NL8102687A - Brandstofinspuitinstallatie voor een ottomotor. - Google Patents

Description

-1- 21938/CV/tl * > * ·*

Korte Aanduiding: Brandstofinspuitinstallatie.voor een Ottomotor.

De uitvinding heeft betrekking op een brandstofinspuitinstallatie voor een Ottomotor met een mengselregelaar,welke een luchthoeveelheid-5 meter en een brandstofhoeveelheiddeler omvat.

Een brandstofinspuitinstallatie van deze soort is beschreven in "Technische Unterrichtung, Bezineinspritzung, K-Jetronic" Bestelnummer VDT-UBP 741/1 van Bosch.

Met de uitvinding wordt beoogd een brandstofinspuitinstalltie te 10 verkrijgen,welke op eenvoudige wijze omgeschakeld kan worden van benzine-bedrijf op gasbedrijf en de daartoe noodzakelijke constructieve maatregelen voor te stellen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de installatie van benzinebedrijf op gasbedrijf om te schakelen is en daarbij de stuw-15 schijf van de luchtheeveelheidmeter geopend en in deze toestand geblokkeerd wordt.

Aangezien in het motorvoertuig onderdruk aanwezig is zal deze als hulpmiddel voor de omschakeling benut worden. Dit geschiedt doelmatig daardoor,dat het openen en blokkeren van de stuwschijf van de luchthoe-20 veelheidmeter wordt uitgevoerd door een stuurstift,welke met behulp van onderdrukelementen tegen een stuurhefhoom geschoven wordt.Doelmatig wordt als onderdrukelement een dubbel werkend onderdrukelement toegepast, dat enerzijds door de uit de zuigbuis stammende onderdruk en anderzijds met de atmosferische druk te belasten is.

25 Overigens zouden ook onderdrukelementen toegepast kunnen worden,welke slechts eenzijdig met onderdruk tqbelasten zijn,terwijl voor het terugvoeren een veer of een electromagneet wordt toegepast.

Bij het dubbelwerkende onderdrukelement kunnen twee leidingen worden aangesloten,die vertakt met twee evenwijdig aan elkaar geschakelde 30 kleppen,een vier/tweewegklep en een drie/tweewegklep verbonden zijn. De eerste vier/tweewegklep kan daarbij de beide aansluitleidingen met "vacuum" en "atmosfeer" verbinden,terwijl de andere drie/tweewegklep de verbinding tot de "atmosfeer" en tot "gesloten" tot stand brengt. Deze kleppen worden zo geschakeld,dat bij het omschakelen van benzinebedrijf 35 op gasbedrijf de aansluitingen van de beide kleppen "vacuum" en "atmosfeer" resp. "atmosfeer" en "gesloten " telkens met elkaar verwisseld wor- 8102687 -2- 21938/CV/tl den. Met het oog op de mechanische hediening van de brandstofheeveelheid deler met het oog op de uitvinding kan de constructie zodanig uitgevoerd zijn,dat de de stuurhefboom toegekeerde kamer van het onderdrukelement bij benzinebedrijf met vacuum wordt belast,terwijl bij gasbecbijf de 5 andere kamer met vacuum wordt belast.Dit betekent,dat in het eerste geval een stuurstift,welke op een twee-armige stuurhefboom kan aangrijpen, daarvan zo ver wordt afgetrokken,dat de stuurhefboom ongehinderd stuurbe-wegingen volgens maatgeving van de regelingen van de mengselregelaar kan uitvoeren,terwijl in het andere geval de stuurstift tegen de stuurhef-10 boom wordt gedrukt,zodat deze tot aan een aanslag in een dergèlijke stad verzwenkt kan worden waarin de aan het stuurhefboomeinde zittende stuur-schijf de daarbij behorende luchttrechtervolkomen opent.

Bij minimale of zelfs ontbrekende zuigbuisdruk,zoals bijvoorbeeld bij vollastbedrijf, zou de noodzakelijkerwijs stabiele stand van het onder-15 druk^gemakkelijk labiel kunnen worden. Om dit te verhinderen wordt volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding in de leiding die van de van de stuurhefboom afgekeerde kamer naar de eeste vier/tweewegklep leidt, na de vertakking naar de andere drie/tweewegklep een terugslagklep aangebracht. Deze wordt met een zodanige bedieningsrichting ingezet,d± 20 deze bij het opwekken van vacuum de van de stuurhefboom afgekeerde kamer opent.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 toont schematisch een deel van een brandstofinspuitinstalla-25 tie volgens de uitvinding met een door een stuurhefboom teruggetrokken bedieningsstift bij benzinebedrijf van de desbetreffende motor.

Fig. 2 toont eveneens schematisch hetzelfde deel van de brandstof- inspuitinstallatie met de tegen de stuurhefboom vooruitgeschoven bedie- de ningsstift,welke daarmede^stuwschijf van de luchthoeveelheidmeter opent 30 en in deze stand vastlegt: voor het geval,dat de daarbij behorende motor met gas wordt bedreven.

Van de bekende brandstofinspuitinstallatie is in de schematische figuren een luchthoeveelheidmeter 1 met een tweearmige stuurhefboom 2 weergegeven,welke aan de ene zijde een de luchthoeveelheidmeter openende 35 en sluitende stuwschijf 3 draagt en met de andere hefboomarm een stuur-zuiger 4 van de hoeveelheiddeler bedient. Onder deze andere arm van de 81 0 2 6 8 7

' V

-3- 21938/CV/tl > stuurhefboom 2 is een dubbelwerkend onderdrukelement 5 met een stuur-stift 6 aangebracht,welke op de andere arm van de stuurhefboom 2 kan aangrijpen. Het onderdrukelement 5 omvat twee kamers 7 en 8,die naar keuze en onderling met onderdruk of atmosferische druk belast kunnen 5 worden. In fig.1 is weergegeven ,dat de in de figuur bovenste kamer 7, welke de stuurhefboom 2 toegekeerd is,iet onderdruk is belast indien de van de stuurhefboom 2 afgekeerde kamer 8 met de atmosferische druk is belast. Daardoor wordt de stuurstift 6 van de stuurhefboom 2 afgetrokken, zodat deze,zoals bij benzinebedrijf noodzakelijk is,in het aangebrachte 10 zwenkgebied van met het oog op de luchthoeveelheidmeter geheel geopend tot geheel gesloten verzwenkt kan worden.

In fig.2 is de de stuurhefboom 2 toegekeerde kamer 7 met atmosferische druk en de van de stuurhefboom 2 afgekeerde kamer 8 met onderdruk belast.Daardoor wordt de stuurstift 6 tegen de stuurhefboom 2 vooruitge-15 schoven ,zodat deze in zijn ene uiterste stand verzwenkt en daar vastgehouden wordt waarin de stuurschijf 3 met het oog op de luchthoeveelheidmeter 1 geheel geopend is. Deze stand van de stuurhefboom en van de stuurschijf is noodzakelijk indien de daarbij behorende motor met gas moet worden bedreven.

20 Voor het omschakelen van het onderdrukelement 5 worden nu twee kleppen,een vier/tweewegklep 9 en een drie/tweewegklep 10 toegepast.

Van de uitgangsleidingen 11 en 12 is de uitgangsleiding 11 met vacuum en de uitgangsleiding 12 met de atmosfeer verbonden. Bij de drie/tweewegklep 10 zijn daarentegen beide uitgangsleidingen 13 en 14 met de 25 atmosfeer verbonden. De telkens beide andere aansluitingen van de kleppen 9 en 10 zijn met leidingen 15 tot 18 Verbonden. Van deze leidt de leiding 15 naar de kamer 7 en de leiding 16 naar de kamer 8,terwijl de leiding 17 met de leiding 16 en de leiding 18 met de leiding 15 zijn verbonden. In de van de kamer 8 naar de vier/tweewegklep 9 leidende 30 leiding 16 is na de aftakking 20 van de leiding 16 in het leidingsge-deelte 16a een terugslagklep 19 geplaatst,welke dan geopend wordt,indien in het de klep 9 toegekeerde leidinggedeelte 16a een geringere druk heerst dan in het andere leidinggedeelte 16b welke de kamer 8 van het onderdrukelement 5 is toegekeerd.

35 Bij normaal bedrijf ,dat wil zeggen indien de desbireffende motor met benzine werkt,is de vier/tweewegklep 9,zoals in fig.1 is weergegeven, 8102687 * V v -4- 21938/CV/tl » zo geschakeld,dat zuigbuisonderdruk via de leiding 11 en de leiding 15 de kamer 7 van het onderdrukelement 5 belast. De terugslagklep 19 is gesloten en de kamer 8 is via de leiding 16b,de leiding 17 en de drie/ tweewegklep 10 met de atmosfeer verbonden. Bij deze belasting van het 5 onderdrukelement 5 wordt de stuurstift 6 van de tweearmige stuurhefboom 2 teruggetrokken,zodat de luchthoeveelheidmeter 1 ongehinderd op de stuurzuiger van de hoeveelheiddeler kan inwerken.

Bij gasbedrijf worden nu de beide kleppen 9 en 10 in de in fig.2 weergegeven stand omgeschakeld. Daardoor wordt met behulp van de klep 9 10 de zuigbuisonderdruk . via de leiding 16 aan de kamer 8 van het onderdrukelement 5 gelegd,waarbij de terugslagklep 19 is geopend. De leiding 17 is door de drie/tweewegklep 10 afgesloten en de kamer 7 is via de leidingen 15 en 18 via de kleppen 9 en 10 met de atmoieer verbonden. Daardoor wordt de stuurstift 6 tegen de stuurhefboom 2 vooruitgeschoven 15 en legt deze in de in fig.2 weergegeven geopende stand van de stuwschijf 3 vast. Daarmede is de luchthoeveelheidmeter voor de duur van het gasbedrijf geheel geopend.

De terugslagklep 19 verhindert een labiel worden in gebieden van minimale of ontbrekende zuigbuisonderdruk ,zoals bijvoorbeeld bij vol-20 lasbedrijf. Aanvullend is daardoor uitgesloten dat bij zogenaamd "Backfiring" van de motor de stuurstift 6 wordt teruggetrokken,hetgeen een sluiten van de luchthoeveelheidmeter en een beschadiging daarvan tot gevolg zou kunnen hebben.

25 8102687

Claims (8)

1. Brandstofinspuitinstallatie voor een Ottomotor met een mengselre-gelaar,welke een luchthoeveelheidmeter en een brandstofhoeveelheiddeler omvat,met het kenmerk,dat de installatie om te schakelen is van benzine-bedrijf op gasbedrijf en daarbij de stuurschijf (3) van de luchthoeveelheid- 5 meter (1) geopend en in deze stand geblokkeerd wordt.

2. Installatie volgens conclusie l,met het kenmerk,dat het openen en blokkeren van de stuwschijf (3) van de lu chthoeveelheidmeter (1) door een met behulp van een onderdrukelement (5) tegen een stuurhefboom (2) geschoven stuurstift (6) wordt uitgevoerd.

3. Installatie volgens conclusie 1 of 2,met een dubbelwerkend onder drukelement (5) dat enerzijds door uit de zuigbuis stammende onderdruk en anderzijds met de atmosferische druk te belasten is.

4. Installatie volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat aan het onderdrukelement (5) twee leidingen (15,16) zijn aangesloten,welke vertakt met 15 twee parallel aan elkaar geschakelde kleppen, een vier/tweewegklep (9) en een drie/tweewegklep (10) zijn verbonden.

5. Installatie volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat de eerste vier/tweewegklep (9) de verbinding van twee aansluitleidingen (15,16) met "vacuum" (11) en "atmosfeer " (12) en de andere drie/tweewegklep (9) 20 de verbinding van twee aansluitleidingen (17,18) met de "atmosfeer" (13, 14. en tot "gesloten" tot stand brengt.

6. Installatie volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat bij het omschakelen van benzinebedrijf op gasbedrijf de aansluitingen van de beide kleppen (9,10) "vacuum" (11) en "atmosfeer" (12) resp. "atmosfeer" (13,14) 25 en "gesloten" telkens met elkaar verwisseld worden.

7. Installatie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de de stuurhefboom (2) toegekeerde kamer (7) van het onderdrukelement (5) bij benzinebedrijf met vacuum (11) wordt belast,bij gasbedrijf daarentegen de andere kamer (8).

8. Installatie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat in de leiding (16) welke van de van de stuurhefboom (2) afgekeerde kamer (8) naar de eerste vier/tweewegklep (9) leidt na de vertakking (20) tot de andere drie/tweewegklep (10) een terugslagklep (19) is aangebracht, welke bij het onder vacuum brengen de door de stuurhefboom (2) afgekeerde 35 kamer (8) opent. 8102687