan de wanden die de groef Begrenzen, welk gesloten einde van de blaas is gevormd over 15 en net een kleefmiddel is gehecht aan de klepplaat en welke blaas in de ongespannen toestand als een voering tegen de binnenzijde van de mantel van het vat aanligt.
5. Werkwijze voor de vervaardiging van een drukvat, zoals een hydraulische accumulatorinrichting, in hoofdzaak 2Q zoals Beschreven in de beschrijving.
6. Drukvat, zoals een hydraulische accumulatorinrichting, in hoofdzaak zoals Beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 6105004