NL8101838A - Verpakkingsinrichting. - Google Patents

Description

* f 't vo 1801 -1-

Verpakkiigs inrichting.

Tronmelvormige rotorsamenstellen van de soort, zoals hier algemeen beschreven, zijn van het type zoals geopenbaard in de Amerikaanse octroorschriften 3.816.968 of 4.070.571. Zij omvatten een aantal klauw-stations, velke in cmtreksrichting uiteen aangebracht zijn rondom spaakwielen, 5 die de zij dimensies van het tronmelvormige rotorsamenstel vormen.

Elk klauw-station omvat ten minste êên strek-klauv, velke buitenwaarts ten opzichte van de hartlijn van de inrichting beweegbaar is. De configuratie van die klauw is zodanig, dat deze vingers of klauvelementen omvat van in hoofdzaak gebogen vorm, welke in vorm corresponderend tot 10 aangrijping komen rondom een houder, nadat de drager gestrekt is, waardoor die drager over en..onder de randgedeelten van de houder gesnapt kan worden.

De draagstrook is van betrekkelijk dunne, platte configuratie met daarin gevormd het aantal container cmgevende banden. De buitenste band 15 van de draagstrook moet worden vervormd tot in een stand, die in hoofdzaak 90° verdraaid is ten opzichte van het vlak van de draagstrook cm op de juiste wijze passend gelegd te kunnen worden cm de strek-vinger-organen voor het vervolgens associëren met de houders.

Bij de tot dusverre bekende inrichtingen van bovenvermeld type 20 omvat een drager-geleidings- en vormstation verdraaiend werkzame lijsten, welk de buitenband van de draagstrook in de gewenste, juiste oriëntering buigen voor associatie met de continu bewegende stellen klauw-stations.

Zo laten bij voorbeeld de inrichtingen volgens de Amerikaanse octrooi-schriften 3.775*935 en 3-959-9^9 een geleidingssamenstel zien, dat een 25 tweetal in zijwaartse richting uiteengeplaatste, dragers vormende lijsten omvat, welke naast elkaar geplaatste oppervlakken bevatten, die geassocieerd zijn cm en onder de zijrandbereiken van de draagstrook. Een eerste gedeelte van de raadverdraaiingslijsten bij de bekende geleidingssamen-stellen brengt de naast elkaar geplaatste oppervlakken van de lijsten 30 in een vlakke toestand evenwijdig aan de strook. Een tweede gedeelte van die oppervlakken vervormt geleidelijk de zijranden van de strook, door de naast elkaar geplaatste platte lijsten in een stand 90° verdraaid ten opzichte van de eerste stand te buigen, zodat de draagstrook in confcme- 8101838 ~ % % -2- rende betrekking tot de klauwen gedwongen wordt door buiging van de buitenranden over 90° ten opzichte van de rest van de strook.

Wanneer de drager aldus in deze vervormde toestand is gebracht, wordt hij geassocieerd met de klauwen, die continu bewegen onder de ge-5 leiding sber eiken.

In tegenstelling met de in het voorgaande genoemde, tot dusverre bekende inrichtingen voor het vormen van multi-verpakkingen en werkwijzen voor het aanbrengen van een strook van dragervoorzieningen, omvat de inrichting en werkwijze volgens de onderhavige aanvrage een bijzonder 10 klauwconfiguratie, welke samenwerkt met eenvoudige rechte vormlijsten voor het positief en doeltreffend vervormen van de buitenste zijbanden van de strook tot in de gewenste, voor het realiseren van verpakkingen vereiste configuratie op de klauwen.

. Elk van de klauw-stations omvat een tweetal klauwen, welke zijn 15 ingericht om zijwaarts van de trammel ten opzichte van elkaar te bewegen, waarbij elk tweetal dragerstrekvingers omvat en een oploopconstructie, welke zich opzij buitenwaarts van elk van die strek-vingermiddelen uitstrekt. Het geleidingssamenstel voor het opnemen van een continue drager-strook en voor de toevoer daarvan aan een continu roterende trommel is 20 in vele opzichten soortgelijk aan het geleidingsstel van de tot dusverre bekende uitvoeringen, evenwel met êén belangrijk verschil: De verdraaiings-lijsten voor het vervormen van de buitenranden van de strook, resulterend in omzetting over een hoek van 90° ten opzichte van de rest van de strook voorafgaande aan de associatie met de trommel, komen overeenkomstig 25 de onderhavige uitvinding te vervallen. Een eenvoudigere, efficientere en positieve configuratie voor het vervormen van de band volgens de uitvinding omvat in hoofdzaak rechte insteek- of aandrukli j sten, welke samenwerken met de speciale configuratie van elk van de klauwen, om de buitenrand van de strook om omlaag te dwingen ten opzichte van de rest 30 van de strook en tegen het oploopgedeelte van de klauw, waardoor een verdraaiing van de buitenband van de strook teweeggebracht wordt. Aldus wordt, naarmate de drager aan de trommel wordt toegevoerd, elk buitenste randbereik geleidelijk omlaag gedwongen in een verdieping en afzonderlijk verdraaid door de samenwerking van het oploopgedeelte en de insteek-35 of aandruklijst.

Een verder aspect overeenkomstig de uitvinding bestaat in toepassing van uiteengelegen strekvingers, welke gezamenlijk algemeen conformeren aan de gebogen configuratie van de houders, doch een grotere straal 8101838 -3- r ► dan die houders hebben. Deze grotere straal zorgt voor voldoende speling tussen de klauwen van houders, wanneer zij met hoge snelheden ten opzichte van elkaar bewogen worden, en zorgt aldus voor toleranties in de anders in hoge mate kritische regeling-in-de-tijd, welke nodig is 5 tussen de trommel en te verpakken houders.

Aldus bestaat een hoofdoogmerk volgens de uitvinding in het verschaffen van een vereenvoudigde inrichting voor het positief vervozmen van .de zijrand banden van de draagstrook tot op de strekoppervlakken van de bijbehorende klauw-stations.

10 Verdere oogmerken en bijzonderheden overeenkomstig de uitvinding zullen thans nader blijken uit de hieronder volgende, gedetailleerde beschrijving van een in' de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 is een gedeeltelijk zijaanzicht van een inrichting volgens . de uitvinding; 15 fig. 2 is een gedeeltelijk zijaanzicht, op vergrote schaal, van het geleidingsgedeelte van de inrichting, volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 is een bovenaanzicht, op vergrote schaal, van een klauw-station zoals toegepast overeenkomstig de uitvinding; 20 fig. U is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht van het geleidings- gedeelte van de inrichting, volgens de lijn IV-IV In fig. 2; fig. 5 is een gedeeltelijk bovenaanzicht volgens de lijn 7-V in fig. 1 van een verpakking-vomend station volgens de uitvinding.

’ Een complete inrichting voor het samenvoegen van houders en dragers 25 van de bovenvermelde soort, behoeft hier niet nader te worden beschreven. Voor een gedetailleerde beschrijving van een dergelijke inrichting wordt echter verwezen naar het Amerikaanse octrooischrift 3.775«935 en de Amerikaanse octrooiaanvrage 59.019» welke algemeen een trommel-type tonen voor een inrichting, die bestemd is voor het continu aanbrengen 30 van stroken-zonder-einde veerkrachtig plastie-houderverpakkingsmateriaal op een aantal reeksen van houders.

Een voor de onderhavige uitvinding typerende inrichting voor het aanbrengen van verpakkingen van het trcmmeltype, zoals algemeen in fig. 1 met het verwijzingscijfer 10 aangegeven cmvat een trommelsamen-35 stel 12, roterende cm een vaste as 2k. Zoals nader blijkt uit de in het voorgaande genoemde octrooischriften en de hieronder volgende beschrijving bevat elke tranmel een aantal klauw-stations, welke in cmtreks- 8101838 * f -inrichting rond de trommelcmtrek in omtreksrichting uiteen aangebracht zijn. Een draagstrook 11, welke een aantal van elkaar te scheiden draag-voorzieningen 'omvat, welke elk een zich in langsrichting uit strekkende reeks van dwars geplaatste rijen houder-cmvattings-banden omvatten, 5 wordt continu toegevoerd vanuit een haspelinrichting 1 i+ tot in een ge-leidings- en vormgedeelte 5 ter plaatse van het intreebereik van het trcmmelsamenstel.

Zoals typerend is voor een inrichting van de onderhavige soort, roteeert het tranmelsamenstel 12 in pijlrichting A volgens fig. 1, 10 terwijl het aantal reeksen houders continu wordt Voortbewogen op de transporteur 18 in pijlrichting B tot in het gebied van de inrichting waar de verpakking tot stand komt rechtstreeks onder de tranmel 12. Aldus resulteert een aantal afzonderlijke houders 60, welke in een aantal zijwaartse richting uitgelijnde reeksen voortbewogen worden, in een 15 verpakking 61, welke de houders cmvat en een veerkrachtige houderamvat-tingsband-voorziening 62, welke geplaatst is onder de randen van de houder.

Evenals het geval is bij verpakkingsaanbrenginrichtingen van bovenvermeld type, cmvat de inrichting volgens de uitvinding ook klauw-20 stations 26, die elk een tweetal tegenoverelkaargelegen klauw-elementen 38 bevatten. Elk klauw-element 38 is aldus ingericht om te worden ingezet in respectieve openingen in de draagstrook, zodat deze begrenzend kernen •aan te liggen tegen de binnenrand van de in zijwaartse richting buitenste ' banden van de strook om die strook in zijwaartse richting te strekken 25 door beweging van een van de of beide klauw-elementen 38. Bij het weergegeven voorkeursuitvoeringsvoorbeeld is slechts een van die klauw-elementen 28 ingericht cm ten opzichte van de trommel te bewegen, terwijl het tegenovergelegen klauw-element 30 is ingericht om ten opzichte van de trommel te worden bevestigd.

30 Een tweetal in zijwaartse richting uiteengeplaatste, van speken voorziene elementen 20, 22 is zodanig bevestigd, dat zij roteren om de as 2h met daaraan bevestigd de bijbehorende klauw-stations. Het vaste klauw-element 30 is aldus bevestigd aan het van spaken voorziene element 20, terwijl het beweegbare klauw-station 28 aan het van spaken voorziene 35 element 22 gemonteerd is. Dit vaste en stationaire klauw-station staat nader gedetailleerd beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 59.019 en maakt op zichzelf géén deel uit van de hier beschreven uitvinding.

8101838 * t r -5-

De onderhavige uitvinding, is evenwel gericht op een verbetering in de configuratie van de klauw-elementen op zichzelf en de wisselwerking van die verbeterde kiauw-configuratie met vornmiddelen voor het op efficiënte wijze buigen van de buitenbanden van de draagstrook tot in de 5 juiste betrekking tot de strekkend werkzame klanw-elementen.

Zo is met name de verbetering, waar de onderhavige uitvinding betrekking op heeft, gericht op het geleidingsbereik 15 van de inrichting. Elke vaste klauw omvat een tweetal uiteengelegen vingerelementen ^0, welke bij voorkeur in een gebogen configuratie liggen. Elk klauw-10 element 38 omvat voorts een oploopelement b2, dat zich omhoog en buitenwaarts vanuit de basis van de klauw uitstrekt, zodat een bakvormig gedeelte wordt gevormd tussen het buitenste bereik van de vingers ^0 en het qploopgedeelte zelf. Een geleidingsinrichting 3^ is bevestigd aan de buitenomtrek van het, van spaken voorziene element 22 met daarin ge-15 vormde doorgangen, waardoor vrije glijbeweging van staaf elementen 32 mogelijk wordt, welke bevestigd zijn aan de beweegbare klauw 38.

De andere uiteinden van de staven 32 zijn bevestigd aan een nokvolgor-gaan 36 en een nokvolgdrager 35s welke geassocieerd is met een nokken-baan, zoals algemeen geopenbaard in de hierboven genoemde publicaties be-20 treffende de stand van de techniek. Wanneer en naarmate de trommel in de fig. 1 aangegeven pijlrichting A roteert worden de klauw-stations naar opzij en buitenwaarts ten opzichte van elkaar geleidelijk geopend door de nokkenbaan en de nokvolginrichting, zodat de draagstrook progressief in zijwaartse richting gestrekt wordt.

25 Om nu te verzekeren, dat de houderopneembanden van de drager de juiste stand innemen, is het van belang, dat de buitenbandbereiken 6b van de draagstrook over een hoek van 90° vanuit het vlak van de strook vervormd of verdraaid worden. Deze vervorming van de draagstrook wordt positief op effectieve en efficiënte wijze teweeg gebracht door samen-30 werking van de oploopelement en b2 aan elk van de klauw-stations en vorm-staven 50, welke met wigwerking de buitenbanden 6b dwingen in een conformerende betrekking ten opzichte van de hellende oploopgedeelten b2.

Elk afzonderlijk klauw-station werkt samen met een eenvoudige, rechte staaf voor het vervormen of verdraaien van de buitenbanden.

35 De draagstrook 11 wordt toegevoerd tot in het geleidingssysteem, dat een algemeen U-vormig band- of schoteldeel bb cmvat met een dek- of neerhoudplaat b6. Dit gedeelte van het geleidingssysteem volgens de 8101833 r V , ' -6- ' ' " ~.........~ uitvinding is soortgelijk aan- dat bij de inrichtingen volgens de stand van de techniek, evenwel in tegenstelling met die bekende inrichtingen met dien verstande, dat de strook uittreedt vanuit dit aanvankelijke geleidingssysteem' en tot in een secundair vormingsgeleidingssysteem, 5 dat werkzaam is in samenwerking met elk afzonderlijk station, dat er onder beweegt.

Dit secundaire geleidingsgedeelte cmvat stationaire zijlijst-verlengstukken 1+8, welke kunnen worden bevestigd aan de zijlijsten van het U-vormige, bakgedeelte, en welke op hun beurt een tweetal in zij-10 waartse richting uiteengelegen dragerbandvervormingsstaven 50 dragen.

Elk van deze vervormingsstaven is in hoofdzaak recht en bevindt zich binnenwaarts op afstand van de belendende steunstaven 1+8, zodat zij rechtstreeks uitgelijnd zijn met de bewegingsbaan van de er onder roterende klauw-stations.

15 Zo ..zal met name bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de meest linkse vomstaaf 50 volgens fig. 2 rechtstreeks evenwijdig verlopen aan het vlak van het spakenelement 20 en rechtstreeks uitgelijnd zijn met de open ruimte of verdieping, welke gevormd is buiten de vingers 1*0 door het oploopgedeelte 1*2.

20 Evenzo is de meest rechtse vormlijst 50 rechtstreeks uitgelijnd met de bewegingsbaan van de bewegende klauwen 28. Opgemerkt moet echter worden, dat naar gelang van de mate van beweging van de bewegende _ klauwen 28 vanuit hun respectieve stationaire klauw 30 de meest rechtse vormlijst 50 'onder een -’in de tekening niet-weergegeven - scherpe hoek 25 kan verlopen ten opzichte van het rotatievlak van de trommel, zodat die meest rechtse vormstaaf rechtstreeks de baan van de oploopgedeel-ten 1+2 kan volgen.

Teneinde stabiele werking te verzekeren, is een onderste steun-plaat 5l+ ingericht welke zich uitkragend uitstrekt vanuit het bord-30 of schakeldeel 1+1+, terwijl een aantal neerhoudvingers 52 ingericht is om de opwaartse beweging van de draagstrook ten opzichte van de steun-plaat 51+ tegen te houden, grotendeels op de wijze, als de neerhoud-plaat 1+6 ten opzichte van het bord- of schakeldeel^er plaatse van het eerste deel van het geleidingssysteem volgens de uitvinding werk-35 zaam is.

Bij de werking van de inrichting wordt derhalve, zoals nader blijkt uit fig. 1+, de draagstrook toegevoerd vanuit het eerste geleidings- 8101838 ί i' S ' ' ‘ * * ........... .....- — ........" " ~’ -7- gedeelte, zodat de "buitenste band 6k rechtstreeks over de klauw-sta-tions 28, 30 kcmt te, liggen, en meer in het bijzonder uitgelijnd zijn met de oploopgedeelten b2, waardoor de vormstaven 50 in zijwaartse richting binnenwaarts afstand houden van het bovenste uiteinde van de 5 oploopgedeelten b2 evenals ook het uiterste zijuiteinde van de stroken. Wanneer en naarmate de strook en de klanw-stations in de rotatierichting van de trommel bewogen worden, neemt de döérdringdiepte van de vormstaven 50 geleidelijk toe, zodat het binnentreden hiervan in de verdieping, welke wordt gevormd tussen het oploopgedeelte k2 en de vingers UO, 10 toeneemt waardoor de zijranden 6U zorgvuldig en stevig vervormd worden op de wijze, zoals weergegeven in fig. b. Aldus nemen wanneer en naarmate de strekeleaenten- of vingers Uo langzaam zijwaarts ten opzichte van elkaar worden verplaatst, de zijbanden een geschikte stand in voor het aanbrengen en het verder strekken van de draagstrook.

15

Een verder belangrijk aspect volgens de uitvinding bestaat is de straal van de boog, waarop de voimvingers ^0 liggen. Bij de tot dusverre bekende inrichtingen conformeerde de straal van de drager-strek-klauwen in het algemeen aan de straal van de houders of de houderrand. Overeenkomstig de uitvinding is echter gevonden, dat een iets vergrote straal 20 voor de klanw-vingers bO ten opzichte van de houders tot betere resultaten leidt. Deze betrekking blijkt schematisch uit fig. 5.

Ofschoon in de tekening niet weergegeven ligt het binnen het kader van de uitvinding vormvingers 40 toe te passen, welke recht zijn of in een gemeenschappelijk vlak liggen, in plaats van de algemeen 25 gebogen configuratie of stampe-hoekconfiguratie, welke uit de bij de onderhavige aanvrage behorende tekening blijkt. Met de vergrote straal voor de vormvingers ^0, alsmede mogelijkerwijs een afname in de totale lengte L, wordt zeer potentiële speling verkregen tussen de roterende klauwen en de bewegende houders. Bij het werken met grote snelheden is 30 de bewegingsafloop-in-de-tijd en zijnde toleranties van belang, en door het vergrote speling potentieel wordt het bereiken van een hoge mate van efficiency bevorderd.

Uitdrukkelijk wordt gestipuleerd, dat de voorgaande beschrijving slechts een uitvoeringsvoorbeeld betreft en dat de bescherming zich 35 uiteraard mede uitstrekt tot varianten en wijzigingen, welke ten opzichte van het weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoerings-voorbeeld door een deskundig op het onderhavige gebied kunnen worden 'toegepast.

8101838

Claims (5)

1. Inrichting voor het samenvoegen van een aantal houders tot verpakkingen met gebruikmaking van een dragervoorraad veerkrachtig plastic materiaal, voorzien van een zich in langsrichting uitstrekkende reeksen dwars geplaatste rijen houderamvattingsbanden, welke ingericht zijn om 5 in dwarsrichting te worden gestrekt cm te worden aangebracht op opeenvolgende rijen van een aantal reeksen van die houders, waarbij is voorzien in een roterend trommelsamenstel voor het opnemen van de dragervoorraad, voor het in zijwaartse richting strekken en voor het aanbrengen van die dragervoorraad aan de houders, welk trammelsamenstel een 10 tweetal spaakwielen omvat, welke onderling evenwijdig, op afstand van elkaar opgesteld staan voor rotatiebeweging om een horizontale as boven het aantal reeksen houders, waarbij een aantal klauw-stations is gemonteerd evenwijdig naast elkaar in omtreksrichting rondom het trommel-samenstel, waarvan elk klauw-station een tweetal tegenoverelkaar gelegen 15 dragerstrek- en. bandvoimende klauwen omvat, die elke in zijwaartse richting binnenste en buitenste gedeelten bevatten, waarvan het binnenste gedeelte omhoog reikende vingenniddelen bevat voor associatie met de binnenomtrek van elke in zijwaartse richting buitenste band in de reeks houderamvattende banden voor het in zijwaartse richting strekken van de 20 dragervoorraad, en elk buitenste gedeelte oploopniddelen bevat, welke zich omhoog en buitenwaarts vanuit de basis van de vingermiddelen uit- · / strekken, en'-de'bovenste b'ereiken van de binnen-' en buitengedeelten een bepaalde, beperkte afstand uiteen liggen, zodat de buitenste band wordt verdraaid naarmate deze geassocieerd.eordt met elke klauw tussen binnenste 25 en buitenste gedeelten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke klauw een tweetal op afstand uit een overeind staande vingers omvat, waarbij de oploopmiddelen zich rechtstreeks grenzend aan en opzij tegenover de ruimte tussen de vingers bevinden.

3. Inrichting volgens .conclusie 1, met het kenmerk, dat de vingermiddelen in hoofdzaak gebogen uitgevoerd zijn. U. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vingermiddelen een tweetal op afstand uiteen overeind staande vingers omvatten, welke vingers elk gebogen van vorm zijn en zich bevinden langs een 35 boog van een cirkel van bepaalde diameter, welke bepaalde diameter groter 8101838 # — 2 t -9-- is, daiL de diameter van de houder in het "bereik van veerkrachtige associatie met de houdercmvattingsband.

5. Inrichting volgens conclusie 1, voorzien van dragervoorraadgelei-dingsmiddelen, welke aangebracht zijn boven een segment van de ontrek 5 van de roterende trommel, grenzend aan en in hoofdzaak rechtstreeks volgend op dat gedeelte van de trommel, dat aanvankelijk de dragervoor-raad opneemt, welke geleidingsmiddelen een tweetal in zijwaartse richting uiteengelegen staven omvatten van beperkte dikte, welke staven zijn ingericht om te worden uitgelijnd met een tweetal tegenoverelkaazgelegen 10 dragerstrek- en bandvoimklauwen, met elke staaf zodanig geplaatst, dat zijn dikte-afmeting volledig beperkt is binnen de vaste, beperkte afstand, welke wordt bepaald door de bovenste bereiken van de binnenste en buitenste gedeelten, terwijl de geleidingsmiddelen voorts zijn ingericht cm in af stand te variëren tussen de onderrand van de staaf en de klauwen met 15 een intreebereik, dat in opwaartse richting enigszins afstand houdt van de bovenste bereiken van de klauwen tot een uittreebereik, waarin de onderrand van de staaf in neerwaartse richting afstand houdt van de bovenste bereiken en binnen de verdieping, welke wordt gevormd tussen de binnenste en buitenste gedeelten, zodat de buitenste band in hoofdzaak 20 over een hoek van 90° vanuit zijn oorspronkelijke toestand wordt verdraaid.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat althans het aantal klauw-stations, dat is geassocieerd met één van de genoemde twee spaakwielen, zodanig is aangebracht dat zij lineair heen en weer kunnen 25 bewegen in richtingen in hoofdzaak evenwijdig naar de horizontale as, terwijl de staaf, welke geassocieerd is met de beweegbare klauw-stations buitenwaarts divergeren cm uitgelijnd te blijven boven de klauw, wanneer zij roteren en buitenwaarts bewegen. 8101838