NL8104227A - Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. - Google Patents

Description

ί * * C. van der Lely IT*V., Weverskade 10, Maasland.

"InricLting voor Let verspreiden van korrel- en/of poeder-vomig materiaal"

De inrieLting lie eft betrekking op een inrieLting voor Let verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal, in Let bijzonder kuastmest, zaad of dergelijk materiaal, voor-zien van een gestel, een daarop aangebracLt reservoir en ten 5 minste twee verspreidorganen, die tijdens Let bedrijf Let materiaal in overlap over ongeveer dezelfde strook grond verspreiden en waaraan via een doseerinricLting Let materiaal wordt toegevoerd.

Bij inrichtingen van bovengenoemde soort is Let 10 dikwijls moeilifk om bij Let strooien langs de randen van velden te voorkomen dat materiaal op neverliggende velden en/of in sloten belandt.

Met de constructie volgens de uitvinding kan nu of effectieve wijze zonder dat de bovengenoemde nadelen op-15 treden worden gestrooid, doordat middelen aanwezig zijn voor Let zodanig bedienen van de doseer-inricLting, dat naar keuze in overlap naar links of naar recbts kan worden gestrooid. Met de toepassing van deze maatregel wordt tevens bereikt dat bij Let strooien van andere kunstmestsoorten een 20 naverstelling niet noodzakelijk is, zodat de macLine ook door ongescLoolde kracLten zonder ongunstig resultaat kan.worden bediend.

Aan de Land van enkele uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding Lieronder nader uiteen worden gezet.

25 Figuur 1 geeft in zijaanzieht een inricLting voor Let verspreiden van korrel- of poedervormig materiaal weer, die is voorzien van een constructie volgens de uitvinding.

Figuur 2 geeft een aanzicLt weer volgens de pijl 30 II in fig. 1.

^ Figuur 3 geeft op grotere scLaal een tot de uit- % vinding behorend verstelmecLanisme weer.

1 Figuur 4 geeft sckematiscL de diverse LydrauliscL

^ of pneumatiscL in te stellen standen van de doseerinricLting 35 weer.

8104227 ; s - 2 -

Figuur 5 geeft scbematisch in bovenaanzicht weer op welke wijze het materiaal wordt verspreid indien bij een inrichting volgens de uitvinding voorzien van twee naast el-kaar gelegen verspreidorganen, een werkstand voor het naar 5 links strooien is ingesteld.

Figuur 6 geeft een zelfde soort aanzicht weer waarbij een werkstand is ingesteld voor bet naar rechts strooien van bet materiaal.

Figuur 7 geeft in boven-aanzicht bet verspreid-10 patroon weer dat bij een inricbting volgens de uitvinding die is voorzien van twee naast elkaar gelegen verspreidorganen, wordt verkregen indien een werkstand is ingesteld waar-bij naar twee zijden wordt gestrooid.

Figuur 8 geeft in vooraanzicbt een tweede uit-15 voeringsvorm van een inricbting volgens de uitvinding, terwijl

Figuur 9 een aanzicht is volgens de pijl ΙΣ in f iguur 8.

Figuur 10 geeft scbematisch een electriscb 20 controle-paneel weer, met behulp waarvan de bedieniiag van de inrichting electrisch kan worden gecontroleerd.

Figuur 11 geeft in zi3aanzicht een inricbting volgens de uitvinding weer, die zelfrijdend is uitgevoerd.

Figuur 12 is een bovenaanzicbt van de in fig. 11 25 scbematisch weergegeven inricbting.

De in de figuren weergegeven inricbting is be-doeld voor het verspreiden van. korrel- en/of poedervormig -materiaal, in bet bi.jsonder kunstmest, zaad en dergelij'ke.

De inricbting omvat een gestel 1, waarop een reservoir 2 30 is ondersteund, Het reservoir 2 is in bovenaanzicbt gez-ien ’ recbtboekig en zodanig opgesteld dat de langste rechthoek- ziiae zicb dwars op de voortbewegingsricbting A van de machine uitstrekt. Het reservoir 2 verloopt vanaf zit1n ' bovenzijden taps en is aan de onderzijde voorzien van twee 35 op afstand van elkaar gelegen, naast elkaar aangebrachte 1 cirkelvormige uitlaten 2A. De uitlaten si .in van elkaar 1 gescbeiden door een dakvormige verhoging die zicb in de 8104227 i » - 3 - voortbewegingsrichting van &e machine uitstrekt.

Onder het reservoir 2 is aan het gestel 1 een tandwielkast 3 aangebracht, die zich dwars op de voortbewe-gingsrichting A uitstrekt en waarin naast elkaar vier iden-5 tieke rechte tandwielen 4 zi;jn gelegerd, die met elkaar in aandrijvende yerbinding staan. De buitenste tan&wielen 4 zicin aangebracht op opwaarts gerichte, bij voorkeur althans nagenoeg vertikale assen 5, waarvan de langshartlijn althans nagenoeg met de langshartlia'n van de respectieve uitlaten 10 2A aan de onderzijde van het reservoir 2 samenvalt.

Op elke as 5 is juist boven de tandv/ielkast 3 en onder een uitlaat 2A een verspreidorgann 6 in de vorm van een strooischijf aangebracht, een en ander zodanig dat de omtrek-ken van de strοoischi .jven in elkaar nabi jheid zijn gelegen.

15 Elk van de strooischijven 6, die bi j voorkeur een diameter van 35 cm. hebben, is voorzien van twee tegenover elkaar gelegen schoepen 7, die tot de omt-rek van een strooischri reiken. De schoepen 7 hebben een halve-maanvormige dwars-doorsnede en zi.jn in bovenaanzicht gezien met hun buitenste 20 einden diametraai tegenover elkaar gelegen. Gerekend vanaf de omtrek van een strooischijf, zirjn de schoepen 7 in de draairichting die een strooischijf tijdens het bedrijf krijgt afgebogen, een en ander zodanig, dat eveneens in bovenaanzicht gezien, de binneneinden van de schoepen 25 praktisch aen v/eerszi.jden van een cirkelvormige uitlaat 2A zin gelegen.

Elk van de schoepen 7 is zodanig aangebracht, dat het hinneneinde lager is gelegen dan het buiteneinde.

De respectieve, van schoepen 7 voorziene strooischijven 6 30 zitin zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld, dat indien een liin door de buiteneinden van de schoepen op de ene strooischi.jf zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrich-ting A van de machine uitstrekt, een li.in door de buiten-einden van de schoepen van de naastgelegen strooischijf ai-35' thans nagenoeg een hoek van 90° insluit met de eerstgenoemde li.jn (fig. 5-7).

?jj Elk vaii de cirkelvormige uitlaten 2A is afge- | slouen door middel van een cirkelvormige nodemplaat δ, die <* 8104227 4 %

V

een centrale opening omvat, v/aardoor de as 5 voor een strooi-schijf 6 is gevoerd. Op het boveneinde van de as bevindt zich een roerorgaan 9. Elke bodemplaat 8 is voorzien van twee identieke openingen 10,11 resp. 10',11'die een sector van + 25 en in 5 radiale rich ting zich over althans nagenoeg een kwart van de straal van de cirkelvormise plaat 8 uitstrekken. De openingen 10, 11 resp. 10’,11’bevinden zich in de ten opzichte van de voortbewegingsrichting A voorste helft van een plaat 8 en zijn op de in fig. 4 weergegeven wijze aangebracht ten 10 opzichte van een verticaa.1 vlak in de voortbewegingsrichting A en door de langshartlijn van de as 5, die de draaiings-as van een strooischijf 6 vormt. Hierbij zijn de buitenste openingen 11 en 11’ op een afstand van het bedoelde vlak gele-gen, die ongeveer twee maal de afstand van de opening 10 15 resp, 10’ tot dit vlak bedraagt.

Tegen de onderzijde van de bodemplaat 8 is een eerste doseerschij'f 12-gelegen, die om de as 5 van. een strooischijf β verdraaibaar is. De doseerschijf 12 is voorzien van openingen 13 en 14 die een stand innemen die corres-£0 pondeert met de stand van de openingen 10, 11 en 10’, 11’ in de bodemplaat (fig. 3). Echter bedraagt de grootte van de buitenste resp. binnenste opening het dubbele van de openingen . in de bodemplaat 8.

Elk van de eerste doseerschijven 1 £ is voorzien £5 van een arm 15» die ten opzichte van de voortbewegingsrichting naan achteren- zijn gericht en zich althans nagenoeg evenwijdig aan elkaan uitstreldren. De s,rmen 15 zi In door middel van een dwarsstang 16 scharnierend met elkaar ver- . bonden. Verder is in de voortbewegingsrichting A van de 30 machine gezien de rechter eerste doseerschijf 12 voorzien van een arm-17, die zich naar buiten uitstrekt en verzwenk-baar is verbonden met een koppelstang 18. De koppelstang 18 is met zi.in vooreinde door middel van een pen 19 verzwenk-baar gekoppeld met een ondereinde van een kniehefboom 20. De IJ 35' kniehefboom 20 is verzwenkbaar om een zich dwars op de voort-1 beweringsrichting A uitstrekkende as 21, die door steunen >, en 23 aan de voorzijde van het gestel 1 is onaersteund.

% 4 * Het boveneinde van de kniehefboom 20 vormt een wijzer 20A, 8104227 - 5 - die beweegbaar is langs een schaal 24 op de bovenzijde van de stem 23. De schaal 24 heeft vier door de letters A, B, C en D aangegeven standen. Op de pen 19 grijpt bet einde aan van de zuigerstang van een dubbelvrerkende hydrauli s ch e of 5 pneumatische vers tel cylinder 25, waarvan de langshartli .jn zich slthans nagenoeg in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekt.

Onder elke eerste doseerschijf 12 bevindt zich een tweede doseerschijf 26, die op dezelfde wijze als de 10 bodemplaat 8 is voorsien van identieke openingen en even-eens verdraaibaar is om de as 5* Aan de naar elkaar toe gekeerae si.jden zi(in de doseerschijven 26 voorzien van een arm 27, die verzwenkbaar is gekoppeld met een einde van een stang 28. Het andere einde van de respectiexre stangen 28, 15 die zich naar voren uitstrekken, is verzwenkbaar aange- bracht aan een arm 23, die is bevestigd op een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, in de stem 23 en een stem 30 gelegerde as 31 · Op de as 31 is een 1-mi eh ef-boom 32 aangebracht, die met έέη einde scliamierend is ver-20 bonden met de zuigerstang van een dubbelwerkende hydrau- lische of pneumatische vers tel cylinder 33, waarvan de langs-hartli.ln zich eveneens in de voortbewegingsrichting A uit-strekt. Het andere einde van de kniehefboom 32' vormt een •"i.jzer 34, die langs een schaalverdeling 35 op de stem 30 25 verplaatsbaar is. Se schaalverdeling 35 omvat de nummers 1-10, waarop kan worden afgelezen de hoeveelheid materiaal die per oppervlakte-eenheid wordt verstrooid. Zo kan de stand 1 bi.jvooroeeld overeenkomen met 100 kg/ha., de stand 2 met 200 kg/ha., enz.

30 Zoals -reeds vermeld zi.jn op de schaal 24 vier standen door middel van de Letters A- D aangegeven. De res-rectieve standen van de eerste doseerschij'f 12 behorencle bi,i de vier standen op de schaal 24 sijn in fig. 4 schematism aangegeven. Getekend is de stand van de strooischrijven 12 35. bi.i de stand B op de schaal 24. Indien de stand A is inge-\ steld, zijn de gaten 10 en 11T en de overeenkomstige gaten / in de tweede aoseerschijf open en kan materiaal via deze \ openingen on de volgens de piilen tegengesteld draaiende stroo is chi riven 6 stromen, v/aarbi j - gezien vanaf de rlaats 8104227 ...-6- j f, van de bedienenae persoon, zoals in fig. 5 schematised is weergegeven - materiaal naar links wordt verspreid. Stand B betreft een werkstand voor rechts strooien (fig. 6), waarbij de gaten 11 en 101 in de bodemplaat 8 en de tweede doseerschijf 5 26 open zijn (fig. 4)> terwijl de stand C overeenkomt met de no male werkstand, waarbi j alle gaten open zijn en naar twee richtingen wordt gestrooid (fig. 7). De vierde stand D is geen werkstand, daar bij deze stand van de eerste doseerschij-ven de genoemde openingen gesloten zijn. De verstelling van 10 de wijzer 20A en daarmee van de eerste doseerschijf 12. Kan met behulp van de verstelcylinder 25 vanuit de cabine van een de inrichting dragende trekker worden verkregen. De bodemplaat 8 en de eerste en tweede doseerschijven 12 en 26 vormen een doseerinrichting die men hydraulisch of pneuma-15 tisch in drie werkstanden kan verstellen, waarbi j hebzij naar links, naar rechts of normaal, dat wil zeggen naar twee zijden kan v/orden· gestrooid. Sevens kan men hydraulisch of pneumatisch de doseerinrichting zodanig verstellen, dat per oppervlakte-eenhe.id verschillende, bij voorbeeld de 20 in het voorgaande aangegeven hoeveelheden, lrunnen worden verspreid via de twee verspreidorganen 6. In elke werkstand dekken de door een versoreidorgaan 6 bestrooide sectoren elkaar voor het grootste deel.

Met behulp van de in de voortbewegingsrichting A 25 van de machine gezien linker verst el cylinder 33 kan men de tweede doseerschijf 26 verstellen en daamede de hoeveelheid per tijdseenheid in de bovengenoemde standen te verstrooien materiaal benalen. De op de schaal 35 aangegeven tier, stan-den vari’eren van bijna dichte tot helemaal geopende gaten 30 10, 11 en 10», 11» (sie fig. 4).

In figuur 7 is in bovenaanzicht schematise!! door middel van een aantal lijnen aangeduid hoe de strooi-bereiken van de naast elkaar relegen strooischijven c bij normaal strooien elkaar grotendeels bedekken. Hierbij sijn . : % 35 de banen van korrels, die op een selfde ogenblik aoor een | schoep 7 van de beide strooischijven v/orden weggeslingerd, i aangegeven en ehkele kruispunten tussen deze lijnen. Echter * betekent dit niet dat de korrels die volgens de aangegeven 8104227 - 7 - lijnen bewegen, met elkaar in botsing komen, daar de afstand door de korrels afgelegd sinds him vertrek van de respect!eve strooisciii jven verschilt, waardoor de korrels zich op een verschillend niveau bevin&en in de aangegeven punten.

5 Sen van de tussentandwielen 4 in de tandwielbak 3 is aangebracht op een as die aan de onderzigde uit de tand-vielkast 3 steekt. Het uitstekende einde is verbonden met een hvdraulische motor 36, die evenals de cylinders 25 en 33 met het hydrauliseh circuit van een trekker koppelbaar is.

10 i.Iet behulp van de motor 'jo kan men het toerental van de strooisciii3ven 6 vanuit de cabine van de trekker vajzigen.

Ser vaststelling van het toerental a at van 750 minimaal tot 1500 naximaal kan cedragen, is een toe rente Her 37 aanv;ezi~.

I,let behulp van een vijsiring van het toerental kan men naar 15 v/ens eveneens vanuit de cabine van een trekker de strooibreed-te veranderen, bijvoorbeeld van 24 - 10 meter.

In de figuren 8 en $ is een uitvoeringsvoorbeeld v;eergegeven waarbi.i op het uitstekende einde van de bovenge-noende as een snaarschijf 36A van een V-riem variator 37A 20 is bevestigd. De snaar 3S van de variator 37^ is tevens ge-slagen om een op bekende wijze verstelbare snaarschi.lf 39.

De snaarschi.lf 39 is aangebracht op een as 40 die zich in opvraartse rich tiny uitstrekt en die reiki tot in een tand-v/ielkast 41 die op het gestel 1 is ondersteund. Binnen de 25 tandv/ielkast 41 is de as 40 door middel van een conischs tandvrieloverbrenging in aandri.1 vende verbinding met een o.an de voorzi.ide buiten de tandwielkast uitstekende as 42, die via een tussenas met de af takas van een trekker koppelba,ar is. Ds to eras sing van de variator en opv/aartse assen maakr 30 een compacts opoouvv mogelijk. Ook bij ait uitvoeringsvoorbeeld ken een toerenteller aanwezig zijn.

De voorzi.ide van het gestel 1 is voorsien van de gebruikeli.ilre aahkoppelmiddelen voor aankoppeling van ae machine aan de dri e run a shef inrich ting van een r r eld-re r, rer-tp 3o. v:i.il - seals reeds vermeld - de aendri.jving van ae Surooi-^ s chi r’ven vanaf de af takas van de trekker via een v-riem variator 37-1 of via de hgdrometor 35 kan plaavsvmaen.

Vcor de vers telling van de werkstanden, het buiten bean^i stellen van de machine en voor het regelen van de hoeveelheid 8104227 τ % - 8 - zijn de verstelcylinders 25 en 33 met het hydrauliseh circuit van de trekker verbonden.

In plaats van de in het voorgaande genoemde schaal 24 resp, 34 met behulp waarvan de werkstand resp. de hoeveel-5 heid per oppervlakte-eenheid uit te strooien materiaal kan worden ingesteld, kan men in de cabine van de trekker een paneel 43 toepassen (fig. 10) waarop de respectieve hoeveel-heidsstanden 1-10 door middel van lampjes zijn aangegeven, evenals de drie werkstanden A, B. en C. en de- stand D. Op 10 het paneel 43 kan tevens een digitaal toerenteller 44 zijn aangebracht. Het paneel 43 met de erop aanwezige electrische controle middelen kan vooral worden toegepast bij een zelf-rijaende, op de boven beschreven wijze te bedienen strooi-inrichting, zoals schematisch in de figuren 11 en 12 is af-15 gebeeld en waarbij de cabine 45 zich vodr bet reservoir 4β en op relatief grote afstand van de strooimechanismen 47 bevindt. De in bet voorgaande beschreven hydraulische of pneumatische bediening van het doseermechanisme, waardoor zowel de werkstanden (strooirichting) van de inrichting 20 kunnen worden ingesteld als de uit te strooien hoeveelheid materia.al kan worden geregeld, maakt het mogelijk a,lle han-delingen vanuit een bestuurderscabine te verrichten en te controleren. Hetzelfde geldt voor het regelen van de strooi-breedte met behulp van een toerental wijziging en het buiten 2$ bedrijf stellen (stand D.) van de machine.

De naast elkaar opgestelde, speciaal uitgevoerde strooischiriven o en de opstelling van de openingen 10, 11 en 10’, 11’ zorgen ervoor dat de strooisectoren van de ver-soreidorganen van de inrichting zoals in de figuren 5-7 JO schematise]! is weergegeven elkaar grot end eels overlappen. Hierdoor kan men zonder nadere afstelling verschiliende soorteu kunstmest strooien, waardoor d.e machine in het bi,i zonder reschikt is om door ongeschoolde krachten te worden bediend.

•5 % s 'V=f ‘ De uiovinding is niet begerkt tot het voren- '% staande cioch betreft alle details van de fig-uren a± of niet \ beschreven.

A

* -Conclusies- 8104227

Claims (16)

1. 5. Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal in het bijzon.der kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, voorzien van een gestel, een daarop 3-0 aangebracht reservoir en ten minste twee verspreidorganen, die tijdens het bedrilf het materiaal in overlap op ongeveer dezelfde strook grond verspreiden, tervijl een doseerinrichting aanwezig is, vocr het vanuit het reservoir aan de ver-- sgreidorgansr. toevoeren van materiaal, met net kermer::, dat < 35 de versoreidorganen nabil elkaar ziin aangebracht en ieder j t· « ’» twee schoepen omvatten. * -3. inrichting volgens een der conclusies 2-5, met he~ kenmerk, dat de doseerinrichting zowel een hydraulisch 8104227 \ -10- of pneumatisch bedienbare strooirichting-verstelling als een hydraulisch of pneumatisch bedienbare regeling voor de per oppervlakte-eenheid uit te strooien hoeveelheid- mate-riaal omvat. 5 7· Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de doseerinrichting een eerste en tweede doseerschijf omvat, die boven elkaar zijn gelegen en die zijn voorzien van openingen, die kunnen samenwerken met openingen aan de onderzijde van het reservoir, een en ander zodanig dat 10 zowel de strooirichting instelbaar, als de hoeveelheid uit te strooien materiaal regelbaar is.
2. 8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de beide doseerschijven hydraulisch of pneumatisch om een as verdraaibaar zijn, die althans nagenoeg samenvalt 15 met de draaiingsas van een strooischijf.
3. 9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de eerste en bovenste doseerschijf tegen een van openingen voorziene bodemplaat aan de onderzijde van een uitlaat in het reservoir is gelegen en dient voor het bepalen 20 van de strooirichting, terwijl de tweede doseerschijf dient voor het bepalen van de per oppervlakte-eenheid uit te strooien hoeveelheid materiaal.
4. 10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de hydraulische of pneumatische verstelling van 25 een doseerschijf met een verstelling van een langs een schaal bewegende wijzer gepaard gaat.
5. 11. Inrichting volgens een der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat voor de eerste doseerschijf een schaal met vier standen aan de voorzijde van de inrichting aanwezig is, 30 terwijl voor de tweede doseerschijf een schaal met tien standen aan de voorzijde van de inrichting is aangebracht.
6. 12. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 11, met het kenmerk, dat voor de verstelling van elke doseerschi jf' een hydraulische verstelcylinder aanwezig is. • 35 13. Inrichting volgens conclusie 12, en conclusie 11, met het kenmerk, dat de verstelcylinder met een kniehefboom % is verbonden, die tegelijk met een arm van een doseerschijf v/o rd t v e r zwenic t.
7. 14. Inrichting volgens een. der conclusies 11 - 13> 8104227 -11- met het kenmerk, dat de vier standen voor de eerste doseer-schijf een stand voor h.et strooien naar links, voor het strooien naar rechts en een stand voor iiet naar beide zijden strooien omvat, terwijl in de vierde stand de uitlaatopenin-5 gen voor het materiaal zijn afgesloten.
8. 15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving voor een verspreidorgaan een overbrenging omvat, die een opwaartse as heeft en continue variabel is.
9. 16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de inrichting een toerenteller omvat, met behulp waarvan het toerental van het verspreidorgaan wordt aangegeven.
10. 17. Inrichting voor het verspreiden van korrel- eu/of poedervormig materiaal in het bijzonder kunstmest, zaad of 15 dergelijk materiaal, voorzien van een gestel, een daarop aan-gebracht reservoir en ten minste twee verspreidorgsnen, die tigdens het bedrijf het materiaal in overlap op ongeveer de-zelfde strook grond verspreiden, terwijl een doseerinrichting aanwezig is, voor het vanuit het reservoir aan de verspreid-20 organ en toevoeren van materiaal met het kenmerk, dat voor de verspreidorgsnen een variable aandrijving en een toerenteller aanwezig zijn, terwijl verier de doseerinrichting hydraulisch of pneumatisch bedienbaar is.
11. 18. Inrichting volgens een der conclusies 15 - 17, 25 met het kenmerk, dat de continue variabele overbrenging wordt gevormd door een V-snaar overbrenging.
12. 19. Inrichting volgens een der conclusies 15 - 17, met het kenmerk, dat de continue variabele overbrenging een hydro-motor omvat.
13. 20. Inrichting volgens een der conclusies 5 - 19, me* het kenmerk, dat de twee strooischijven zodanig zijn aange-bracht, dat indien in bovenaanzicht gesien een lijn door een einde van de schoepen van de ene strooischijf zich althans . n age no eg in de voortbewegingsrichting uitstrekt, een lijn | 35 door een einde van de schoepen van de naastgelegen schijf de I eerstgenoemde lijn althans nagenoeg locdrecht snijdt.
14. 21. Inrichting volgens een der conclusies 5 - -0, met het kenmerk, dat de schoepen nabij hun buiten-einden ho-reT’ ziin aangebracht dan nabij hur binnenste einden. 8104227 _ -12- J' W
15. 22. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorzijde van de inrichting met de driepuntshefinrichting van een trekker verbonden is.
16. 23. Inrichting volgens een der conclusies 1-21, 5 met het kenmerk, dat de inrichting zelfrijdend is. -0-0-0-0-0- -CSV . hf 8104227