NL8104095A - Beveiligingsysteem tegen overbevulling van een tankschip. - Google Patents
Beveiligingsysteem tegen overbevulling van een tankschip. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8104095A NL8104095A NL8104095A NL8104095A NL8104095A NL 8104095 A NL8104095 A NL 8104095A NL 8104095 A NL8104095 A NL 8104095A NL 8104095 A NL8104095 A NL 8104095A NL 8104095 A NL8104095 A NL 8104095A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- tanks
- cargo
- filled
- overflow
- deck
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B63—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
- B63B—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING
- B63B27/00—Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers
- B63B27/24—Arrangement of ship-based loading or unloading equipment for cargo or passengers of pipe-lines
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B63—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
- B63B—SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING
- B63B25/00—Load-accommodating arrangements, e.g. stowing, trimming; Vessels characterised thereby
- B63B25/02—Load-accommodating arrangements, e.g. stowing, trimming; Vessels characterised thereby for bulk goods
- B63B25/08—Load-accommodating arrangements, e.g. stowing, trimming; Vessels characterised thereby for bulk goods fluid
- B63B25/082—Arrangements for minimizing pollution by accidents
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Ocean & Marine Engineering (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Environmental & Geological Engineering (AREA)
- Public Health (AREA)
- Filling Or Discharging Of Gas Storage Vessels (AREA)
Description
* * * Ν/30.411-St/id
Beveiligingssysteem tegen overbevulling van een tankschip.
De uitvinding betreft een beveiligingssysteem tegen overbevulling van een tankschip van het gesloten type met tenminste twee langsrijen van door dwarsschotten en een langsschot gescheiden, op een vulleidingssysteem aangesloten 5 ladingtanks, waarvan de bovendeks gelegen expansiehoofden door een gasafvoerleidingsysteem op een afblaasventiel en een beluchtingsventiel zijn aangesloten.
Bij de gangbare tankschepen van de hiervoor bedoelde soort bestaat het gasafvoerleidingsysteem uit een 10 langsscheeps lopende gasverzamelleiding, die door dwars-verbindingen met de expansiehoofden van de afzondelijke ladingtanks is verbonden en waarop het afblaas- of ontluch-tingsventiel, dat bij het laden de uit de ladingtanks ver-dreven gassen naar boven uitstoot, en het beluchtingsventiel, 15 dat zich onder de werking van de bij het lossen optredende onderdruk opent, zijn geplaatst.
Bij het laden van een tankschip met een vloei-bare lading moet er voor worden gezorgd, dat geen overbevulling van de afzondelijke ladingtanks optreedt. Daartoe is 20 elke ladingtank, behalve van een niveaumeter, ook voorzien van een overvulbeveiliging in de vorm van een op niveau-meting gebaseerde signaleringsinrichting, die bij het here iken van een bepaalde vullingsgraad van de betrokken tank van bijvoorbeeld 97% een optisch en/of akoestisch alarm-25 signaal geeft. Als niettemin door een technische storing van de beveiligingsapparatuur en/of door een menselijk falen het laadproces niet tijdig wordt gestopt, zal bij een zogenaamd open tankschip de lading uit de betrokken ladingtank over-boord kunnen stromen. Voor het vervoer van gevaarlijke 30 vloeibare stoffen, zoals bijvoorbeeld benzine, moeten echter volgens de voorschriften de afzonderlijke ladingtanks gesloten zijn uitgevoerd. Dit betekent, dat als ondanks de veilig-heidsmaatregelen toch een overbevulling van een willekeurige ladingtank optreedt de overtollige lading zich door de gas-25 verzamelleiding een uitweg moet zoeken en daarbij ten dele naar de andere ladingtanks stroomt en ten dele door het 8104095 ' -2- 4 » afblaasventiel met grote kracht omhoog spuit en dus buiten het schip geraakt, hetgeen in het geval van een brandbare of ontplofbare lading uiteraard ongewenst is. Daar de gaslei*-dingen niet bemeten zijn om de onder de laaddruk staande 5 vloeistof ruime doortocht te verschaffen, leidt zulk een overbevulling er voorts toe, dat zich als gevolg van de door de laaddruk bovendeks gevormde vloeistofkolom (met als hoog-ste punt de bovenkant van het afblaasventiel), de in de gas-verzamelleiding optredende stromingsweerstand en de openings-10 druk van het afblaasventiel, in de tank een op het dek en de schotten daarvan werkende druk kan opbouwen, die ontoelaat-bare waarden kan aannemen. Daarbij komt, dat door de Vanuit ,. de gasverzamelleiding naar een andere ladingtank stromende vloeistof ook deze tank overvult kan raken en daardoor ook 15 aan de hiervoor bedoelde hoge drukkenwordt onderworpen. Een en ander heeft in verschillende gevallen reeds tot ernstige ongelukken bij het laden van een tankschip geleid.
De uitvinding beoogt een beveiligingssysteem tegen overbevulling van een tankschip van de in de aanhef 20 bedoelde soort te verschaffen, dat voor dit probleem een doeltreffende en door constructief eenvoudige voorzieningen realiseerbare oplossing verschaft, zodanig, dat een overbevulling van een willekeurige ladingtank niet tot het op-treden van gevaarlijke drukken kan leiden.
25 Het beveiligingssysteem van de bedoelde soort heeft volgens de uitvinding het kenmerk, dat twee op elkaar volgende ladingtanks van elke langsrij telkens zijn verbonden door een bovendeks over het daartussen liggende dwarsschot heen lopende overloopverbinding van ruime doortocht, waarbij 30 ter plaatse van het dwarsschot de onderzijde van deze overloopverbinding op ruime afstand onder het niveau van het bovendekse gasafvoerleidingssysteem ligt.
Bij de belading van het tankschip worden op de gebruikelijke wijze de verschillende ladingtanks eerst 35 gedeeltelijk gevuld en vervolgens in een bepaalde, door de bouw van het schip gegeven volgorde afgevuld. Als daarbij een overbevulling optreedt kan het ladingoverschot door de overloopverbinding of -verbindingen naar de naastliggende 8104095 -3- ladingtank of -tanks stromen, waarbij de doortocht van de overloopverbindingen voldoende groot is om de opbouw van een gevaarlijke druk in de tank te voorkomen. De vloeistof zal daarbij beginnen te stromen zodra het vloeistofniveau 5 in het expansiehoofd tot het niveau van de onderzijde van de overloopverbinding is gestegen, dus voordat de vloeistof de op het expansiehoofd aangesloten, hoger liggende gas-afvoerleiding heeft kunnen bereiken, zodat normaliter deze leiding vrij blijft. Indien de naastliggende ladingtank even- . 10 eens vol is of raakt, kan de inhoud van deze tank door de betreffende overloopverbinding in de volgende, daar weer naastliggende ladingtank overstromen. Mits er voor gezorgd wordt, dat de totale door de laadinrichting aan de wal af te leveren vloeistofhoeveelheid de totale laadcapaciteit van 15 het schip niet overtreft is aldus gewaarborgd, dat bij de belading in geen enkele ladingtank gevaarlijke overdrukken kunnen optreden, terwijl evenmin ladingvloeistof door het afblaasventiel buiten het schip kan geraken.
Volgens de uitvinding kan de overloopverbinding 20 worden gevormd door een bovendeks over het tussen de beide tanks liggende dwarsschot heengevoerde gebogen overlooppijp, waarbij de bocht van deze overlooppijp op enige afstand boven het dek en op enige afstand onder het niveau van het bovendekse gasafvoerleidingsysteem ligt.
25 Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoerings vorm echter hebben twee op elkaar volgende ladingtanks van elke langsrij telkens een gemeenschappelijk expansiehoofd, dat zich althans in hoofdzaak symmetrisch over het dwarsschot tussen de beide tanks uitstrekt en de genoemde over-30 loopverbinding vormt. Bij voorkeur zet zich daarbij het dwarsschot in het gemeenschappelijke expansiehoofd tot op enige afstand boven het niveau van het dek voort.
Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel, dat de overlooppijpen vervallen en bovendien, vergeleken bij de 35 conventionele uitvoering met een expansiehoofd midden boven elke ladingtank, het aantal expansiehoofden met twee wordt verminderd. De vrije ruimte op het dek wordt aldus vergroot. Bovendien bieden de aldus boven de dwarsschotten geplaatste 8104095 V > l -4- 2 expansiehoofden, die in het algemeen een doorsnede van 1 m hebben, een aanmerkelijk grotere doorstroomopening, dan met een overlooppijp van redelijke afmetingen bereikbaar is.
In het algemeen is het zo, dat een tankschip 5 twee aan stuurboord en bakboord naast elkaar liggende lading-tanks heeft, die bij het laden het laatst worden afgevuld en die worden gebruikt om het schip op de juiste wijze te trim-men. Volgens de uitvinding zijn nu bij voorkeur deze ter weerszijden van het langsschot naast elkaar liggende lading-10 tanks, die bij het laden van het schip het laatst worden afgevuld, door een over dit langsschot heen lopende dwarse overloopbuis verbonden. Hierdoor kan derhalve in noodgevallen de inhoud van de ene van deze beide naast elkaar liggende tanks in de andere ladingtank overlopen.
15 Het beveiligingssysteem volgens de uitvinding maakt het mogelijk om het tankschip op gunstige wijze te beladen juist door van een nu ongevaarlijke overbevulling van de ladingtanks gebruik te maken.
In dit verband betreft de uitvinding tevens een 20 werkwijze voor het beladen van een tankschip als hiervoor bedoeld, waarbij op de gebruikelijke wijze eerst de respec-tieve ladingtanks aan stuurboord en bakboord paarsgewijs in een bepaalde volgorde ten dele worden gevuld en vervolgens in deze volgorde worden afgevuld, waarbij de afvulling van 25 het laatste paar ladingtanks voor het trimmen van het schip wordt benut. Volgens de uitvinding kan nu zo te werk worden gegaan, dat bij het afvullen elke ladingtank, behalve de beide het laatst te vullen tanks, voor 100% wordt gevuld tot overloop in de naastliggende tank of tanks van de rij op-30 treedt, terwijl de het laatst af te vullen tanks worden gevuld tot het niveau corresponderend met de maximaal toege-stane beladingsgraad van het schip.
Aldus wordt bereikt, dat elke ladingtank, behalve het paar het laatst te vullen tanks, gevuld wordt tot 35 de vloeistof in het expansiehoofd of de expansiehoofden staat op het niveau van de bovenrand van het dwarsschot daarin. resp. van de onderzijde van de bochten van de over-looppijpen, welk niveau bijvoorbeeld op een hoogte van 8104095 * ir i -5- ca. 100-150 mm boven het dek ligt. De aldus verkregen 100% vullingsgraad heeft het voordeel, dat na de belading zich veel minder gassen boven de lading bevinden dan bij een lagere vullingsgraad het geval is, terwijl tevens het ver-5 dampingsoppervlak beperkt is tot het doorsnede-oppervlak van de expansiehoofden, dat uiteraard aanmerkelijk kleiner is dan de doorsnede van de tanks zelf. Hierdoor zullen tijdens het transport niet alleen minder gassen worden uitgestoten maar ook zal minder vloeistof door verdamping verloren gaan.
10 De 100% vullingsgraad van de tank heeft tevens tot gevolg, dat het dek door de ladingvloeistof wordt gekoeld, die op zijn beurt weer via de scheepshuid door het omringende water gekoeld wordt. Dit is in het bijzonder van belang in de zo-mer, daar dan bij bestraling door de zon het dek zeer heet 15 kan worden. Deze wijze van belading heeft voorts nog het voordeel, dat - uitgaande van een totale vullingsgraad van het schip van 95% - de resterende expansieruimte van 5% of meer in de beide genoemde, het laatst te vullen ladingtanks wordt geconcentreerd. De aldus gevormde veiligheidsruimte, 20 die dient voor het opvangen van eventuele warmte-uitzettingen van de vloeistof en voor het verzamelen van gassen, is rela-tief groot, zodat het nog geruime tijd duurt voordat ook deze veiligheidsruimte gevuld raakt indien om de een of andere reden de laadpomp aan land niet tijdig zou worden gestopt.
25 in zulk een noodgeval staat daardoor nog voldoende tijd ter beschikking om de toevoerkraan aan land dicht te draaien.
De zich in deze veiligheidsruimte verzamelende gassen kunnen gemakkelijkworden afgevoerd-door de bij voorkeur rechtstreeks daarbovengeplaatste, het afblaasventiel dragende dwarse gas-30 leiding.
