NL8101110A - Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet - Google Patents

Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet Download PDF

Info

Publication number
NL8101110A
NL8101110A NL8101110A NL8101110A NL8101110A NL 8101110 A NL8101110 A NL 8101110A NL 8101110 A NL8101110 A NL 8101110A NL 8101110 A NL8101110 A NL 8101110A NL 8101110 A NL8101110 A NL 8101110A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
outlet
inlet
coupled
coupling
Prior art date
Application number
NL8101110A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8101110A priority Critical patent/NL8101110A/en
Priority to DE19813150494 priority patent/DE3150494A1/en
Priority to EP81201387A priority patent/EP0055501A1/en
Priority to US06/333,334 priority patent/US4456039A/en
Priority to CA000392944A priority patent/CA1201418A/en
Priority to BR8108389A priority patent/BR8108389A/en
Priority to FR8124083A priority patent/FR2497621B1/en
Publication of NL8101110A publication Critical patent/NL8101110A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C23/00Distributing devices specially adapted for liquid manure or other fertilising liquid, including ammonia, e.g. transport tanks or sprinkling wagons
    • A01C23/04Distributing under pressure; Distributing mud; Adaptation of watering systems for fertilising-liquids

Abstract

The manure spreader has a hopper (1) with an inlet and outlet which are separated by a closure member. The hopper is filled by a feed tube (60) and a coupling device comprising grabs (48) connects the tube to the inlet (2) or connects a discharger (16) against the outlet. The coupling for the supply or discharge operations is pivoted about an axis which is transverse to the direction of travel of the spreader. The coupling is operated by a double-acting hydraulic piston and cylinder unit which has a piston rod cooperating with the control linkage of the grabs.

Description

* * . * C. van der Lely IT.Y·, Maasland "Inrichting voor het vervoeren en/of verspreiden van vloeistoffen"* *. * C. van der Lely IT.Y ·, Maasland "Device for transporting and / or distributing liquids"

De uitvinding heeft "betrekking op een inrichting voor het vervoeren en/of verspreiden van vloeistoffen, voorzien van een reservoir en een inlaat en uitlaat en voorzien van een afsluiter die zich tussen de inlaat resp.The invention relates to a device for transporting and / or distributing liquids, provided with a reservoir and an inlet and outlet and provided with a shut-off valve located between the inlet and the resp.

5 de uitlaat en het reservoir bevindt, welke inrichting een koppelinrichting bezit waarmede een toevoerleiding op de inlaat kan worden aangesloten en/of een verspreidinriehting bezit die met de uitlaat is te koppelen.5 contains the outlet and the reservoir, which device has a coupling device with which a supply line can be connected to the inlet and / or has a distribution device which can be coupled to the outlet.

Het is reeds voorgesteld om een dergelijke inrichting 10 automatisch met een toevoerleiding te koppelen omdat vooral bij bepaalde vloeistoffen zoals mengmest het koppelen van . de inrichting aan de toevoerleiding een bijzonder onaangename bezigheid is.It has already been proposed to automatically couple such a device 10 to a supply line, because in particular with certain liquids such as slurry the coupling of. the device on the supply line is a particularly unpleasant activity.

Het doel van de uitvinding is dit aankoppelen in 15 belangrijke mate te vereenvoudigen.The object of the invention is to simplify this coupling to a significant degree.

Volgens de uitvinding bezit de inrichting een stuurmechanisme dat vanaf de trekker bestuurbaar is, welk stuurmechanisme na bekrachtigd te zijn achtereenvolgens hetzij de koppelinrichting, hetzij het verspreidorgaaa bedient, 20 zodanig dat de toevoerleiding automatisch tegen de inlaat resp. het verspreidorgaaa automatisch tegen de uitlaat # van het reservoir wordt gedrukt of achtereenvolgens hetzij de koppelinrichting, hetzij het verspreidorgaaa bedient, zodanig dat de toevoerleiding automatisch tegen de inlaat 25 resp. het verspreidorgaaa automatisch tegen de uitlaat van het reservoir wordt gedrukt en vervolgens de afsluiter bedient, zodat deze wordt geopend, terwijl het stuurmechanisme na gebruik van de inrichting weer zodanig bediend kan worden, dat automatisch de afsluiter kan worden gesloten 30 en vervolgens hetzij door de koppelinrichting de toevoerleiding wordt ontkoppeld en/of het verspreidorgaaa automatisch van de uitlaat wordt verwijderd.According to the invention the device has a control mechanism which is controllable from the tractor, which control mechanism after being actuated successively actuates either the coupling device or the spreader, such that the supply line automatically touches the inlet or the inlet. the spreader is automatically pressed against the outlet # of the reservoir or successively actuates either the coupling device or the spreader, such that the supply line is automatically against the inlet 25, respectively. the spreader is automatically pressed against the outlet of the reservoir and then actuates the valve so that it is opened, while the steering mechanism can be operated again after use of the device, so that the valve can be closed automatically and then either by the coupling device the supply line is disconnected and / or the spreader is automatically removed from the outlet.

Met de uitvinding kunnen desgewenst verschillende voordelen worden bereikt zoals eenvoudiger aan- en 35 afkoppeling van een toevoerleiding en/of een verspreidorgaaa; het voorkomen van lekkage van vloeistof bij het aankoppelen, 8101 110 r i 2 het eenvoudiger manoeuvreren van de inrichting· Vooral wanneer de inrichting twee grijpers bezit die langs de uitlaatpijp kunnen bewegen is een eenvoudige aankoppeling van de toevoerleiding met de inlaatpijp bijzonder goed mogelijk.If desired, the invention can achieve various advantages, such as simpler coupling and uncoupling of a supply line and / or a spreading member; preventing leakage of liquid during coupling, 8101 110 r i 2 easier maneuvering of the device · Especially when the device has two grippers that can move along the exhaust pipe, a simple connection of the supply line with the inlet pipe is particularly possible.

5 Een ander voordeel is dat het gehele mechanisme dat gebruikt wordt voor het aankoppelen op elke nu reeds in de handel zijnde inrichting voor het vervoeren en verspreiden van vloeistoffen, ook wel mengmestverspreider genaamd, kan worden aangebracht.Another advantage is that the entire mechanism used for coupling can be mounted on any liquid transport and distribution device already on the market, also known as slurry spreaders.

10 De uitvinding omvat niet alleen de inrichting doch ook een mechanisme op zichzelf en ook die elementen die voor het goed functioneren van de inrichting nuttig zijn zoals de ondersteuning van de toevoerleiding, de aanwijs-inriehting en de toepassing van wielgeleiders nabij de 15 toevoerleiding.The invention comprises not only the device but also a mechanism per se and also those elements which are useful for the proper functioning of the device, such as the support of the supply line, the indication device and the use of wheel guides near the supply line.

De uitvinding zal nader worden toegelieht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.The invention will be further elucidated on the basis of an exemplary embodiment of the device according to the invention.

Eig. 1 is een zijaanzicht van een inrichting volgens 20 de uitvinding,Owner. 1 is a side view of a device according to the invention,

Eig. 2 geeft op vergrote schaal een aanzicht van een deel van de inrichting weer volgens fig. 1, gezien in de richting volgens de pijl II in fig. 1,Owner. 2 is an enlarged view of part of the device of FIG. 1, viewed in the direction of arrow II in FIG. 1,

Fig· 3 geeft, op een met fig. 2 overeenkomende schaal, 25 een aanzichbweer op delen van de inrichting gezien in de richting volgens de pijl III in fig. 1, waarbij twee delen op afstand van elkaar zijn aangebracht,Fig. 3 shows, on a scale corresponding to Fig. 2, a view of parts of the device viewed in the direction according to the arrow III in Fig. 1, in which two parts are arranged at a distance from each other,

Eig. 4 geeft op vergrote schaal een aanzicht van een deel van de inrichting weer gezien volgens de lijn IV - IV 30 in fig. 1,Owner. 4 is an enlarged view of part of the device taken along line IV-IV 30 in FIG. 1,

Eig. 5 geeft op vergrote schaal een zijaanzicht van een deel van de inrichting in een stand weer waarin een toevoerleiding aan de inrichting is gekoppeld,Owner. 5 is an enlarged side view of a portion of the device in a position in which a supply line is coupled to the device,

Eig. 6 geeft een met fig. 5 overeenkomend aanzicht 35 weer van hetzelfde deel van de inrichting als afgebeeld in fig. 5, waarbij echter het verspreidorgaan aan de inrichting is gekoppeld.Owner. 6 is a view similar to FIG. 5 of the same portion of the device as shown in FIG. 5, but the spreader is coupled to the device.

Eig. 7 is een ander uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, 8101110 * * i 3Owner. 7 is another embodiment of the device according to the invention, 8101110 * * i 3

Fig· 8 geeft op vergrote schaal een aanzicht weer van de aanwijzer, gezien in de richting volgens de pijl VIII in figuur 7,Fig.8 is an enlarged view of the pointer, viewed in the direction of the arrow VIII in Fig.7,

Fig. 9 is op vergrote schaal een zijaanzicht van een 5 deel van de inrichting volgens fig. 7, waarbij het koppel-orgaan en het verspreidorgaan in een andere stand zijn getekend dan in fig· 7>Fig. 9 is an enlarged side view of a portion of the device of FIG. 7, with the coupling member and the spreading member drawn in a different position than in FIG. 7>

Fig. 10 is een met fig. 9 overeenkomend aanzicht waarbij het verspreidorgaan en het koppelorgaan in weer een 10 andere stand zijn weergegeven,.Fig. 10 is a view similar to FIG. 9 showing the spreading member and the coupling member in yet another position.

Fig. 11 is op vergrote schaal een aanzicht volgens de pijl XI in fig. 7 van een deel van de inrichting ,Fig. 11 is an enlarged view along arrow XI in FIG. 7 of part of the device,

Fig. 12 is een aanzicht van een deel van het in * fig. 11 weergegeven gedeelte, gezien volgens de pijl XII.Fig. 12 is a view of a portion of the portion shown in FIG. 11, seen in the direction of arrow XII.

•J5 Fig. 13 geeft gedeeltelijk schematisch een zij aanzicht weer van een ander uitvoeringsvoorbeeld van een deel van de inrichting volgens fig. 7,J5 Fig. 13 is a partly schematic side view of another exemplary embodiment of a part of the device according to FIG. 7,

Fig. 14 geeft het met fig. 13 overeenkomend gedeelte van de inrichting in een ander uitvoeringsvoorbeeld 20 weer,Fig. 14 shows the part of the device corresponding to FIG. 13 in another exemplary embodiment 20,

Fig. 15 geeft op vergrote schaal een deel van het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 14 weer,Fig. 15 is an enlarged representation of part of the exemplary embodiment of FIG. 14,

Fig. 16 geeft schematisch een ander uitvoeringsvoorbeeld weer van het bedieningsmechanisme, 25 Fig. 17 geeft, gedeeltelijk schematisch, een zijaanzicht weer van een ander uitvoeringsvoorbeeld van een deel van de inrichting volgens fig. 7Fig. 16 schematically represents another exemplary embodiment of the operating mechanism, FIG. 17 shows, partly schematically, a side view of another exemplary embodiment of a part of the device according to FIG. 7

Fig. 18 geeft, gedeeltelijk schematisch, een zijaanzicht weer van een ander uitvoeringsvoorbeeld van een 30 deel van de inrichting volgens fig. 7.Fig. 18 shows, partly schematically, a side view of another exemplary embodiment of a part of the device according to FIG. 7.

De weergegeven inrichting, die meestal als een mengmestverspreider wordt gebruikt, omvat een reservoir 1 met een inlaat 2 die in dit uitvoeringsvoorbeeld tevens als uitlaat kan dienst doen en die is voorzien van een afsluiter 3. 35 Het reservoir 1 is aangebracht op een van loopwielen 4 voorzien gestel 5 dat aan de voorzijde van een trekoog 6 is voorzien,waarmede de inrichting aan een trekker of dergelijk de inrichting voortbewegend voertuig kan worden gekoppeld.The device shown, which is usually used as a slurry spreader, comprises a reservoir 1 with an inlet 2, which in this exemplary embodiment can also serve as an outlet, and which is provided with a valve 3. 35 The reservoir 1 is mounted on one of running wheels 4 provided frame 5, which is provided with a towing eye 6 at the front, with which the device can be coupled to a tractor or the like moving vehicle.

8101110 4 £ *8101110 £ 4 *

De inrichting bezit een pomp 7 die op het gestel 5 is aangebracht en door middel van een leiding 8 met de bovenzijde van het reservoir 1 is verbonden. Een niet nader weergegeven kleppenmeebanisme in de aansluiting van de pomp 5 7 op de leiding 8 is voorzien van een verstelarm 9 voor het aansluiten van reap, de zuig- of de perszijde van de pomp via de leiding 8 aan het reservoir 1, zodat door middel van deze pomp in het reservoir een onderdruk of overdruk kan worden teweeggebracht.The device has a pump 7 which is mounted on the frame 5 and which is connected to the top of the reservoir 1 by means of a pipe 8. A valve joint mechanism (not shown in more detail) in the connection of the pump 5 7 to the pipe 8 is provided with an adjusting arm 9 for connecting the reap, the suction or discharge side of the pump via the pipe 8 to the reservoir 1, so that by means of an underpressure or overpressure of this pump in the reservoir can be generated.

10 Het gestel 5 is voorzien van een steunwiel 10 waarmee de inrichting kan worden ondersteund wanneer zij niet met het trekoog 6 aan een trekker is gekoppeld.The frame 5 is provided with a support wheel 10 with which the device can be supported when it is not coupled to the tractor with the towing eye 6.

De inlaat resp. de uitlaat 2 omvat drie delen, namelijk een op het reservoir aangesloten gedeelte 11, 15 waaraan vervolgens de afsluiter 3 is gemonteerd en een hierop aansluitend, eventueel hieraan monteerbaar gedeelte 12. Aan het gedeelte 12 is aan weerszijden een zijplaat 13 respectievelijk 14 aangebraeht die gezamenlijk een steun 15 vormen. De inrichting bezit een verspreidorgaan 16 dat op 20 opzichzelf bekende wijze een spreidplaat 16A bezit en dat aan een beugel 17 is bevestigd die door middel van twee armen 18 zwenkbaar om een seharaieras 20 aan de steun 15 is aangebraeht. Hiertoe zijn aan de armen 18 bussen 19 bevestigd die draaibaar zijn om een in de zijplaten 13 en 25 14 aangebrachte seharnieras 20. De armen 18 en de beugel 17 sluiten een hoek 17A van circa 125° in.The inlet resp. the outlet 2 comprises three parts, namely a part 11, 15 connected to the reservoir, to which the valve 3 is subsequently mounted and a part 12, which can be fitted thereto, which may be mounted thereto, on either side a side plate 13 and 14 respectively, which are jointly mounted. form a support 15. The device has a spreading member 16 which in a manner known per se has a spreading plate 16A and which is attached to a bracket 17 which is mounted pivotally on a shaft 20 by means of two arms 18 on the support 15. For this purpose bushes 19 are mounted on the arms 18, which are rotatable about a hinge shaft 20 arranged in the side plates 13 and 25.14. The arms 18 and the bracket 17 enclose an angle 17A of approximately 125 °.

Het verspreidorgaan 16 is door middel van een stuurmechanisme in de vorm van een stangenstelsel 21 dat door middel van een hydraulisch bedieningsmechanisme 22 30 versteld kan worden gekoppeld met de afsluiter 3· Het hydraulisch bedieningsmechanisme 22 omvat een verstel-cilinder 22A met een zuigerstang 23 die door middel van een as 24 schamierbaar is gekoppeld met een tot het stangenstelsel 21 behorende hefarm 25 die vast is bevestigd met 35 één van de bussen 19 (fig. 2). De verstelcilinder 22A is door middel van een as 26 schamierbaar gekoppeld aan een verder tot het stangenstelsel 21 behorende tuimelarm 27.The spreader 16 is coupled to the valve 3 by means of a linkage control mechanism 21 which is adjustable by means of a hydraulic actuating mechanism 22. The hydraulic actuating mechanism 22 comprises an adjusting cylinder 22A with a piston rod 23 which by means of a shaft 24 is pivotally coupled to a lifting arm 25 belonging to the linkage 21, which is fixedly secured to one of the sleeves 19 (fig. 2). The adjusting cylinder 22A is pivotally coupled by means of a shaft 26 to a rocker arm 27 further belonging to the linkage 21.

Bij voorkeur is de verstelcilinder 22A, zoals in het uitvoeringsvoorbeeld, dubbelwerkend uitgevoerd, hoewel in 8101110 è i 5 principe ook twee tegengesteld enkelwerkende cilinders kunnen worden gebruikt · De tuimelarm 27 is seharnierbaar om een tuimelas 28 die is bevestigd aan een aan de inlaat 2 bevestigde arm 29· Het van de as 26 af gekeerde 5 einde van de tuimelarm 27 is door middel van een pen 30 seharnierbaar gekoppeld met een eveneens tot bet stangen-stelsel behorende geknikte verbindingsarm 31 die ter plaatse van de knik is voorzien van een versti3vingsplaat 32 (Fig. 2)· De verbindingsarm 31 is door middel van een 10 pen 33 seharnierbaar gekoppeld met een verder tot het stangenstelsel 21 behorende hefboom 34· De hefboom 34 is door middel van een pen 35 seharnierbaar gekoppeld met een bedieningsarm 36 van de afsluiter 3· De hefboom 34 is 15 verder door middel van een pen 37 seharnierbaar gekoppeld met een eveneens tot het stangenstelsel 21 behorende zwenkarm 38, Aan deze zwenkarm 38 is een bus 43 vast bevestigd die om de schamieras 22 draaibaar is gelegerd tussen de steunplaten 13 en 14* Hierbij is de zwenkarm 38 20 seharnierbaar om de zich horizontaal uitstrekkende en boven de in- resp. uitlaat 2 gelegen schamieras 20· IDussen de hefboom 34 en een aan het gedeelte 12 van de in- resp. uitlaat 2 bevestigde lip 40 is een trekveer 39 aangebracht.Preferably, the adjustment cylinder 22A is, as in the exemplary embodiment, double-acting, although in principle two opposite single-acting cylinders can also be used in 8101110 · The rocker arm 27 is pivotable about a rocker shaft 28 which is attached to an inlet 2 arm 29 · The end of the rocker arm 27 remote from the shaft 26 is hingeably coupled by means of a pin 30 to a kinked connecting arm 31 also belonging to the rod system, which is provided at the location of the kink with a reinforcing plate 32 ( Fig. 2) · The connecting arm 31 is hingeably coupled by means of a pin 33 to a lever 34 further belonging to the linkage 21 · The lever 34 is hingeably coupled by means of a pin 35 to an operating arm 36 of the valve 3 · The lever 34 is further hingeably coupled by means of a pin 37 to a pivot arm 38 also belonging to the rod system 21. On this pivot arm 38, a sleeve 43 is fixedly mounted, which is rotatably mounted about the pivot axis 22 between the supporting plates 13 and 14. The pivoting arm 38 20 is herein pivotable about the horizontally extending and above the in and out. outlet shaft 20 located between outlet lever 34 and one on section 12 of inlet and outlet ports 2. a lip 40 attached to outlet 2 is provided with a tension spring 39.

Het hydraulisch bedieningsmeehanisme 22 is door 25 middel van leidingen 41 en 42 op opziehzelf bekende wijze losneembaar koppelbaar met het hydraulisch systeem van een trekker of dergelijk voertuig waaraan de inrichting door middel van het trekoog is te koppelen. Het verloop van deze leidingen is niet nader aangegeven.The hydraulic operating mechanism 22 can be releasably coupled by means of lines 41 and 42 in a manner known per se to the hydraulic system of a tractor or similar vehicle to which the device can be coupled by means of the towing eye. The course of these pipes is not specified.

30 De inrichting is voorzien van een uit twee gelijke delen voorziene koppelinrichting 46, welke delen 46A en 46B ieder vast zijn bevestigd aan lippen 47 die op hun beurt vast zijn aangebraeht aan de van elkaar af gelegen einden van de om de schamieras 20 aangebrachte bussen 19.The device is provided with a coupling device 46 consisting of two equal parts, which parts 46A and 46B are each fixedly attached to lips 47 which in turn are fixedly attached to the remote ends of the sleeves 19 arranged around the hinge shaft 20. .

35 De koppelinriehting 46 is aldus via de bussen 19 vast verbonden met het verspreidorgaan 16. Het verspreidorgaan 16 en de koppelinrichting 47 zijn, zoals in zijaanzicht volgens de figuren 1, 5 en 6 is te zien onder een hoek ten opzichte van elkaar aangebracht. De koppelinrichting bezit aan elk 40 deel 46a en 46B een grijper 45· Ih dit uitvoeringsvoorbeeld 810 1 110 6 ? '* maakt de hartlijn X - X van het verspreidorgaan een hoek van circa 45° met de as Y-Y van de grijpers 45. De heide grijpers 45 van de koppelinrichting 46 kunnen zoals uit fig. 2 blijkt in een bepaalde stand aan weerszijden van de 5 in- resp. uitlaat 2 gelegen zijn. De grijpers 45 hebben elk een beugel 48 die zoals uit de figuren 5 en 6 blijkt, een V-vormig geleidingsdeel of vangbek 49 omvat. De punt van dit V-vormig geleidingsdeel is in de in fig. 5 getekende stand ter hoogte van de hartlijn van de inlaat-10 opening 2 gelegen met de opening in de rijrichting van de mengmestverspreider. Nabij de monding van de in- resp. uitlaat 2 is een kegelvormig geleidingsorgaan 51 aangebracht, dat aan de onderzijde een gedéelte 52 heeft dat uit een conisch gevormde onderplaat bestaat. Aan de bovenzijde 15 heeft dit geleidingsorgaan 51 twee volgens een kegelsector gevormde bovenplaten 53. Het deel 52 is door middel van V-vormige uitsparingen 54 gescheiden van elk van de delen 53* De V-vormige uitsparingen 54 zijn zoals bijv. uit fig. 2 blijkt symmetrisch aan weerszijden van een vertikaal 20 vlak door de hartlijn van de inlaat 2 gelegen. De platen 53 zijn van elkaar gescheiden door een sleufvormige uitsparing 55 die zich, zoals bijvoorbeeld uit fig. 2 blijkt, midden boven de monding van de inlaat 2 uitstrekt en zodanig is uitgevoerd dat de arm 17 hierin kan bewegen bij het aan-25 sluiten van het verspreidorgaan (fig. 6) aan de inlaat 2.The coupling device 46 is thus fixedly connected via the bushes 19 to the spreading member 16. The spreading member 16 and the coupling device 47 are, as seen in side view according to Figures 1, 5 and 6, arranged at an angle to each other. The coupling device has a gripper 45 · Ih on each 40 parts 46a and 46B in this embodiment 810 1 110 6? * the axis X-X of the spreading member makes an angle of approximately 45 ° with the axis YY of the grippers 45. The heather grippers 45 of the coupling device 46 can, as shown in Fig. 2, be in a certain position on either side of the 5. in- or outlet 2 are located. The grippers 45 each have a bracket 48 which, as can be seen from Figures 5 and 6, comprises a V-shaped guide part or catch jaw 49. The point of this V-shaped guide part is located in the position shown in Fig. 5 at the center line of the inlet opening 2 with the opening in the direction of travel of the slurry spreader. Near the mouth of the in- or outlet 2 is provided with a conical guide member 51, which has at the bottom a portion 52 consisting of a conically shaped bottom plate. At the top 15, this guide member 51 has two cone-shaped top plates 53. The part 52 is separated from each of the parts 53 by means of V-shaped recesses 54 * The V-shaped recesses 54 are as shown, for example, in Fig. 2 appears to lie symmetrically on either side of a vertical plane through the centerline of inlet 2. The plates 53 are separated from each other by a slot-shaped recess 55 which, as can be seen, for example, from fig. 2, extends centrally above the mouth of the inlet 2 and is designed such that the arm 17 can move therein when connecting. the diffuser (fig. 6) at the inlet 2.

De uitsparingen 54 en 55 strekken zich vanaf de buitenomtrek van het geleidingsorgaan 51 uit tot nabij de monding van de inlaat 2.The recesses 54 and 55 extend from the outer periphery of the guide member 51 to near the mouth of the inlet 2.

De inrichting kan zoals weergegeven is in fig. 1 30 samenwerken met een leiding 60, die aansluit aan een put 61 en een vulleiding is. De leiding 60 is aangebracht aan een gestel 62. Dit gestel 62 omvat een ringvormige drager 63, (fig. 4) die centrisch om de leiding 60 is gelegen. De leiding 60 is aan de ring 63 door middel van veren 64 35 enigszins beweeglijk bevestigd. De draagring 63 is d.m.v. beugels 65 die door schoorstaven 66 ondersteund zijn aan een raamwerk 67 aangebracht. Het raamwerk 67 heeft voeten 68 die in hoogterichting instelbaar zijn in geleidingsbussen 8101110 • t 7 69. Het instellen van de voeten kan door middel van grendel-pennen 70 in meerdere standen geschieden, zodat het raamwerk op verschillende hoogten boven de grond kan worden ingesteld. Zoals uit fig. 3 blijkt bezit de leiding 60 nabij zijn 5 monding opvangarmen 71· De opvangarmen 71 zijn aan tegenover elkaar gelegen zijden van de leiding 60 aangebracht en strekken zich vanaf de leiding 60 althans nagenoeg in horizontale richting uit.As shown in Fig. 1, the device can cooperate with a conduit 60 which connects to a well 61 and is a filling conduit. The conduit 60 is mounted on a frame 62. This frame 62 comprises an annular support 63 (fig. 4) which is centrally located around the conduit 60. The conduit 60 is attached to the ring 63 somewhat movably by means of springs 64. The support ring 63 is by means of brackets 65 supported by bracing bars 66 are mounted on a frame 67. The frame 67 has feet 68 which are vertically adjustable in guide bushes 8101110 • t 69. The feet can be adjusted in several positions by means of locking pins 70, so that the frame can be adjusted at different heights above the ground. As can be seen from Fig. 3, the conduit 60 has catch arms 71 near its mouth. The catch arms 71 are disposed on opposite sides of the conduit 60 and extend from the conduit 60 at least substantially horizontally.

De opvangarmen 71 zijn V-vormig waarbij de V-vormige 10 openingen van de V ten opzichte van de rijrichting van de mengmestverspreider naar achteren zijn gericht. Zij hebben zodanige afmetingen en een zodanige vorm dat zij kunnen samenwerken met de grijpers 45 van de beide delen 46A en 46B van de vergrendelinrichting 46.The collection arms 71 are V-shaped, with the V-shaped openings of the V pointing backwards with respect to the direction of travel of the slurry spreader. They are sized and shaped to interact with the grippers 45 of both parts 46A and 46B of the locking device 46.

15 De inrichting is bruikbaar om vloeistof of vloeibare stoffen bijv. mengmest in het reservoir te brengen door aanzuigen, te vervoeren en daaruit weg te persen. De vloeistof kan in het reservoir worden gezogen via de leiding 60 uit bijvoorbeeld een verzamelput 61. De vloeistof kan daaruit 20 worden weggeperst en bijvoorbeeld worden verspreid d.m.v. het verspreidorgaan 16.The device is usable for introducing liquid or liquid substances, eg slurry, into the reservoir by suction, transport and pressing therefrom. The liquid can be drawn into the reservoir via the conduit 60 from, for instance, a collecting well 61. The liquid can be squeezed out of it and distributed, for example, by means of the dissemination organ 16.

De inrichting kan als volgt worden bedreven:The device can be operated as follows:

Het trekoog 6 van de inrichting kan met een trekker of dergelijk voertuig worden gekoppeld. Verder kan de pomp 25 7 door middel van een aandrijfas 72 met de aftakas van de trekker worden gekoppeld. De inrichting kan nu zodanig worden gemanoeuvreerd, bijv. achteruit worden gereden, dat het geleidingsorgaan 51 voor de monding van de leiding 60 is gebracht (fig. 3). Om het geleidingsorgaan 51 en dus de 30 monding van de inlaat 2 op zo gunstig mogelijke wijze voor de stationair nabij de put 61 opgestelde leiding 60 te brengen kan op de grond vast t.o.v. het gestel 62 een wielgeleiding 73 worden aangebracht zodat bij het achteruit manoeuvreren van de inrichting de wielen 4 in de geleiding 73 gereden 35 kunnen worden en op eenvoudige wijze de juiste positie kan worden verkregen. Wanneer de inrichting in de richting van de leiding 60 wordt gemanoeuvreerd is de pomp 7 uitgeschakeld en is de afsluiter 3 gesloten. Verder zijn om de leiding 60 om de inlaat 2 te kunnen aansluiten, het verspreidorgaan 16 8101110The towing eye 6 of the device can be coupled to a tractor or the like vehicle. Furthermore, the pump 25 7 can be coupled to the power take-off shaft of the tractor by means of a drive shaft 72. The device can now be maneuvered, e.g. driven backwards, so that the guide member 51 is brought in front of the mouth of the line 60 (fig. 3). In order to bring the guide member 51 and thus the mouth of the inlet 2 in the most favorable manner in front of the conduit 60 arranged stationarily near the well 61, a wheel guide 73 can be fixed on the ground relative to the frame 62, so that when maneuvering backwards the device the wheels 4 can be driven into the guide 73 and the correct position can be obtained in a simple manner. When the device is maneuvered in the direction of the line 60, the pump 7 is switched off and the valve 3 is closed. Furthermore, in order to be able to connect the conduit 60 around the inlet 2, the spreading member 16 are 8101110

7A7A

en de koppelinrichting 46 in een stand gebracht zoals in fig. 1 is weergegeven. Met andere worden de inlaatpijp is vrij en de koppel inrichting bevindt zich in een stand waarin de grijpers 45 zich voor en boven de inlaatopening bevinden 5 met het V-vormige geleidingsdeel 49 naar beneden gericht. In deze stand van het verspreidorgaan en de vergrendelinriehting 46 waarbij de afsluiter 3 is gesloten wordt de hydraulische verstelcilinder 22A zodanig via de oliedrukleidingen 41 en 42 . ingesteld vanaf de trekker dat de zuigerstang 23 zich na-10 genoeg geheel in de cilinder 22 bevindt, zoals in fig. 1 is weergegeven en dus de afstand tussen de schamierassen 24 en 26 zo kort mogelijk is. In deze stand is de monding 74 van de inlaat 2 en het geleidingsorgaan 51 geheel vrij van obstakels zodat de leiding 60 hierop kan aansluiten. De inrichting 15 kan dan zodanig worden gemanoeuvreerd dat het uiteinde van de leiding 60 binnen het geleidingsorgaan 51 komt. In de wielgeleiding 73 kan een aanslag 75 aanwezig zijn, zoals in fig. 1 is weergegeven; het wiel 4 stoot tegen deze aanslag wanneer de monding 74 nabij de monding 76 van de leiding 60 20 is gekomen. De aanslag 75 kan desgewenst verstelbaar zijn om de stand van de aanslag aan te passen aan het gebruik van verrijdbare inrichtingen van andere afmetingen die op gelijke wijze als in de figuur is weergegeven voorzien zijn van de constructie volgens de.uitvinding.and the coupling device 46 is positioned as shown in Fig. 1. In other words, the inlet pipe becomes free and the coupling device is in a position in which the grippers 45 are located in front of and above the inlet opening 5 with the V-shaped guide part 49 pointing downwards. In this position of the spreader and the locking device 46 in which the valve 3 is closed, the hydraulic adjusting cylinder 22A is passed through the oil pressure lines 41 and 42. adjusted from the tractor that the piston rod 23 is sufficiently located entirely in the cylinder 22, as shown in fig. 1 and thus the distance between the hinge shafts 24 and 26 is as short as possible. In this position, the mouth 74 of the inlet 2 and the guide member 51 are completely free of obstacles so that the conduit 60 can connect thereto. The device 15 can then be maneuvered such that the end of the conduit 60 enters the guide member 51. A stop 75 may be present in the wheel guide 73, as shown in Fig. 1; the wheel 4 collides with this stop when the mouth 74 has come close to the mouth 76 of the pipe 60. The stop 75 may be optionally adjustable to adapt the position of the stop to the use of other size mobile devices which are provided with the construction according to the invention in a manner similar to that shown in the figure.

25 In de stand waarbij de mondingen 74 en 76 vrijwel tegen elkaar aansluiten, waarbij de leiding 60 door het geleidingsorgaan 51 op de juiste plaats is gebracht, waarbij de leiding 60 ten opzichte van de ring 63 verend beweegbaar is, kan met de koppelingsmiddelen 21 door het bedienen van 30 het hydraulisch bedieningsmechnisme 22 de koppelinrichting 46 om de scharnieras 20, gezien in de figuren 1, 5 en 6, in de richting van de wijzer van het uurwerk worden verdraaid. Hiervoor wordt de druk in de cilinder 22A van het bedienings-mechanisme opgevoerd zodat de zuigerstang 23 uit de cilinder 35 zal bewegen en de lengte tussen de schamierassen 24 en 26 groter zal worden. De veer 39 is zodanig gevormd dat deze via de hefboom 34, de arm 31 en de tuimelarm 27, de as 26 op dezelfde plaats houdt. De afsluiter 3 blijft hierdoor 810 1 110 ï » 8 - gesloten. Het groter worden van de afstand tussen de assen 26 en 24 zal er voor zorgen dat de Hefarm 25 zal verdraaien omde scharnieras 20. Door verdraaiing van de hefarm 25 om de as 20 zullen ook de aan de hefarm 25 bevestigde bussen 5 19 om de as 20 verdraaien. Hierbij zullen de vast met de bussen 19 gekoppelde delen van de koppelinrichting 46 in de richting volgens de wijzers van het uurwerk, zie pijl 78, om de sebaraieras 20 verdraaien vanuit de stand die in fig.1 is weergegeven. Bij deze verdraaiing zullen de grijpers 45 10 met hun V-vormig geleidingsdeel 49 in aanraking komen met de V-vormige opvangarmen 71 van de leiding 60, zoals in fig. 3 is weergegeven. De koppelinrichting 46 zal onder invloed van het bedieningsmechanisme 22 zodanig ver trachten te bewegen in de richting volgens de pijl 78 totdat de 15 monding 77 stijf tegen de monding 74 ligt gedrukt. In deze stand is een koppeling tussen de leiding 60 en de inlaat 2 tot stand gebracht.In the position in which the mouths 74 and 76 almost contact each other, wherein the conduit 60 is brought into the correct position by the guide member 51, the conduit 60 being resiliently movable relative to the ring 63, the coupling means 21 can operating the hydraulic actuating mechanism 22 the coupling device 46 about the pivot axis 20, seen in Figures 1, 5 and 6, are rotated in the clockwise direction of the clock. For this, the pressure in the cylinder 22A of the operating mechanism is increased so that the piston rod 23 will move out of the cylinder 35 and the length between the hinge shafts 24 and 26 will increase. Spring 39 is shaped to hold shaft 26 in the same place via lever 34, arm 31 and rocker arm 27. The valve 3 hereby remains closed 810 1 110 ï »8. Increasing the distance between the shafts 26 and 24 will cause the lift arm 25 to rotate about the pivot shaft 20. Rotating the lift arm 25 about the shaft 20 will also cause the bushes 5 19 attached to the lift arm 25 to rotate around the shaft. 20 twist. The parts of the coupling device 46 fixedly coupled to the sleeves 19 will thereby rotate in the clockwise direction, see arrow 78, about the lock shaft 20 from the position shown in Fig. 1. With this rotation, the grippers 45 with their V-shaped guide part 49 will come into contact with the V-shaped receiving arms 71 of the pipe 60, as shown in Fig. 3. The coupling device 46 will try to move in the direction of the arrow 78 under the influence of the operating mechanism 22 until the mouth 77 is pressed tightly against the mouth 74. In this position, a coupling between the conduit 60 and the inlet 2 is established.

Indien men het reservoir uit de put wil vullen moet eerst de schuifafsluiter 3 worden geopend. Dit kan 20 geschieden indien men het bedieningsmechanisme 22 zodanig blijft bedienen dat door een grotere druk in de cilinder 22L de stang 23 verder uit de cilinder 225. naar buiten wordt bewogen, zodat de afstand tussen de assen 24 en 26 wordt vergroot. Doordat de scharnieras 24 niet verder omhoog kan 25 bewegen door het feit dat de vergrendelinrichting 46 in zijn zwenking in richting 78 verhinderd wordt door de aansluiting van de monding 77 tegen de monding 74, zal de pen 26 omlaag worden gedruk tegen de werking van de veer 39 in. Hierdoor zal de tuimelarm 27 gaan verdraaien om de tuimelas 30 28. De tuimelarm 27 zal via de verbindingsarm 31 de hefboom 34 omhoog bewegen tegen de druk van de veer 39 in. Door het omhoog bewegen van de hefboom 34 zal de afsluiterstang 36 omhoog bewegen en de afsluiter 3 geopend worden en geheel geopend zijn wanneer de hefboom 34 in de stand is gekomen, 35 die gestippeld in fig. 5 is weergegeven. Bij de omhoog gerichte beweging van de hefboom 34 kan deze bewegen om de scharnieras 37· De scharnieras 35 kan recht omhoog bewegen in de richting waarin de af sluiterstang 36 kan bewegen, door- 81011 to 9 dat de as 37 via de arm 38 enigszins kan bewegen om de schamieras 20. Wanneer de afsluiter 3 is geopend, terwijl de leiding 60 vast is gekoppeld aan de inlaat 2 kan met de pomp 7 lucht uit het reservoir 1 worden gezogen, zodat het 5 reservoir 1 wordt gevuld. Het zuigen van lucht uit het reservoir 1 via de pomp 7 kan geschieden door het instellen van de verstelarm 9, zodanig dat de leiding 8 op de zuig-zijde van de pomp 7 wordt aangesloten.If one wants to fill the reservoir out of the well, the gate valve 3 must first be opened. This can be done if the operating mechanism 22 is continued to be operated in such a way that, by a greater pressure in the cylinder 22L, the rod 23 is moved further out of the cylinder 225, so that the distance between the shafts 24 and 26 is increased. Since the pivot shaft 24 cannot move further upwards due to the fact that the locking device 46 in its pivot in direction 78 is prevented by the connection of the mouth 77 against the mouth 74, the pin 26 will be pressed down against the action of the spring 39 in. This will cause the rocker arm 27 to rotate about the rocker shaft 30. The rocker arm 27 will move the lever 34 upwards via the connecting arm 31 against the pressure of the spring 39. By raising the lever 34, the valve rod 36 will move upwards and the valve 3 will be opened and fully opened when the lever 34 has come to the position shown in dotted lines in Fig. 5. With the upward movement of the lever 34, it can move about the pivot shaft 37 · The pivot shaft 35 can move straight up in the direction in which the valve rod 36 can move, due to the fact that the shaft 37 can move slightly via the arm 38 move about the pivot shaft 20. When the valve 3 is opened, while the pipe 60 is fixedly coupled to the inlet 2, air can be sucked out of the reservoir 1 with the pump 7, so that the reservoir 1 is filled. The suction of air from the reservoir 1 via the pump 7 can be effected by adjusting the adjusting arm 9, such that the pipe 8 is connected to the suction side of the pump 7.

Wanneer het reservoir 1 in voldoende mate is ge-10 vuld, kan de'inrichting worden losgekoppeld van de leiding 60. Hiervoor wordt het bedieningsmechanisme 22 zodanig bediend dat de stang 23 weer naar binnen in de cilinder 22A wordt bewogen en dus de afstand tussen de assen 24 en 26 · wordt verkleind. Hierdoor zal de hierboven beschreven pro-15 cedure in omgekeerde richting zich afspelen. Onder invloed van de veer 39 zal eerst de afsluiter 3 worden gesloten, vervolgens zullen de grijpers 45 naar boven worden gezwenkt en de inrichting van de leiding 60 worden losgekoppeld. Uiteraard zal men bij het sluiten van de afsluiter 3 eerst 20 de pomp 7 hebben uitgeschakeld zodat geen lucht meer uit het reservoir 1 wordt weggezogen.When the reservoir 1 has been filled sufficiently, the device can be disconnected from the line 60. To do this, the operating mechanism 22 is operated in such a way that the rod 23 is moved back into the cylinder 22A and thus the distance between the axes 24 and 26 · is reduced. As a result, the above-described procedure will take place in the reverse direction. Under the influence of the spring 39, the valve 3 will first be closed, then the grippers 45 will be pivoted upwards and the device disconnected from the line 60. Of course, when the valve 3 is closed, the pump 7 will first be switched off, so that no more air is sucked out of the reservoir 1.

De inrichting kan nu worden weggereden naar een plaats waar men de uit de verzamelput 61 weggehaalde vloeistof heen wil brengen en zal willen verspreiden. Wanneer men 25 de vloeistof wil verspreiden kan deze, in dit uitvoerings-voorbeeld, weer door de inlaat 2, die dan als uitlaat dient, uit het reservoir 1 worden uitgebracht. Hiertoe zal het ver-spreidorgaan 16 aan de uitlaat 2 worden aangesloten. Aangezien het verspreidorgaan 16 en de grijpers 45 in de stand 30 die in fig. 1 is weergegeven staaa fen aan het bedieningsmechanisme 22 weer olie worden toegevoerd zodanig dat de stang 23 uit de cilinder 22A naar buiten schuift en dus zoals hiervoor is beschreven, de bussen 19 met de arm 25 gaan verdraaien in de richting 78 om de schamieras 22. Bij deze 35 verdraaiing van de bussen 19 zal het verspreidorgaan 16 in de richting 78 om de schamieras 20 verdraaien. Daar nu de grijpers 45 geen opvangarmen 71 van een leiding 60 zullen ontmoeten, zal het geheel van het verspreidorgaan 16 met de 8101110 4 10 koppelinriehting 46 verder bewegen dan de vorige keer, nl. zodanig dat de armen 46A en 4βΒ met de grijpers 45 aan weerszijden langs de inlaat 2 bewegen in de stand die in fig. 6 is weergegeven. Hierbij zal bet verspreidorgaan 16 dat een 5 monding 77 bezit tegen de monding 74 aankomen. Wanneer het verspreidorgaan 16 tegen de inlaat 2 wordt aangetrokken kan het niet verder in de richting volgens de pijl 78 verdraaien en dus het punt 24 niet verder naar boven gewegen.The device can now be driven away to a place where it is desired to transport and spread the liquid removed from the collection well 61. If it is desired to spread the liquid, it can, in this exemplary embodiment, again be discharged from the reservoir 1 through the inlet 2, which then serves as an outlet. For this purpose, the spreading member 16 will be connected to the outlet 2. Since the spreader 16 and the grippers 45 are in the position 30 shown in Fig. 1, the operating mechanism 22 is again supplied with oil such that the rod 23 slides out of the cylinder 22A and thus, as described above, the bushings 19 will rotate with the arm 25 in the direction 78 about the pivot axis 22. With this rotation of the sleeves 19 the spreading member 16 will rotate in the direction 78 about the pivot axis 20. Since the grippers 45 will not meet catch arms 71 of a conduit 60, the whole of the spreader 16 with the coupling device 46 will move further than the previous time, namely such that the arms 46A and 4βΒ with the grippers 45 move on either side along inlet 2 in the position shown in Fig. 6. In this case, the spreader 16 which has a mouth 77 has an impact against mouth 74. When the spreader 16 is pulled against the inlet 2, it cannot rotate further in the direction of the arrow 78 and thus the point 24 cannot be moved further up.

Nu zal, evenals hiervoor is beschreven, de as 26 10 weer onder invloed van het bedieningsmeehanisme 22 naar beneden bewegen tegen de druk van de veer 39 in. Daardoor zal dan de hefboom 34 weer worden opgeheven naar de stand zoals is getekend in fig. 6 waardoor de afsluiter 3 wordt geopend. Vlak voor het openen van de afsluiter 3 of onge-15 veer gelijktijdig daarmee kan de pomp 7 worden ingeschakeld en lucht in het reservoir worden gepompt zodat de vloeistof in het reservoir onder druk komt. De vloeistof kan nu bij het in werking blijven van de pomp onder invloed van de in het reservoir opgebouwde druk, daaruit via de uitlaat 2 wor-20 den weggeperst en door het verspreidorgaan 16 worden verspreid. De vloeistof kan aldus op gelijkmatige wijze over een brede strook worden uitgebracht bij het gelijktijdig voortbewegen van de inrichting.As described above, the shaft 26 will again move downwards under the influence of the operating mechanism 22 against the pressure of the spring 39. As a result, the lever 34 will then be raised again to the position as shown in Fig. 6, whereby the valve 3 is opened. Just before opening the valve 3 or approximately simultaneously with it, the pump 7 can be switched on and air can be pumped into the reservoir so that the liquid in the reservoir is pressurized. When the pump remains in operation under the influence of the pressure built up in the reservoir, the liquid can now be squeezed out via the outlet 2 and distributed through the spreader 16. The liquid can thus be spread evenly over a wide strip while simultaneously moving the device.

Wanneer het reservoir leeg is kan de pomp 7 worden 25 uitgeschakeld. De inrichting kan weer naar een verzamelput 61 worden gereden voor het opnieuw beginnen van de procedure die hiervoor is beschreven. Nadat het reservoir is geleegd kan de afsluiter 3 door het bedieningsmeehanisme 22 weer gesloten worden, waarna het verspreidorgaan 16 en de koppel-30 inrichting 46 weer in de stand gebracht kunnen worden zoals in fig. 1 is weergegeven. Het bedieningsmeehanisme 22 kan op gunstige wijze vanaf de trekker worden bediend via de leidingen 41 en 42 die met een hydraulisch systeem van de trekker kunnen worden gekoppeld.When the reservoir is empty, the pump 7 can be switched off. The device can be driven back to a collection well 61 to restart the procedure described above. After the reservoir has been emptied, the valve 3 can be closed again by the operating mechanism 22, after which the spreader 16 and the coupling device 46 can be brought back into position as shown in Fig. 1. The actuator mechanism 22 can be conveniently operated from the tractor via lines 41 and 42 which can be coupled to a tractor hydraulic system.

35 In de figuren 7 - 12 is een ander uitvoeringsvoor- beeld weergegeven van een inrichting volgens de uitvinding.Figures 7-12 show another exemplary embodiment of a device according to the invention.

De in dit uitvoeringsvoorbeeld weergegeven onderdelen die overeenkomen met het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 8101110 11 1 - 6 zijn weer met dezelfde verwij zings cijfers aangegeven.The parts shown in this exemplary embodiment which correspond to the exemplary embodiment according to Figures 8101110 11 1 - 6 are again indicated with the same reference numerals.

Bij de inrichting volgens de figuren 7 - 12 is het bedieningsmechanisme 22 met een aanwijs inrichting gekoppeld, terwijl de putleiding 60 op andere wijze in een 5 ondersteuningsgestel is aangebracht. In dit tweede uitvoe-ringsvoorbeeld is de leiding 60 aangebraeht aan een gestel 56. Dit gestel 56 omvat twee grondbalken 57 die zich, zoals uit de figuur 11 blijkt, dwars op de lengterichting van de leiding 60 uitstrekken. De einden van de grondbalken 57 10 zijn met elkaar verbonden door brugvormige steunen 58. De steunen 58 zijn voorzien van bussen 59 waarin zich omhoog uitstrekkende steunarmen 79 glijbaar zijn aangebracht. Om de steunarmen 79 zijn ringen 94 aangebracht, waarbij tussen deze ringen en de bussen 59 drukveren 95 om de steunarmen 79 15 zijn aangebracht. Boven de ringen 94 zijn borgpennen 103 in naar keuze één van meerdere gaten 104 in de steunarmen 79 aangebracht. Aan de boveneinden van de steunarmen 79 zijn opvangarmen 105 aangebracht die nabij de monding 77 van de putleiding 60 daarmede . zijn verbonden. De opvangarmen 105 20 zijn hierbij aan tegenover elkaar gelegen zijden van de leiding 60 daaraan aangebracht en strekken zich vanaf de * leiding 60 althans nagenoeg in horizontale richting uit.In the device according to Figs. 7-12, the operating mechanism 22 is coupled to an indicating device, while the well pipe 60 is otherwise arranged in a supporting frame. In this second exemplary embodiment, the conduit 60 is mounted on a frame 56. This frame 56 comprises two ground beams 57, which, as shown in Figure 11, extend transversely of the longitudinal direction of the conduit 60. The ends of the ground beams 57 are connected to each other by bridge-shaped supports 58. The supports 58 are provided with bushes 59 in which upwardly extending support arms 79 are slidably mounted. Rings 94 are arranged around the support arms 79, with compression springs 95 arranged between these rings and the sleeves 59 around the support arms 79. Above the rings 94, locking pins 103 are optionally provided in one of several holes 104 in the support arms 79. At the upper ends of the support arms 79, catch arms 105 are provided which are adjacent the mouth 77 of the well line 60 therewith. are connected. The receiving arms 105 are here arranged on opposite sides of the pipe 60 and extend from the pipe 60 at least substantially in a horizontal direction.

De opvangarmen 105 zijn V-vormig (fig. 11), waarbij de open zijde van de V naar die zijde is gekeerd, die is afgericht 25 van de open zijde van de monding 77. De opvangarmen 105 hebben zodanig afmetingen en een zodanige vorm dat zij kunnen samenwerken met de grijpers 45 van de beide delen 46A en 46B van de koppelinrichting 46.The receiving arms 105 are V-shaped (Fig. 11), with the open side of the V facing that side, which faces away from the open side of the mouth 77. The receiving arms 105 are sized and shaped such that they can cooperate with the grippers 45 of the two parts 46A and 46B of the coupling device 46.

Het bedieningsmechanisme 22 van het stangenstelsel 30 21 en daarmede het verspreidorgaan 16 en de vergrendelin- richting 46 alsmede de afsluiter 3 zijn gekoppeld met de aanwijsinrichting 80. De aanwijsinrichting 80 is in dit uitvoeringsvoorbeeld aan de voorzijde van het reservoir 1 aangebracht, doch kan ook op een andere plaats aangebracht 35 zijn. De aanwij sinrichting is door middel van een een buitenkabel 82 en een binnenkabel 83 omvattende flexibele verbinding 81 met het mechanisme 22 gekoppeld. Deze verbinding 81 kan naar noodzaak praktisch elke gewenste lengte hebben. Hierdoor is het bijv. mogelijk de aanwijsinrichting 80 aan 8101110 12 te brengen in de cabine van het de inrichting voortbewegende voertuig. De buitenkabel 82 is met één einde afgesteund tegen een lip 84» die vast is aangebracht aan de zuigerstang 23. De Unneikabel is met één einde bevestigd aan de as 26, 5 doch kan ook op een andere plaats met de cilinder 22A gekoppeld zijn. De buitenkabel 22 is met het andere einde af gesteund tegen een lagerhuis 85 dat centraal ten opzichte van een wijzerplaat 86 van de aanwijsinrichting 80 is aangebracht. In het lagerhuis is de binnenkabel 83 met de as 10 87 verbonden waaraan een wijzer 88 is bevestigd. De wijzer plaat 86 is voorzien van aanwijspunten 89 - 93· In het lagerhuis 85 is een mechanisme aangebracht dat de wijzer 88 bij het punt 89 tracht te houden doch zodanig is dat de wijzer tegen de kracht van het mechanisme in althans tot het punt 15 93 bewogen kan worden. De beweging van de wijzer 88 van het punt 89 tot het punt 93 is te bewerkstelligen door een trekkracht op de binnenkabel 83 uit te oefenen.The operating mechanism 22 of the linkage 30 21 and therewith the spreading member 16 and the locking device 46 as well as the valve 3 are coupled to the indicating device 80. The indicating device 80 in this exemplary embodiment is arranged on the front of the reservoir 1, but can also be be placed in another place. The indicating device is coupled to the mechanism 22 by means of a flexible connection 81 comprising an outer cable 82 and an inner cable 83. This connection 81 can be of virtually any desired length as needed. This makes it possible, for example, to bring the indicating device 80 to 8101110 12 into the cabin of the vehicle moving the device. The outer cable 82 is supported with one end against a lip 84 which is fixedly attached to the piston rod 23. The Unni cable is fixed with one end to the shaft 26, 5, but can also be coupled to the cylinder 22A at another location. The outer cable 22 is supported with the other end against a bearing housing 85 which is arranged centrally with respect to a dial 86 of the indicating device 80. In the bearing housing, the inner cable 83 is connected to the shaft 87 to which a pointer 88 is attached. The dial 86 is provided with indicia 89 - 93 · In the bearing housing 85, a mechanism is arranged which tries to keep the pointer 88 at the point 89, but is such that the pointer counteracts the force of the mechanism at least up to the point 93 can be moved. Movement of the pointer 88 from point 89 to point 93 can be accomplished by applying a tensile force to the inner cable 83.

Het gestel 56 is voorzien van een richtindicator 96, die wordt gevormd door een zich althans nagenoeg hori-20 zontaai uitstrekkend deel 96, zoals bijv. een staaf of pijp. De indicator 96 is vast bevestigd aan een zich omhoog uitstrekkende steun 97, die bijvoorbeeld uit één geheel kan bestaan met de indicator 96. De steun 97 is aangebracht in een vast aan de steun 59 bevestigde bus 98. De steun 97 is 25 in de bus 98 in hoogterichting verschuifbaar en door middel van een vastzetorgaan in de vorm van bijvoorbeeld een bout 99 naar keuze in één van meerdere standen vastzetbaar. De richtindicator 96 kan samenwerken met een richtpen 100 die vast aan het reservoir 1 is bevestigd. De pen 100 ligt 30 zover buiten de achterzijde van het reservoir dat deze in de stand waarbij de uitlaat 2 tegen de leiding 60 aanligt nabij de indicator 96 is gelegen.The frame 56 is provided with an alignment indicator 96, which is formed by an at least substantially horizontally extending part 96, such as, for example, a rod or pipe. The indicator 96 is fixedly attached to an upwardly extending support 97, which may for example consist of one piece with the indicator 96. The support 97 is arranged in a sleeve 98 fixedly attached to the support 59. The support 97 is 25 in the sleeve 98 is slidable in height direction and can be optionally locked in one of several positions by means of a locking member in the form of, for example, a bolt 99. The aiming indicator 96 can cooperate with an aiming pin 100 fixedly attached to the reservoir 1. The pin 100 is so far outside the rear of the reservoir that it is adjacent the indicator 96 in the position where the outlet 2 abuts conduit 60.

De inrichting is op gelijke wijze als in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven bruikbaar om 35 vloeistof of vloeibare stoffen bijv. mengmest in het reservoir te brengen door aanzuigen, te vervoeren en daaruit weg te persen. Een en ander zoals hiervoor ten aanzien van het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1-6 is weergegeven en daarom niet wordt herhaald.The device can be used in the same way as shown in the previous exemplary embodiment for introducing liquid or liquid substances, eg slurry, into the reservoir by suctioning, transporting and pressing therefrom. All this is shown above with regard to the exemplary embodiment according to Figures 1-6 and is therefore not repeated.

8101110 138101110 13

Ook bij deze inrichting zal de inrichting zodanig worden gemanoeuvreerd door bijvoorbeeld achteruit rijden dat het geleidingsorgaan 51 voor de monding, van de leiding 60 wordt gebracht· In dit uitvoeringsvoorbeeld kan het gelei-5 dingsorgaan 51 en dus de monding van de inlaat 2 op zo gunstig mogelijke wijze voor de stationair nabij de put 61 opgestelde leiding gebracht worden met behulp van de riehtpen 100 en de aan het gestel 56 aangebrachte richtindicator 96. De riehtpen 100 en de richtindicator 96 zijn zodanig aan-10 gebracht dat deze bij het manoeuvreren steeds vanaf de be-stuureferszitplaats van de trekker waaraan de inrichting is gekoppeld gezien kunnen worden. De pen 100 en de indicator 96 zijn verder zodanig aangebracht, dat wanneer de pen 100 nabij de indicator wordt gebracht het geleidingsorgaan 51 15 goed voor de monding 76 van de leiding 60 komt te liggen.In this device too, the device will be maneuvered by, for example, driving in reverse, so that the guide member 51 is brought in front of the mouth of the conduit 60. In this exemplary embodiment, the guide member 51 and thus the mouth of the inlet 2 can possible way for the conduit arranged stationary near the well 61 by means of the adjusting pin 100 and the alignment indicator 96 mounted on the frame 56. The aligning pin 100 and the alignment indicator 96 are arranged such that they are always maneuvered from the The driver's seat of the tractor to which the device is coupled can be seen. The pin 100 and the indicator 96 are further arranged such that when the pin 100 is brought close to the indicator the guide member 51 is positioned well in front of the mouth 76 of the conduit 60.

Met de trekker kan zodanig worden gemanoeuvreerd dat de pen 100 nabij de richtindicator 96 komt te liggen. De indicator 96 heeft een zodanige lengte 101 dat wanneer de pen 100 binnen de lengte 101 nabij de indicator 96 is gelegen het 20 geleidingsorgaan 51 voor de monding 76 van de leiding 60 ligt. Aldus is· het geleidingsorgaan 51 gemakkelijk nabij de leiding 60 te brengen zonder dat deze onderdelen vanaf de trekker worden gezien.The trigger can be maneuvered so that the pin 100 comes close to the aiming indicator 96. The indicator 96 has a length 101 such that when the pin 100 is located within the length 101 near the indicator 96, the guide member 51 is in front of the mouth 76 of the lead 60. Thus, the guide member 51 is easy to bring near the line 60 without these parts being seen from the tractor.

De koppeling tussen de leiding 60 en de inlaat 2 25 is verder nog gunstig- beïnvloed doordat de leiding 60, evenals in het eerste uitvoeringsvoorbeeld, enigszins verend beweegbaar ten opzichte van zijn ondersteuningsgestel is.The coupling between the pipe 60 and the inlet 2 is furthermore favorably influenced in that the pipe 60, as in the first exemplary embodiment, is slightly resiliently movable relative to its supporting frame.

In dit uitvoeringsvoorbeeld is daarom de verend glijdende ondersteuning aanwezig, die gevormd wordt door de bussen 65 30 en de veren 68. Hierdoor zal de aansluiting van de monding 74 van de inlaat 2 op de monding 76 vergemakkelijkt worden.In this exemplary embodiment, therefore, the resilient sliding support is provided, which is formed by the bushes 65 and the springs 68. This will facilitate the connection of the mouth 74 of the inlet 2 to the mouth 76.

De hoogte van de monding 76 boven de grond kan ingesteld worden door de pen 69 in een ander gat 70 te steken. De monding 76 is aldus op de hoogte van de uitlaat 2 aan te 35 brengen.The height of the mouth 76 above the ground can be adjusted by inserting the pin 69 into another hole 70. The mouth 76 can thus be arranged at the height of the outlet 2.

Q.6Q.6

Om te voorkomen dat/inlaat 2 de putleiding in de richting van de put 61 zal kunnen duwen, kan desgewenst een aanslag 102 aanwezig zijn zoals in fig. 7 is weergegeven. Deze aanslag is op zodanig afstand van het gestel 56 aan 8101 1 10 14 aan te brengen dat het wiel 4 daartegen stoot wanneer de monding 74 nabij de monding 76 is gelegen. Hierbij zal dan tevens de richtpen 100 nabij de riehtindieator 96 zijn gelegen.To prevent / inlet 2 from being able to push the well pipe in the direction of the well 61, a stop 102 may be provided, if desired, as shown in Fig. 7. This stop can be arranged at a distance from the frame 56 to 8101 1 10 14 such that the wheel 4 collides with it when the mouth 74 is located near the mouth 76. The alignment pin 100 will then also be located near the direction indicator 96.

5 De afstand van de aanslag 102 tot het gestel 56 kan desgewenst verstelbaar zijn om de stand van de aanslag aan te passen aan het gebruik van de grootte van de verrijd-' bare inrichting. Voor inrichtingen met andere afmetingen is de hoogte vande indicator 96 in te stellen.The distance from the stop 102 to the frame 56 may be adjustable if desired to adapt the position of the stop to the use of the size of the mobile device. For devices of other dimensions, the height of indicator 96 is adjustable.

10 De koppeling van de putleiding met de inlaat 2 door middel van de koppelinriehting 46 of de koppeling van het verspreidorgaan 16 aan de inlaat 2 alsmede de stand van de klepstang 36 zijn vanaf de bestuurclerszitplaats van de trekker praktisch niet zichtbaar. Om de stand van het ver-15 spreidorgaan 16 en de koppelinriehting 46 alsmede de stand van de klepstang 36 zichtbaar te maken is het bedienings-meehanisme 22 door middel van de verbinding 81 met de aan-wi jsinriehting 80 gekoppeld.The coupling of the well pipe to the inlet 2 by means of the coupling device 46 or the coupling of the spreader 16 to the inlet 2 as well as the position of the valve rod 36 are practically invisible from the driver's seat of the tractor. In order to show the position of the spreading member 16 and the coupling device 46 as well as the position of the valve rod 36, the operating mechanism 22 is coupled to the indicator device 80 by means of the connection 81.

Zoals uit de voorgaande beschrijving blijkt worden 20 de verschillende standen van het verspreidorgaan 16, de ver-grendelinriehting 46 en de stang 36 van de afsluiter 3 bepaald door de lengte waarover de stang 23 meer of minder buiten de cilinder 22A is gelegen. De afstand waarover de stang 23 buiten de cilinder 22A is gelegen wordt gebruikt 25 om als aanwijzing te dienen van de standen van de genoemde organen 16, 46 en 36. Hiervoor is de binnenkabel 83 met de cilinder 22A. verbonden door zijn verbinding met de as 26. De buitenkabel 82 is af gesteund aan de lip 84 die met de stang 23 is gekoppeld. De afstand tussen de lip 84 en de 30 as 26 bepaalt nu de afstand waarover de binnenkabel 83 buiten de buitehkabel 82 wordt getrokken. De afstand waarover de binnenkabel 83 buiten de kabel 82 is gelegen bepaalt de stand van de wijzer 88 ten opzichte van de aanwijsplaat 86 door de koppeling van de kabel 83 met de as 87 waarmede 35 de wijzer 88 is verbonden. De lengte waarover de binnetkabel 83 buiten de buitenkabel 82 is gelegen is afhankelijk van de stand waarin het verspreidorgaan 16, de koppelinriehting 46 en de stang 36 zijn gebracht door het meer of minder buiten 8101110 15 de cilinder 22A. uitstéken van de stang 23. Wanneer het ver-spreidorgaan 16., koppelinrichting 46 en de stang 36 in de stand zijn gelegen zoals in figuur 7 is aangegeven, is de kabel 83 het minst ver buiten de buitenkabel 82 gelegen en 5 is de afstand tussen de lip 84 en de as 26 het kleinst.As can be seen from the foregoing description, the different positions of the spreader 16, the locking device 46 and the rod 36 of the valve 3 are determined by the length over which the rod 23 is located more or less outside the cylinder 22A. The distance by which the rod 23 is located outside the cylinder 22A is used to indicate the positions of the said members 16, 46 and 36. The inner cable 83 with the cylinder 22A is for this purpose. connected by its connection to the shaft 26. The outer cable 82 is supported on the lip 84 coupled to the rod 23. The distance between the lip 84 and the shaft 26 now determines the distance by which the inner cable 83 is pulled outside the outer cable 82. The distance by which the inner cable 83 is located outside the cable 82 determines the position of the pointer 88 relative to the indicator plate 86 by coupling the cable 83 to the shaft 87 to which the pointer 88 is connected. The length by which the inner cable 83 is located outside the outer cable 82 depends on the position in which the spreading member 16, the coupling device 46 and the rod 36 are brought by the cylinder 22A more or less outside. protruding from the rod 23. When the spreader 16., coupling device 46 and the rod 36 are in the position as shown in figure 7, the cable 83 is located the least far outside the outer cable 82 and the distance between the lip 84 and the shaft 26 the smallest.

In deze stand is de wijzer 88 onder invloed van het mechanisme in het lagerhuis 85 in de stand gehouden, zoals in fig. 6 is weergegeven. Bij deze stand is de wijzer 88 bij het punt 89 gelegen. Wanneer nu met behulp van het mecha-10 nisme 22 de koppelinrichting 46 naar een stand wordt gebracht die in fig. 9 is weergegeven voor het koppelen van de uitlaat 2 met de leiding 60 zal de afstand tussen de lip 84 en de as 26 groter worden. Hierdoor zal de binnenkabel 83 zo ver buiten de buitenkabel 82 worden getrokken, dat de 15 as 87 zodanig gaat draaien dat de wijzer 88 bij het punt 90 komt te liggen. Deze stand van de wijzer 88 geeft dus aan, dat de stand die in figuur 9 is weergegeven, is bereikt. Wanneer vanuit de stand volgens fig. 9 de schuif 3 wordt geopend, waarbij de stang 36 in de stand komt te liggen die 20 gestippeld in fig. 9 is weergegeven, wordt de afstand tussen de lip 84 en de as 26 vergroot en de tuimelarm 27 verdraaid naar de in fig. 9 gestippelde stand. Hierdoor zal de binnenkabel 83 de as 87 zodanig doen verdraaien, dat de wijzer 88 naar het punt 92 zal bewegen. In de stand van de wijzer 88 25 nabij het punt 92 is dus de koppeling van de leiding 60 aan de inlaat 2 doorgevoerd, terwijl de afsluiter 3 open is.In this position, the pointer 88 is held in the position under the influence of the mechanism in the bearing housing 85, as shown in Fig. 6. In this position, the pointer 88 is located at point 89. When using the mechanism 22 the coupling device 46 is now brought to a position shown in Fig. 9 for coupling the outlet 2 to the pipe 60, the distance between the lip 84 and the shaft 26 will increase. . As a result, the inner cable 83 will be pulled so far outside of the outer cable 82 that the shaft 87 will rotate such that the pointer 88 comes to point 90. This position of the pointer 88 thus indicates that the position shown in Figure 9 has been reached. When the slide 3 is opened from the position according to Fig. 9, wherein the rod 36 is brought into the position shown in dotted lines in Fig. 9, the distance between the lip 84 and the shaft 26 is increased and the rocker arm 27 turned to the position shown in fig. 9. This will cause the inner cable 83 to rotate the shaft 87 such that the pointer 88 will move to the point 92. Thus, in the position of the pointer 88 near the point 92, the coupling of the conduit 60 to the inlet 2 is effected, while the valve 3 is open.

In de stand die in fig. 10 is weergegeven, is het verspreidorgaan 16 aan de in- resp. uitlaat 2 gekoppeld. Hiervoor is de zuigerstang 23 in de stand gebracht volgens 30 fig. 10, terwijl de tuimelarm 27 de in fig. 10 gestippelde stand inneemt. De afstand tussen de lip 84 en de as 26 is dan zodanig, dat de aanwijzer 88 bij het punt 91 komt te liggen. Vanuit deze stand wordt het punt 26 naar beneden gedrukt, waardoor de arm 27 verdraait naar de in fig. 10 35 met getrokken lijnen weergegeven stand. In deze stand is de afstand tussen de lip 84 en de as 26 zodanig groot dat de kabel 83 de wijzer 88 naar het punt 93 heeft bewogen. Bij deze aanwijzing van de wijzer 88 is dus de afsluiter 3 geo- 8101110 16 pend en het verspreidorgaan 16 tegen de monding van de uitlaat 2 gelegen. Vanuit deze stand kan de inrichting weer in de heginstand gebracht worden door het verspreidorgaan 16 naar de stand te bewegen zoals in fig. 7 is weergegeven, waar-5 bij de wijzer 88 weer naar het punt 89 beweegt. Op de hierboven geschetste wijze geeft de door de wijzer 88 met de plaat 86 gevormde aanwijsinrichting 80 eenindicatie voor de stand van de onderdelen 16, 46 en 3. Op deze wijze zal de bestuurder gemakkelijk de stand van deze nabij de achterzijde 10 van de inrichting aangebrachte onderdelen kunnen aflezen, zodat met de inrichting gemakkelijk en snel gewerkt kan worden zonder dat de bestuurder van zijn zitplaats behoeft te komen.In the position shown in fig. 10, the spreading member 16 is attached to the outlet 2 coupled. For this, the piston rod 23 is brought into the position shown in Fig. 10, while the rocker arm 27 assumes the position shown in Fig. 10. The distance between the lip 84 and the shaft 26 is then such that the pointer 88 comes to point 91. From this position the point 26 is pressed down, whereby the arm 27 rotates to the position shown in solid lines in Fig. 10. In this position, the distance between the lip 84 and the shaft 26 is such that the cable 83 has moved the pointer 88 to the point 93. Thus, with this pointer 88 indication, the valve 3 is geo-8101110 16 pin and the spreader 16 is located against the mouth of the outlet 2. From this position, the device can be brought back into the hedge position by moving the spreader 16 to the position as shown in Fig. 7, where the pointer 88 again moves to point 89. In the manner outlined above, the indicating device 80 formed by the pointer 88 with the plate 86 gives an indication of the position of the parts 16, 46 and 3. In this way, the driver will readily find the position of these positioned near the rear side 10 of the device. read parts so that the device can be operated quickly and easily without the driver having to leave his seat.

In fig. 13 is een ander uitvoeringsvoorbeeld weer-15 gegeven voor het bedienen van de afsluiter 3 in combinatie met het bedienen van het hydraulisch bedieningsmechanisme 22. In dit ui tvoeringsvoor beeld is het hydraulisch bedieningsmechanisme 22 niet via een stangenstelsel met de klep 3 verbonden doch is de klep 3 voorzien van een apart hydraulisch 20 klepbedieningsmechanisme 115. In de figuur 13 is het schematisch weergegeven hydraulisch systeem 110 van de trekker of ander dergelijk voertuig, waarmede de inrichting is gekoppeld voorzien van een bedieningsarm 111 en een regelmechanisme 112. Via het regelmechanisme 112 is het aan de trekker aangebrachte 25 hydraulische mechanisme door middel van de leiding 113 en de leiding 118 met de bedieningsmechanismen 22 en 115 gekoppeld.In fig. 13 another embodiment is shown for operating the valve 3 in combination with operating the hydraulic operating mechanism 22. In this embodiment, the hydraulic operating mechanism 22 is not connected to the valve 3 via a rod system, but valve 3 is provided with a separate hydraulic valve operating mechanism 115. In figure 13 the schematically shown hydraulic system 110 of the tractor or other such vehicle, to which the device is coupled, is provided with an operating arm 111 and a control mechanism 112. Via the control mechanism 112, the hydraulic mechanism mounted on the tractor is coupled to actuating mechanisms 22 and 115 by means of line 113 and line 118.

De met het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld overeenkomende onderdelen zijn met dezelfde verwij zings cijfers aangegeven.The parts corresponding to the previous exemplary embodiment are designated with the same reference numerals.

De leiding 113 is aangesloten aan de cilinder 22A nabij het 30 scharnier 26 dat in dit uitvoeringsvoorbeeld direkt draaibaar aan het gedeelte 12 van de in- resp. uitlaat 2 is aangebracht. Het tegenovergestelde einde van de cilinder 22A. is via een leiding 114 met de retourleiding 118 gekoppeld.The line 113 is connected to the cylinder 22A near the hinge 26, which in this exemplary embodiment can rotate directly on the part 12 of the in and out. outlet 2 is fitted. The opposite end of the cylinder 22A. is coupled to return line 118 via line 114.

In de leiding 114 is een terugslagklep 122 aangebracht. Het 35 hydraulische bedieningsmechanisme 115 is bevestigd aan een steun 116 die aan het reservoir 1 is bevestigd. Het hydraulisch bedieningsmechanisme 115 is voorzien van een cilinder 109 en een zuigerstang 108, welke laatste is gekoppeld met de klepstang 36. Het naar de klepstang 36 gekeerde einde 8101 i to % 17 van de cilinder 109 is via een leiding 117 gekoppeld met de leiding 113 waarbij in de leiding 117 een overdrukklep 119 is aange brac lit.A check valve 122 is arranged in the line 114. The hydraulic actuating mechanism 115 is attached to a support 116 attached to the reservoir 1. The hydraulic actuating mechanism 115 is provided with a cylinder 109 and a piston rod 108, the latter of which is coupled to the valve rod 36. The end 8101 to 17 of the cylinder 109 facing the valve rod 36 is coupled to the pipe 113 via a pipe 117 wherein a pressure relief valve 119 is mounted in the line 117.

Tussen de leiding 117 en de leiding 113 is een ver-5 bindingsleiding 120 met een terugslagklep 121 aangebracht.A connecting line 120 with a non-return valve 121 is arranged between the line 117 and the line 113.

Het van de klep 3 afgekeerde einde- van de cilinder 109 is gekoppeld aan de leiding 118, waarbij tussen de leiding 118 en de leiding 114 een verbindingsleiding 128 is aangebracht met een overdrukklep 123. Evenals in het voorgaande uitvoe-10 ringsvoorbeeld is het bedieningsmeehanisme 22 door middel van een kabelverbinding 82 gekoppeld met een aanwij sinrichting 80, voorzien van indieatiepunten 89, 90 en 91 die op overeenkomstige wijze als in het eerder genoemde uitvoeringsvoor-beeld de stand weergeven van het verspreidorgaan 16 resp.The end of the cylinder 109 remote from the valve 3 is coupled to the pipe 118, a connecting pipe 128 with an overpressure valve 123 being arranged between the pipe 118 and the pipe 114. As in the previous embodiment, the operating mechanism 22 is coupled by means of a cable connection 82 to an indicating device 80, provided with induction points 89, 90 and 91 which, in a similar manner as in the aforementioned exemplary embodiment, represent the position of the spreader 16 and 16, respectively.

15 de koppelinrichting 46. Daar in dit uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 13 het bedieningsmeehanisme 22 op andere wijze is gekoppeld met de klep 3, is in dit uitvoeringsvoorbeeld geen indicatie voor de stand van de klep 3 verkregen via de kabel 82 vanaf het bedieningsmeehanisme 22. In dit 20 uitvoeringsvoorbeeld is aan de cilinder 109 een flexibele verbindingskabel 124 aangebracht, waarvan de binnenkabel 125 met de klepstang 36 is gekoppeld. De kabel 124 is gekoppeld met een schuif 126 die langs een venster 127 beweegbaar is die bijvoorbeeld zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld ook aan 25 de aanwijsplaat 86 aangebracht kan zijn.The coupling device 46. Since in this exemplary embodiment according to Fig. 13 the operating mechanism 22 is otherwise coupled to the valve 3, in this exemplary embodiment there is no indication for the position of the valve 3 obtained via the cable 82 from the operating mechanism 22. In In this exemplary embodiment, a flexible connecting cable 124 is arranged on the cylinder 109, the inner cable 125 of which is coupled to the valve rod 36. The cable 124 is coupled to a slide 126 which is movable along a window 127 which, for example, as in this exemplary embodiment, can also be arranged on the indicator plate 86.

Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de werking als volgt:In this exemplary embodiment, the operation is as follows:

Voor het aansluiten van de slang 60 wordt het voertuig weer nabij de ondersteuningsmiddelen 62 gereden 30 een en ander zoals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven. Wanneer de monding van de slang 60 nabij het gedeelte 12 is gekomen, wordt het koppelingsorgaan 46 verdraaid zodanig dat dit de slang 60 tegen de inlaat resp. uitlaat 2 drukt. Hiervoor wordt via het bedieningsorgaan 111 35 vanaf de trekker via de regel schuif 112 vanuit het hydraulisch systeem het vloei stof medium via de leiding 113 in de cilinder 22A. geperst, zodanig dat de daarin aangebrachte zuigerstang 23 gaat bewegen voor het bewegen van het kop-pelingsmechanisme 46 naar de stand die overeenkomt met de 8101110 18 stand die voor het koppelingsmechanisme 46 in fig. 9 is weergegeven. In deze stand van het koppelingsmechanisme 46 kan de zuiger niet verder bewegen vanuit de cilinder 22 waarna de druk in de leiding 113 oploopt. De overdrukklep 5 119 is zodanig afgesteld, dat deze - nadat het koppelings- mechanisme 46 de slang 60 aan de inlaat 2 heeft gekoppeld en de druk in de leiding 113 verder wordt opgevoerd -opengaat waardoor vloeistof vanuit de leiding 113 in de leiding 117 kan stromen en via deze naar de cilinder 109.In order to connect the hose 60, the vehicle is again driven close to the support means 62, as shown in the previous exemplary embodiment. When the mouth of the hose 60 has come close to the portion 12, the coupling member 46 is rotated so that the hose 60 is against the inlet or the inlet. outlet 2. For this purpose, via the control member 111 35 from the tractor via the control slide 112 from the hydraulic system, the liquid medium is supplied via the line 113 in the cylinder 22A. pressed so that the piston rod 23 disposed therein moves to move the clutch mechanism 46 to the position corresponding to the position 8101110 18 shown for the clutch mechanism 46 in FIG. In this position of the coupling mechanism 46, the piston cannot move further from the cylinder 22, after which the pressure in the pipe 113 increases. The pressure relief valve 119 is adjusted such that - after the coupling mechanism 46 has coupled the hose 60 to the inlet 2 and the pressure in the pipe 113 is further increased - it opens, allowing liquid to flow from the pipe 113 into the pipe 117 and through it to the cylinder 109.

10 Door in de cilinder 109 vloeistof te stuwen zal de zuiger-stang 108 zich in de cilinder 109 gaan bewegen waardoor de klepstang 36 vanuit de in fig. 9 weergegeven stand omhoog wordt bewogen en de klep 3 wordt geopend.By pushing liquid into the cylinder 109, the piston rod 108 will move in the cylinder 109, as a result of which the valve rod 36 is moved upwards from the position shown in fig. 9 and the valve 3 is opened.

Zoals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is 15 weergegeven kan bij geopende klep 3 vloeistof in het reservoir 1 worden gezogen via de leiding 60. De gesloten of geopende stand van de klep 3 kan via de schuif 126 voor het venster 127 weergegeven worden. Bijvoorbeeld kan wanneer de klep 3 is gesloten de binnenkabel 125 zodanig aan de 20 schuif 126 trekken, dat deze in een stand voor het venster 127 komt met een rood vlak. Wanneer de klep wordt geopend zal de binnenkabel 125 zich verplaatsen onder bijv. de invloed van een in het overbrengingsorgaan 129 aangebracht verend mechanisme dat de schuif ten opzichte van het venster 25 127 verschuift en met een groen vlak voor het venster komt te liggen. Op deze wijze kan de indicatie van rood of groen voor het venster 127 aangeven of de klep gesloten of geopend is.Nadat voldoende vloeistof in het reservoir is ingezogen kan de klep 3 gesloten worden. Dit kan geschieden door de 30 druk van de leiding 113 af te nemen. Deze druk kan eventueel tijdens het zuigen reeds van de leiding 113 af genomen worden, daar geen krachten aanwezig zullen zijn om de zuigers in de cilinders 22A resp. 109 te verplaatsen. Voor de zekerheid kan echter de druk op de leiding gehandhaafd worden om 35 bijvoorbeeld de kracht waarmede de koppelingsorganen 46 de leiding 60 tegen de inlaat 2 houdt in stand te houden. Na het wegnemen van de druk van de leiding 113 en daarna een druk via het regelmechanisme 112 op de leiding 118 te brengen zal via de leiding 118 de druk in de cilinder 109 zodanig 8101110 19'' komen te liggen, dat deze de zuigerstang 108 "beweegt in de richting van de klep 3 waardoor deze wordt gesloten. Wanneer de gesloten stand van de klep 3 is bereikt zal de zuiger in de cilinder 109 niet verder kunnen bewegen, waardoor de druk 5 in deze cilinder opgevoerd kan worden. De overdrukklep 123 is zodanig ingesteld, dat deze bij het hoger worden van de druk in de leiding 118, nadat de zuigerstang 108 is bewogen voor het dichten van de klep 3» geopend wordt waarna vloeistof in de leiding 128 kan stromen en via deze door de lei-10 ding 114 naar de cilinder 22A. De vloeistof wordt in de cilinder 221 dan zodanig ingebracht, dat de zuigerstang 23 zover mogelijk de cilinder 221 in zal bewegen, waardoor het koppelingsmechanisme 46 in de stand komt, zoals in fig. 13 is weergegeven, zodat de leiding 60 losgekoppeld wordt van 15 de leiding 2. In deze stand kan de inrichting met gesloten klep 3 getransporteerd worden, naar bijvoorbeeld de plaats waar het reservoir 1 weer geleegd moet worden. Bijvoorbeeld naar de plaats waar het in het reservoir 1 opgenomen materiaal moet worden verspreid· over het land via het verspreid-20 orgaan 16. Daar aangekomen kan weer een druk op de leiding 113 aangebracht worden, zodanig dat op overeenkomstige wijze als hiervoor is beschreven voor de eerdere uitvoeringsvoor-beelden en het verspreidorgaan 16 tegen de uitlaat 2 komt. Deze stand kan weer aangegeven worden op de aanwijzer 80 25 doordat de naald 88 zoals hiervoor reeds is beschreven naar het punt 91 beweegt. Ha het bereiken van deze stand zal de zuigerstang van het mechanisme 22 niet verder ten opzichte van de cilinder 221 kunnen bewegen, zodat de druk in de leiding 113 weer oploopt en de klep 119 wordt geopend, 30 waarna vloeistof in de cilinder 109 kan stromen. Toestroming van de vloeistof in de cilinder 109 via de leiding 117 veroorzaakt een openen van de klep 3 zodat het materiaal bijv. onder druk uit de tank 1 af gevoerd kan worden en verspreid kan worden via het verspreidorgaan 16. Ha het ledigen van 35 het reservoir kan dit weer opnieuw gevuld worden aan de put -leiding 60, zodat de werking weer opnieuw kan beginnen.As shown in the previous exemplary embodiment, when the valve 3 is open, liquid can be drawn into the reservoir 1 via the line 60. The closed or opened position of the valve 3 can be displayed via the slide 126 for the window 127. For example, when the valve 3 is closed, the inner cable 125 can pull the slider 126 such that it comes into a position in front of the window 127 with a red surface. When the valve is opened, the inner cable 125 will move, for example, under the influence of a resilient mechanism disposed in the transmission member 129 that shifts the slider relative to the window 127 and comes to face a green area in front of the window. In this way, the indication of red or green for the window 127 can indicate whether the valve is closed or open. After sufficient liquid has been drawn into the reservoir, the valve 3 can be closed. This can be done by releasing the pressure from the line 113. If necessary, this pressure can already be taken off the line 113 during suction, since no forces will be present around the pistons in the cylinders 22A, respectively. 109. To be on the safe side, however, the pressure on the pipe can be maintained in order, for example, to maintain the force with which the coupling members 46 hold the pipe 60 against the inlet 2. After relieving the pressure from the line 113 and then applying a pressure via the regulating mechanism 112 to the line 118, the pressure in the cylinder 109 will come to lie via the line 118 in such a way that the piston rod 108 "will be placed in the cylinder 109" moves in the direction of valve 3, which closes it When the closed position of valve 3 is reached, the piston in cylinder 109 will not be able to move further, as a result of which the pressure 5 can be increased in this cylinder. adjusted so that as the pressure in the line 118 increases, after the piston rod 108 has been moved to close the valve 3, it is opened, after which liquid can flow into the line 128 and through it through the line 114 to the cylinder 22A. The fluid is then introduced into the cylinder 221 such that the piston rod 23 will move as far as possible into the cylinder 221, bringing the clutch mechanism 46 into position, as shown in FIG. 13, so that the guide ng 60 is disconnected from the line 2. In this position, the device can be transported with the valve 3 closed, for example to the place where the reservoir 1 has to be emptied again. For example, to the place where the material contained in the reservoir 1 is to be spread over the land via the spreading member 16. Once there, pressure can again be applied to the pipe 113, such that in a similar manner as described above for the previous embodiments and the spreading member 16 comes against the outlet 2. This position can again be indicated on the pointer 80 by the fact that the needle 88 moves to the point 91 as already described. When this position is reached, the piston rod of the mechanism 22 will not be able to move further relative to the cylinder 221, so that the pressure in the pipe 113 increases again and the valve 119 is opened, after which liquid can flow into the cylinder 109. Inflow of the liquid into the cylinder 109 via the line 117 causes the valve 3 to open so that the material can be discharged eg from the tank 1 under pressure and can be distributed via the spreader 16. After emptying the reservoir this can be refilled at the well line 60, so that the operation can start again.

In de figuren 14 en 15 is een ander uitvoerings-voorbeeld van een bedieningsmechanisme voor de klep 3 en 8101110 20 het koppelingsorgaan 46 met het verspreidorgaan 16 weergegeven. De in dit uitvoeringsvo or beeld met de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden overeenkomstige onderdelen zijn met dezelfde verwij zings cijfers aangegeven. In dit uitvoerings-5 voorbeeld is de as 20 met de daaraan bevestigde koppelin-riehting 46 en het verspreidorgaan 16 aangebracht tussen twee aan weerszijden van het gedeelte 12 van de in- resp. uitlaat 2 aangebrachte platen 136. Tussen de onderst eunings-platen 136 is een hydraulisch bedieningsmechanisme 135 aan-10 gebracht dat met één einde scharnierend is gekoppeld met een aan het gedeelte 12 bevestigde steun 137* Het andere einde van het bedieningsmechanisme 135 is door middel van een as 24 gekoppeld met een hefarm 25» die evenals in het eerste uitvoeringsvoorbeeld is gekoppeld met de koppel-15 inrichting 46 en het verspreidorgaan 16. Het bedieningsmechanisme 135 omvat een cilinder 138 en zuigers tang 139,Figures 14 and 15 show another exemplary embodiment of an operating mechanism for the valve 3 and 8101110 20, the coupling member 46 with the spreading member 16. The parts corresponding in this exemplary embodiment to the preceding exemplary embodiments are designated by the same reference numerals. In this exemplary embodiment, the shaft 20 with the coupling device 46 attached thereto and the spreading member 16 are arranged between two on either side of the portion 12 of the inserts. plates 136 mounted between outlet 2. Between the bottom support plates 136 is mounted a hydraulic operating mechanism 135 which is hinged at one end to a support 137 attached to the section 12 * The other end of the operating mechanism 135 is by means of a shaft 24 coupled to a lifting arm 25, which, as in the first exemplary embodiment, is coupled to the coupling device 46 and the spreading member 16. The operating mechanism 135 comprises a cylinder 138 and piston pliers 139,

De cilinder 138 is een gasveercilinder, zodanig dat de in de cilinder aanwezig druk de zuigerstang 139 in een stand tracht te houden waarbij deze althans praktisch geheel in 20 de cilinder 138 is ingeschoven. De nabij de steun 137 gelegen zijde van de cilinder 138 is door middel van een leiding 141 gekoppeld met een automatisch regelend stuur-blok 140. De klepstang 36 is gekoppeld met een hydraulisch bedieningsmechanisme 142 dat is bevestigd aan de steun 116 25 van het reservoir 1. Het mechanisme 142 heeft een van een gasveer voorziene cilinder 143 met een zuigerstang 144» die is gekoppeld met de klepstang 36. De cilinder 143 is door middel van een leiding 145 gekoppeld met het stuur-blok 140. Het stuurblok 140 is door middel van een toe-30 voerleiding 146 gekoppeld met het regelmechanisme 112 van de trekker. Het stuurblok 140 is door middel van een retonr-leiding 147 via de leiding 146 eveneens gekoppeld met het regelmechanisme 112. In de leiding 146 is een terugslagklep 148 aangebracht, zodanig dat via deze klep vloeistof 35 slechts aan het stuurblok 140 kan worden toegevoerd.The cylinder 138 is a gas spring cylinder, such that the pressure present in the cylinder tries to keep the piston rod 139 in a position in which it is at least practically fully retracted into the cylinder 138. The side of the cylinder 138 located near the support 137 is coupled by means of a pipe 141 to an automatically controlling control block 140. The valve rod 36 is coupled to a hydraulic operating mechanism 142 which is attached to the support 116 of the reservoir 1. The mechanism 142 has a gas spring cylinder 143 with a piston rod 144 »coupled to the valve rod 36. The cylinder 143 is coupled to the control block 140 by a conduit 145. The control block 140 is a supply line 146 coupled to the tractor control mechanism 112. The control block 140 is also coupled to the control mechanism 112 via the retonr line 147 via the line 146. A check valve 148 is arranged in the line 146, such that liquid 35 can only be supplied to the control block 140 via this valve.

In de leiding 147 is een terugslagklep 149 aangebracht zodanig dat vloeistof slechts vanuit het stuurblok 140 naar de retourleiding 147 kan stromen.A non-return valve 149 is arranged in the conduit 147 such that liquid can only flow from the control block 140 to the return conduit 147.

Het stuurblok 140 heeft een cilinder 152 met in 8101110 21 de lengterichting van de cilinder 152 van elkaar gescheiden ringvormige uitsparingen 153» 154 en 155. In de cilinder 152 is een stuurcilinder 156 aangebracht met twee zuigers 157 en 158, die met elkaar verbonden zijn door een in door-5 snede ten opzichte van de cilinders 157 en 158 smaller gedeelte 159. De cilinder 158 is voorzien van een doorstroom-kanaal 159 dat aan de ene zijde van de zuiger 156 uitmondt in de cilinder 152, en verder nabij de omtrek van het gedeelte 159 aansluit.The control block 140 has a cylinder 152 with annular recesses 153, 154 and 155 separated from each other in the longitudinal direction of the cylinder 152. In the cylinder 152 there is arranged a control cylinder 156 with two pistons 157 and 158, which are connected to each other by a section in section with respect to the cylinders 157 and 158 narrower section 159. The cylinder 158 is provided with a flow-through channel 159 which opens on one side of the piston 156 into the cylinder 152, and further near the circumference of connect the section 159.

10 Tussen de zuiger 157 en een einde van de cilinder 158 is een drukveer 160 aangebracht. Habij het andere einde van de cilinder 152 is daarin een bij voorkeur althans enigszins verend stootblok 161 aangebracht. In het stuur-blok 140 is een tweede cilinder 166 aangebracht, die op 15 gelijke wijze als de cilinder 152 is voorzien van drie uitsparingen 167, 168 en 169. De uitsparingen 167 en 169 zijn respectievelijk door leidingen 170 en 172 gekoppeld met de uitsparingen 153 en 155. De leidingen 145 en 141 sluiten aan resp. uitsparingen 153 en 155 terwijl de leiding 146 '20 aansluit op de uitsparing 154. De uitsparing 168 sluitaan op de retourleiding 147. In de cilinder 166 is een zuiger 165 aangebracht met gedeelten 173 en 174 die door een tussen-gedeelte 175 met elkaar zijn gekoppeld. De zuiger 165 is voorzien van een kanaal 176 dat aan het in fig. 15 rechter 25 einde van de cilinder 165 uitmondt in de cilinder 166 en met het andere einde uitmondt op de omtrek van het gedeelte IT!.· Tussen de zuiger 165 en een. einde van de cilinder 166 is een drukveer 177 aangebracht, terwijl in het andere einde van de cilinder 166 een stootblok 171 is aangebracht.A compression spring 160 is arranged between the piston 157 and one end of the cylinder 158. At the other end of the cylinder 152 a preferably at least somewhat resilient tapping block 161 is arranged therein. A second cylinder 166 is provided in the control block 140, which, in the same manner as the cylinder 152, is provided with three recesses 167, 168 and 169. The recesses 167 and 169 are coupled to the recesses 153 by lines 170 and 172, respectively. and 155. The lines 145 and 141 connect to resp. recesses 153 and 155 while the conduit 146 '20 connects to the recess 154. The recess 168 connects to the return conduit 147. In the cylinder 166, a piston 165 is provided with portions 173 and 174 coupled together by an intermediate portion 175 . The piston 165 is provided with a channel 176 which opens into the cylinder 166 at the right-hand end of the cylinder 165 in fig. 15 and opens with the other end on the circumference of the part IT! · Between the piston 165 and a . A compression spring 177 is provided at the end of the cylinder 166, while a buffer block 171 is arranged in the other end of the cylinder 166.

30 De werking van het in de figuren 14 en 15 weerge geven uitvoeringsvoorbeeld is als volgt:The operation of the exemplary embodiment shown in Figures 14 and 15 is as follows:

Evenals in het eerste uitvoeringsvoorbeeld moet voor het koppelen van de slang 60 aan het gedeelte 12 van de inlaat 2 het koppelingsorgaan 46 verdraaid worden om de 35 as 20. Hiervoor wordt de zuiger 139 uit de cilinder 138 geschoven door het toevoeren van het vloeistofmedium aan de cilinder 138 door de leiding 141. De zuiger 139 zal tegen de druk van de gasveerkolom in de cilinder 138 bewegen waarvoor de druk in de leiding 141 op de nodige spanning wordt 8101110 22 gebracht. Het hydraulisch medium kan vanuit de trekker via het regelmechanisme 112 en de leiding 146 toestromen naar de ringvormige uitsparing 154 van waaruit het vloeistof-medium langs het tussengedeelte 149 in de ringvozmige uit-5 sparing 155 en van daaruit in de leiding 141 kan stromen. Wanneer nu het koppelingsorgaan 46 de leiding 60 tegen de inlaat 2 drukt kan de zuiger 139 niet verder vanuit de cilinder 138 bewegen. De druk in de leidingen 146 en 141 kan dan verder opgevoerd worden. De veer 160 is nu zodanig 10 dat bij een verder opvoeren van de druk in de leiding 141 de zuiger 156 in fig. 15 gezien naar links wordt verplaatst. Dit kan geschieden doordat het onder druk staand medium via het kanaal 162 aan de rechterzijde van de zuiger 156 kan komen en de druk hoger is dan de veerspanning 160, zodat de 15 zuiger 156 naar links gaat bewegen. Wanneer het zuiger- gedeelte 158 zo ver naar links is gevoerd dat de uitsparing 155 door de omtrek van het zuigergedeelte 158 wordt afgesloten, zal het zuigergedeelte 157 zover naar links zijn gevoerd, dat de uitsparing 153 en 154 met elkaar langs het 20 verbindingsgedeelte 159 in verbinding staan. De vloeistof zal dan via deze weg in de leiding 145 stromen waardoor de zuiger 144 in de cilinder 143 wordt bewogen, zodanig dat de kLepstang 36 naar boven beweegt en de klep 3 wordt geopend. De in de uitsparing 153 vloeiende vloeistof zal ook via de 25 leiding 170 in de uitsparing 167 komen. Van daaruit zal door het kanaal 176 de vloeistofdruk aan de rechterzijde van de cilinder 165 zodanig worden dat de zuiger tegen een druk van de veer 177 naar links beweegt. Het cilindergedeel-te 174 beweegt hierbij zodanig naar links dat deze de uit-30 sparing 169 afsluit ten opzichte van de uitsparing 168. De druk in de leiding 145 opent de klep 3 geheel onder invloed van de verplaatsing van de zuiger 144 in de cilinder 143« De druk in de leiding 147 is aan weerszijden van de terugslagklep 149 gelijk zodat deze gesloten blijft onder het hand-35 haven van de druk in de leiding 146 voor het geopend houden van de afsluiter 3 en het daarbij aangesloten houden van de koppelinrichting 146. Ha, zoals hiervoor is beschreven, het volzuigen van het reservoir 1 kan de klep 3 weer gesloten worden en de leiding 60 worden losgekoppeld. Dit kan 8101 no 23 geschieden door het wegnemen van de druk in de leidingen 146 en daarmede 147. De druk in de cilinder 143 overheerst ten opzichte van de druk in de cilinder 135. Bij het wegnemen van de druk in de leidingen 146 en 147 zal de leiding 145 in ver-5 binding staan via de uitkraging 153» de leiding 170 en de uitkraging 167 en langs het gedeelte 175 via de uitkraging 168 met de leiding 147· Onder druk van de gaskolom in de cilinder .143 zal de vloeistof wegstromen uit de cilinder 143 en de klep 3 sluiten. Als de klep gesloten is, is de 10 druk zodanig teruggelopen dat de veer 177 een spanning op de cilinder 165 uitoefent, die groter is dan de vloeistof-druk in de cilinder 166 rechts van het uiteinde van de zuiger 165. De zuiger 165 zal nu zodanig naar rechts bewegen dat het zuigergedeelte 174 de uitkraging 168 in verbin-15 ding brengt met de uitkraging 169. Deze ruimte 169 staat via de leiding 172 in verbinding met de uitkraging 155 en de leiding 151. De druk in de leiding 147 is nu lager dan de druk -teweeggebracht door de gasveerkolom in de cilinder 138, zodat deze de zuiger 139 in de cilinder 138 schuift en 20 de koppelinrichting 46 de koppeling van de slang 60 met de inlaat 2 ontkoppelt. Ha het rijden met de inrichting naar de plaats waar het reservoir 1 geleegd moet worden, kan het verspreidstuk 16 aangekoppeld worden door zoals hiervoor is beschreven, druk in de cilinder 138 aan te 25 brengen waardoor automatisch weer, zoals hiervoor is beschreven, de zuigers 156 en 165 in de cilinders 152 en 166 gaan bewegen zodanig dat na koppeling van het verspreid-orgaan 16 de klep 3 wordt geopend en het materiaal onder druk vanuit het reservoir 1 langs de klep 3 en via het 30 verspreidorgaan 16 kan worden verspreid. Het stuurblok 140 in dit uitvoeringsvoorbeeld geeft dus een automatische sturing, zodanig dat de klep 3 hij het aahkoppelen van de slang 60 of het verspreidorgaan 16 pas opent na genoemde aankoppeling, terwijl voor het loskoppelen van de koppel-35 inrichting 46 of het verspreidorgaan 16 eerst de klep 3 sluit en daarna de organen 46 en 16 pas worden ontkoppeld.As in the first embodiment, in order to couple the hose 60 to the portion 12 of the inlet 2, the coupling member 46 must be rotated about the axis 20. For this purpose, the piston 139 is pushed out of the cylinder 138 by supplying the liquid medium to the cylinder 138 through the line 141. The piston 139 will move against the pressure of the gas spring column in the cylinder 138 for which the pressure in the line 141 is brought to the necessary tension. The hydraulic medium can flow from the tractor via the control mechanism 112 and the line 146 to the annular recess 154 from which the fluid medium can flow along the intermediate section 149 into the annular recess 155 and from there into the line 141. When the coupling member 46 now presses the line 60 against the inlet 2, the piston 139 cannot move further from the cylinder 138. The pressure in the lines 146 and 141 can then be increased further. The spring 160 is now such that when the pressure in the pipe 141 is further increased, the piston 156 in Fig. 15 is moved to the left. This can be done because the pressurized medium can pass through the channel 162 to the right side of the piston 156 and the pressure is higher than the spring tension 160, so that the piston 156 starts to move to the left. When the piston portion 158 has been moved to the left such that the recess 155 is closed by the periphery of the piston portion 158, the piston portion 157 will have been moved to the left such that the recess 153 and 154 join together along the connecting portion 159. connection. The liquid will then flow into the conduit 145 via this path, whereby the piston 144 is moved into the cylinder 143, such that the valve rod 36 moves upwards and the valve 3 is opened. The liquid flowing in the recess 153 will also enter the recess 167 via the pipe 170. From there, through the channel 176, the fluid pressure on the right side of the cylinder 165 will become such that the piston moves to the left against a pressure of the spring 177. The cylinder part 174 hereby moves to the left such that it closes the recess 169 relative to the recess 168. The pressure in the pipe 145 opens the valve 3 entirely under the influence of the displacement of the piston 144 in the cylinder 143 The pressure in the line 147 is equal on either side of the check valve 149 so that it remains closed while maintaining the pressure in the line 146 to keep the valve 3 open and the coupling device 146 connected thereto. Ha, as described above, by suctioning the reservoir 1, the valve 3 can be closed again and the conduit 60 disconnected. This can be done by removing the pressure in the lines 146 and thereby 147. The pressure in the cylinder 143 is predominant compared to the pressure in the cylinder 135. When the pressure in the lines 146 and 147 is released, the pipe 145 is connected via the cantilever 153 »the pipe 170 and the cantilever 167 and along the part 175 via the cantilever 168 to the pipe 147 · Under the pressure of the gas column in the cylinder .143, the liquid will flow out close the cylinder 143 and valve 3. When the valve is closed, the pressure has decreased so that the spring 177 applies a tension to the cylinder 165, which is greater than the liquid pressure in the cylinder 166 to the right of the end of the piston 165. The piston 165 will now Move to the right such that the piston section 174 connects the cantilever 168 to the cantilever 169. This space 169 is connected via the line 172 to the cantilever 155 and the line 151. The pressure in the line 147 is now lower then the pressure brought about by the gas spring column in the cylinder 138 so that it slides the piston 139 into the cylinder 138 and the coupling device 46 disengages the coupling of the hose 60 with the inlet 2. After driving the device to the place where the reservoir 1 is to be emptied, the spreader 16 can be coupled by applying pressure in the cylinder 138 as described above, so that the pistons 156 automatically resume as described above. and 165 will move in the cylinders 152 and 166 such that after coupling of the spreader 16 the valve 3 is opened and the material can be spread under pressure from the reservoir 1 along the valve 3 and via the spreader 16. The control block 140 in this exemplary embodiment thus provides an automatic control, such that the valve 3 only opens the coupling of the hose 60 or the spreading member 16 after said coupling, while before disconnecting the coupling device 46 or the spreading member 16 first the valve 3 closes and only then the members 46 and 16 are disconnected.

Met behulp van de in de figuren 14 en 15 weergegeven inrichting is het mogelijk het systeem te laten werken vanaf bijvoorbeeld een trekker die slechts via een aansluitsysteem 8101110 - t 24 druk op het aangesloten leidingsysteem kan geven respectievelijk druk daaruit weg kan nemen, dus niet is voorzien van een heen en retour leidingsysteem, zoals in wezen in fig. 13 is aangegeven.With the aid of the device shown in Figures 14 and 15 it is possible to operate the system from, for example, a tractor that can only apply pressure to the connected piping system via a connection system 8101110 - t 24, so that pressure cannot be removed from it. provided with a return and return pipe system, as shown essentially in Fig. 13.

5 ïïet de in de figuren 14 en 15 weergegeven konstruk- tie is het hedieningsmechanisme 135 op gunstige wijze zodanig centraal geplaatst boven het gedeelte 12 dat de kracht die op de armen van het koppelingsorgaan 46 worden uitgeoefend nagenoeg symetrisch liggen ten opzichte van het verticale 10 vlak door de hartlijn van het gedeelte van 12 van de inlaat 2.Advantageously, the construction shown in Figures 14 and 15 is conveniently positioned centrally above portion 12 above the portion 12 so that the force applied to the arms of the coupling member 46 is substantially symmetrical with respect to the vertical plane. through the center line of the part of 12 of the inlet 2.

Be standen van de organen 46 en 16 kunnen evenals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 13 is weergegeven, aangeduid worden op een aanwi jsorgaan 80 waar-15 voor de kabels 82 op praktisch dezelfde wijze als in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld met het bedieningsmechanisme 135 zijn gekoppeld. De stand van de afsluiter 3 wordt op het aanwijsorgaan 80 weergegeven door middel van een flexibele verbinding 124, die op gelijke wijze als in fig. 13 met het 20 mechanisme 143 en de klepstang 36 is gekoppeld.As shown in the previous exemplary embodiment of FIG. 13, the files of the members 46 and 16 can be indicated on an indicator 80 for which the cables 82 are coupled to the operating mechanism 135 in practically the same manner as in the preceding exemplary embodiment. . The position of the valve 3 is shown on the indicator 80 by means of a flexible connection 124, which is coupled to the mechanism 143 and the valve rod 36 in the same manner as in Fig. 13.

In fig. 16 is een schema van weer een ander uitvoeringsvoorbeeld weergegeven voor het bedienen van de mechanismen die het koppelingsorgaan en het verspreidorgaan bedienen en de klep open dicht doen. Het in fig. 16 weer-25 gegeven schema omvat een cilinder 180 met zuigerstang 181 die vergelijkbaar zijn met de cilinder 138 en de zuigerstang 139 uit het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 14. Verder zijn in het systeem volgens fig. 16 een cilinder 182 en een zuigerstang 183 aanwezig, die vergelijkbaar zijn met 30 de cilinder 143 en de zuigerstang 144. Voor de werking en bediening van de op de zuigerstang 181 en 183 aangesloten organen wordt verwezen naar de voorgaande uitvoeringsvoor-beelden.Fig. 16 shows a schematic of yet another exemplary embodiment for operating the mechanisms that operate the coupling member and the spreader and close the valve open. The diagram shown in Fig. 16 comprises a cylinder 180 with piston rod 181 which are comparable to the cylinder 138 and the piston rod 139 of the exemplary embodiment according to Fig. 14. Furthermore, in the system according to Fig. 16, a cylinder 182 and a piston rod 183, which are comparable to the cylinder 143 and the piston rod 144. For the operation and operation of the members connected to the piston rods 181 and 183, reference is made to the previous embodiments.

De beweging van de zuigerstangen 181 en 18 3 wordt 35 als volgt verkregen. Vanuit het regelmechnisme 184 (vergelijkbaar met het regelmechanisme 112) van de trekker wordt vloeistof in de leiding 185 en 185A gepompt, waarin de klep 186 aanwezig is, die in deze stand is geopend, zodat de druk in de cilinder 180 zodanig opgebouwd kan worden dat 8101110 « * 25 de zuigerstang 181 naar "buiten de cilinder beweegt voor het bedienen van de organen 46 en 16. Nadat het orgaan 46 of 16 op een eindstand is aangekomen, een en ander zoals hiervoor is beschreven, en de zuiger 181 niet verder uit de cilinder 5 180 kan worden bewogen, wordt de druk in de leiding 185 op gevoerd, zodanig dat de overdrukklep 187 wordt geopend en de vloeistof in de cilinder 182 stroomt. Hierdoor zal de zuigerstang 183 in de in fig. 16 weergegeven stand omhoog-bewegen voor het openen van de afsluiter 3. Kort nadat de 10 zuigerstang 183 omhoog beweegt en de klep 3 gaat openen, zal de nok 188 de klep 186 sluiten. Wanneer de afsluiter 3 geheel geopend is, bij de stand van de zuigerstang 183 waarbij deze zo ver mogelijk in de zuiger is gelegen, zal het reservoir 1 volgezogen worden via de putleiding 60.The movement of the piston rods 181 and 183 is obtained as follows. From the control mechanism 184 (similar to the control mechanism 112) of the tractor, liquid is pumped into the line 185 and 185A, in which the valve 186 is present, which is opened in this position, so that the pressure in the cylinder 180 can be built up such that The piston rod 181 moves "out of the cylinder to operate the members 46 and 16. After the member 46 or 16 has reached an end position, as described above, and the piston 181 does not extend further the cylinder 5 180 can be moved, the pressure in the line 185 is increased, such that the pressure relief valve 187 is opened and the liquid flows into the cylinder 182. This will cause the piston rod 183 to move upwards in the position shown in fig. for opening the valve 3. Shortly after the piston rod 183 moves upward and the valve 3 opens, the cam 188 will close the valve 186. When the valve 3 is fully open, at the position of the piston rod 183 where the if it is located as far as possible in the piston, the reservoir 1 will be sucked up through the well pipe 60.

15 Na volzuigen van het reservoir 1 moet de afsluiter 3 weer worden gesloten, waarvoor de druk van de leiding 185 wordt afgenomen en deze in open verbinding komt met de retour-leiding van het hydraulische systeem, zodanig dat de zuiger 183 onder invloed van de gasveerkolom in de cilinder 182 20 naar beneden kan worden gedrukt voor het sluiten van de afsluiter. Op het moment dat de afsluiter 3 gesloten wordt, wordt de nok 181 zodanig langs de klepbesturingsstang 189 bewogen, dat de klep 186 weer wordt geopend. Door nu vloeistof in de leiding 191 te pompen, kan de zuiger 181 weer in 25 de cilinder 180 gedrukt worden, waarbij de vloeistof via de leiding 185A en de geopende klep 186 terug kan vloeien naar het hydraulisch systeem van de trekker. Voor het leeg-vloeien van de cilinder 182 kan de daarin aanwezige vloeistof via de terugslagklep 190 wegstromen naar de drukloze 30 leiding 185· Ook met het in fig. 16 weergegeven systeem van hydraulische bediening wordt de afsluiter 3 steeds gesloten gehouden bij het manoeuvreren met de koppelingsinrichting 46 of het verspreidorgaan 16. De afsluiter 3 zal dus pas geopend worden wanneer of middels het koppelingsorgaan 46 de put-35 slang 60 is aangesloten aan de inlaat 2 of het verspreidor-? gaan 16 voor de als uitlaat werkende inlaat 2 is aangesloten voor het legen van het reservoir 1.After suction of the reservoir 1, the valve 3 must be closed again, for which the pressure of the line 185 is taken off and it comes into open connection with the return line of the hydraulic system, such that the piston 183 under the influence of the gas spring column in the cylinder 182 20 can be pressed down to close the valve. When the valve 3 is closed, the cam 181 is moved along the valve control rod 189 such that the valve 186 is opened again. By now pumping liquid into the line 191, the piston 181 can be pushed back into the cylinder 180, whereby the liquid can flow back through the line 185A and the opened valve 186 to the hydraulic system of the tractor. To empty the cylinder 182, the liquid contained therein can flow away via the non-return valve 190 to the unpressurized pipe 185 · Also with the system of hydraulic operation shown in fig. 16, the valve 3 is always kept closed when maneuvering with the coupling device 46 or the spreading member 16. The valve 3 will thus only be opened when or through the coupling member 46 the well-hose 60 is connected to the inlet 2 or the spreading device. 16 for inlet 2 acting as outlet is connected for emptying reservoir 1.

In fig. 17 is een schema van weer een ander uit-voeringsvoorbeeld voor het besturingsmeehanisme van de hy- 8101110 26 draulisehe bedieningsm eehanismen voor de afsluiter 3 en de organen 46 en 16. De in dit uitvoeringsvoorbeeld weergegeven onderdelen die overeenstemmen met de onderdelen in fig. 16 zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. In dit uit-5 voeringsvoorbeeld is de cilinder 180 vervangen door een cilinder 193 die een gasveercilinder is. In dit systeem wordt de zuigerstang 181 bewogen tegen de druk van de gasveerkolom in, door druk via de leiding 185 en 185A in de cilinder 193 te stuwen. Wanneer de eindstand van de zuigerstang 181 is 10 verkregen, wordt de afsluiter 187 geopend, waardoor vloeistof in de cilinder 182 kan stromen voor bet omhoogbewegen van de zuigerstang 183 die bij de aanvang van zijn beweging de klep 186 sluit. Wanneer na vulling van het reservoir de afsluiter 3 weer wordt gesloten, wordt de druk van de 15 leiding 185 afgenomen, zodat de zuigerstang 183 door de druk in de gasveercilinder 182 kan worden .teruggestuwd voor bet sluiten van de klep. De vloeistof kan hierbij langs de terugslagklep 190 naar de leiding 185 stromen. Nadat de zuigerstang 183 zijn eindstand beeft bereikt voor bet dich-20 ten van de klep 3» wordt de klep 186 geopend, zodat de zuigerstang 181 onder druk van de gaskolom in de cilinder 193 kan worden teruggeduwd in zijn in fig. 17 weergegeven stand, waarbij bet orgaan 16 en 46 zijn ontkoppeld en in de stand staan zoals bijv. in fig. 14 is weergegeven. De stand van 25 de organen 16 en 46 kan via een kabel 82 op dezelfde wijze worden weergegeven door een aanwijsorgaan als in bet uit-voeringsvoorbeeld volgens fig. 13. De aanwijzing voor de stand van de afsluiter kan in dit uitvoeringsvoorbeeld worden verkregen door een aanwijzer 194* die is aangesloten 30 op de leiding 198 tussen de overdrukklep 187 en de cilinder 182. Bij bet punt 195 zal de wijzer van de aanwijzer 194 staan wanneer de zuigerstang 183 de afsluiter 3 dichthoudt en de druk in de leiding 198 kleiner is dan de druk van de gasveercilinder 192. Wanneer de druk in de leiding 196 wordt 35 opgevoerd voor bet bewegen van de zuigerstang 183 tegen de druk van de gasveerkolom in de cilinder in, zal de druk zodanig oplopen, dat bijvoorbeeld een aanwijspunt 196 wordt bereikt dat overeenkomt met de druk die dan heerst in de leiding 198 voor bet bewegen van de zuigerstang 183 naar 8101 110 27 boven voor het openen van de afsluiter 3. De stand van de wijzer 197 bij één van de punten 195 en 196 geeft dus een indicatie of de afsluiter 3 gesloten is.In Fig. 17 is a diagram of yet another exemplary embodiment for the control mechanism of the hydraulic actuating mechanisms for the valve 3 and the members 46 and 16. The parts shown in this exemplary embodiment which correspond to the parts in Fig. 16 are designated by the same reference numerals. In this embodiment, the cylinder 180 has been replaced by a cylinder 193 which is a gas spring cylinder. In this system, the piston rod 181 is moved against the pressure of the gas spring column, by pushing pressure through the line 185 and 185A into the cylinder 193. When the end position of the piston rod 181 is obtained, the valve 187 is opened, allowing fluid to flow into the cylinder 182 for raising the piston rod 183 which closes the valve 186 at the start of its movement. When the valve 3 is closed again after filling of the reservoir, the pressure of the pipe 185 is released, so that the piston rod 183 can be pushed back by the pressure in the gas spring cylinder 182 for closing the valve. The liquid can flow along the non-return valve 190 to the line 185. After the piston rod 183 has reached its end position to close the valve 3, the valve 186 is opened, so that the piston rod 181 can be pushed back into the cylinder 193 in the position shown in Fig. 17 under the pressure of the gas column. the members 16 and 46 being disengaged and in the position as shown, for example, in Fig. 14. The position of the members 16 and 46 can be represented via a cable 82 in the same manner by an indicator as in the exemplary embodiment according to Fig. 13. The indication for the position of the valve can be obtained in this exemplary embodiment by an indicator 194 * which is connected to line 198 between relief valve 187 and cylinder 182. At point 195 the pointer of pointer 194 will be when piston rod 183 keeps valve 3 closed and pressure in line 198 is less than pressure of the gas spring cylinder 192. When the pressure in the line 196 is increased to move the piston rod 183 against the pressure of the gas spring column in the cylinder, the pressure will rise such that, for example, a designation point 196 corresponding to the pressure then prevailing in line 198 for moving piston rod 183 to 8101 110 27 above to open valve 3. Pointer position 197 at any of points 19 5 and 196 therefore gives an indication whether the valve 3 is closed.

In fig. 18 is nog weer een ander uitvoeringsvoor-5 beeld weergegeven van twee hydraulische bedieningsmechanismen voor het bedienen van de organen 16 en 46, resp. de afsluiter 3· De in fig. 18 weergegeven bedieningsmeehanismen 180, 181 resp. 182» 183 komen overeen met het weergegeven.uit- voeringsvoorbeeld volgens fig. 16 zodat ten aanzien daarvan 10 verwezen wordt naar de beschrijving van dit uitvoerings-voorbeeld. De zuigerstang 183 heeft echter niet zoals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld een nok 188 voor het bedienen van een stuurstang 189 van een klep 186. Voor het bewegen van de zuigerstang 181 bij de aanvang van de wer-15 king wordt vloeistof via het regelmechnaisme 184 van de trekker in de leidingen 200 en 201 gepompt, waarbij het vloeistofmedium via de terugslagklep 202 in de cilinder 180 zal stromen voor het verplaatsen van de zuigerstang 181. Nadat de zuigerstang 181 zijn eindstand heeft bereikt voor 20 het koppelen van de putslang 60 middels het koppelingsor-gaan 46 of dat het verspreidorgaan 16 is aangesloten, zal de druk in de leiding 200, 201 opgevoerd worden, zodanig dat via de leiding 204 en de overdrukklep 205 vloeistof in de cilinder 182 zal stromen voor het bedienen van de 25 zuigerstang 183* zodanig dat de afsluiter 3 wordt geopend.In Fig. 18, yet another exemplary embodiment is shown of two hydraulic operating mechanisms for operating the members 16 and 46, respectively. the shut-off valve 3 · The operating mechanisms 180, 181 resp. 182-183 correspond to the illustrated exemplary embodiment of FIG. 16, so that reference is made thereto to the description of this exemplary embodiment. However, the piston rod 183 does not have, as in the previous embodiment, a cam 188 for operating a control rod 189 of a valve 186. For moving the piston rod 181 at the start of operation, liquid is supplied via the control mechanism 184 of the the pump is pumped into the lines 200 and 201, the fluid medium flowing through the check valve 202 into the cylinder 180 for displacing the piston rod 181. After the piston rod 181 has reached its end position for coupling the well hose 60 by the coupling member. or that the spreader 16 is connected, the pressure in the line 200, 201 will be increased, such that through the line 204 and the pressure relief valve 205 liquid will flow into the cylinder 182 to operate the piston rod 183 * such that the valve 3 is opened.

Na bijvoorbeeld het vullen van het reservoir 1, zal de druk van de leiding 200 af genomen worden en de toevoer naar de leiding 207 worden geopend. Hierdoor zal onder invloed van de gasveerkolom in de cilinder 182 de zuigerstang 183 naar 30 beneden worden bewogen, waarbij de vloeistof via de terugslagklep 206 en de leiding 204 in de leiding 200 kan stromen, naar het hydraulisch systeem van de trekker. Tegelijkertijd zal de druk het regelorgaan 184 in de leiding 207 brengen, waardoor de vloeistof naar de cilinder 180 kan stromen voor 35 het terugbrengen van de zuigerstang 181 naar de stand die in fig. 18 is weergegeven. De beweging van de zuigerstang 181 zal echter vertraagd tot stand komen door het aanwezig zijn van een smoorklep 208 en een accumulator 209 in de leiding 207. De smoorklep 208 en de accumulator 209 zijn 8101110 28 zodanig aangebracht, dat de overdrukklep 210 pas begint te werken als de zuigerstang 183 in zijn retourstand, die In fig. 18 is weergegeven, is teruggekeerd. De afsluiter 3 is dan. dus gesloten en dan pas zal vloeistof in de cilinder 5 180 stromen voor bet terugvoeren van de zuigerstang 181 naar de stand die in fig. 18 is weergegeven, waarbij bf bet verspreidorgaan 16 wordt losgekoppeld of de koppelings-inriebting 46 wordt losgenomen.For example, after filling the reservoir 1, the pressure will be released from the line 200 and the supply to the line 207 will be opened. As a result, under the influence of the gas spring column in the cylinder 182, the piston rod 183 will be moved downwards, whereby the liquid can flow via the non-return valve 206 and the line 204 in the line 200 to the hydraulic system of the tractor. At the same time, the pressure will bring the regulator 184 into the conduit 207, allowing the fluid to flow to the cylinder 180 for returning the piston rod 181 to the position shown in FIG. However, the movement of the piston rod 181 will be delayed due to the presence of a throttle valve 208 and an accumulator 209 in the line 207. The throttle valve 208 and the accumulator 209 are arranged so that the pressure relief valve 210 only starts to operate. when the piston rod 183 has returned to its return position shown in Fig. 18. The valve 3 is then. thus closed and only then will liquid flow into the cylinder 5 180 before returning the piston rod 181 to the position shown in Fig. 18, disengaging the spreader 16 or disengaging the clutch assembly 46.

Het zal duidelijk zijn dat met de in de figuren 10 16, 17 en 18 weergegeven bedieningsmeebanismen voor de afsluiter 3 en bet koppelingsorgaan 46 resp. bet verspreidorgaan 16 steeds verzekerd is dat de afsluiter 3 gesloten blijft wanneer bet verspreidorgaan 16 of de putslang 6 nog niet op de gewenste wijze zijn aangesloten aan de inlaat 15 2.It will be clear that with the actuation mechanisms for the valve 3 and the coupling member 46 and 16 shown in Figures 10, 16, 17 and 18, respectively. The spreader 16 is always ensured that the valve 3 remains closed when the spreader 16 or the well hose 6 are not yet connected to the inlet 15 in the desired manner.

De beschreven inrichting is op gunstige wijze te gebruiken voor bijvoorbeeld bet verdelen van vloeistof met bemestingswaarde, zoals gier of mengmest over bet land. Deze vloeistoffen worden zoals bekend in de verzamelputten 20 verzameld. De inrichting zal echter ook kunnen worden gebruikt voor anderssoortige vloeistoffen.The described device can advantageously be used for, for example, distributing liquid with fertilizing value, such as manure or slurry over the land. As is known, these liquids are collected in the collection wells 20. However, the device can also be used for other types of liquids.

Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld de weergegeven constructie zowel een verspreidorgaan 16 als een koppel-inrichting 46 omvat is bet ook mogelijk de uitvindings-25 gedachte te gebruiken zonder bijv. de koppelinriehting 46.Although in this exemplary embodiment the construction shown comprises both a spreading member 16 and a coupling device 46, it is also possible to use the inventive idea without, for instance, the coupling device 46.

In dit geval kan alleen bet verspreidorgaan 16 in samenwerking met de afsluiter 3 worden gebruikt, zodanig dat wanneer bet verspreidorgaan 16 op de uitlaat 2 is aangesloten de afsluitopening open is, terwijl de afsluiter geslo-30 ten is wanneer bet verspreidorgaan op een afstand van de inlaat 2 is gebracht, zoals in fig. 1 of in fig. 5 is weergegeven.In this case, only the spreader 16 can be used in conjunction with the valve 3 such that when the spreader 16 is connected to the outlet 2, the closure opening is open, while the valve is closed when the spreader is spaced from the inlet 2, as shown in Fig. 1 or in Fig. 5.

De constructie kan vooral ook worden gebruikt zonder verspreidorgaan, waarbij slechts de vergrendelinricb-35 ting 46 wordt gebruikt. Hierbij kan zoals hiervoor is beschreven de afsluiter 3 gesloten gehouden worden wanneer geen leiding 60 op de inlaat 2 is aangesloten. De afsluiter kan automatisch worden geopend wanneer de leiding 60 op gewenst wijze op de inlaat 2 is aangesloten. Deze construe- 8101 110 29 tie kan worden "benut wanneer de inrichting, behalve een inlaat een aparte uitlaat heeft die al dan niet ook een spuitmondstuk heeft eventueel bediend met een overeenkomstig mechanisme. Ook is het mogelijk het betreffende 5 bedieningsmeehanisme toe te passen om hetzij met de koppel-inriehting de put slang 60 of het verspreidorgaan 16 aan de inlaat 2 aan te brengen, zonder dat dat mechanisme met de afsluiter is gekoppeld.In particular, the construction can also be used without a spreader, using only the locking device 46. As described above, the valve 3 can be kept closed when no pipe 60 is connected to the inlet 2. The valve can be opened automatically when conduit 60 is connected to inlet 2 as desired. This construction can be utilized when the device has, in addition to an inlet, a separate outlet which may or may not have a spray nozzle optionally operated with a corresponding mechanism. It is also possible to apply the relevant operating mechanism to either apply the well hose 60 or the spreader 16 to the inlet 2 with the coupling device, without that mechanism being coupled to the valve.

Zoals hiervoor is beschreven is in dit uitvoerings-10 voorbeeld een hoek van circa 45° aanwezig tussen de assen X - Σ en T - ï, De grootte van deze hoek hangt vooral af van de vrije ruimte die nodig is om aansluiting van de pijp 60 mogelijk te maken.As described above, in this exemplary embodiment an angle of approximately 45 ° is present between the axes X - Σ and T - ï. The size of this angle mainly depends on the free space required to connect the pipe 60. possible.

De inrichting volgens de uitvinding heeft ver-15 schillende voordelen. Bereikt wordt dat de inrichting op eenvoudige wijze op de pijp van een verzamelput kan worden aangesloten en de afsluiter kan worden bediend zonder dat de trekkerbestuurder zijn trekker moet verlaten.De bediening van het geheel is eenvoudig. Een verder voordeel is ook 20 dat het verspreidorgaan op eenvoudige wijze op zijn plaats kan worden gebracht en ook hierbij de afsluiter kan worden bediend zonder dat de trekkerbestuurder zijn plaats verlaat, het manoeuvreren met de inrichting kan eenvoudig zijn.The device according to the invention has various advantages. It is achieved that the device can be easily connected to the pipe of a collecting pit and the valve can be operated without the tractor driver having to leave his tractor. Operation is simple. A further advantage is also that the spreading member can be brought into position in a simple manner and the valve can also be operated here without the tractor driver leaving his place, maneuvering with the device can be simple.

Een verder voordeel van de inrichting is dat deze 25 op elke bestaande inrichting voor het uitbrengen van gier of mengmest kan worden gemonteerd. Dergelijke békende inrichtingen bezitten een uitlaat- resp. inlaatpijp waaraan door middel van bouten een afsluiter gemonteerd is. In plaats van de bekende constructie kan nu de constructie met de 30 afsluiter 3 aan het reservoir worden gemonteerd omdat deze constructie-geen bevestigingspunten met het reservoir 1 of het gestel 5 heeft.A further advantage of the device is that it can be mounted on any existing device for spreading slurry or slurry. Such known devices have an outlet resp. inlet pipe to which a valve is mounted by means of bolts. Instead of the known construction, the construction with the valve 3 can now be mounted on the reservoir because this construction has no attachment points with the reservoir 1 or the frame 5.

De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven en in de conclusies is aangegeven 35 doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen is weergegeven en daaruit volgt.The invention is not limited to what has been described above and is stated in the claims, but also extends to what is shown in the drawings and follows from them.

-Conclusies- 8101110-Conclusions- 8101110

Claims (33)

30 1. inrichting voor het vervoeren en/of het verspreiden van vloeistoffen, voorzien van’een reservoir met een inlaat en uitlaat en voorzien van een afsluiter die zieh tussen de inlaat resp. de uitlaat en het reservoir bevindt, 5 welke inrichting een koppelinrichting bezit waarmede een toevoerleiding op de inlaat kan worden aangesloten en/of een verspreidinrichting bezit die met de uitlaat is te koppelen, met het kenmerk, dat de inrichting een stuurmechanisme bezit dat vanaf de trekker bestuurbaar is, 10 welk stuurmechanisme na bekrachtigd te zijn achtereenvolgens hetzij de koppelinrichting, hetzij het verspreid-orgaan bedient, zodanig dat de toevoerleiding automatisch tegen de inlaat resp. het verspreidorgaan automatisch tegen de uitlaat van het reservoir wordt gedrukt of 15 achtereenvolgens hetzij de koppelinrichting, hetzij het verspreidorgaan bedient, zodanig dat de toevoerleiding automatisch tegen de inlaat resp. het verspreidorgaan automatisch tegen de uitlaat van het reservoir wordt gedrukt en vervolgens de afsluiter bedient, zodat deze wordt 20 geopend, terwijl het stuurmechanisme na gebruik van de inrichting weer zodanig bediend kan worden, dat automatisch de afsluiter kan worden gesloten en vervolgens hetzij door de koppelinrichting de toevoerleiding wordt ontkoppeld en/of het verspreidorgaan automatisch van de uitlaat wordt ver-25 wijderd.1. device for transporting and / or distributing liquids, provided with a reservoir with an inlet and outlet and provided with a shut-off valve between the inlet and the resp. the outlet and the reservoir are located, which device has a coupling device with which a supply line can be connected to the inlet and / or has a distribution device that can be coupled to the outlet, characterized in that the device has a steering mechanism which is accessible from the tractor is controllable, which control mechanism after being actuated successively actuates either the coupling device or the spreading member, such that the supply line automatically touches the inlet or the inlet. the spreading member is automatically pressed against the outlet of the reservoir or successively actuates either the coupling device or the spreading member, such that the supply line is automatically pushed against the inlet resp. the spreader is automatically pressed against the outlet of the reservoir and then actuates the valve so that it is opened, while the steering mechanism can be operated again after use of the device so that the valve can be closed automatically and then either by the coupling device the supply line is disconnected and / or the spreader is automatically removed from the outlet. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppelinrichting en/of het verspreidorgaan gezamenlijk om een dwars op de rijrichting van de inrichting gelegen schamieras kunnen ver zwenken. 30 3* Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zwenkas boven de monding van de inlaat is gelegen.Device as claimed in claim 1, characterized in that the coupling device and / or the spreading member can pivot together about a hinge axis transverse to the direction of travel of the device. 3 * Device according to claim 2, characterized in that the pivot axis is located above the mouth of the inlet. 4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de scharnieras zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt. 35 5· Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat aan de in- respectievelijk uitlaat een naar boven zich uitstrekkende steun is aangebracht die de schamieras draagt. 8101 110 31Device as claimed in claim 2 or 3, characterized in that the pivot axis extends at least substantially in a horizontal direction. Device according to claim 2, 3 or 4, characterized in that an upwardly extending support is mounted on the inlet and outlet, which carries the hinge shaft. 8101 110 31 6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan en de stuurinrichting gerekend in de rijrichting aan de achterzijde van de afsluiter zijn gelegen. 5 7· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gerekend in de rijrichting van de inrichting gezien het stuurmechanisme is gelegen tussen de afsluiter en het verspreidorgaan.Device according to any one of the preceding claims, characterized in that the spreading member and the steering device are located at the rear of the valve, calculated in the direction of travel. Device according to any one of the preceding claims, characterized in that, viewed in the direction of travel of the device, in view of the control mechanism, the control mechanism is located between the valve and the spreading member. 8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat het stuurmechanisme een hydraulisch bedieningsmeehanisme omvat.8. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the steering mechanism comprises a hydraulic actuation mechanism. 9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het hydraulisch bedieningsmeehanisme aan een leidingsysteem is aangesloten voor het op afstand bedienen van dit 15 hydraulisch bedieningsmeehanisme, een en ander zodanig dat het stuurmechanisme op afstand bediend kan worden door de bestuurder van de inrichting of een de inrichting voortbewegend voertuig.9. Device as claimed in claim 8, characterized in that the hydraulic operating mechanism is connected to a pipe system for the remote control of this hydraulic operating mechanism, all this in such a way that the steering mechanism can be operated remotely by the driver of the device or a vehicle moving the device. 10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat het hydraulisch bedieningsmeehanisme een dubbelwerkende perscilinder omvat.10. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the hydraulic operating mechanism comprises a double-acting press cylinder. 11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de perscilinder een zuigerstang heeft, de met één arm samenwerkt die met de koppelinrichting en/of het 25 verspreidorgaan is verbonden, zodanig dat bij het verplaatsen van de zuigerstang de koppelinrichting en/of het verspreidorgaan om de gemeenschappelijke as worden verdraaid.11. Device as claimed in claim 9 or 10, characterized in that the press cylinder has a piston rod, the one arm cooperating which is connected to the coupling device and / or the spreading member, such that when the piston rod is moved the coupling device and / or or the spreader is rotated about the common axis. 12. Inrichting volgens een der conclusies 9-11» met het kenmerk, dat de onderzijde van de perscilinder 30 scharnierend gekoppeld is met een arm van een om een horizontale as zwenkbare tuimelarm.12. Device as claimed in any of the claims 9-11 », characterized in that the bottom side of the press cylinder 30 is hingedly coupled to an arm of a rocker arm pivotable about a horizontal axis. 13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het andere deel van de tuimelarm scharaierbaar met een naar boven gerichte arm is gekoppeld.Device as claimed in claim 12, characterized in that the other part of the rocker arm is hingeably coupled to an upwardly directed arm. 14. Inrichting volgens conclusie 13» met het kenmerk, dat de naar boven gerichte arm schamierbaar met een stang is gekoppeld die aan één zijde met de bedieningsstang van de afsluiter scharnierend is gekoppeld en aan het andere einde scharnierend met een arm die zelf scharnierend met een 8101 110 32 vast punt is gekoppeld,14. Device as claimed in claim 13, characterized in that the upwardly directed arm is hingedly coupled to a rod which is hingedly coupled on one side to the operating rod of the valve and hinged on the other end with an arm itself hinged with a 8101 110 32 fixed point is coupled, 15- Inrichting volgens een der conclusies 1 - 14, met het kenmerk, dat de afsluiter door een veer in de gesloten stand wordt gehouden.Device according to any one of claims 1 to 14, characterized in that the valve is held in the closed position by a spring. 16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de spanning van de veer de achtereenvolgende bewegingsfasen van de koppelinriehting en/of afsluiter en van de afsluiter bepaalt. 17* Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het 10 kenmerk, dat de veer aangrijpt enerzijds op de stang, die met de bedieningsstang van de afsluiter is gekoppeld en anderzijds op een vast punt van de inlaatpijp*Device according to claim 15, characterized in that the tension of the spring determines the successive phases of movement of the coupling device and / or valve and of the valve. 17 * Device as claimed in claim 15 or 16, characterized in that the spring engages on the one hand on the rod which is coupled to the operating rod of the valve and on the other hand on a fixed point of the inlet pipe * 18. Inrichting volgens een der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat het hydraulisch bedieningsmechanisme is gekoppeld 15 met een hydraulisch bedieningsmechanisme voor het bedienen van de afsluiter.18. Device as claimed in any of the claims 1-11, characterized in that the hydraulic operating mechanism is coupled to a hydraulic operating mechanism for operating the valve. 19· Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de beide hydraulische bedieningsmechanismen zodanig met elkaar zijn gekoppeld dat het bedieningsmechanisme voor de 20 afsluiter deze pas kan openen wanneer óf de putleiding 6f het verspreidorgaan op de inlaat is aangesloten.Device according to claim 18, characterized in that the two hydraulic actuating mechanisms are coupled to each other in such a way that the actuating mechanism for the valve can only open it when either the well pipe 6f the distribution member is connected to the inlet. 20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningsmechanisme voor het bedienen van het verspreidorgaan en/of koppelinriehting 25 althans nagenoeg midden boven de in- resp. uitlaat is gelegen.20. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the operating mechanism for operating the spreading member and / or coupling device 25 is at least substantially center above the in and out. outlet is located. 21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stuurmechanisme is gekoppeld met een aanwijsinrichting voor het aangeven van de stand van het verspreidorgaan en/of de koppelinriehting en/of de 30 afsluiter.21. Device according to any one of the preceding claims, characterized in that the control mechanism is coupled to an indicating device for indicating the position of the spreading member and / or the coupling device and / or the valve. 22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het aanwi jsorgaan via slechts een verbinding is gekoppeld met het verspreidorgaan, de koppelinriehting en de afsluiter.Device as claimed in claim 21, characterized in that the indicator is coupled via only one connection to the distribution member, the coupling device and the valve. 23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de koppelinriehting en het verspreidorgaan onder een hoek ten opzichte van elkaar aan elkaar zijn bevestigd.23. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the coupling device and the spreading member are fastened to each other at an angle to each other. 24. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 8101110 33 met het kenmerk, dat de koppelinrichting twee delen omvat, die aan tegenover elkaar gelegen zijden van de in- resp. uitlaat gelegen zijn en voor het koppelen van de leiding aan de in- resp. uitlaat in de richting van de monding van 5 de uitlaat beweegbaar zijn.24. Device as claimed in any of the foregoing claims, 8101110 33, characterized in that the coupling device comprises two parts, which are located on opposite sides of the in and. outlet and to connect the pipe to the inlet or outlet. outlet in the direction of the mouth of the outlet. 25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de koppelinrichting grijpers omvatten waarmede een toevoerleiding tegen de inlaat kan worden aangetrokken.25. Device as claimed in claim 24, characterized in that the coupling device comprises grippers with which a supply line can be drawn against the inlet. 26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, 10 dat elk van de grijpers kan samenwerken met uitstekende delen van de toevoerleiding en deze daardoor tegen de in- resp. uitlaat kunnen aantrekken. 27* Inrichting volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de grijpers een V-vormige vangbek bezitten.26. Device as claimed in claim 25, characterized in that each of the grippers can cooperate with protruding parts of the supply line and thereby contact them against the in or out. can pull the exhaust. 27. Device according to claim 25 or 26, characterized in that the grippers have a V-shaped jaw. 28. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in- resp. uitlaat is voorzien van een geleidingsorgaan voor het opvangen en geleiden van de leiding naar de monding van de in- resp. uitlaat. 29* ' Inrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, 20 dat het geleidingsorgaan een aantal om de monding van de in- resp. uitlaat aangebrachte kegelsegmenten heeft waartussen uitsparingen zijn aangebracht.Device according to any one of the preceding claims, characterized in that the in- and outlet is equipped with a guiding member for collecting and guiding the pipe to the mouth of the inlet and outlet. exhaust pipe. 29 * Device as claimed in claim 28, characterized in that the guide member comprises a number around the mouth of the inlet and outlet. outlet conical segments have recesses between them. 30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat uitsparingen zijn aangebracht boven de in- resp. uitlaat 25 en aan weerszijden daarvan.30. Device as claimed in claim 29, characterized in that recesses are arranged above the in- and. outlet 25 and on either side thereof. 31. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies in combinatie met een toevoerleiding, met het kenmerk, dat de toevoerleiding door een apart gestel wordt ondersteund.31. Device according to any one of the preceding claims in combination with a supply line, characterized in that the supply line is supported by a separate frame. 32. Inrichting volgens conclusie 31» met het kenmerk, 30 dat de toevoerleiding verend is aangebracht aan het gestel. 33* Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat het gestel vast op de grond nabij een verzamelput is aangebracht·32. Device according to claim 31, characterized in that the supply line is resiliently mounted on the frame. 33. Device as claimed in claim 32, characterized in that the frame is fixed on the ground near a collecting pit. 34. Inrichting volgens conclusie 32 of 33» met het 35 kenmerk, dat het gestel een zich althans nagenoeg rondom de leiding uitstrekkende drager omvat, 35* Inrichting volgens een der conclusies 32 tot 34, met het kenmerk, dat de drager een ronde ring is waarbinnen de toevoerleiding d.m.v. drie veren is opgehangen. 8101 110 3434. Device as claimed in claim 32 or 33, characterized in that the frame comprises a carrier extending at least substantially around the pipe. Device in accordance with any one of claims 32 to 34, characterized in that the carrier is a round ring within which the supply pipe by means of three springs is suspended. 8101 110 34 36. Inrichting volgens een der conclusies 31 - 35, met het kenmerk, dat het gestel van voeten is voorzien die in hoogterichting instelbaar zijn.36. Device according to any one of claims 31 - 35, characterized in that the frame is provided with feet which are adjustable in height direction. 37· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat nabij de toevoerleiding op de grond geleidingsorganen zijn aangebracht voor het geleiden van de wielen van de inrichting waardoor de inrichting met de in- resp. uitlaat gemakkelijk nabij de toevoerleiding gebracht kan worden.Device according to any one of the preceding claims, characterized in that guide members are arranged near the supply line on the ground for guiding the wheels of the device, whereby the device with the in and out. outlet can be easily brought near the supply line. 38. Inrichting volgens een der conclusies 31 — 37, met het kenmerk, dat aan het gestel een richtindicator is aangebracht voor het aanbrengen van de in- resp. uitlaat nabij de toevoerleiding.38. An apparatus according to any one of claims 31 to 37, characterized in that an alignment indicator is arranged on the frame for mounting the in and out. outlet near the supply line. 39. Inrichting volgens conclusie 38, met het kenmerk, 15 dat de inrichting is voorzien van een richtpen die kan samenwerken met de richtindicator.39. Device according to claim 38, characterized in that the device is provided with an alignment pin which can cooperate with the alignment indicator. 40. Een aan ondersteuningsmiddelen aangebrachte toevoerleiding voor toepassing bij een inrichting volgens een der voorgaande conclusies 31 - 36. 20 41 * Inrichting zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven.40. A supply line arranged on support means for use in a device according to any one of the preceding claims 31 - 36. * 41 * Device as described above and shown in the drawings. 42. Stuurinrichting zoals toegepast bij de inrichting volgens een der voorgaande conclusies. 8101 11042. Control device as used in the device according to any one of the preceding claims. 8101 110
NL8101110A 1980-12-23 1981-03-09 Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet NL8101110A (en)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8101110A NL8101110A (en) 1980-12-23 1981-03-09 Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet
DE19813150494 DE3150494A1 (en) 1980-12-23 1981-12-19 DEVICE FOR TRANSPORTING AND / OR APPLYING LIQUIDS OR THICK-LIQUID SUBSTANCES, ESPECIALLY TANK
EP81201387A EP0055501A1 (en) 1980-12-23 1981-12-21 Device for transporting and/or spreading liquids
US06/333,334 US4456039A (en) 1980-12-23 1981-12-22 Device for transporting and/or spreading liquids
CA000392944A CA1201418A (en) 1980-12-23 1981-12-22 Device for transporting and/or spreading liquids
BR8108389A BR8108389A (en) 1980-12-23 1981-12-23 DEVICE FOR TRANSPORTING AND / OR SPREADING LIQUIDS
FR8124083A FR2497621B1 (en) 1980-12-23 1981-12-23 DEVICE FOR TRANSPORTING AND / OR SPREADING LIQUIDS

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8007000 1980-12-23
NL8007000 1980-12-23
NL8101110 1981-03-09
NL8101110A NL8101110A (en) 1980-12-23 1981-03-09 Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8101110A true NL8101110A (en) 1982-07-16

Family

ID=26645659

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101110A NL8101110A (en) 1980-12-23 1981-03-09 Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8101110A (en)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5140802A (en) Grain bagging machine and method
DE844262C (en) Tilting device for emptying garbage cans into garbage collection containers
US4456039A (en) Device for transporting and/or spreading liquids
CA1130177A (en) Device for cutting out and transporting a silage block
DE1556560B1 (en) Ship loading device
NO133993B (en)
US3501059A (en) Implements for transporting materials
NL8101110A (en) Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet
US6293586B1 (en) Mobile working machine with support legs and axle blocking system
GB1562041A (en) Attachment device for agricultural distribution machines
US3503556A (en) Sprinkler power mover unit
US2205508A (en) Scraper
US2255061A (en) Earth surfacing machine
DE953027C (en) Truck with distribution devices arranged at the rear end of the car body
NL8001259A (en) FERTILIZER FOR VEHICLES SUPPLIED WITH A STOCK TANK.
NL9302052A (en) Medium displacement device and standpipe suitable for an automatic medium connection.
FI59317C (en) ANORDINATION WITH THE FOLLOWING MEASUREMENT
EP4178903A1 (en) Load-handling vehicle
AT154278B (en) Hydraulic braking device, in particular for motor vehicles.
DE1482020C (en) mower
NL8103354A (en) Manure spreader hitched to towing vehicle - has hydraulically operated grabs connecting supply tube to hopper inlet or distributor to hopper outlet
GB2174883A (en) Fluid displacement apparatus
SU1037861A1 (en) Liquid fertilizer spreader
DE2036591C (en) Automatic bale loader
SU1107798A2 (en) Apparatus for connecting sprinkler to closed irrigation network

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed