NL8103878A - Houder voor het opnemen en de toevoer van een patroon. - Google Patents

Description

% \ T tJ/EA/3 ,1 I ι-ιι I -——*»* I ........' HOUDER VOOR HET OPNEMEN EN DE TOEVOER VAN EEN PATROON . --

De uitvinding heeft betrekking op een aan beide zijden open houder, die bedoeld is voor het opnemen en de toevoer van een patroon met bodemflens, als onderdeel van een in een eindloze baan in pantsertorens, in het bijzonder 5 van pantservoertuigen, achter een geschut dwars op de hartlijn daarvan rond bewegend magazijn, in welke houder de patronen door ten minste twee tangen vastgehouden wordt, welke tangen in uitsparingen in de houdermantel in verbinding met de houder worden gehouden en door een nok in samenwerking 10 met een schuifhuls gespannen kunnen worden.

De uitrusting van een dergelijke houder met ten minste twee tangen, zoals bijvoorbeeld bekend is uit het DE-OS 29 48 146, maakt alleen een opsluiting van de patroon dwars op de langsrichting mogelijk; in langsrichting wordt 15 de fixatie slechts bereikt door wrijving. Volgens het aan de uitvinding ten grondslag liggende inzicht is het met het oog op de eisen die gesteld worden aan het vermogen van moderne pantservoertuigen om ruw terrein te kunnen berijden, niet voldoende om munitie met gedeeltelijk verbrandbare hulzen 20 veilig op te slaan en aan het kanon toe te voeren.

Het doel van de uitvinding is derhalve een dergelijke houder zodanig te verbeteren, dat deze de patronen ook in axiale richting opgesloten kan fixeren.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, door-25 dat ten minste twee pallen met bij de schouderring van de bodemflens van de patronen behorende aanslagen aan aangrenzende uitsparingen in de houdermantel zijn aangebracht en door een stangoverbrenging met de schuifhuls zijn gekoppeld, welke stangoverbrenging in de met de hartlijn van de geschutloop op 30 één lijn liggende stand van de houder door twee, bij voorkeur door elektromagneten bestuurbare, in de pantsertoren gestationeerde pennen axiaal verschuifbaar is, en dat ten minste twee veerpallen met een oploophelling van buiten de patroonbodem zijn aangebracht.

8103878 - 2 -

Bij de uitvinding vormen de tegen de bodemflens van de patronen aanliggende pallen enerzijds en veerpallen anderzijds een opsluitende axiale fixering en daardoor is de houder aanzienlijk beter geschikt voor een automatische 5 laadinrichting op zichzelf en voor gevoelige munitie in het bijzonder. De pallen worden daarbij door een gemeenschappelijke stangoverbrenging met de schuifhuls bestuurd. Deze sturing kan ook naar keuze uitgeschakeld worden/ bijvoorbeeld wanneer de houder aan de zijde van het wapen met de hand voor-10 zien moet worden van een nieuwe patroon. Wanneer van buiten af de houder met de hand van een. patroon moet worden voorzien, wijkt de veerpal met zijn van buiten werkzame oploopvlakzonder meer naar buiten. De pal, die met zijn aanslag tegen de schou-derring van de bodemflens van de patroon aan moet liggen, moet 15 eerst op geschikte wijze worden gestuurd, waarvoor de stuur-pen daarvan slechts over een gedeelte van de lengte axiaal wordt verschoven, waarbij de schuifhuls voor de nokken van de tangen de patronen aan de voorzijde nog niet laat omspannen: .

Het is doelmatig wanneer de pallen voorzien zijn 20 van spanbekken voor de patronen. Daardoor kan met een geringe technische inspanning een tweede radiale opsluiting worden verwezenlijkt.

De stangoverbrenging staat op doelmatige wijze onder invloed van de kracht van een de richting van de punt 25 van de patroon naar de bodem van de patroon werkzame drukveer. Daardoor behoeft de stuurmagneet slechts in êën richting werkzaam te worden en is een grotere speling aan de pen toelaatbaar, welke pen in.de pantsertoren gestationeerd is en een veiligheidsafstand tot de baan van het rondbewegende magazijn 30 aan moet houden.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt schematisch in de tekening getoond.

Pig. 1 toont een langsdoorsnede van het achtereinde van een pantsertoren; 35 Fig. 2 is een bovenaanzicht van fig. 1;

Pig. 3-6 tonen de houder met patroon in vier verschillende spanstanden;

Pig. 7 is een perspectivisch buitenaanzicht van de 8103878 - 3 - houder.

Fig. i en 2 tonen het achtereinde van een pantser-toren 1, welke om de staande hartlijn A-A draaibaar is. In de pantsertoren 1 is het kanon 2 gelagerd en in hoogte instel-5 baar om een schildpenlijn B-B. Het laden van kanon 2 met een patroon 3 geschiedt door middel van een laadbrug 4 uit één van de aan beide zijden open houders 5, die onderdelen van een in een eindloze baan 6 van een kettingpaar dwars op de hartlijn 7 van het kanon 2 rondbewegend magazijn 8 zijn.

10 Daarbij ligt de houder 5, waaruit wordt geladen, in het onderste gedeelte van de eindloze baan 6 op die plaats, die samenvalt met de hartlijn 7 van het kanon 2. Voor dit doel is het kanon 2 in de elevatie "O" gezwenkt. In deze toestand heeft de scheidingswand 9, die het magazijn 8 van de resteren-15 de pantsertorenruimte scheidt een gat. Het rondbewegen van het magazijn 8 over de baan 6 van de ketting kan door de motor 10 of in geval van nood ook met de hand worden verwezenlijkt.

Elke houder 5 heeft drie over de omtrek van zijn 20 mantel verdeelde uitsparingen 11 en daarin om scharnieren 13 aanzwenkbare hefboomarmen 14 met daaraan bevestigde tangen 15 voor het vastzetten van de patroon 3. Terwijl een bladveer 12 tracht de hefboomarm 14 met de zich daaraan bevindende nok 16 boven de buitenmantel van het reservoir 5 te tillen, 25 wordt deze door een schuifhuls 17 naar binnen gedrukt, waarbij de tangen 15 de patronen 3 opsluiten en trillingsvrij vasthouden. De schuifhuls 17 is cirkelrond en door middel van een aantal rondom verdeeld aangebrachte langsstangen 18, waarvan er slechts één in fig. 3 t/m 6 is aangegeven en in 30 fig. 7 wordt getoond, respektievelijk over een stangen kooi met twee aanslagen 19 voor pennen 38 verbonden, die aan beide zijden van de met de hartlijn 7 van de geschutloop samenvallende stand van de houder 5 in de pantsertoren zijn aangebracht. Van ten minste ëën niet getoonde vaste elektromagneet 35 kunnen de langsstangen 18 respektievelijk de stangen kooi door middel van de in de pijlrichting (fig. 7} bedienbare pen 38 tegen de kracht van ten minste ëën aan het tegenoverliggende einde aangebrachte drukveer 20 axiaal zo worden ver- 8103878 - 4 - > schoven, dat de spanstand van de tangen 15 wordt opgeheven.

De in fig. 3 weergegeven spanstand wordt door de kracht van de getoonde veer, die tegen de houder steunt, vergrendeld.

Met de stangoverbrenging 18 is bovendien een pen 5 21 vast verbonden, die in een groef 22 van een scharnierend bij 23 bevestigde pal 24 grijpt, welke door een uitsparing 25 in de mantel van de houder 5 kan steken, waarbij een aan deze aangebrachte aanslag 26 zich tegen de schouderring van de bodemflens 27 van de patroon 3 aan kan leggen. Tegen de 10 bodemzijde van de bodemflens 27 ligt een haak 28 aan van een bij 29 scharnierend bevestigde veerpal 30 (fig. 6). Terwijl de veerpal 30 continu door een uitsparing in de mantel van de houder 5 steekt en alleen bij het van buiten af aanbrengen van een nieuwe patroon in de houder 5, zoals in fig. 6 met 15 een pijl is aangegeven, door zijn oploopvlak 31 naar buiten wordt gezwenkt, wordt de pal 24, die tegelijkertijd van een tang 32 voor het verder radiaal vast spannen van de patroon kan zijn voorzien, uit de in fig. 3 weergegeven en door veer 20 vastgehouden spanstand zowel voor het laden van het kanon 20 met een patroon zoals getoond in fig. 4, als ook voor het vullen van de houder 5 met een nieuwe patroon van binnen af, zoals in fig. 5 wordt getoond, evenals voor het van buiten af vullen zoals getoond wordt in fig. 6, door de stangoverbrenging 18 gestuurd. In de werkingsstanden van fig. 4 en 5 25 zijn de pallen 24 en de tangen 15 synchroon buiten werking gesteld. Bij het van buiten af vullen zoals getoond in fig.

6, moet de pal 24 echter gereed liggen om de schouderring van de bodemflens 27 van de patroon aan te grijpen, terwijl de tangen 15 geopend moeten zijn. Voor dit doel heeft de schuif-30 huls 17 ten opzichte van de door deze te sturen nok 16 een vrije- slag- gedeelte dat overeenkomt met de projektie van de axiale slag van een - in fig. 3-6 links liggend - werkslag-gedeelte van de groef 22 van de pal 24, zoals fig. 6 laat zien. Na het vullen zoals in fig. 6 wordt getoond, voltooit de stang 35 18 de resterende axiale slag. Aan het einde daarvan is de positie van fig. 3 weer bereikt.

Voor het laden van het geschut 2 door middel van de laadbrug 4 wordt de patroon 3 door een duworgaan 33 uit de 8103878 ^ 1 * « ·

N

- 5 - zich in de positie van fig. 4 bevindende houder 5 in de richting van de pijl geschoven. Het duworgaan 33 wordt voor dit doel door een paar stijve kettingen 34 door middel van door een motor 35 of in geval van nood ook met de hand aan-5 gedreven omkeerrollen 36 bewogen.

Fig. 7 toont het perspectivisch buitenaanzicht van de houder 5 met de stangoverbrenging 18 en de beide aanslagen 19 voor de in het laadstation in de pantsertoren aangebrachte pennen 38. Ook de bevestigingsplaatsen 37 van de houder 5 aan 10 de door niét getoonde kettingparen gevormde eindloze baan 6 van het rondbewegende magazijn 8 zijn te zien.

8103878

Claims (4)

1. Aan beide zijden open houder, bedoeld voor het opnemen en de toevoer van een patroon met bodemflens, als onderdeel van een in een eindloze baan in pantsertorens, in het bijzonder van pantservoertuigen, achter een geschut dwars 5 op de hartlijn daarvan rondbewegénd magazijn, in welke houder de patroon door ten minste twee tangen vastgehouden wordt,, die in uitsparingen in de houdermantel in verbinding met de houder wordt gehouden en door een nok in samenwerking met een schuifhuls gespannen kunnen worden, me.t het k e n -10 merk, dat ten minste twee pallen (24) met· bij de schouder-ring van de bodemflens (27) van de patroon behorende aanslagen (26) aan aangrenzende uitsparingen (25) in de mantel van de houder (5) zijn aangebracht en door een stangoverbrenging (18) met de schuifhuls (17) zijn gekoppeld, welke stangover-• 15 brenging in de met de hartlijn (7) van de geschutloop samenvallende stand van de houder (5) door twee, bij voorkeur door elektromagneten bestuurbare, in de pantsertoren aangebrachte pennen (38) axiaal verschuifbaar is, en dat ten minste twee veerpallen (30) met oploophellingen (31) van buiten af, bij 20 de patroonbodem behoren.

2. Houder volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de pallen (24) voorzien zijn van spanbekken (32) voor de patroon.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, m e t het 25. kenmerk, dat de stangoverbrenging (18) onder invloed van de kracht van ten minste éên in de richting van de punt van de patroon naar de bodem van de patroon werkende druk-veer '(20) staat.

4. Houder volgens éên van de voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat elke met de schouderring van de bodemflens samenwerkende pal (24) door een pen (21) en een sleuf (22) aan de stangoverbrenging (18) is gekoppeld, waarbij de sleuf (22) in de axiale richting een werkslag-en een vrije- slag- gedeelte heeft en dat met het werkslag-35 gedeelte een vrije- slag- gedeelte van de· schuifhuls (17) met betrekking tot de hierdoor te sturen nok (16) overeenkomt. 0103878