Bij voorkeur zijn volgens de uitvinding in elk van de beide het laatst af te vullen ladingtanks niveauvoe-lers aangebracht, die het bereiken van een bepaalde vullingsgraad, elk gerekend over de helft van de totale laadcapaci-35 text van het schip, signaleren.
Het beveiligingssysteem volgens de uitvinding ondervangt voorts op doeltreffende wijze het gevaar, dat bij de bekende tankschepen optreedt, als na de afvulling van een 8104095 -¼
V
-6- ladingtank de daarbij behorende afsluiter ondicbt blijkt te zijri/ hetgeen in de praktijk door vervuiling van de afsluiter nogal eens voorkomt.
In de tekening zijn schematisch twee uitvoe-5 ringsvoorbeelden van een tankschip voorzien van het bevei-ligingssysteem volgens de uitvinding afgebeeld.
Fig. 1 is een langsdoorsnede van het schip volgens een eerste uitvoeringsvorm, gezien volgens het door-snedevlak I-I van fig. 2; 10 fig. 2 is een bovenaanzicht van het schip van fig. 1? fig. 3 is een dwarsdoorsnede volgens het vlak III-III van fig. 1; en fig. 4-6 tonen op dergelijke wijze als de 15 fig. 1 - 3 een bij voorkeur toegepaste tweede uitvoeringsvorm van het tankschip met beveiligingssysteem.
In de beide uitvoeringsvormen van de fig. 1-3 en de fig. 4-6 heeft het als geheel door 1 resp. 1' aange-duide tankschip een laadruimte, die door een langsschot 2 en 20 dwarsschotten 3 in twee naast elkaar liggende langsrijen van elk vijf ladingtanks 4SB-8SB en 4BB-8BB is verdeeld, waarbij telkens ter weerszijden van het langsschot 2 een ladingtank aan stuurboord en een ladingtank aan bakboord paarsgewijs naast elkaar liggen. De tanks hebben boven het dek 9 uitste-25 kende expansiehoofden 11 resp. 22, die volgens fig. 1 - 3 midden boven de tanks en volgens fig. 4 - 6 op nog te ber schrijven wijze langsscheeps verschoven liggen. Het schip is . gesloten uitgevoerd, hetgeen inhoudt, dat de expansiehoofden geen opening hebben, waardoor ladingvloeistof naar buiten 30 kan uitstromen.
De op elkaar volgende expansiehoofden 11 resp.
22 van de ladingtanks van een zelfde langsrij zijn recht-streeks verbonden door horizontale gasleidingstukken 12 met een diameter van ca. 10 cm, die aan hun einden telkens in 35 een bovenhoek van een expansiehoofd uitmonden. De beide aldus door de leidingstukken 12 met tussenliggende expansiehoofden gevormde afzonderlijke gasverzamelleidingen zijn door een dwarse verbidningsleiding 13 verbonden·, die ongeveer de dub-bele doortocht heeft van de leidingstukken 12 en waarop een 8104095
* V
-7- omhoog gericht afblaasventiel 14 met beluchtingsventiel 15 van op zichzelf bekende uitvoering is gemonteerd. Bij het beladen van het schip op de hieronder nog nader te beschrij-ven wijze wordt een bepaald paar van naast elkaar liggende 5 ladingtanks in het algemeen het laatst bijgevuld en in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is aangenomen, dat dit de tanks 7SB en 7BB zijn. In verband hiermede is de dwarse ver-bindingsleiding 13 rechtstreeks tussen de expansiehoofden van deze beide ladingtanks aangebracht. De leiding 13 ligt 10 daarbij over een bepaalde afstand van bijvoorbeeld 25 cm hoger dan.de leidingstukken 12.
De ladingtanks zijn op de gebruikelijke wijze elk van een niveaumeter voorzien (niet getekend), terwijl voorts een evenmin getekend vulleidingsysteem met daarin 15 aangebrachte afsluiters aanwezig is door middel waarvan de ladingtanks paarsgewijs kunnen worden geladen en gelost.
Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1-3 is tussen twee op elkaar volgende ladingtanks van een zelfde langsrij 4SB-8SB.resp. 4BB-8BB telkens een gebogen overloop-20 pijp 16 in de vorm van een omgekeerde U aangebracht, die bovendeks over het betrokken dwarsschot 3 heenloopt en met zijn einden door het dek 9 in de daaronder liggende ladings-tanks naar binnen steekt tot op een niveau corresponderend met 97% vullingsgraad van de tanks ter voldoening aan bepaal-25 de thans geldende voorschriften. De beide ladingtanks 7SB en 7BB zijn voorts nog onderling verbonden door een dergelijke dwars geplaatste, over het langsschot 2 heengevoerde over-looppijp 17, die echter niet door het dek heensteekt. De bochten van de overlooppijpen 16 en 17 liggen aan de boven-30 zijde op enige afstand onder het horizontale vlak, waarin de leidingstukken 12 lopen, terwijl de onderzijde van deze bochten op enige afstand, bijvoorbeeld ca. 10 cm, boven het dek 9 liggen. De overlooppijpen 16, 17 hebben een zodanig ruime doortocht, dat geen heveleffect kan optreden en zij 35 slechts een te verwaarlozen weerstand aan de doorstroming van de ladingvloeistof bieden. De binnendiameter van deze overlooppijpen bedraagt bijvoorbeeld ca. 30 cm.
Bij de bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm 8104095 -8- afgebeeld in de fig. 4 - 6 zijn deze overlooppijpen 16 van de fig. 1-3 weggelaten en zijn in plaats daarvan de expan-siehoofden verschoven en nu boven de dwarsschotten 3 ge-plaatst. In de fig. 4 en 5 is te zien, dat de hier door 22 5 aangeduide expansiehoofden telkens symmetrisch boven de dwarsschotten 3 liggen en aldus een verbinding met ruime doorstroomopening tussen twee naast elkaar liggende lading-tanks van eenzelfde rij vormen, welke doorstroomopening aanmerkelijk groter is, dan die van de overlooppijpen 16.
10 Vergeleken bij de uitvoeringsvorm van de fig. 1-3 zijn twee expansiehoofden minder nodig, zodat mede door het weg-vallen van de overlooppijpen 16 de vrije ruimte op het dek groter wordt. Door de gebruikelijke in de expansiehoofden aangebrachte en door luiken afgesloten mangaten blijven de 15 tanken niettemin goed toegankelijk.
In elk expansiehoofd 22 is het betrokken dwars-schot 3 over enige afstand omhoog doorgetrokken,zodat een overlooprand 23 is gevormd, die op een hoogte van ca. 10 -15 cm. boven het dek 9 ligt.
20 De werking van de beide uitvoeringsvormen van het beveiligingssysteem is in beginsel dezelfde.
Bij normale belading van het schip worden bij-voorbeeld eerst de ladingtanks 4SB en 4BB gedeeltelijk gevuld en dan achtereenvolgens de tanks 6SB en 6BB, 8SB en 8BB, 25 5SB en 5BB en tenslotte 7SB en 7BB. Als men volgens de tot dusver gebruikelijke methode werkt, worden vervolgens in dezelfde volgorde de tanks tot een vullingsgraad van ca. 97% gevuld met dien verstande, dat de het laatst af te vullen tanks 7SB en 7BB tot een lagere vullingsgraad gevuld worden 30 in verband met de trimming van het schip. Bij het vullen kunnen de uit de ladingtanks verdreven gassen door de gas-leidingen 12, 13 naar het ventiel 14 ontsnappen, welke leidingen een voldoende diameter hebben om de gasmassa zon-der onteolaatbare stromingssnelheid te kunnen verwerken. Bij 35 het optreden van een overbevulling van een ladingtank zal het vloeistofniveau in het expansiehoofd of de expansiehoofden 11 resp. 22 van de betrokkentank stijgen tot het niveau 18 (fig. 1 en 4) ter hoogte van de onderzijde van de overlooppijpen 16 resp. van de overloopranden 23, waarna de 8104095 -9- vloeistof door de met de betrokken tank verbonden overloop-pijp of -pijpen 16, dan wel door het expansiehoofd of de -hoofden 22 in de naastliggende tank of tanks kan stromen. Hierdoor kan zich in de tank, die wordt overbevuld, geen 5 gevaarlijke druk opbouwen. Tevens wordt voorkomen, dat de vloeistof de hoger gelegen gasafvoerleiding 12 kan bereiken. Indien echter, in het bij zonder bij de uitvoeringsvorm van de fig. 1-3, de lading met een verkeerd ingestelde, zodanig hoge snelheid zou worden aangevoerd, dat de overlooppijpen 16 10 deze vloeistofstroom niet kunnen verwerken, vormt het tussen de expansiehoofden 11 van de naast elkaar liggende tanks lopende leidingstuk 12 een extra overloopmogelijkheid en dus een extra beveiliging tegen het optreden van te hoge drukken, waarbij de vloeistof uit dit leidingstuk 12 rechtstreeks in 15 het expansiehoofd 11 van de aangrenzende tank onbelemmerd omlaag kan vallen.
Bij voorkeur wordt echter bij het beladen van deze mogelijkheid tot gevaarloos overbevullen Van een lading-' tank gebruik gemaakt door een vullingsgraad van 100% te 20 bewerkstelligen. Daarbij worden bij het afvullen van de ladingtanks deze in de genoemde volgorde elk tot aan het niveau 18, dus tot een vullingsgraad van 100%, gevuld, waarbij telkens enige ladingsvloeistof door de betrokken over-loopverbinding 16 resp. 22 in de naastliggende tank of tanks 25 zal stromen en voor zover deze reeds gevuld is daarvandaan in de daar weer naast liggende tank zal overstromen. De tanks 4, 5, 6 en 8 kunnen aldus met een 100% vullingsgraad worden beladen, hetgeen het grote voordeel heeft, dat verdamping alleen vanaf de kleine vloeistofoppervlakken in de expansie-30 hoofden 11 resp. 22 kan plaatsvinden, hetgeen bij een transport over lange afstand tot een aanmerkelijke reductie van de verdampingsverliezen leidt. Bovendien wordt het dek door de ladingsvloeistof gekoeld.
De ladingtanks 7SB en 7BB kunnen tot de voor 35 het trimmen van het schip gewenste hoogte worden beladen.
Aannemende, dat de afleveringsinrichting aan de wal is ingesteld op een aflevering corresponderend met een vullingsgraad van 95% gerekend over de gehele laadcapa- 8104095 -10- citeit van het schip, zal bij een vulling van 100% van de ovdricje tanks de resterende ledige ruimte van 5% van de laadcapaciteit in de beide tanks 7SB en 7BB optreden. In de tanks zijn niveauvoelers 19 geplaatst, die een alarm geven 5 zodra deze maximaal toegestane totale vullingsgraad van 95% wordt bereikt. Op dat moment zullen deze tanks tot ca. 50 -60% zijn gevuld, zodat voor de totale vulling van deze tanks tot aan het moment waarop gevaar voor het afblazen van vloei-stof door het ventiel 14 optreedt, nog relatief veel tijd 10 nodig is, die het mogelijk maakt om in zulk een noodgeval de toevoerkraan aan land dicht te draaien. Het is ook mogelijk om als extra beveiliging in de laadleiding van het schip een bijvoorbeeld electro-magnetisch op afstand bedien-de afsluitklep op te nemen (niet getekend), die door de 15 niveauvoelers 19 wordt bestuurd en die automatisch wordt ge-Sloten zodra het niveau in de tanks 7SB en 7BB de genoemde maximaal toegestane vullingsgraad met een bepaald percentage overschrijdt.
Een bijkomend voordeel van het beschreven be-20 veiligingssysteem vormt het feit, dat op eenvoudige wijze monsters van de lading kunnen worden genomen, bijvoorbeeld om vast te stellen of bij belading met benzine of een der-gelijke stof zich op de bodem van de tanks water bevindt. Zoals‘ in fig. 1 schematisch is aangeduid, kan daartoe een-25 voudig een pijp 20 door het dek 9 tot dicht boven de tank-bodem omlaag worden gevoerd, die aan de bovenzijde onder het niveau 18 eindigt en daar van een kraan 21 is voorzien. Bij het openen van de kraan zal door het optredende drukverschil vloeistof vanaf de bodem van de tank omhoog stromen, zodat 30 een monster van elke gewenste grootte kan worden genomen.
8104095
Claims (12)
1. Beveiligingssysteem tegen overbevulling van een tankschip van het gesloten type met tenminste twee langs-rijen van door dwarsschotten en een langsschot gescheiden, op een vulleidingsysteem aangesloten ladingtanks, waarvan de bovendeks gelegen expansiehoofden door een gasafvoerleidingsysteem op een afblaasventiel en een beluchtingsventiel zijn aangesloten, met het kenmerk, dat twee op elkaar volgende ladingtanks van elke langsrij telkens zijn verbonden door een bovendeks over het daartussen liggende dwarsschot (3) heen lopende overloopverbinding (16 resp. 22) van mime doortocht, waarbij ter plaatse van het dwarsschot de onderzijde van deze overloopverbinding op mime afstand onder het niveau van het bovendekse gasafvoerleidingsysteem (12) ligt.
2. Beveiligingssysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee op elkaar volgende ladingtanks van elke langsrij telkens een gemeenschappelijk expansiehoofd (22) hebben, dat zich althans in hoofdzaak symmetrisch over het dwarsschot (3) tussen de beide tanks uitstrekt en de genoemde overloopverbinding vormt.
3. Beveiligingssysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het dwarsschot (3) zich in het gemeenschappelijk expansiehoofd (22) tot op enige afstand boven het niveau van het dek (9) voortzet ter vorming van een verhoogde overlooprand (23).
4. Beveiligingssysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de overloopverbinding wordt gevormd door een bovendeks over het tussen de beide tanks liggende dwarsschot (3) heengevoerde gebogen overlooppijp (16), waarbij de bocht van deze overlooppijp op enige afstand boven het dek (9) en op enige afstand onder het niveau van het bovendekse gasafvoerleidingsysteem (12) ligt.
5. Beveiligingssysteem volgens Sen der vooraf-gaande conclusies, met het kenmerk, dat de ter weerszijden van het langsschot (2) naast elkaar liggende ladingtanks, die bij het laden van het schip het laatst wor 8104095 V -12- den afgevuld, door een over dit langsschot heen lopende dwarse overloopbuis (17) zijn verbonden.
6. Beveiligingssysteem volgens §dn der vooraf-gaande conclusies, met het kenmerk, dat het 5 gasafvoerleidingsysteem boven elke langsrij van ladingtanks een langsscheeps lopende, zich tussen de op elkaar volgende expansiehoofden (11,22) uitstrekkende gasleiding (12) heeft, waarbij deze gasleidingen door een dwarsleiding (13) zijn verbonden, waarop het afblaasventiel (14) en het beluchtings- 10 ventiel (15) zijn aangesloten.
7. Beveiligingssysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de gasleidingen elk bestaan uit tussen de expansiehoofden (11) lopende horizontale leadings tukken (12), die aan hun uiteinden op een zo hoog moge- 15 lijk gelegen punt rechtstreeks in de expansiehoofden uitmon-den.
8. Beveiligingssysteem volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de dwarse verbindings-leiding (13) tussen corresponderende, met de beide het 20 laatst af te vullen ladingtanks (7SB en 7BB) in verbinding staande expansiehoofden is aangebracht en hoger is geplaatst dan de langsscheeps lopende gasleidingen (12).
9. Beveiligingssysteem volgens een der vooraf-gaande conclusies, met het kenmerk, dat in elk 25 van de beide het laatst af te vullen ladingtanks (7SB en 7BB) niveauvoelers (19) zijn aangebracht, die het bereiken van een bepaalde vullingsgraad, elk gerekend over de helft van de totale laadcapaciteit van het schip, signaleren.
10. Beveiligingssysteem volgens conclusie 9, 30 met het kenmerk, dat in de laadleiding van het schip een op afstand bedienbare afsluitklep is opgenomen, die door de niveauvoelers (19) wordt bestuurd en automatisch wordt gesloten bij een bepaalde overschrijding van de ge-noemde vullingsgraad.
11. Beveiligingssysteem volgens een der conclu sies 3- 10,met het kenmerk, dat voor het nemen van ladingmonsters een pijp (20) door het dek (9) in een ladingtank omlaag loopt, welke pijp bovendeks onder het niveau van de genoemde onderzijde van de overloopverbindingen 8104095 -13- eindigt en van een aftapkraan (21) is voorzien.
12. Werkwijze voor het beladen van een tankschip met een beveiligingssysteem volgens Sen der voorafgaande conclusies/ waarbij eerst de respectieve ladingtanks aan 5 stuurboord en bakboord paarsgewijs in een bepaalde volgorde ten dele worden gevuld en vervolgens in deze volgorde worden afgevuld, waarbij de afvulling van het laatste paar lading-tanks voor het trimmen van het schip wordt benut, met het kenmerk, dat bij het afvullen elke ladingtank, 10 behalve de beide het laatst te vullen tanks, voor 100% wordt gevuld tot overloop in de naastliggende tank of tanks van de rij optreedt, terwijl de het laatst af te vullen tanks worden gevuld tot het niveau corresponderend met de maximaal toegestane beladingsgraad van het schip. 15 8104095
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8104095A NL8104095A (nl) | 1981-06-10 | 1981-09-04 | Beveiligingsysteem tegen overbevulling van een tankschip. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8102804 | 1981-06-10 | ||
NL8102804 | 1981-06-10 | ||
NL8104095 | 1981-09-04 | ||
NL8104095A NL8104095A (nl) | 1981-06-10 | 1981-09-04 | Beveiligingsysteem tegen overbevulling van een tankschip. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8104095A true NL8104095A (nl) | 1983-01-03 |
Family
ID=26645703
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8104095A NL8104095A (nl) | 1981-06-10 | 1981-09-04 | Beveiligingsysteem tegen overbevulling van een tankschip. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL8104095A (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1992002436A1 (en) * | 1990-08-07 | 1992-02-20 | Soerensen Emil Aarestrup | An overfill protecting arrangement for a liquid storage tank |
US5398629A (en) * | 1991-01-17 | 1995-03-21 | Den Norske Stats Oljeselskap As | Transportation of oil |
-
1981
- 1981-09-04 NL NL8104095A patent/NL8104095A/nl not_active Application Discontinuation
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1992002436A1 (en) * | 1990-08-07 | 1992-02-20 | Soerensen Emil Aarestrup | An overfill protecting arrangement for a liquid storage tank |
US5398629A (en) * | 1991-01-17 | 1995-03-21 | Den Norske Stats Oljeselskap As | Transportation of oil |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
KR100934113B1 (ko) | 해양 선박용 발라스트 교환 시스템 | |
CN109925845A (zh) | 船壳一体型脱硫装置、该装置的向船舶的组装方法及船舶 | |
EP2088075A1 (en) | Piping structure for oil tanker | |
CN102039982A (zh) | 无压载水船 | |
CN205655098U (zh) | 一种船用高压气体容器防喷冲泄放装置 | |
US4292909A (en) | Spill overflow prevention system for tanker vessels | |
CA1101739A (en) | Method and apparatus for venting hydrocarbon gases from the cargo compartments of a tanker vessel | |
US2048312A (en) | Ship for carrying fluids in bulk | |
SE444549B (sv) | Fluidoverforingsanordning vid tankfartyg | |
US4964437A (en) | Apparatus and method for control of oil leakage from damaged tanker | |
NL8104095A (nl) | Beveiligingsysteem tegen overbevulling van een tankschip. | |
US4715309A (en) | Device for the handling of liquids | |
US5901656A (en) | Watercraft with stacked wing ballast tanks | |
US5335615A (en) | Tanker vessel | |
IE51999B1 (en) | Improved tanker vessel construction for reducing the loss of liquid cargoes having a specific gravity less than that of sea-water | |
EP3850199B1 (en) | A compartmentalized header tank for liquid coolant, a multi-engine header tank arrangement, and a power plant and a marine vessel equipped with such multi-engine header tank arrangement | |
US7225826B2 (en) | Marine fuel tank vent valve | |
HRP960062A2 (en) | Water equilibrating arrangement | |
NO309852B1 (no) | Tankskip som er forsynt med skvalpeskott | |
CA1099996A (en) | Liquid cargo tank construction | |
US5101750A (en) | Tanker ship hull for reducing cargo spillage | |
US5388541A (en) | Tanker ship design for reducing cargo spillage | |
US5320055A (en) | Double-layered vessel wall construction with longitudinally staggered cell-to-cell access openings through wall layer-connecting plates | |
CN207955968U (zh) | 一种海上船艇加油系统及海洋平台 | |
EP0063191B1 (en) | Spill overflow prevention system for tanker vessels |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |