NL8102977A - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8102977A NL8102977A NL8102977A NL8102977A NL8102977A NL 8102977 A NL8102977 A NL 8102977A NL 8102977 A NL8102977 A NL 8102977A NL 8102977 A NL8102977 A NL 8102977A NL 8102977 A NL8102977 A NL 8102977A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- glass
- coating
- zone
- gas
- heating
- Prior art date
Links
Classifications
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C03—GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
- C03C—CHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
- C03C17/00—Surface treatment of glass, not in the form of fibres or filaments, by coating
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C03—GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
- C03C—CHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
- C03C17/00—Surface treatment of glass, not in the form of fibres or filaments, by coating
- C03C17/001—General methods for coating; Devices therefor
- C03C17/002—General methods for coating; Devices therefor for flat glass, e.g. float glass
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
- General Chemical & Material Sciences (AREA)
- Geochemistry & Mineralogy (AREA)
- Materials Engineering (AREA)
- Organic Chemistry (AREA)
- Surface Treatment Of Glass (AREA)
- Application Of Or Painting With Fluid Materials (AREA)
Description
Λ - 1 -
N/3 O .216-Kp/vdM
Werkwijze en inrichting voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding.
De uitvinding heeft betrekking op een werk- ; wijze voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding op een oppervlak van een juist gevormde band van heet glas gedurende transport daarvan vanuit een inrichting voor de 5 vorming van vlakglas, door dit oppervlak in een bekledingszone in contact te brengen met een vloeibaar of gasvormig medium of vloeibare of gasvormige media, bevattende een stof of stoffen, waaruit de bekleding van het metaal of de metaalverbinding op het oppervlak wordt gevormd.
10 Dergelijke werkwijzen worden bijv. gebruikt voor het vormen van oppervlakbekledingen, die de schijnbare kleur van het glas veranderen en/of die een andere gewenste eigenschap met betrekking tot invallende straling verlenen, bijv. een IR-weerkaatsende eigenschap.
15 Bij enkele van dergelijke werkwijzen wordt of worden de stof(fen), waaruit de gewenste bekleding wordt gevormd, in de vloeibare fase toegevoerd, bijv. door sproei-ing. In andere gevallen wordt of worden deze stof(fen) in de dampfase toegevoerd.
20 De genoemde werkwijzen zijn in het bijzonder geschikt voor het vormen van metaaloxidebekledingen met goede kwaliteit op banden van glas gedurende transport daarvan vanuit inrichtingen voor het vormen van vlakglas, bijv. een trekmachine of een "float"-tank. De metaaloxidebekleding kan 25 worden gevormd door de glasband te besproeien met een oplossing van een metaalverbinding, waaruit het metaaloxide in situ wordt gevormd door chemische reactie of ontleding, bijv. door pyrolyse, bij contact met de hete band. Een voorbeeld daarvan is de vorming van een tinoxidebekleding door sproeien van een 30 oplossing van tinchloride met of zonder andere bestanddelen. Anderzijds kan een dergelijke metaaloxidebekleding worden gevormd door de hete band in contact te brengen met een stroom van een in de dampvorm gebrachte metaalverbinding, bijv. een dampvormige tinverbinding en een stroom zuurstof of zuurstof 35 bevattend gas, waarmee een oxidatiereactie onder vorming van 81 02 9 77 - 2 - de gewenste metaaloxidebekleding op de band wordt teweeg gebracht. De genoemde werkwijzen kunnen echter ook worden gebruikt voor het vormen van bekledingen van andere metaalverbindingen, bijv. voor het vormen van een bekleding van een 5 metaalboride, -sulfide, -nitride, -carbide of -arsenide door reactie van een overeenkomstige metaal- of organometaalver-binding met een gehalogeneerde boriumverbinding, I^S, NH^, CH^, of een arseen bevattende verbinding, in afwezigheid van zuurstof. Metaalbekledingen kunnen worden gevormd door de 10 glasband in een reducerende atmosfeer of tenminste in afwezigheid van zuurstof in contact te brengen met een metaalcarbo-nyl, bijv. nikkelcarbonyl, dat ontleedt onder de inwerking van de door de hete band geleverde hitte.
Het is niet gemakkelijk bekledingen te vor- ; 15 men, die voldoen aan de hoge kwaliteitsvereisten, die soms worden gesteld. Een belangrijk probleem daarbij is de controle van de dikte van de bekleding, opdat deze voldoet aan bepaalde standaards. De dikte van de bekleding, die op een bepaald gedeelte van het oppervlak van de glasband wordt gevormd, is 20 gevoelig voor de invloed van verschillende factoren. Hieronder valt niet alleen de snelheid waarmee het vloeibare of gasvormige bekledingsmedium of de vloeibare of gasvormige media wordt of worden toegevoerd naar de bekledingszone, maar ook de temperatuursomstandigheden in deze zone. De temperatuurs-25 omstandigheden van het glas in de bekledingszone worden natuurlijk in de eerste plaats bepaald door de temperatuur waarop het glas wordt verhit in de vlakglasvormingsinstallatie, en die op zijn beurt afhangt van de aard van de installatie en van de gewenste eigenschappen van de band.
30 De temperatuur van het glas in de bekledings zone zal meestal in verloop van tijd en van plaats tot plaats op de band variëren. Dergelijke temperatuursverschillen kunnen bijv. optreden vanwege een uitgevoerde verandering in de dikte en/of snelheid van de glasband, of vanwege de invloed van 35 convectiestromingen, die boven en rond de glasband circuleren. Verschillen in de glasbandtemperatuur in de loop van tijd of dwars over de band kunnen in zekere mate worden gecompenseerd door verandering van de temperatuur, waarbij het vloeibare of 81 02 9 7 7 - 3 - gasvormige bekledingsmedium of -media wordt of worden gevoed aan de bekledingszone, maar het is niet altijd gemakkelijk en in sommige gevallen is het niet mogelijk de dikte van de bekleding op die manier snel genoeg of in voldoende mate te be-5 invloeden.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel een bekledingswerkwijze te verschaffen, waarbij de temperatuur van de glasband op een gemakkelijke manier wordt beïnvloed en wel op een manier die bijdraagt tot de vorming van een bekleding 10 met de gewenste dikte.
Dienovereenkomstig voorziet de uitvinding in een werkwijze met het kenmerk, dat voorafgaande aan het bekleden het glas thermisch wordt geconditioneerd in een thermische conditioneringszone tussen de vlakglasvormingsinrichting en de 15 bekledingszone op een zodanige manier, dat temperatuurgradiën-ten dwars over de te bekleden bandbreedte worden opgeheven of verminderd.
De "te bekleden bandbreedte” kan de gehele breedte van de band of een gedeelte daarvan zijn, bijv. een 20 middengedeelte van de bandbreedte tussen de twee randstroken, die onbekleed worden gelaten.
De vermindering of opheffing van temperatuur gradiënten dwars over de glasband in de thermische conditioneringszone heeft als indirect effect de reductie of ver-25 mijding van variatie in de bekledingsdikte dwars over de band.
De temperatuur van de glasband variëert doorgaans dwars over de bandbreedte. De randstroken van de band hebben de neiging sneller af te koelen dan het middengedeelte van zijn breedte, met als gevolg dat de dikte van de 30 bekleding die in de bekledingszone wordt gevormd, de neiging heeft toe te nemen of af te nemen vanaf de rand van de band naar zijn middellijn, afhankelijk van de aard van de toegepaste bekledingssamenstellingen.
Daarom bestaat bij sommige uitvoeringsvormen 35 van de uitvinding de thermische conditionering, waaraan de band wordt onderworpen, uit koeling van het middengedeelte van zijn breedte tot om en nabij de temperatuur van de randstroken Ivan de te bekleden breedte. Anderzijds kan de hittestraling 81 02 9 7 7 - 4 - van dit middengedeelte worden teruggekaatst naar de randgebieden om het warmteverlies in deze randgebieden te verminderen.
Bij voorkeur echter is de conditionerings-zone uitgevoerd in de vorm van een verwarmingszone, die zoda-; 5 nig wordt geregeld, dat één of meer gedeelten van de bandbreedte selectief of differentieel wordt of worden verwarmd. Dit heeft het voordeel een grotere speelruimte toe te laten bij de keuze van de plaats voor de bekledings- en de thermische conditioneringszone, zodat in het bijzonder wanneer een 10 hoge bandtemperatuur is vereist voor het beoogde bekledings-proces, deze zones niet onhandig dichtbij de bandvormende installatie zelf behoeven te worden geplaatst.
Bij de uitvoering van de uitvinding kan de warmtetoevoerverdeling in de verwarmingszone van dien aard 15 zijn, dat elk gedeelte van de te bekleden bandbreedte bij binnentreden van de bekledingszone een temperatuur heeft, die geschikt is voor de vorming van een bekleding met de gewenste dikte onder de omstandigheden die in deze bekledingszone heersen. De verwarming biedt een gemakkelijke regelmögelijk-20 heid waarmee de dikte van de bekleding, die op de glasband wordt gevormd, indien gewenst over het gehele dwarsbereik van de bekleding kan worden geregeld. De temperatuurregeling kan worden uitgevoerd zonder de omstandigheden waaronder de glasband wordt gevormd te beïnvloeden. De werkwijze volgens de 25 uitvinding kan bijv. worden uitgevoerd in een "float"-glasfa-briek en in een plaatglasfabriek, waar gebruik wordt gemaakt van trekmachines van het Libbey-Owenstype.
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de warmte zodanig aan de verwarmingszone toege-30 voerd, dat slechts de randgebieden van de te bekleden bandbreedte worden verwarmd. Hierdoor wordt het glas op een gelijkmatige of althans meer gelijkmatige temperatuur over de breedte van de band gebracht, voorafgaande aan het bekleden, vrijwel zonder dat de bekledingsdikte in het middengedeelte 35 van de bandbreedte wordt beïnvloed.
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt warmte zodanig aan de verwarmingszone toegevoerd, dat de gehele te bekleden bandbreedte wordt verwarmd, maar in 81 02 9 7 7 - 5 - een mate die wisselt van plaats tot plaats dwars op de band.
Bij een dergelijke werkwijze wordt door het verwarmen niet alleen variatie van de bekledingsdikte dwars over de band vermeden of verminderd, maar ook de gemiddelde dikte van de be-5 kleding veranderd.
i j Met voordeel wordt warmte toegevoerd naar het glas in de verwarmingszone, die geheel of hoofdzakelijk af-, komstig is van één of meer straalkachels. Het glas kan bijv. worden verwarmd in de verwarmingszone met straalkachels, die 10 een zwart-lichaamtemperatuur van meer dan 1000°C hebben. Bij voorkeur worden één of meer gasstraalkachels toegepast. Straalkachels van het electrische-weerstandstype zijn echter ook bruikbaar. Anderzijds kan ook gebruik worden gemaakt van brandstofbranders. Hittereflectoren kunnen worden aangebracht 15 om de stralingswarmte naar de glasband te richten.
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt warmte aan het glas in de verwarmingszone toegevoerd door geheel of hoofdzakelijk voorverwarmd gas vanuit een buitenbron in de omgeving boven de band te brengen. Deze 20 manier van verwarming brengt het voordeel met zich mee, dat deze de noodzaak vermijdt verwarmers aan te brengen en te bedienen in de directe nabijheid van de baan van de glasband.
Het voorverwarmde gas kan boven de band worden uitgestoten door verschillende uitstroomopeningen of door verschillende 25 rijen uitstroomopeningen, die zich achtereenvolgens over verschillende gedeelten van de te verwarmen band bevinden.
Een combinatie van verschillende verwarmingsmethoden kan worden toegepast voor het verwarmen van de glasband in de verwarmingszone. Bijv. kunnen straalkachels 30 worden gebruikt samen met toevoer van voorverwarmd gas in de ruimte boven de band.
Bij voorkeur is een dwarsscherm aangebracht boven de baan van de band tussen de bekledings- en de thermische conditioneringszone. Een dergelijk scherm, dat dient als 35 een soort van stroomafwaartse begrenzing van de thermische conditioneringszone (waarbij onder stroomafwaartse richting de transportrichting van de glasband wordt verstaan), vergemakkelijkt het handhaven van een van tevoren bepaalde selec- 81 02 9 7 7 - 6 - tieve of differentiële thermische conditionering van de glasband in de thermische conditioneringszone.
Het is handig dat de bekledingszone zich bevindt in een tunnel waardoor de glasband van de vlakglas-; 5 vormingsinrichting wordt getransporteerd. Een dergelijke tunnel kan bijv. de koeloven zijn, die doorgaans wordt toegepast in vele vlakglasfabrieken. Bovengenoemd dwarsscherm kan zich gemakkelijk dwars over het bovengedeelte van de tunnel uitstrekken tussen de zijwanden daarvan. Zeer doelmatig is een 10 opstelling, waarbij zowel de bekledingszone als de thermische conditioneringszone zich in een dergelijke tunnel bevinden.
De uitvinding omvat tevens een werkwijze, waarbij de glasband wordt verwarmd in de thermische conditioneringszone door middel van warmte, toegevoerd van binnen een 15 afdeling die zich bevindt boven de baan van de band, terwijl de glasband is blootgesteld aan het inwendige van deze afdeling, en de afdeling stroomop- en stroomafwaartse begrenzingen heeft, waarvan de onderkant op enige afstand van de band is. Een dergelijke afdeling (in het vervolg met "temperatuurs-20 regelafdeling" aangeduid) kan heel gemakkelijk worden gevormd door dwarsschermen binnen een tunnel als boven aan te brengen, zodat deze dienen als de stroomop- en afwaartse begrenzingen van de afdeling. Het aanbrengen van zowel stroomaf- als opwaartse begrenzingen van de thermische conditioneringszone 25 vergemakkelijkt verder het verwarmen van gedeelten van de glasband op een vereiste selectieve of differentiële wijze, voorafgaande aan de passage van het glas door de bekledingszone. Een of meer scheidingswanden kunnen worden aangebracht om de temperatuursregelafdeling te verdelen in naast elkaar 30 gelegen secties om verder de selectieve of differentiële thermische conditionering van gedeelten van de bandbreedte te bevorderen.
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de verwarming van het glas in de thermische 35 conditioneringszone geheel of hoofdzakelijk bereikt door voorverwarmd gas vanuit een buitenbron in een temperatuursregel-afdeling als boven binnen te leiden.
De toevoer van heet gas in een temperatuurs- 8102977 - 7 - regelafdeling als boven beschreven kan belangrijke bijkomende voordelen met zich meebrengen wanneer de band wordt bekleed in een tunnel die in gesloten verbinding staat met de vlak-glasvormende inrichting, zoals bijv. het geval is in een ge-5 bruikelijke vlakglasmachine van het Libbey-Owenstype. Bij onderzoek naar de oorzaken van onregelmatigheden en gebreken, die soms optreden bij in de tunnel gevormde bekledingen, is gevonden dat de natuurlijke trekstromingen binnen de tunnel kunnen bijdragen tot de oorzaken van dergelijke gebreken.
10 Stromingen van heet gas vanuit de glasvormingsinstallatie bewegen zich voorwaarts door de tunnel boven de glasband en een : terugwaartse stroming van koeler gas stroomt terug onder de band naar de glasvormingsinstallatie. Dergelijke natuurlijke trekstromingen kennen onvoorspelbare wisselingen met wisselen-15 de uitwerking, afhankelijk van het ontwerp van de machine.
Het is niet mogelijk het stromen van gassen door de tunnel en de bekledingszone te verhinderen zonder een zeer ongunstig patroon van gasstromingen en temperatuurgradiënten binnen de tunnel, als gevolg van het gedeeltelijke vacuumeffect, teweeg 20 te brengen.
Volgens een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de glasband verwarmd voordat deze wordt bekleed, door de inwerking van heet gas dat aan een temperatuur s-regelafdeling als boven beschreven wordt gevoed en is de 25 voedingssnelheid van het hete gas aan deze afdeling voldoende om een continue opwaartse en afwaartse stroom van gas uit de afdeling te handhaven via de gleuven tussen glasband en stroom- -op- en -afwaartse begrenzingen van de afdeling.
Het in stand houden van stromen heet gas, 30 die uit boven genoemde temperatuursregelafdeling ontsnappen is gunstig voor het bereiken van de beste temperatuursregeleffec-ten. Wanneer de bekledingswerkwijze wordt uitgevoerd in de koeloven van een vlakglastrekmachine, vormt bovendien de ontwijkende stroming van gas in de stroomopwaartse richting een 35 barrière voor de natuurlijke trekstromingen van de plaatglas-trekmachine en voorkomt dat de omstandigheden in de bekledingszone door de directe inwerking van dergelijke natuurlijke trekstromingen wordt beïnvloed. De normale stroom van omge- 81 02 9 77 - 8 - vingsgas naar de bekledingszone vanuit de trekmachine wordt vervangen door een stroom van heet gas vanuit de tempera-tuursregelafdeling. Het onderscheppen van genoemde natuurlijke trekstromingen biedt het bijkomende voordeel dat afzetting van 5 : stof op de glasband gedurende transport daarvan verder stroomafwaarts door de tunnel wordt vermeden of verminderd.
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het hete gas in de genoemde temperatuursregel-afdeling binnengeleid in een richting, die schuin omlaag is 10 naar de gleuf waar het gas stroomopwaarts kan ontwijken. Aangenomen dat deze stroomopwaartse gleuf niet te wijd is, biedt deze gerichte toevoer van gas in de afdeling het voordeel dat wanneer de overige factoren dezelfde zijn, een geringere volu-mesnelheid van de hete-gastoevoer in de afdeling voldoende zal 15 zijn om een gewenste uitstroming van gas uit de afdeling in stand te houden.
De breedte van de gleuven tussen de stroom-op- en stroomafwaartse begrenzingen van de temperatuursregel-afdeling en de band waar het gas kan ontsnappen, beïnvloedt de 20 snelheid waarmee heet gas moet worden toegevoerd in de afdeling teneinde een stroomopwaartse stroom van ontsnappend heet gas in stand te houden.
Bij voorkeur is de breedte van deze stroomopwaartse gleuf (d.w.z. de afstand tussen de glasband en de 25 onderkant van de stroomopwaartse afgrenzing van de tempera-tuursregelafdeling) minder dan 40 mm. Uitgebreide proeven hebben aangetoond, dat zeer belangrijke voordelen worden ver- ; kregen door de breedte van de stroomopwaartse gleuf kleiner dan 40 mm te hóuden. Een zeer belangrijk voordeel is het feit ‘3 0 dat het verbruik van voorverwarmd gas voor de voeding van de temperatuursregelafdeling binnen onder normale omstandigheden economisch aanvaardbare grenzen wordt gehouden. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de breedte van de gleuf, waardoor het gas aan stroomopwaartse zijde kan ontsnap-35 pen, minder dan 20 mm.
De breedte van de gleuf waardoor het gas aan stroomafwaartse zijde kan ontsnappen is ook een factor, die de ;minimale volumesnelheid beïnvloedt, waarmee heet gas aan de 81 02 9 7 7 - 9 - temperatuursregelafdeling moet worden gevoed, teneinde een stroom van het gas in stroomopwaartse richting naar de trek-machine in stand te houden.
Bij voorkeur heeft de gleuf waardoor het gas 5 aan stroomafwaartse zijde ontsnapt ook een breedte van minder dan 40 mm. Het meest doelmatig, gerekend in termen van de doelmatigheid van een gegeven heet-gasverbruik voor het tegengaan van storende stromingen in de bekledingszone, bleken die werkwijzen te zijn, waarbij zowel de stroomopwaartse als 10 stroomafwaartse ontsnappingsgleuven een breedte van minder dan 20 mm hebben.
Bij het bekleden van het glas in een bekledingszone die zich bevindt in een tunnel waardoor de glasband vanuit de vlakglasvormingsinrichting wordt getransporteerd, 15 biedt het voordeel tenminste één dwarsscherm in de tunnel onder de baan van de glasband aan te brengen en wel dichtbij de ingang van de tunnel. Een dergelijk bodemscherm kan de grootte van relatief koele terugstromingen van gas dat stroomopwaarts stroomt onder de glasband naar de glasvormingsinrich-20 ting beperken en kan aldus verder het risico van stofafzetting op de glasband verminderen. Gevonden werd, dat de volumesnel-heid waarbij heet gas moet worden gevoed aan een temperatuursregelafdeling teneinde storende convectiestromingen tegen te gaan in de bekledingszone, kleiner is wanneer een dergelijk 25 bodemscherm is aangebracht. Bij voorkeur is een dergelijk bodemscherm aangebracht op een plaats onder een temperatuursregelafdeling als boven besproken. Genoemde storende convectiestromingen kunnen zelfs gemakkelijker worden tegengegaan wanneer twee van dergelijke bodemschermen worden aangebracht 30 op plaatsen op onderlinge afstand langs de baan van de terugstromingen van gas, dichtbij de ingang van de tunnel. In het algemeen zijn de twee bodemschermen zeer bevredigend wanneer deze zich bevinden in gebieden onder de stroomop- en -afwaartse begrenzingen van de temperatuursregelafdeling.
35 De uitvinding omvat tevens een werkwijze waarbij de conditionering van de glasband in de thermische conditioneringszone automatisch wordt geregeld, afhankelijk van signalen die worden uitgezonden door een instrument, dat 81 02 9 7 7 - 10 - in een waarnemingszone die zich stroomafwaarts van de bekle-dingszone bevindt, de waarden van de dikte van de bekleding op de glasband meet. De bekledingsdikte wordt bijv. gemeten door bepaling van de laserstraalweerkaatsende eigenschap van de be-5 kleding. Andere beschikbare methoden voor het bepalen van de bekledingsdikte zijn bijv. methoden, waarmee de retrodiffusie van β-stralen of waarmee de weerkaatsing of transmissie van lichtstralen door middel van een spectrofotometer worden gemeten en methoden, die gebruik maken van een röntgenfluorescen-10 tiedetector of zijn gebaseerd op interferometrie of aftast-microscooptechnieken,
De bekleding kan worden gevormd uit een be-kledingsuitgangsstof, die in oplossing op de glasband wordt gesproeid. De druppels van de oplossing kunnen in een stroom 15 of stromen worden uitgestoten, welke een gebied of gebieden op de band treffen, die de gehele breedte van het te bekleden substraatoppervlak beslaan. In dat geval kan of kunnen de bron of bronnen van de druppelstroom of druppelstromen stilstaand zijn. Anderzijds kunnen één of meer druppelstromen wor-20 den uitgestoten door één of meer sproeiers, die repeterend heen en weer dwars over de glasbandbaan worden verplaatst, waardoor de stroom of stromen de gehele breedte van het te bekleden substraatoppervlak bestrijkt of bestrijken.
In een zeer gunstige uitvoeringsvorm van de 25 uitvinding wordt de bekleding gevormd uit een bekledingsuit-gangsstof, die in oplossing wordt gesproeid op de glasband, waarbij de sproeidruppels tenminste één stroom vormen, die schuin omlaag naar de band in de richting van zijn voortplaat-sing of in de tegengestelde richting, is gericht. Met deze 30 procedure worden regelmatige omstandigheden in het gebied of de gebieden waar de druppelstroom of -stromen de glasband treft of treffen, bevorderd.
De uitvinding omvat tevens een bekledings-werkwijze, waarbij tenminste één straal van een voorverwarmd 35 gas wordt uitgestoten in dezelfde richting vanuit een uit- stroomopening of uitstroomopeningen en deze gasstraal of gasstralen 81 02 9 7 7 - 11 - I I ; I !beïnvloedt of beïnvloeden de temperatuur van de sproeidruppels I j : I op weg naar de glasband. Het gebruik van één of meer stralen : i : ; !voorverwarmd gas op deze manier heeft bovendien een verdere
i I
j invloed op de bekledingsdikte. Hierdoor kan deze dikte sneller i i | 5 en over een groter bereik worden bijgesteld wanneer een der-! jgelijke straal of stralen wordt of worden gebruikt in combina- : tie met verwarming van de glasband in de verwarmingszone overeenkomstig de onderhavige uitvinding.
j | i Een bekledingswerkwijze waarbij op deze ma-
j I
10 nier gebruik wordt gemaakt van één of meer druppelstromen, die schuin omlaag is of zijn gericht en waarbij één of meer stralen van voorverwarmd gas wordt of worden gebruikt voor beïnvloeding van de temperatuur van de druppels op weg naar het te bekleden substraat, wordt beschreven in de Nederlandse oc-15 trooiaanvrage 81.00457 van aanvraagster.
Bij het versproeien van een vloeibaar medium is de sproeirichting bij voorkeur schuin omlaag, in de richting van het transport van de glasband of in de tegengestelde I richting, waarbij de scherpe hoek tussen de as van de druppel-;20 stroom en de glasband in het bereik van 20-60° is, in het | bijzonder in het bereik van 25-35°. Hierdoor wordt de vorming } van bekledingen met een goede optische kwaliteit vergemakke- i : ' * | lijkt. Voor het verkrijgen van de beste resultaten moet de |sproeikegel in zijn geheel op de band invallen onder een aan-25 merkelijke hoek met de loodlijn. Zo bestaat in de meest ge-S schikte uitvoeringsvorm van de uitvinding de sproeistroom uit ieen evenwijdige stroom van druppels of een stroom met een divergentiehoek van niet meer dan 30°, bijv. een hoek van ca. 20°.
30 Proeven hebben aangetoond, dat gelijkmatige bekledingen gemakkelijker kunnen worden gevormd wanneer be-:paalde voorwaarden met betrekking tot de afstand tussen de glasband en de bron van de sproeistroom worden nageleefd, jBij voorkeur bedraagt deze afstand, loodrecht gemeten op de 35 _____ 8102977 i - 12 - band, tussen 15 en 35 cm. Dit bleek het meest geschikte bereik te zijn, in het bijzonder wanneer bovengenoemde voorkeursrichting en voorkeursdivergentiehoek werden aangehouden.
Bij toepassing van een sproeibekledings-5 techniek verdient het de voorkeur de bekledingswerkwijze uit te voeren onder het teweeg brengen van zuigkrachten in uit-laatleidingen waarvan de ingang zich stroomafwaarts van de druppelstroom of druppelstromen bevindt en door welke zuigkrachten gas uit de omgeving van de stroom of stromen continu 10 in de stroomafwaartse richting weg van de stroom of stromen regelrecht in de leiding wordt gedreven. Dergelijke zuigkrachten worden natuurlijk zodanig geregeld, dat zij de sproei-stroom niet verstoren of onregelmatig maken. Een dergelijke werkwijze is een combinatie van de onderhavige uitvinding en 15 de uitvinding die het onderwerp is van het Britse octrooi-schrift 1.523.991.
De uitlaatleiding kan bestaan uit tenminste één uitlaatpijp met een ingang die zich dwars over de baan van de glasband over de breedte (d.w.z. de dwarsdimensie) van het 20 te bekleden bandoppervlak uitstrekt. Deze ingang kan de vorm hebben van een enkele gleuf, of kan bestaan uit een aantal inlaat openingen, die over de baan van de glasband zijn verspreid.
Met voordeel bestaat de uitlaatleiding uit tenminste één uitlaatpijp, die een mechanische barrière vormt 25 of daarmee is verbonden en zodanig geplaatst is, dat gassen worden verhinderd over de pijp heen te stromen naar en in contact met de uitlaatgasstromingen, die naar de uitlaatpijp stromen vanuit de inwerkingszone van de druppelstroom of drup-pelstromen. Dit punt is kenmerkend voor een bekledingswerk-30 wijze, die wordt beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 81.00458 van aanvraagster.
In een buitengewoon geschikte uitvoeringsvorm van de uitvinding bevindt een dergelijke uitlaatpijp zich in ieder van de twee of meer posities op onderlinge af-35 stand achter elkaar in de richting van de verplaatsing van de :glasband gelegen en wordt zo'n mechanische barrière gevormd door of is verbonden met tenminste de laatste van deze pijpen, gerekend in de stroomafwaartse richting.
81 02 9 7 7 - 13 -
De werkwijze volgens de uitvinding kan worden toegepast voor het vormen van verschillende oxidebekle-dingen door toepassing van een vloeibaar mengsel, dat een metaalzout bevat. Zeer gunstig is een werkwijze volgens de 5 uitvinding waarbij het gesproeide materiaal een oplossing is van een metaalchloride, waaruit een metaaloxidebekleding wordt gevormd op de glasband. In sommige gevallen is deze oplossing een oplossing van tinchloride, bijv. een waterig, of niet-waterig medium dat stannichloride en een dopemiddel, bijv. een 10 stof die ionen van antimoon, arseen of fluor verschaft, bevat. Het metaalzout kan worden toegepast te zamen met een reductie-middel, bijv. fenylhydrazine, formaldehyde, alcoholen en niet-koolstof houdende reductiemiddelen, zoals hydroxylamine en waterstof. Andere tinzouten kunnen worden gebruikt in plaats 15 van of te zamen met stannichloride, bijv. tindibutyldiacetaat, stannoöxalaat, stannobromide of tinnitraten. Voorbeelden van andere metaaloxidebekledingen, die kunnen worden gevormd op een soortgelijke manier omvatten oxiden van cadmium, magnesium en wolfraam. Voor het vormen van dergelijke bekledingen kan 20 het bekledingsmengsel eveneens worden bereid door vorming van een waterige of organische oplossing van een verbinding van het metaal en een reductiemiddel. Bij wijze van voorbeeld kan verder de uitvinding nog worden toegepast voor het vormen van bekledingen door pyrolyse van organometaalverbindingen, bijv.
25 een metaalacetylacetonaat, dat in druppelvorm op het te bekleden substraatoppervlak wordt gebracht. Binnen de reikwijdte van de uitvinding valt de toepassing van een mengsel dat zouten van verschillende metalen bevat, waardoor een metaalbekle-ding die een mengsel van oxiden van verschillende metalen 30 bevat, kan worden gevormd.
De werkwijze volgens de uitvinding kan ook worden toegepast voor het vormen van bekledingen door de verwarmde glasband in contact te brengen met een gasvormig medium. Het gasvormige medium kan één of meer stoffen in de gasfase 35 bevatten, die chemische reactie of ontleding onder vorming van de gewenste metaal- of metaalverbindingbekleding op het glas ondergaan. Metaaloxidebekledingen kunnen bijv. worden gevormd door de hete glasband in contact te brengen met een stroom van 81 0 2 9 7 7 - 14 - zuurstof of zuurstof bevattend gas en een aparte stroom van een verdampte metaalverbinding waarmee zuurstof reageert, onder vorming van een metaaloxidebekleding. Op deze manier kunnen verschillende metaaloxidebekledingen worden gevormd.
: 5 Een tinoxidebekleding kan bijv. worden gevormd uit een verdampte tinverbinding en een stroom van zuurstof bevattend gas, en een titaniumdioxidebekleding kan worden gevormd met behulp van stromen van titaniumtetrachloride, resp. zuurstof. De verdampte metaalverbinding zal doorgaans worden verdund met een 10 inert gas, bijv. stikstof, en de dampstroom kan bovendien bestanddelen voor modificatie van de eigenschappen van de bekleding bevatten. Bekledingen van andere metaalverbindingen kunnen eveneens worden gevormd uit de gasfase, bijv. een bekleding van een metaalboride, -sulfide, -nitride, -carbide of 15 -arsenide door reactie van een overeenkomstige metaal- of organometaalverbinding met een gehalogeneerde boriumverbinding of met E^S, NH^, CH^ of een arseen bevattende verbinding, in afwezigheid van zuurstof. Ook kunnen metaalbekledingen worden gevormd. Een bekleding van nikkel kan bijv. worden gevormd 20 door ontleding van nikkelcarbonyl onder inwerking van de warmte, die door de verwarmde glasband wordt geleverd, in een reducerende atmosfeer of tenminste in afwezigheid van zuurstof.
Bij het vormen van een bekleding uit de 25 gasfase biedt het voordeel het gasvormige medium langs de glasband te laten stromen in de vorm van een vrijwel turbulen-tievrije laag, zoals wordt beschreven in het Britse octrooi-schrift 1.524.326.
De uitvinding omvat tevens een inrichting te 30 gebruiken bij het bekleden van een juist gevormde band van heet glas gedurende transport daarvan vanuit een vlakglas-vormingsinstallatie, welke inrichting is voorzien van middelen om een vloeibaar of gasvormig bekiedingsmedium of vloeibare of gasvormige bekledingsmedia in contact te brengen met het glas 35 in een bekledingszone, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn waarmee de temperatuur van één' of meer gedeelten van de bandbreedte selectief of differentiëel kunnen worden geconditioneerd in een thermische conditioneringszone, die zich be- 81 02 9 77 - 15 - vindt tussen de vlakglasvormingsinstallatie en de bekledings-zone om temperatuurgradiënten dwars over de te bekleden bandbreedte op te heffen of te verminderen.
Het voordeel van deze inrichting en van de 5 bepaalde nog te noemen facultatieve kenmerken zal duidelijk zijn uit hetgeen eerder in deze beschrijving is beschreven met betrekking tot de bekledingswerkwijze en de voorkeursuitvoeringsvormen daarvan.
De thermische conditioneringszone wordt bij 10 voorkeur gevormd door een verwarmingszone, die verwarmingsmiddelen omvat.
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de verwarmingsmiddelen opgesteld om slechts de béide randgebieden van de te bekleden bandbreedte te verwar-15 men.
In een andere uitvoeringsvorm zijn de verwarmingsmiddelen opgesteld voor het verwarmen van de gehele te bekleden bandbreedte, zij het in een mate die variëert in de richting dwars op de band.
20 Bij voorkeur omvat de inrichting regelmid- delen, waarmee de verdeling dwars over de glasbandbaan van de warmtetoevoer in de verwarmingszone kan worden gevariëerd.
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten deze verwarmingsmidde-25 len één of meer straalkachels. Als straalkachels zijn gas-straalkachels geschikt, maar ook electrische weerstandsradia-toreri kunnen worden gebruikt. De radiator of radiatoren kan of kunnen zijn verbonden met één of meer warmtereflectoren om de warmte omlaag naar de glasband te 'richten.
30 De uitvinding omvat tevens een boven bespro ken inrichting, waarbij de verwarmingsmiddelen zijn uitgevoerd voor verwarming van het glas geheel of hoofdzakelijk door toevoer van voorverwarmd gas vanuit een buitenbron naar de omgeving boven de glasband in de verwarmingszone. Met voordeel 35 omvatten deze middelen een leidingensysteem met gasuitstroom-openingen boven tenminste bepaalde gedeelten van de bandbaan door de verwarmingszone. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de verwarmingsmiddelen zodanig opgesteld, dat stromen van gas 81 0 2 9 7 7 - 16 - met verschillende temperaturen zullen worden toegevoerd aan verschillende uitstroomopeningen,
In een bepaalde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bevindt zich een dwarsscherm 5 boven de glasbandbaan tussen de thermische condioneringszone en de bekledingszone.
Bij voorkeur bevindt de bekledingszone zich in een tunnel waardoor de band wordt getransporteerd vanuit de vlakglasvormingsinstallatie. Het verdient in het bijzonder 10 de voorkeur dat zowel de thermische conditioneringszone als de bekledingszone zich in een dergelijke tunnel bevinden. Eén of meer schermen kunnen worden aangebracht onder de baan van de glasband door de tunnel en wel dicht bij de tunnelingang, teneinde de grootte van convectiestromingen door de tunnel in ; 15 terugwaartse richting te verminderen.
De uitvinding omvat tevens een boven besproken inrichting, waarbij de verwarmingsmiddelen zijn opgesteld om warmte toe te voeren naar de glasband van binnenuit een afdeling (in hét vervolg met "temperatuurregelafdeling" aange-20 duid), die zich bevindt boven de glasbandbaan en waarvan de binnenkant openstaat naar de baan, terwijl deze afdeling stroomop- en afwaartse begrenzingen heeft, waarvan de onderkant tot op een afstand van de bandbaan doorloopt.
Bij voorkeur zijn één of meer scheidings-25 wanden binnen de temperatuurregelafdeling aanwezig, waarmee de afdeling wordt verdeeld in naast elkaar gelegen secties, terwijl deze scheidingswanden dienen om de inwerking van de verwarmingsmiddelen op bepaalde gedeelten van de te bekleden bandbreedte te concentreren.
30 In een bepaalde uitvoeringsvorm van de in richting volgens de uitvinding omvatten de verwarmingsmiddelen een gastoevoerleidingensysteem, dat is opgesteld voor het uitstoten van voorverwarmd gas in de temperatuurregelafdeling vanuit een buitenbron. Met voordeel zijn deze gastoevoerlei-35 dingen opgesteld om voorverwarmd gas in de temperatuurregelafdeling uit te stoten in de richting, die schuin omlaag is gericht naar de gleuf tussen de stroomopwaartse begrenzing van de afdeling en de baan van de glasband.
81 02 9 77 - 17 -
Bij voorkeur is de onderrand van zowel de stroomopwaartse als de stroomafwaartse begrenzing van de temper atuurregelaf deling op een afstand van minder dan 40 mm van de baan van de glasband.
5 Bij voorkeur is de inrichting tevens voor zien van middelen voor het bepalen van de dikte van de bekleding op de bewegende glasband en voor het uitzenden van signalen die automatisch de toevoer van warmte aan het glas in de verwarmingszone regelen. De meetmiddelen kunnen bijv. de dikte 10 van de bekleding waarnemen door bepaling van zijn laserstraal-weerkaatsende eigenschap.
Een bekledingsinrichting volgens de uitvin- ; ding kan worden gebruikt voor het bekleden van een continue band van "float"-glas of getrokken glas.
15 De middelen voor het in contact brengen van een vloeibaar of gasvormig medium met het glas in de bekle-dingszone kunnen bestaan uit één of meer sproeiers. Deze sproeiers kunnen zodanig worden voortbewogen, dat ze repeterend de glasbandbaan in een heen-eri-weerbeweging oversteken.
20 Bij voorkeur is of zijn de sproeier(s) opgesteld voor het sproeien van materiaal schuin omlaag naar de bandbaan in de richting waarin de band wordt getransporteerd door de oven of in de tegengestelde richting.
De middelen voor het in contact brengen van 25 een vloeibaar of gasvormig medium met het glas in de bekle-dingszone kunnen anderzijds bestaan uit middelen voor het toevoeren van een dergelijk medium in de gasfase.
Thans wordt verwezen naar de bijgevoegde schematische tekening, die een enkel bij wijze van voorbeeld 30 uitgekozen uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toelicht. De tekening omvat de figuren 1 en 2, die beide een langsdoorsnede van een vlakglasvormingsmachine, voorzien van een bekledingsinrichting volgens de uitvinding, tonen.
35 Figuur 1 laat een gedeelte van een tunnel 1 zien, en wel in dit geval een koeloven, met vuurvaste bovenen onderwanden 2,3 waardoor een band 4 van "float"-glas wordt .getransporteerd vanuit een float "-tank (niet getoond) in de 81 02 9 77 - 18 - richting van pijl 5. De glasband wordt in de koeloven ondersteund met steuncylinders 6. ;
In een bekledingszone binnen de koeloven wordt een spuitpistool 7 telkens heen en weer bewogen dwars 5 over de bandbaan. Het spuitpistool wordt gevoed met bekle-dingsoplossing en perslucht via buizen zoals 8, die worden gedragen door een wagen 9, die over een spoor rijdt, dat wordt gevormd door rails 10, die aan de bovenwand van de oven zijn bevestigd. De wagen, met het spuitpistool, wordt met een (niet 10 getoond) mechanisme over een zodanige afstand en met een zodanige snelheid heen en weer bewogen, dat een doorlopende bekleding wordt gevormd op de gehele breedte van de glasband wanneer deze door de oven wordt getransporteerd.
Stroomopwaarts van de bekledingszone bevindt 15 zich een temperatuurregelafdeling 11. De afdeling wordt gevormd binnen de oven door de aanwezigheid van op enige afstand van elkaar gelegen vuurvaste schermen 12, 13, die zich dwars over de koeloven boven de baan van de glasband uitstrekken. Deze schermen vormen de stroomop- en -afwaartse begrenzingen 20 van de afdeling. De onderranden van deze begrenzingen zijn op enige afstand van de bandbaan. Binnen deze afdeling bevinden zich gasstraalkachels zoals 14, 15, die in twee zich dwars over de bandbaan uitstrekkende rijen zijn opgesteld. Stra-lingswarmtereflectoren 16 zijn verbonden met de kachels om 25 stralingsenergie omlaag naar de glasband te weerkaatsen. Regelmiddelen zijn aangebracht, waarmee de brandstoftoevoer aan verschillende kachels in iedere rij onafhankelijk kan worden gevarieerd, zodat de glasband kan worden verwarmd tot een mate die over zijn breedte kan worden gevariëerd. Deze regel-30 middelen voor de brandstof werken afhankelijk van signalen van een meetapparaat voor de bekledingsdikte, dat de laserstraal-weèrkaatsende eigenschap van de bekleding op verschillende plaatsen dwars over de band in een meetzone die zich verder stroomafwaarts bevindt, aftast.
35 De temperatuur van de band is bij binnen komst in de koeloven lager bij de randen van de band dan in het midden. Onder deze omstandigheden wordt de brandstoftoevoer naar de rijen van kachels 14, 15 zodanig geregeld, dat 81 02 9 77 - 19 - warmte alleen of vrijwel alleen naar de randgebieden van de glasband wordt gestraald. De ongelijkheid in temperatuur tussen de randgebieden en het middengedeelte van de band kan daardoor worden opgeheven, of aanzienlijk verminderd.
5 De inrichting kan binnen de reikwijdte van de uitvinding worden veranderd door slechts verwarmingsmiddelen boven de beide randgebieden van de baan van de glasband aan te brengen en/of door electrische weerstands- in plaats van gaskachels te gebruiken.
10 Soms kan het verschil in temperatuur tussen de randen en het middengedeelte van de glasband aanzienlijk zijn, bijv. van 20 tot 30°C. Wanneer de verwarming van de band, wanneer deze onder de temperatuurregelafdeling 11 doorloopt, niet voldoende de temperatuursgradiënten dwars over de band 15 vermindert, kunnen overgebleven temperatuursgradiënten geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd door de temperatuur van de gesproeide bekledingsoplossing in een mate te veranderen, die bij iedere dwarsgang van de sproeistroom over de baan van de band verandert. Hiertoe kan een leiding 17 als aangegeven 20 met een stippellijn, worden aangebracht, welke leiding uit-stroomopeningen heeft die dwars over de koeloven achter de baan van het heen en weer gaan van de sproeistroom zijn verspreid en kunnen stralen voorverwarmd gas door deze uitstroom-openingen worden uitgestoten naar de sproeistromen, zoals door 25 pijl. 18 wordt aangegeven. De gasstralen beïnvloeden de temperatuur van de druppels, die door de stralen worden getroffen en aldus de dikte van de bekleding, die wordt gevormd op de glasband uit deze druppels. Teneinde de overgebleven temperatuursgradiënten dwars over de band op boven genoemde manier te 30 compenseren, moeten de door leiding 17 uitgestoten gasstralen in het algemeen vrijwel alleen op de sproeidruppels inwerken tijdens beweging van de sproeistroom over het middengedeelte van de bandbreedte, of over de randgebieden daarvan.
De temperatuur van de gasstralen kan bijv.
35 zo groot zijn, dat verdamping van oplosmiddel uit of hoofdza- kelijk uit de druppels, die op weg zijn naar de randgebieden van de band wordt bevorderd, teneinde vorming van een dikkere bekleding op deze gedeelten van de band te bevorderen. Opge- i 81 02 9 7 7 - 20 - merkt moet echter worden, dat in sommige gevallen afhankelijk van de aard van het bekledingsuitgangsmateriaal, verwarming van de druppels eerder een afname dan een toename van de dikte van de bekleding kan teweeg brengen.
5 Door inwerking op druppels van het bekle- dingsmateriaal met gasstralen met een geregelde temperatuur, is het ook mogelijk althans gedeeltelijk de afremmingen van de sproeier te compenseren, die normaal optreden tegen het einde van een dwarsgang in de tunnel in het geval dat de sproeier in 10 een heen-en-weerbeweging wordt voortgedreven.
De inwerking van stralen voorverwarmd gas op druppels van een versproeide bekledingsoplossing, zoals boven aangeduid, wordt beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 81.00457. Dezelfde stralen, of extra gasstralen, kunnen zoda-15 nig worden gericht, dat deze in zekere mate bijdragen tot een verbetering van de kwaliteit van de bekleding door het wegvangen of verdunnen van reactieprodukten, die de omgeving achter de sproeistroom kunnen verontreinigen en omlaag kunnen worden gevoerd tot contact met het glas direct voordat dit 20 wordt bekleed. Een dergelijke inwerking wordt beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 81.00459 van aanvraagster.
De gasstralen uit leiding 17 kunnen net als de verwarmers 14,15 in de afdeling 11, automatisch worden geregeld, afhankelijk van signalen die worden uitgezonden door 25 een meetinrichting voor de bekledingsdikte.
Stroomafwaarts van de bekledingszone bevinden zich uitlaatpijpen 19, die zich dwars over de oven uitstrekken en die verbonden zijn met (niet getoonde) middelen voor het in stand houden van zuigkrachten in deze pijpen. Het 30 doel van dit afzuigsysteem is de gassen in de omgeving van de sproeistroom in stroomafwaartse richting weg van de baan van het heen en weer gaan van de sproeistroom te laten wegstromen in de instroommondstukken 20 van de uitlaatpijpen, zoals wordt gesuggereerd met de stippellijn 21 en daardoor het risico van 35 ongewenste oppervlakafzettingen op de gevormde bekleding te verminderen. De zuigkrachten worden zodanig geregeld, dat de :af te leggen baan van de druppels vanuit het spuitpistool vrijwel niet wordt beïnvloed en daarom is de werkwijze in 81 02 9 77 - 21 - overeenstemming met de uitvinding, die wordt beschreven in het Britse octrooischrift 1.523.991.
In figuur 2 van de bijgevoegde tekening wordt een deel van een plaatglastrekmachine van het Libbey-5Owèns-type getoond, die een trekafdeling 22 omvat, waarin een band glas 23 uit een (niet getoond) bad van gesmolten glas omhoog wordt getrokken en over een buigwals 24 gaat. De glasband wordt vanaf deze buigwals door een tunnel 25 (een koeloven) met vuurvaste onder- en bovenwanden 26 en 27 getranspor-10 teerd. De band wordt binnen de oven door cylinders 28 gesteund.
Spuitpistolen 29 en 30 zijn in de oven bevestigd boven de horizontale baan van de glasband en zijn verbonden met (niet getoonde) mechanismen voor heen en weer verplaatsing langs horizontale banen loodrecht op de transport-15 richting van de glasband. De spuitpistolen worden gebruikt voor het sproeien van materiaal op de band onder vorming van op elkaar gelegen bekledingen van metaaloxide op het glas.
Stroomopwaarts van de bekledingszone, d.w.z. tussen de bekledingszone en de ingang van de oven, bevindt 20 zich een temperatuurregelafdeling 31, die wordt gevormd door het aanbrengen van vuurvaste schermen 32 en 33 (bijv. schermen van asbest), die zich dwars over de koeloven uitstrekken boven de baan van de glasband. De onderranden van deze schermen zijn op een zodanige afstand van de band, dat tussen deze schermen 25 en de band gleuven 34 en 35 openblijven, waardoor gas uit de temperatuurregelafdeling in zowel stroomop- als -afwaartse richting kan stromen. Binnen de temperatuurregelafdeling bevindt zich een axiaal evenwijdige rij van toevoerpijpen 36, die zich dwars over de koeloven uitstrekt. De aparte pijpen 30 zijn verbonden met een (niet getoonde) luchtpomp, die zich buiten de koeloven bevindt. De aan de pijpen 36 gevoede lucht iwordt voorverwarmd door middel van warmtewisselaars (niet getoond). De temperaturen van de warmtewisselaars zijn onafhankelijk regelbaar voor het regelen van de temperatuur van de 35 lucht die aan de aparte pijpen wordt gevoed. Elk van de pijpen 136 heeft een aantal omlaag gerichte uitstroomopeningen, waardoor in de pijp gepompte hete lucht omlaag wordt uitgestoten, zoals aangegeven met de pijl 37. De hete lucht verwarmt de 81 02 9 77 - 22 - glasband selectief of differentiëel over zijn breedte, teneinde vorming van een bekleding met gelijkmatige of althans meer gelijkmatige dikte te bevorderen. De toevoersnelheid en/ of de temperatuur van het aan de pijpen 36 gevoede gas kan 5 indien noodzakelijk op elk moment worden veranderd, bijv. teneinde de bekledingsdikte te variëren of de bekledingswerkwijze aan te passen aan een verandering van treksnelheid in de trek-afdeling 22.
De stroomsnelheid en/of temperatuur van het 10 gas, dat aan de evt. meerdere pijpen 36 wordt gevoed, kan automatisch worden geregeld, afhankelijk van signalen die worden uitgezonden door een meetinrichting voor de bekledingsdikte, zoals werd beschreven in verband met de in figuur 1 getoonde inrichting.
15 Bij voorkeur wordt de hete lucht aan de af deling 31 gevoed met een volumesnelheid die voldoende is om ontsnappingsstromen van deze lucht door de gleuven 34 en 35 in stand te houden en te verhinderen dat de sproeistromen uit de spuitpistolen 29 en 30 negatief worden beïnvloed door stroom-20 afwaartse trekstromingen van gas door de bekledingszone vanuit de trekafdeling 22.
Stroomafwaarts van de bekledingszone bevinden zich uitlaatpijpen 38, 39 en 40, die zich dwars over de koeloven boven de bandbaan uitstrekken. Deze pijpen vormen 25 een deel van een afzuigsysteem, waarin zuigkrachten in stand worden gehouden, teneinde gas in stroomafwaartse richting uit ; de bekledingszone weg te zuigen. Een dergelijk wegzuigen van gas uit de bekledingszone draagt bij tot het verhinderen van neerslaan op het glas van reactieprodukten, die kunnen worden 30 gevormd in de omgeving van de bekledingszone.
Onder de baan van de band door de oven bevindt zich een vuurvast scherm 42 dichtbij de ingang van de oven. Dit bodemscherm dient tot het beperken van het stromen van relatief koele terugstromingen van gas onder de bandbaan 35 en naar de trekafdeling. Dit heeft het voordeel, dat de kans !dat meegevoerd stof wordt afgezet op de glasband wordt verminderd .
Bij een veranderde vorm van de in figuur 2 81 02 9 7 7 - 23 - getoonde machine vindt de toevoer van voorverwarmde lucht in de temperatuurregelafdeling 31 plaats via uitstroomopeningen, die zodanig zijn geplaatst, dat de voorverwarmde lucht die door de pijpen 36 wordt uitgestoten, schuin omlaag naar de 5 stroomopwaartse ontsnappingsgleuf 34 is gericht, zoals wordt gesuggereerd met pijl 44.
Zoals eerder werd beschreven maakt het op deze manier richten van het verwarmingsgas het mogelijk trek-stromingen uit de trekafdeling op eenvoudiger wijze tegen te 10 gaan, aangenomen dat het scherm 32 niet te hoog is. De inrichting kan ook worden veranderd door een tweede vuurvast scherm 45 aan te brengen, zoals met een stippellijn is aangegeven, in de buurt van scherm 42. Scherm 45 vult de werking van scherm 42 aan wat betreft het beperken van de terugstroming van gas 15 in de trekafdeling van onder de bandbaan uit en kan daardoor verder afzetting van stof op het glas verminderen.
Nog een mogelijke verandering van de in figuur 2 getoonde machine is het aanbrengen van een scheidingswand 46, aangegeven met een stippellijn, die is verbonden 20 met de uitlaatpijp 40. Deze wand strekt zich dwars over de koeloven uit tussen de pijp 40 en de bovenwand 26 van de oven en dient voor het verhinderen dat gasstromingen, die onder de uitlaatpijp zijn doorgestroomd, over deze pijp naar de bekle-dingszone worden teruggezogen.
25 De uitvinding kan ook worden uitgevoerd door bekledingsmateriaal in de gasfase op de hete glasband aan te brengen. Een dergelijke werkwijze kan bijv. worden uitgevoerd in een inrichting als getoond in figuur 1 met de verandering dat de sproeier is vervangen door een leiding, waardoor ver-30 dampte bekledingsuitgangsverbinding in een dragergasstroom kan worden gevoed aan de bekledingszone en daar worden uitgestoten in de ingang van een ondiepe stroomdoorgang, die wordt gevormd door de glasband en een kap, die een brug vormt over de baan van de glasband. Overgebleven damp, die het stroomafwaartse 35 einde van de stroomdoorgang verlaat, kan worden afgezogen via een schoorsteen of een ander afzuigsysteem. De opstelling van de dampvoedingsleiding en de stroomdoorgang in de bekledingszone kan bijv. worden uitgevoerd als is beschreven en toegelicht in het Britse octrooischrift 1.524.326. Bij het vormen 81 02 9 7 7 - 24 - van een bekleding uit de gasfase dient de toevoer van warmte in de verwarmingszone dezelfde functie van het verminderen of vermijden van temperatuursgradiënten dwars over de band, teneinde bij te dragen tot de vorming van een bekleding met de 5 vereiste kwaliteit.
De volgende voorbeelden illustreren de werkwijze volgens de uitvinding.
VOORBEELD I
Een band van "float"-glas met een breedte 10 van ca. 2,5 m en de "float"-tank verlatend met een snelheid van 4,5 m/min, werd bekleed door middel van een bekledingsin-richting volgens figuur 1.
De temperatuur van het glas was bij benadering van de verwarmingsafdeling 11 580°C in het middengedeelte 15 van de band en 560°C bij de randen van de band.
Gasstraalkachels 14 en 15, die zich boven de beide randgebieden van de band bevonden, werden in werking gesteld om de randgebieden van de band te verwarmen en daarmee de temperatuursgradiënt dwars over de band af te vlakken. De 20 randgebieden van de band werden in feite tot een temperatuur zeer dicht bij 580°C verwarmd»
Het spuitpistool 7 was van het gebruikelijke type. Het pistool was 25 cm boven de glasband bevestigd en was onder een hoek van 30° met het vlak van de band gericht. Het 25 pistool werd met 10 omlopen per minuut heen en weer bewogen langs een baan, die zich enigszins over de randen van de band uitstrekte, waardoor de snelheid van het spuitpistool vrijwel constant was over vrijwel de gehele breedte van de band. Het 2 pistool werd onder een druk van ca. 3 kg/cm gevoed met ca.
30 50 1/h van een oplossing die was verkregen door in dimethyl-formamide per liter 140 g kobaltacetylacetonaat, Co (Cj-H^C^) 2 · 2H2O op te lossen.
In de uitlaatpijpen 19 werden zuigkrachten in stand gehouden om gassen stroomafwaarts uit de bekledings-35 zóne weg te doen stromen, zonder dat evenwel de banen van de druppels uit het spuitpistool werden beïnvloed.
De spuitsnelheid van de bekledingsoplossing werd zodanig geregeld, dat een bekleding van kobaltoxide 81 0 2 9 7 7 - 25 - (Co.^) met een dikte van ca. 92 nm werd gevormd op het glas.
De bekleding die tegen het licht gezien een bruine tint had, bleek van goede optische kwaliteit en van een vrijwel gelijkmatige dikte over de gehele breedte van de band 5 te zijn.
Als modificatie op de voorgaande procedure werd een kobaltoxidebekleding gevormd op het "float"-glas onder dezelfde condities als boven, behalve dat voorverwarmd gas continu via leiding 17 werd uitgestoten, zoals aangegeven : 10 in stippellijnen in figuur 1. Dit had als effect dat de tempe-* :ratuursomstandigheden van de atmosfeer waardoor de druppels op weg naar de glasband passeerden werd veranderd, met als resultaat dat de dikte van de bekleding nog gelijkmatiger was over de breedte van de band. De temperatuur van de lucht, die :15 door leiding 17 wordt uitgestoten, kan zodanig worden geregeld dat de effecten van enigerlei afremming van het spuitpistool bij de einden van zijn heen-en-weergang worden gecompenseerd.
VOORBEELD II
Een band van "float"-glas met een breedte 20 van ca. 2,5 m en afkomstig uit de "float"-tank met een snelheid van 4,5 m/min werd bekleed met behulp van een bekledings-I inrichting volgens figuur 1 zonder leiding 17.
De temperatuur van het glas was bij benadering van de verwarmingsafdeling 11 580°C in het middengebied 25 van de band en 560°C in de buurt van de randen van de band.
Alle gasstraalkachels 14 en 15 werden in werking gesteld, zodat de band over zijn gehele breedte werd verwarmd gedurende passage onder de verwarmingsafdeling 11.
De zwart-lichaamstemperatuur van de stralers boven het midden-30 gedeelte van de bandbreedte was 1200°C en de stralers boven de randgebieden van de band werden op een wat hogere temperatuur afgesteld, waardoor de temperatuur van het glas tot ca. 630°C over de gehele breedte van de band steeg.
Het spuitpistool 7 van een gebruikelijk type 35 werd dwars over de gehele breedte van de bandbaan op een hoogte van 25 cm boven de band heen en weer bewogen en was onder een hoek van 30° omlaag naar het vlak van de band gericht. Het pistool werd gevoed met lucht als dragergas, te zamen met een 81 02 9 7 7 - 26 - waterige oplossing gevormd door oplossing van gehydrateerd tinchloride (SnC^ .2H20) in water en toevoeging van een kleine hoeveelheid De toevoersnelheid van de bekle- dingsoplossing aan het spuitpistool en de omloopsnelheid van 5 de laatste werden zodanig afgesteld, dat een bekleding van SnC>2 met een dikte van ca. 750 nm werd gevormd, welke bekleding een goede IR-weerkaatsing in het golflengtegebied van 2,6-40 yam vertoonde. Onderzoek van de bekleding toonde dat deze van goede optische kwaliteit was en vrijwel gelijkmatige 10 dikte had over de gehele breedte van de band.
In een vergelijkende procedure werd de verwarming van de glasband over zijn gehele breedte vóór het binnentreden van de bekledingszone uitgevoerd door gebruik te maken van electrische weerstandsverwarmingsradiatoren i.p.v.
15 de gaskachels en zonder gebruik te maken van de schermen 12, 13. Gevonden werd dat een bekleding met een uitstekende gelijkmatigheid van dikte nog steeds kon worden verkregen, maar : dat de warmteafgifte van de radiatoren hoger moest zijn vanwege de afwezigheid van de schermen. Bovendien had de regelma-20 tigheid van de druppelstroom uit het spuitpistool de neiging verstoord te worden door convectiestromingen door de tunnel. Het bleek echter dat dit kan worden vermeden door gebruik van de verwarmingsradiatoren te zamen met een enkel scherm, dat hetzij scherm 12, hetzij scherm 13 kan zijn, waarbij echter 25 scherm 13 de voorkeur heeft.
VOORBEELD' III
Een band van "floaf'-glas met een breedte van ca. 2,5 m en afkomstig uit de "f loaf'-tank met een snelheid van 15 m/min werd bekleed in een werkwijze volgens de 30 uitvinding, waarbij gebruik werd gemaakt van een dampfasebe-kledingsprocedure. De band werd verwarmd door straalkachels, die zich bevonden boven de baan van de band, teneinde de temperatuur van het glas te verhogen tot een vrijwel gelijkmatige temperatuur van 600°C. In afwezigheid van een dergelijke ver-35 warming zou de temperatuur van het glas bij binnentreden van de bekledingszone ongeveer 575°C in het midden van de band en koeler in de buurt van zijn randen zijn geweest. Bij het binnentreden van de bekledingszone werd de verwarmde band in 81 02 9 7 7 - 27 - contact gebracht met een dampmengsel, dat SnCl^ en SbCl,. (dopemiddel) in een volumeverhouding van 100 : 1 bevatte en werd meegevoerd in een stroom van stikstof. De dampstroom liet men langs het bovenvlak van de glasband stromen in de richting 5 van zijn voortbeweging, door de damp continu toe te voeren aan een lage doorgang, die gedeeltelijk door de glasband en gedeeltelijk door een schuin opstaand scherm dat zich boven de band-baan uitstrekte, werd gevormd en de overgebleven dampen in een uitlaatleiding aan het stroomafwaartse einde van de doorgang 10 af te zuigen. Deze doorgang had een lengte van 50 cm en zijn hoogte nam^?5 mm aan zijn stroomopwaartse (ingang) einde tot 10 mm aan zijn stroomafwaartse (uitgang) einde af. De doorgang strekte zich over de breedte van de band uit, afgezien van de beide nauwe randstroken met een breedte van 10 cm. Een ge-15 schikte opstelling van een dergelijk schuin opstaand scherm en een uitlaatleiding en middelen om dampen langs de glasband te : leiden onder het scherm door, wordt beschreven in het Britse octrooischrift 1.524.326. De toevoersnelheid van het dampmengsel in de doorgang en de zuigkrachten in de uitlaatleiding 20 werden zodanig geregeld, dat door de doorgang een vrijwel tur-bulentievrije stroom van damp gemengd met lucht in stand werd gehouden, die in en door de doorgang werd gestuurd door het ;dampmengsel aan de doorgang toe te voeren op boven beschreven wijze en waardoor een bekleding van SnC>2 met daarin een kleine 25 hoeveelheid Sb20^ opgenomen en met een dikte van 250 nm werd gevormd op de glasband. De bekleding had bij teruggekaatst licht een groene tint en het beklede glas had de eigenschap een aanzienlijke hoeveelheid van invallende straling van het iverre IR-spectrale gebied te weerkaatsen. De bekleding bleek 30 een gelijkmatige dikte te hebben en gelijkmatige optische eigenschappen over zijn gehele dwarsbreedte te bezitten.
VOORBEELD IV
Een 3 m brede band van glas werd getrokken ;in een trekmachine van het Libbey-Owens-type met een snelheid 35 van de orde van 1 m/min en werd bekleed in een inrichting volgens figuur 2, voorzien van het bodemscherm 45, maar zonder de afschermwand 46 boven de uitlaatpijp 40. De temperatuur van het glas gemeten tussen de trekkamer en de verwarmingsafdeling 81 02 9 7 7 - 28 - 31 was 610°C in het middengedeelte van de band en nam naar de randen toe af.
De schermen 32 en 33 die de stroomop- en -afwaartse begrenzingen van de verwarmingsafdeling 31 vormden/ 5 waren op de in de figuur getoonde wijze aangebracht, waarbij de afstand tussen de schermen ongeveer 80 cm was. De schermen waren zodanig geplaatst dat de onderkanten zich 12 mm boven de glasband bevonden.
Voorverwarmde lucht werd met een snelheid 3 10 van 900 Nm /h schuin omlaag achterwaarts uitgestoten in de afdeling 31 (als aangegeven met de pijl 44) door een aantal pijpen 36, die zich dwars over de baan van de band uitstrekten, waarbij de temperatuur van de lucht boven de randstroken van de bandbaan hoger was dan boven het middengebied. De toe-15 voersnelheid van de lucht aan de pijpen was voldoende om een continue stroom van lucht uit de afdeling 31 door de beide gleuven 34 en 35 heen in stand te houden en genoemde toevoer-snelheid en de voorverwarmingstemperatuur van de lucht waren van dien aard, dat de temperatuur van de randstroken van de 20 band zodanig werd verhoogd, dat de glasband bij het binnentreden van de bekledingszone over zijn gehele breedte een temperatuur had van ca. 610°C.
3
Het afzuigsysteem werd gebruikt om 6000 Nm / h via de uitlaatpijpen 38, 39 en 40 af te zuigen.
25 De spuitpistolen 29 en 30 waren van een ge bruikelijk type en werden gebruikt bij een druk van de orde 2 van 4 kg/cm .. De spuitpistolen bevonden zich op een hoogte van 30, resp. 20 cm boven de glasband. Pistool 29 was onder een hoek van 30° en pistool 30 was onder een hoek van 45° met het 30 vlak van de band geplaatst.
Spuitpistool 30 werd gevoed met een 5 vol.% oplossing van tindibutyldiacetaat in dimethylformamide en werd dwars over de gehele breedte van de bandbaan heen en weer bewogen. De toevoersnelheid van de bekledingsoplossing aan het 35 pistool en de snelheid van het heen en weer lopen waren zodanig, dat een onderbekleding van tinoxide met een gelijkmatige dikte van 6 nm op de glasband werd gevormd.
Spuitpistool 29 werd gevoed met een waterige 81 02 9 7 7 - 29 - oplossing gevormd door gehydrateerd tinchloride (SnC^^I^O) in water in een hoeveelheid van 375 g per liter op te lossen onder toevoeging per liter van 55 g ammoniumbifluoride (NH^HF2) en de toevoersnelheid van deze oplossing en de snel-5 heid van het heen en weer lopen van het pistool waren zodanig, dat bovenop de tinoxide-onderbekleding een bekleding van tin-oxide met een dikte van 750 nm werd gevormd. Onderzoek van het beklede glas toonde aan dat de bekledingen een gelijkmatig goede kwaliteit hadden over hun gehele dwarsomvang dwars over 10 de band. De bekledingskwaliteit was hoger, vooral wat betreft een grotere gelijkmatigheid, dan die kon worden verkregen in afwezigheid van de schermen 32 en 33 en de toevoer van voorverwarmde lucht, maar onder verder dezelfde omstandigheden.
Bij het nalaten van het verwarmen van de randgebieden van de 15 glasband zou de dikte van de bekleding op deze gebieden minder zijn geweest.
In een vergelijkingsproef werd de voorverwarmde lucht loodrecht omlaag door de pijpen 36 uitgestoten, terwijl alle overige omstandigheden als juist hiervoor beschre-20 ven, werden gehandhaafd. Het bleek dat de toevoersnelheid van de voorverwarmde lucht in de afdeling moest worden verhoogd 3 tot 1200 Nm /h teneinde dezelfde bekledingskwaliteit te verkrijgen.
In een volgende vergelijkingsproef werd het 25 bekleden volgens bovenstaand voorbeeld IV uitgevoerd en werd na een bepaalde tijd scherm 33 geleidelijk omhoog geschoven ten opzichte van zijn beginpositie van 12 mm boven de glasband. Het bleek dat het scherm tot aan een hoogte van 30 mm boven de band kon worden omhoog geschoven voordat voorver-30 warmde lucht ophield stroomopwaarts via gleuf 34 uit de ver-warmingsafdeling te stromen.
' VOORBEELD V
Een band getrokken glas werd bekleed volgens de werkwijze van voorbeeld IV, maar met de verandering dat het 35 tweede bodemscherm 45 was weggelaten en dat de voorverwarmde lucht loodrecht omlaag door de pijpen 36 (als aangegeven met de pijl 37) werd uitgestoten en dat het scherm 32 op een ; hoogte van 30 mm boven de glasband was geplaatst. Onder deze 81 02 9 7 7 - 30 - omstandigheden kon een bekledingskwaliteit die net zo goed was als die volgens voorbeeld IV, worden verkregen mits de toevoer- snelheid van voorverwarmde lucht aan de pijpen 36 in voldoende 3 mate was verhoogd. Een geschikte snelheid bleek 1800 Nm /h te 5 zijn.
VOORBEELD VI
Een werkwijze werd overeenkomstig voorbeeld V uitgevoerd met de verandering echter, dat de inrichting was voorzien van een barriëre 46 boven de uitlaatpijp 40 en een 10 tweede bodemscherm 45 onder de bandbaan en dat beide schermen 32 en 33 op een hoogte van 18 mm boven de band waren geplaatst. De stroomsnelheid van voorverwarmde lucht naar de pijpen 36 3 boven de randgebieden van de glasband was 1200 Nm /h. Onder deze omstandigheden werden bekledingen met een kwaliteit die 15 gelijk was aan die volgens voorbeeld IV, gevormd.
81 02 9 77
Claims (29)
1. Werkwijze voor het vormen van een metaal-of metaalverbindingbekleding op een oppervlak van een juist gevormde band van heet glas gedurende transport daarvan vanuit 5 een inrichting voor de vorming van vlakglas, door dit oppervlak in een bekledingszone in contact te brengen met een vloeibaar of gasvormig medium of vloeibare of gasvormige media, bevattende een stof of stoffen waaruit de bekleding van het metaal of de metaalverbinding op het oppervlak wordt gevormd, lOmet het kenmerk, dat voorafgaande aan het bekleden het glas (4, 23) thermisch wordt geconditioneerd in een thermische conditoneringszone tussen de vlakglasvormingsin-stallatie en de bekledingszone op een zodanige manier, dat temperatuursgradiënten dwars over de te bekleden bandbreedte 15 worden opgeheven of verminderd.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de thermische conditionerings-zone is uitgevoerd in de vorm van een verwarmingszone, die zodanig wordt geregeld, dat één of meer gedeelten van de band- 20 breedte selectief of differentiëel worden verwarmd.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat warmte zodanig aan de verwarmingszone wordt toegevoerd, dat slechts de randgebieden van de te bekleden bandbreedte worden verwarmd.
4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat warmte zódanig aan de bekledingszone wordt toegevoerd, dat de gehele te bekleden bandbreedte wordt verwarmd, doch in een mate die dwars over de band verschillend is.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 2- 4, met het kenmerk, dat warmte aan de bekle dingszone wordt toegevoerd door middel van één of meer straalkachels (14, 15).
6. Werkwijze volgens een der conclusies 2-355, met het kenmerk, dat warmte aan de ver- warmingszóne geheel of hoofdzakelijk wordt toegevoerd door voorverwarmd gas. (37, 44) uit een buitenbron in de ruimte boven de glasband in te leiden. 81 02 9 7 7 -32 -
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies/ met het kenmerk, dat een dwars- scherm (13, 33) is aangebracht boven de baan van de band tussen de bekledingszone en de thermische conditioneringszone.
8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de glasband (4, 23) in de thermische conditioneringszone wordt verwarmd met warmte, die wordt opgewekt binnen een afdeling (11, 31) (Ln het vervolg "temperatuurregelafdeling" genoemd) , welke 10 zich bevindt boven de band en waarvan het interieur openstaat naar de band, welke afdeling stroomopwaartse (12, 32) en stroomafwaartse (13, 33) begrenzingen heeft, waarvan de onderkanten op enige afstand van de band zijn.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met 15 het kenmerk, dat één of meer scheidingswanden aanwezig zijn in de temperatuurregelafdeling (11, 31), waarmee deze is verdeeld in naast elkaar gelegen secties, waardoor de selectieve of differentiële thermische conditionering van gedeelten van de bandbreedte wordt bevorderd.
10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de thermische conditionering van de glasband (4, 23) in de thermische conditioneringszone geheel of gedeeltelijk wordt bereikt door voorverwarmd gas vanuit een buitenbron in de temperatuurregelafdeling (3i) 25 te leiden en de toevoersnelheid van het hete gas in deze afdeling (31) voldoende is om een continue stroomop- en -afwaartse stroom van gas uit deze afdeling via de gleuven (34, 35) tussen de glasband (23) en de stroomop- (32) en -afwaartse (33) begrenzingen van de afdeling in stand te houden.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het hete gas in de afdeling (31) wordt ingeleid in een richting (44), die schuin omlaag naar de stroomopwaartse gleuf is gericht.
12. Werkwijze volgens een der voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat de conditionering van de glasband (4, 23) in de thermische conditioneringszone automatisch wordt geregeld, afhankelijk van signalen, die worden uitgezonden door een instrument dat de dikte van de be- 81 02 9 77 * - 33 - ikleding op de glasband (4, 23) in een meetzone, die zich 'istroomafwaarts van de bekledingszone bevindt, aftast.
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bekleding 5 wordt gevormd uit een bekledingsuitgangsstof, die in oplossing op de glasband (4) wordt gesproeid, waarbij de sproeidruppels | tenminste één stroom vormen, die schuin omlaag naar de band |(4) in de richting van zijn beweging (5) of in de tegengestelde richting is gericht en dat tenminste één stroming (18) 10 voorverwarmd gas wordt uitgestoten in dezelfde richting boven ; de glasband, waarbij deze gasstromingen de temperatuur van de sproeidruppels op weg naar de glasband (4) beïnvloeden.
14. Inrichting te gebruiken bij het bekleden van een juist gevormde band van heet glas gedurende transport i.5 daarvan vanuit een vlakglasvormingsinstallatie, welke inrich- ί ting is voorzien van middelen (7-10, 29, 30) om een vloeibaar i ' | of gasvormig bekledingsmedium of vloeibare of gasvormige be-kledingsmedia in contact te brengen met het glas (4, 23) in een bekledingszone, met het kenmerk, dat 20 middelen (14-16, 36) aanwezig zijn, waarmee de temperatuur van ; één of meer gedeelten van de bandbreedte selectief of diffe-i rentiëel kunnen worden geconditioneerd in een thermische con-ditioneringszone, die zich bevindt tussen de vlakglasvormings-j installatie en de bekledingszone, om temperatuursgradiënten 25 dwars over de te bekleden bandbreedte op te heffen of te verminderen.
15. Inrichting volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat de thermische conditionerings-zone is uitgevoerd in de vorm van een verwarmingszone, die 30verwarmingsmiddelen (14-15, 36) omvat.
16. Inrichting volgens conclusie 15, m e t het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen (14, 15, 36. zijn opgesteld voor het verwarmen van alleen de beide randgebieden van de te bekleden bandbreedte.
17. Inrichting volgens conclusie 15, m e t :..........i I ' 81 02 9 7 7 - 34 - het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen (14-15, 36. zijn opgesteld voor het verwarmen van de gehele te bekleden bandbreedte, doch in een mate die dwars over de band wisselt.
18. Inrichting volgens een der conclusies 15-17, met het kenmerk, dat regelmiddelen aanwezig zijn, waarmee de selectieve of differentiële warmte-toevoerverdeling in de verwarmingszone kan worden gevariëerd.
19. Inrichting volgens een der conclusies 10 15-18, met het kenmerk, dat de verwarmings middelen straalkachels (14, 15) omvatten.
20. Inrichting volgens een der conclusies 15-19, met het kenmerk, dat de verwarmings- :middelen (36) zijn opgesteld voor het geheel of hoofdzakelijk 15 verwarmen van het glas door voorverwarmd gas (37, 44) vanuit een buitenbron in de ruimte boven de glasband (23) in de ver-warmingszöne in te leiden, dat de verwarmingsmiddelen een leiding (36) omvatten, die gasuitstroomopeningen heeft, welke zich boven tenminste bepaalde gedeelten van bandbaan door de 20 verwarmingszone bevinden en dat de verwarmingsmiddelen zodanig zijn opgesteld, dat gasstromingen met verschillende temperaturen aan verschillende uitstroomopeningen kunnen worden gevoed.
21. Inrichting volgens een der conclusies 25 14-20, met het kenmerk, dat een dwarsscherm (13, 33) aanwezig is boven de baan van de glasband tussen de thermische conditioneringszone en de hekledlngszone
22. Inrichting volgens een der conclusies 15-20, met het kenmerk, dat de verwarmlngs- i30 middelen (14^16, 36) zijn opgesteld om warmte toe te voeren naar de glasband (4, 23) van binnenuit een afdeling (11, 31) (in het vervolg "temperatuurregelafdeling" genoemd), welke :zIch boven de baan van de glasband bevindt en waarvan het interieur openstaat naar deze baan, welke afdeling stroomop-35 (12, 32) en -afwaartse (13, 33) begrenzingen heeft, waarvan de onderkanten op zekere afstand van de baan van de band zijn.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat binnen de temperatuurregelafde- 81 02 9 7 7 * - 35 - ling (11, 31) één of meer scheidingswanden aanwezig zijn, waarmee de afdeling wordt verdeeld in naast elkaar gelegen secties, welke scheidingswanden dienen om de inwerking van de verwarmingsmiddelen op bepaalde gedeelten van de te bekleden 5;bandbreedte te concentreren.
24. Inrichting volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen een gastoevoerleiding (36) omvatten, die is ingericht om voorverwarmd gas in de temperatuurregelafdeling vanuit een 10 buitenbron uit te stoten.
25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de gastoevoerleiding (36) is opgesteld voor het uitstoten van voorverwarmd gas in de temperatuurregelafdeling in een richting (44) schuim omlaag naar de 15 gleuf tussen de stroomopwaartse begrenzing (32)van de afdeling (31)en de baan van de glasband.
26. Inrichting volgens een der conclusies 14-25, met het kenmerk, dat deze tevens is voorzien van middelen voor het meten van de dikte van de be- 20 kleding op de bewegende glasband (4, 23) en voor het uitzenden van signalen, die automatisch de toevoer van warmte naar het glas in de verwarmingszone regelen.
27. Werkwijze voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding op een juist gevormde 25 band van glas, hoofdzakelijk als hier beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekening.
28. Werkwijze volgens conclusie 1, en in hoofdzaak volgens een der voorbeelden.
29. Inrichting, te gebruiken voor het bekle- '30 den van een juist gevormde band van heet glas gedurende transport daarvan vanuit een vlakglasvormingsinstallatie, hoofdzakelijk als hier beschreven met verwijzing naar en als toe-gelicht in de bijgaande tekening. 61 02 9 77
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
GB8020166 | 1980-06-20 | ||
GB8020166 | 1980-06-20 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8102977A true NL8102977A (nl) | 1982-01-18 |
Family
ID=10514189
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8102977A NL8102977A (nl) | 1980-06-20 | 1981-06-19 | Werkwijze en inrichting voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding. |
Country Status (12)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4414015A (nl) |
JP (1) | JPS5734050A (nl) |
BE (1) | BE889216A (nl) |
CA (1) | CA1172046A (nl) |
DE (1) | DE3123693A1 (nl) |
DK (1) | DK272781A (nl) |
ES (2) | ES8207491A1 (nl) |
FR (1) | FR2484992B1 (nl) |
IT (1) | IT1144219B (nl) |
LU (1) | LU83446A1 (nl) |
NL (1) | NL8102977A (nl) |
SE (1) | SE452977B (nl) |
Families Citing this family (19)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH640571A5 (fr) * | 1981-03-06 | 1984-01-13 | Battelle Memorial Institute | Procede et dispositif pour deposer sur un substrat une couche de matiere minerale. |
GB2143518B (en) * | 1983-05-13 | 1986-10-22 | Glaverbel | Thermal conditioning of hot glass ribbon prior to coating with metal or metal oxide |
GB2139612B (en) * | 1983-05-13 | 1987-03-11 | Glaverbel | Coating a hot vitreous substrate |
GB2142621B (en) * | 1983-06-17 | 1987-03-18 | Glaverbel | Coating hot glass with metals or metal compounds especially oxides |
GB2185249B (en) * | 1985-12-20 | 1989-10-18 | Glaverbel | Apparatus for and process of coating glass |
GB8531424D0 (en) * | 1985-12-20 | 1986-02-05 | Glaverbel | Coating glass |
GB2187184B (en) * | 1985-12-20 | 1989-10-11 | Glaverbel | Process and apparatus for pyrolytically coating glass |
US4853257A (en) * | 1987-09-30 | 1989-08-01 | Ppg Industries, Inc. | Chemical vapor deposition of tin oxide on float glass in the tin bath |
US5178911A (en) * | 1989-11-30 | 1993-01-12 | The President And Fellows Of Harvard College | Process for chemical vapor deposition of main group metal nitrides |
US5139825A (en) * | 1989-11-30 | 1992-08-18 | President And Fellows Of Harvard College | Process for chemical vapor deposition of transition metal nitrides |
FR2675139B1 (fr) * | 1991-04-09 | 1993-11-26 | Saint Gobain Vitrage Internal | Depot de couches pyrolysees a performances ameliorees et vitrage revetu d'une telle couche. |
US5213842A (en) * | 1991-07-18 | 1993-05-25 | Ford Motor Company | Method of improving the pyrolytic deposition rate of copper oxide film on a glass surface |
FR2738813B1 (fr) * | 1995-09-15 | 1997-10-17 | Saint Gobain Vitrage | Substrat a revetement photo-catalytique |
DE10233356B4 (de) * | 2002-07-23 | 2005-11-10 | Schott Ag | Verwendung von Strahlungs-Einrichtungen zur Bortenrückerwärmung eines Glasbandes bei der Herstellung von Flachglas |
FI20060288A0 (fi) * | 2006-03-27 | 2006-03-27 | Abr Innova Oy | Pinnoitusmenetelmä |
US20090214770A1 (en) * | 2008-02-21 | 2009-08-27 | Dilip Kumar Chatterjee | Conductive film formation during glass draw |
FI20080675A0 (fi) * | 2008-12-23 | 2008-12-23 | Beneq Oy | Lasinpinnoitusmenetelmä ja -laite |
CN101439925B (zh) * | 2008-12-25 | 2010-06-09 | 杭州蓝星新材料技术有限公司 | 浮法玻璃生产线退火窑a0区在线镀膜环境成套调节装置 |
FI20095651A0 (fi) * | 2009-06-10 | 2009-06-10 | Beneq Oy | Menetelmä ja laitteisto lasisubstraatin pinnoittamiseksi |
Family Cites Families (15)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3508899A (en) * | 1969-03-21 | 1970-04-28 | Ppg Industries Inc | Edge heating in annealing process |
US3679386A (en) * | 1969-06-30 | 1972-07-25 | Nippon Sheet Glass Co Ltd | Process and apparatus for forming a metal oxide coating on flat glass |
JPS4980119A (nl) * | 1972-12-06 | 1974-08-02 | ||
GB1452071A (en) * | 1973-08-13 | 1976-10-06 | Pilkington Brothers Ltd | Annealing of patterned glass |
US4022601A (en) * | 1975-06-02 | 1977-05-10 | Ppg Industries, Inc. | Method and apparatus for coating a glass substrate |
GB1516032A (en) * | 1976-04-13 | 1978-06-28 | Bfg Glassgroup | Coating of glass |
GB1523991A (en) * | 1976-04-13 | 1978-09-06 | Bfg Glassgroup | Coating of glass |
GB1524326A (en) * | 1976-04-13 | 1978-09-13 | Bfg Glassgroup | Coating of glass |
FR2377981A1 (fr) * | 1977-01-25 | 1978-08-18 | Ppg Industries Inc | Procede de revetement d'un support de verre et dispositif employe a cet effet |
JPS6048459B2 (ja) * | 1978-03-01 | 1985-10-28 | 日本板硝子株式会社 | 金属酸化物被膜を付着した帯状ガラスを製造する方法及び装置 |
FR2456715A1 (fr) * | 1979-05-16 | 1980-12-12 | Stein Surface | Procede de reglage de la temperature du verre dans une etenderie et etenderie pour la mise en oeuvre de ce procede |
JPS5637251A (en) * | 1979-08-31 | 1981-04-10 | Nippon Sheet Glass Co Ltd | Manufacture of covered glass |
IT1143300B (it) * | 1980-01-31 | 1986-10-22 | Bfg Glassgroup | Procedimento e dispositivo per ricoprire il vetro |
IT1143301B (it) * | 1980-01-31 | 1986-10-22 | Bfg Glassgroup | Procedimento e dispositivo per ricoprire il vetro |
DE3103191C2 (de) * | 1981-01-30 | 1986-12-04 | Agfa-Gevaert Ag, 5090 Leverkusen | Vorrichtung zum Trocknen von band- oder blattförmigem, fotografischem Material |
-
1981
- 1981-06-11 IT IT67806/81A patent/IT1144219B/it active
- 1981-06-15 ES ES503512A patent/ES8207491A1/es not_active Expired
- 1981-06-15 FR FR8111893A patent/FR2484992B1/fr not_active Expired
- 1981-06-15 BE BE1/10250A patent/BE889216A/fr not_active IP Right Cessation
- 1981-06-15 ES ES503513A patent/ES503513A0/es active Granted
- 1981-06-15 DE DE19813123693 patent/DE3123693A1/de active Granted
- 1981-06-16 JP JP9291081A patent/JPS5734050A/ja active Pending
- 1981-06-17 CA CA000379993A patent/CA1172046A/en not_active Expired
- 1981-06-17 SE SE8103810A patent/SE452977B/sv not_active IP Right Cessation
- 1981-06-18 US US06/275,048 patent/US4414015A/en not_active Expired - Fee Related
- 1981-06-19 LU LU83446A patent/LU83446A1/fr unknown
- 1981-06-19 DK DK272781A patent/DK272781A/da not_active Application Discontinuation
- 1981-06-19 NL NL8102977A patent/NL8102977A/nl not_active Application Discontinuation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
FR2484992A1 (fr) | 1981-12-24 |
BE889216A (fr) | 1981-12-15 |
JPS5734050A (en) | 1982-02-24 |
IT1144219B (it) | 1986-10-29 |
US4414015A (en) | 1983-11-08 |
ES8207493A1 (es) | 1982-10-01 |
DE3123693C2 (nl) | 1989-03-23 |
ES503512A0 (es) | 1982-10-01 |
LU83446A1 (fr) | 1981-10-29 |
SE8103810L (sv) | 1981-12-21 |
ES8207491A1 (es) | 1982-10-01 |
FR2484992B1 (fr) | 1985-09-06 |
SE452977B (sv) | 1988-01-04 |
DE3123693A1 (de) | 1982-02-11 |
IT8167806A0 (it) | 1981-06-11 |
DK272781A (da) | 1981-12-21 |
ES503513A0 (es) | 1982-10-01 |
CA1172046A (en) | 1984-08-07 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8102977A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het vormen van een metaal- of metaalverbindingbekleding. | |
US4125391A (en) | Process of forming a metal or metal compound coating on a face of a glass substrate and apparatus suitable for use in forming such coating | |
US4349371A (en) | Process for coating glass | |
NL8100461A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het bekleden van glas. | |
US4878934A (en) | Process and apparatus for coating glass | |
US5022905A (en) | Method and apparatus for coating glass | |
JP2565694B2 (ja) | ガラスを熱分解的に被覆する方法および装置 | |
CA1209805A (en) | Coating hot glass with metals or metal compounds, especially oxides | |
US4330318A (en) | Process for coating glass | |
JP2527542B2 (ja) | ガラスを被覆する装置および方法 | |
GB2078710A (en) | Forming a Metal or Metal Compound Coating on Thermally Homogenised Glass | |
US4349370A (en) | Process for coating glass | |
GB2068935A (en) | Coating hot glass with metals or metal compounds, especially oxides | |
CA1166525A (en) | Process and apparatus for coating glass | |
GB2068934A (en) | Coating hot glass with metals or metal compounds, especially oxides | |
GB2078213A (en) | Forming Uniform Multiconstituent Coatings on Glass | |
GB2068937A (en) | Coating hot glass with metals or metal compounds, especially oxides | |
GB2068936A (en) | Coating hot glass with metals or metal compounds, especially oxides |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BV | The patent application has lapsed | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |