NL8100731A - Apparaat, in het bijzonder een opneem- en/of weergeefapparaat. - Google Patents

Apparaat, in het bijzonder een opneem- en/of weergeefapparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL8100731A
NL8100731A NL8100731A NL8100731A NL8100731A NL 8100731 A NL8100731 A NL 8100731A NL 8100731 A NL8100731 A NL 8100731A NL 8100731 A NL8100731 A NL 8100731A NL 8100731 A NL8100731 A NL 8100731A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lever
path
guide element
switching
cam
Prior art date
Application number
NL8100731A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8100731A priority Critical patent/NL8100731A/nl
Priority to US06/340,906 priority patent/US4437626A/en
Priority to EP82200122A priority patent/EP0059007B1/en
Priority to DE8282200122T priority patent/DE3264473D1/de
Priority to CA000396099A priority patent/CA1176747A/en
Priority to ES509531A priority patent/ES509531A0/es
Priority to BR8200749A priority patent/BR8200749A/pt
Priority to JP57020709A priority patent/JPS57152556A/ja
Publication of NL8100731A publication Critical patent/NL8100731A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • G11B15/05Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing by sensing features present on or derived from record carrier or container
    • G11B15/093Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing by sensing features present on or derived from record carrier or container by sensing driving condition of record carrier, e.g. travel, tape tension

Landscapes

  • Transmission Devices (AREA)
  • Mechanical Control Devices (AREA)

Description

ir· f* - *« HM 9959 1 N.V. Philips' Gloeilairpenfabrieken te Eindhoven "apparaat, in het bijzonder een opneem en/of weergeef apparaat".
De uitvinding heeft betrekking op een apparaat, in het bijzonder een opneem en/of weergeef apparaat, voorzien van een aandrijving en van een daardoor roterend aandrijf baar onderdeel, alsmede van een inrichting voor het bij stilstand van het onderdeel schakelen van de 5 aandrijving, welke inrichting een stuurelement cravat, dat via een wrijvingskoppeling in verbinding staat met het onderdeel en welke inrichting verder een hefboom cravat die zwenkbaar verbonden is met een door de aandrijving tijdens bedrijf voortdurend aangedreven excentriek mechanisme, welke hefboom aldus tijdens bedrijf een heen- en weergaande 10 pendelbeweging uitvoert, tijdens welke beweging een werkzaam deel van de hefboom bij rotatie van het onderdeel ten gevolge van een door het stuurelement uitgeoefend koppel een eerste baan beschrijft en bij stilstand van het onderdeel bij het wegvallen van het koppel een tweede baan beschrijft, waarbij het deel van de hefboom uitsluitend in de 15 tweede baan een de aandrijving schakelend schakelelement bedient.
Een apparaat van deze soort is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4,190,215 (PHO 77.501). Bij dit bekende apparaat omvat de genoemde inrichting voor het schakelen van de aandrijving een relatief groot aantal componenten, waardoor zich omstandigheden kunnen voordoen, % 20 waaronder vanwege een betrekkelijk hoge fabricageprijs de bekende inrichting minder geschikt is voor in massaproduktie te vervaardigen apparaten.
De uitvinding beoogt een apparaat van genoemde soort te verschaffen, waarbij de inrichting voor het schakelen van de aandrijving 25 met een minimum aan onderdelen desondanks in staat is relatief grote schakelkrachten op te leveren.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het stuurelement tenminste één nok cravat, waarlangs de hefboom in de eerste baan tijdens het heen en weer bewegen een glijdende beweging maakt en 30 een geleidingselement aanwezig is cm de hefboom tijdens de pendelbeweging in de eerste respectievelijk tweede baan te geleiden.
Op deze wijze wordt de mogelijkheid verkregen met een minimum aan onderdelen een betrouwbaar werkende inrichting voor het schakelen 8100731 * * * PHN 9959 2 __________van de aandrijving te verkrijgen. Door de aanwezigheid van de nok die tijdens het heen en weer bewegen van de hefboom een voortdurende glijbeweging maakt, is men verzekerd van een continue aftasting van de rotatie van het genoemde onderdeel, waardoor bij stilstand van het 5 onderdeel snel en effectief een bediening van het schakelelement kan plaatsvinden. Door de directe wijze van aandrijving van de hefboom is men er bovendien van verzekerd dat bij het uitschakelen een relatief grote kracht kan worden uitgeoefend. Hierdoor verkrijgt men de mogelijkheid bij het apparaat volgens de uitvinding ook vrij zwaar schakelende onder-10 delen, zoals mechanisch werkende bedientoetsen, uit- respectievelijk cm te schakelen. Door de aanwezigheid van het geleidlngselement is men er verder van verzekerd dat enerzijds tijdens de normale rotatie van het Γ onderdeel niet een ongewenste bediening van het schakelelement kan optreden en dat anderzijds, door de mogelijkheid met het geleidingselement 15 het werkzaam deel in de tweede baan te geleiden, bij stilstand van het onderdeel een effectieve bediening van het schakelelement optreedt.
In een voorkeursvorm van het apparaat volgens de uitvinding omvat de hefboom aan één zijde een profilering die in de eerste baan van het werkzaam deel van de hefboom met het geleidingselement samenwerkt.
20 Door deze maatregelen zal althans een deel van de eerste baan op een betrekkelijk korte afstand zijn gelegen van de tweede baan, waardoor de hefboom met het werkzaam deel, indien het onderdeel tot stilstand is gekomen, ten gevolge van het wegvallen van het koppël snel tot in de tweede baan beweegt en het schakelelement bedient.
25 Hierbij is het van voordeel als de van de profilering afge keerde zijde van de hefboom over althans het met geleidingselement samenwerkend deel een nagenoeg recht verloop bezit. Door het rechte verloop wordt de hefboom in de tweede baan snel en effectief naar het schakelelement geleid.
30 Een gunstig werkende voorkeursvorm van een apparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat het geleidingselement is voorzien van een doorlaatopening voor de hefboom, van welke opening tegenoverliggende wanden de hefboom geleiden. Doordat de hefboom tussen de beide tegenoverliggende wanden opgesloten ligt, is men ervan verzekerd 35 dat het werkzaam deel van de hefboom nauwkeurig de eerste respectievelijk de tweede baan beschrijft.
In verband met het voorgaande is het gunstig gebleken, als het geleidingselement tussen twee standen verplaatsbaar is en in de eerste 8100731 EHN 9959 3 » * c ......stand het werkzaam deel van de hefboom in de eerste respectievelijk de tweede baan geleid wordt en in de tweede stand het deel van de hefboom in een derde baan geleid wordt, in welke baan het deel van de hefboom evenmin het schakelelement bedient. Door het geleidingselement verplaats-5 baar op te stellen, wordt de mogelijkheid verkregen de betreffende geleidende wand van het geleidingseleraent zodanig te positioneren dat het werkzaam deel van de hefboom uitsluitend de derde baan beschrijft en niet in staat is tot in de tweede baan te geraken, waardoor een abusievelijk schakelen van de aandrijving mogelijk zou zijn. Op deze 10 wijze kan men voorkomen dat wanneer geen of onvoldoende koppel op de hefboom wordt uitgeoefend bijvoorbeeld indien het apparaat in een niet werkzame stand, zoals een pauze-stand geschakeld is, een ongewenst bedienen van het schakelelement kan optreden.
In verband hiermee wordt een gunstig werkende uitvoerings-15 vorm van een apparaat volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat verder een met de hefboom samenwerkend positioneerelement aanwezig is, dat eveneens tussen twee standen verplaatsbaar is en dat door een koppeling met het geleidingseleraent tijdens verplaatsing van het geleidings-element naar de tweede stand eveneens vanuit een eerste tot in een 20 tweede stand verplaatsbaar is, welk pos itioneerelement via een wrij-vingskoppeling net het gestel van het apparaat verbonden is. Het posi-tioneerelement zorgt er hierbij voor dat na verplaatsing van het ge-leidingselanent vanuit de tweede stand naar de eerste stand de hefboom met het werkzaam deel gedurende enige tijd gedwongen wordt de eerste 25 baan te beschrijven. Hierdoor wordt voorkomen dat indien na het starten van het onderdeel het stuurelement nog geen of onvoldoende koppel op de hefboom uitoefent en het werkzaam deel van de hefboom tot in de tweede baan zou kunnen bewegen, waardoor een abusievelijk bedienen van het schakelelement zou kunnen optreden.
30 Eveneens is het hierbij van voordeel als een grendeleleraent aanwezig is dat het geleidingseleraent in de eerste stand vergrendelt, waarbij het grendeleleraent met het schakelelement koppelbaar is, zodat bij het bedienen van het schakelelement het geleidingseleraent ontgrendeld wordt en een verplaatsing tot in de tweede stand mogelijk is.
35 Op deze wijze is men ervan verzekerd dat het geleidingseleraent na verplaatsing tot in de eerste stand deze positie behoudt, terwijl het schakelelement een ontgrendeling kan veroorzaken.
Een verdere voorkeursvorm van een apparaat volgens de uitvin- ---— mnmiii— 8 1 00 7 3 1 ft « 1 PHN 9959 4 ___—ding wordt gekenmerkt, doordat Het stuurelement twee nokken omvat, het stuurelement on een zwenkas zwenkbaar is en een eerste nok op grotere afstand van de zwenkas gelegen is dan een tweede nok. Hierdoor wordt de mogelijkheid verkregen bij rotatie van het onderdeel in een eerste als 5 ook in een tweede richting een koppel op de hefboom uit te oefenen. Hierbij doet zich het probleem voor dat een eerste nok op grotere afstand gelegen is van de zwenkas, waarom de hefboom zwenkbaar is, dan een tweede nok, terwijl het noodzakelijk is bij beidé rotatierichtingen een zelfde koppel op de hefboom uit te oefenen. Door de opstelling van 10 de eerste nok op grotere afstand van de zwenkas dan de tweede nok kan bij beide rotatierichtingen een nagenoeg zelfde koppel bereikt worden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening aanwezig uitvoeringsvoorbeeld, waartoe de uitvinding evenwel niet beperkt is.
15 Figuur 1 toont een vooraanzicht van een apparaat volgens de uitvinding, waarbij tevens een inwendig deel van het apparaat weergegeven is.
Figuur 2 toont een aanzicht op vergrote schaal op het in figuur 1 weergegeven inwendig deel van het apparaat, waarbij voor de overzich-20 telijkheid een aantal onderdelen van het apparaat weggelaten zijn en waarbij het inwendig deel van het apparaat in een niet-werkzame stand gelegen is.
Figuur 3 toont in de stand volgens figuur 2 het inwendig deel van het apparaat in een ander aanzicht, waarbij eveneens voor de 25 overzichtelijkheid een aantal onderdelen weggelaten zijn.
Figuur 4a toont een schematisch perspectivisch aanzicht op voor de uitvinding relevante delen van het apparaat, waarbij het inwendig deel van het apparaat in de stand volgens figuur 2 gelegen is.
Figuur 4b toont schematisch de baan die het werkzaam deel van 30 de hefboom beschrijft bij de in figuur 4 a weergegeven stand van het inwendig deel van het apparaat.
Figuur 5a toont een perspectivisch aanzicht als in figuur 4a, waarbij het inwendig deel van het apparaat in de starts tand geschakeld is.
35 Figuur 5b toont schematisch de baan die het werkzaam deel van de hefboom beschrijft bij de in figuur 5a weergegeven stand van het inwendig deel van het apparaat.
. .. ... Figuur 6a toont een perspectivisch aanzicht als in figuur 4a, 8100731 EHN 9959 5 ï * _______waarbij het inwendig deel van het apparaat in een normale bedrijf stand gelegen is.
Figuur 6b toont schematisch de baan die het werkzaam deel van de hefboom beschrijft bij de in figuur 6a weergegeven stand van het in-5 wendig deel van het apparaat.
Figuur 7a toont een perspectivisch aanzicht als in figuur 4a, waar het roterend aandrijf baar onderdeel juist tot stilstand is gekomen.
Figuur 7b toont schematisch de baan die het werkzaam deel van de hefboom beschrijft bij de in figuur 7a weergegeven stand van het 10 inwendig deel van het apparaat.
Het in figuur 1 weergegeven apparaat omvat een behuizing 1 met een frontplaat 2, waarop een aantal voor het bedienen van het apparaat bestemde onderdelen aangebracht zijn. Tot deze onderdelen behoren onder andere meters 3, bedieningstoetsen 4 alsmede een uitwerp-15 toets 5. De bedieningstoetsen 4 omvatten een speeltoets 6, een toets 7 voor versneld vooruit spoelen, een toets 8 voor versneld terugspoelen, een stqptoets 9, een pauzetoets 10 en een opnametoets 11. Op de frontplaat 2 is verder een schakelaar 12 aangebracht, waarmee de netspanning in- respectievelijk uitgeschakeld kan worden. Met behulp van een draai-20 knop 13 kan het opnameniveau van op een magneetband op te nonen signalen worden geregeld, welk niveau op de meters 3 af gelezen kan worden. Overige op de frontplaat 2 aanwezige bedieningselementen zijn voor de overzichtelijkheid weggelaten.
Het in figuur 2 en 3 weergegeven inwendig deel van het apparaat, 25 gevormd door een loopwerk 14, is gelegen binnen de behuizing 1. Een cas-settehcuder 15 is als weergegeven in figuur 1 vanaf het loopwerk 14 tot buiten de frontplaat 2 verzwenkbaar. Op deze wijze is de cassette-houder 15 in staat een in figuur 1 weergegeven magneetbandcassette 16 op te nemen door de cassette in te schuiven volgens de pijl A weergege-30 ven in figuur 1.
Ten opzichte van de van de insteekopening afgekeerde zijde van de houder 15 zijn op het loopwerk 14 als weergegeven in figuur 1 en 2 een gecombineerde opname-weergave magneetkop 17 en een wismagneetkop 18 aanwezig, welke magneetkoppen op een gezamenlijke kopschuif 19 aange-35 bracht zijn. De kopschuif 19 is verschuifbaar aangebracht op een zich evenwijdig aan de frontplaat 2 uitstrekkende gestelplaat 20. Voor de geleiding van de kopschuif 19 is in de gestelplaat 20 een sleuf 21 aanwezig, terwijl voor het verplaatsen van de kopschuif een pen 22, die be- 8100731 λ -i PHN 9959 6 __________vestigd is aan de naar de gestelplaat 20 gekeerde zijde, door de sleuf .
21 gestoken is. Verder is op de gestelplaat 20 een drukrol 23 door middel , van een drukrolbeugel 24 verzwenkbaar gelagerd. Voor een gedetailleerde beschrijving van de wijze van uitvoering en bediening van de kopschuif 5 19, de drukrol 23, alsmede van overige voor het loopwerk 14 relevante delen wordt verwezen naar de op 17 november 1980 ingediende Nederlandse octrooiaanvrage 8006257 (PHN 9898). Door deze referentie maakt de inhoud van genoemde octrooiaanvrage deel uit van deze beschrijving. Zoals eveneens in figuur 2 weergegeven, draagt de gesteplaat 20 een tweetal spoel-10 schotels 25 en 26 die aan de bovenzijde van de gestelplaat 20 wikkel-dooms 27 en 28 dragen, waarmee in de cassette 16 aanwezige naven koppel-baar zijn en die dienen voor het op- respectievelijk afwikkelen van de magneetband. Tussen de spoelschotel 26 en de wikkeldoom 28 is een niet weergegeven frictiekoppeling aanwezig, waarbij de wikkeldoom 28 star 15 verbonden is met een tandwiel 29'(zie figuur 3). De spoelschotel 26 is star verbonden met een coaxiaal ten opzichte van het tandwiel 29 gelegen tandwiel 30. Met een motor 33 en overige nog te beschrijven wielen maken de tandwielen 29 en 30 deel uit van een aandrijving 31 van het apparaat. De spoelschotel 25 is aan de onderzijde van de gestelplaat 20 star ver-20 bonden met een tandwiel 32.
Onder de gestelplaat 20 is de aandrijfmotor 33 aanwezig, die door middel van een snaaroverbrenging gekoppeld is met een vliegwiel 34. Het vliegwiel 34 is boven de gestelplaat 20 star verbonden met een kaapstander 35. De motor 33 is verder door middel van een snaar gekoppeld met 25 een centraal aandrijfwiel 36. Het centrale aandrijfwiel 36 is opgebouwd uit een snaarwiel 37, tandwielen 38 en 38a, alsmede een in diameter relatief klein tandwiel 39. Het snaarwiel 37 en het tandwiel 39 zijn onderling star verbonden. Het tandwiel 38 is star verbonden met het tandwiel 38a. In de verbinding tussen enerzijds de tandwielen 38 en 38a en 30 anderzijds het snaarwiel 37 en het tandwiel 39 is een niet weergegeven wrijvingskoppeling aanwezig. De tanden van het tandwiel 38a staan in voortdurende ingrijping met de tanden van een speelwiel 40 dat nabij het einde van een speelwielarm 41 gelegerd is. De tanden van het tandwiel 38 staan in constante ingrijping met de tanden van een spoelwiel 35 42, dat op een spoelwielarm 43 aangebracht is. Door verzwehking van de spoelwielarm 43 is het spoelwiel 42 met het tandwiel 29 respectievelijk 32 koppelbaar, terwijl bij de in figuur 3 weergegeven niet-werkzame stand van het loopwerk het spoelwiel 42 in een onwerkzame middenstand 8 1 00 7 3 1.....
PHN 9959 7 & ï.
..-... gelegen is. Het speelwiel 40 kan door ver zwenking van de speelwielarm 41 gekoppeld worden roet het ten opzichte van het tandwiel 29 in diameter relatief grote tandwiel 30, waardoor het speelwiel een werkzame stand kan innemen. In de in figuur 3 weergegeven niet-werkzame stand is het 5 speelwiel evenwel ontkoppeld van het tandwiel 30. Zowel het speelwiel als het spoelwiel worden via een niet weergegeven schakelmechanisme vanaf de toetsen 4 bediend en tot in een werkzame respectievelijk on-werkzame stand ver zwenkt. Het speelwiel en het 'spoelwiel maken deel uit van de aandrijving 31 van het loopwerk 14.
10 De tanden van het tandwiel 39 zijn in ingrijping met de tan den van een relatief groot tandwiel 44 (zie figuren 3 en 4a). Doordat het tandwiel 39 niet via een wrijvingskoppeling vanaf de motor 33 aangedreven wordt, is eveneens het tandwiel 44 rechtstreeks gekoppeld met de motor 33. Op het tandwiel 44 is een stift 45 gelegen, welke gestoken is door 15 een sleuf 46, die gelegen is in een beugel 47. De beugel 47 is zwenk-baar om een zwenkas 48, welke zich loodrecht uitstrekt op de gestel-plaat 20. Nabij de sleuf 46 is op de beugel 47 een pen 49 aangebracht, die een zwenkas 49a vormt voor een hefboom 50. Het tandwiel 44, de stift 45 en de beugel 47 vormen tezamen een excentriek mechanisme 51 dat 20 door het tandwiel 44 tijdens bedrijf voortdurend aangedreven wordt.
De hefboom 50 voert aldus althans na het inschakelen van de schakelaar 12 een heen- en weergaande pendelbeweging uit, bij welke pendelbeweging de hefboom 50 zwenkbaar is cm de zwenkas 49a.
Zoals in de figuren 2 tot 4a weergegeven, ligt zijdelings 25 van de gestelplaat 20 een hulpgestel 52 opgesteld dat bij voorkeur door middel van een schroefverbinding met de plaat 20 verbonden is. Het hulpgestel 52 draagt aan de bovenzijde de bedientoetsen 4. Aan de onderzijde vormt het hulpgestel 52 een geleiding voor de vrije einden van de bedientoetsen 4. Zoals in de figuren 4a, 5a, 6a en 7a schematisch is 30 weergegeven, is ten opzichte van het hulpgestel 52 een grendelelement, gevormd door een grendelplaat 53 in een richting loodrecht op de bewegingsrichting van de bedientoetsen 4 verschuifbaar, waarbij een trekveer 54 aanwezig is die een kracht op de plaat 53 uitoefent volgens de pijl B in figuur 4a. In de plaat 53 zijn een aantal rechthoekige 35 openingen 55 aanwezig, waardoor zich onder andere de stelen 56 van de speeltoets 6 en 57 van de pauzetoets 10 uitstrekken. De overige toetsen zijn ter wille van de overzichtelijkheid weggelaten. Op de steel 56 is een tweetal nokken 58 en 59 aanwezig, waarbij de nok 58 is voorzien van 8100731 * i PHN 9959 8 .. .... een in de richting van het vrije einde van de steel 56 schuin aflopend vlak 60. Met het vlak 60 is de toets 6 in staat, indien de2e in de richting volgens de pijl C bewogen wordt, de grendelplaat 53 in de richting tegengesteld aan de pijl B te verschuiven.
5 Nadat de nok 58 de plaat 53 gepasseerd is, kan de plaat 53 als gevolg van de door de veer 54 uitgeoefende kracht weer terug bewegen in de richting volgens de pijl B, waarbij de plaat 53 net het deel grenzend aan de zijwand van de opening 55 tussen de nokken 58 en 59 komt te liggen. Deze stand is weergegeven in figuur 5a. In deze stand ligt de 10 bedientoets 6 derhalve vergrendeld. De pauzetoets 10 is eveneens voorzien van nokken 58 en 59. Door de aanwezigheid van een veer 61, die de toets 6 in een richting tegengesteld aan de pijl.C tracht te bewegen, zal, indien de pauzetoets 10 ingedrukt wordt, ten gevolge van de beweging die de plaat 53 maakt in de richting tegengesteld aan de pijl B de 15 veer 61 de speeltoets 6 terug bewegen in een richting tegengesteld aan de pijl C, waardoor de toets 6 ontgrendeld is en in de neutrale ruststand terugkeert. Op analoge wijze zorgt een veer 62 ervoor dat de pauzetoets 10 in de neutrale stand terug kan keren.
Het vrije einde van de steel 56 wordt gevormd door een ver-20 dikt deel 63 dat zich door het hulpgestel 52 tot op enige afstand buiten het hulpgestel 52 uitstrekt. Aan deze zijde van het hulpgestel 52 is een schuif 64 aanwezig, die rechtlijnig geleid wordt op het hulpgestel 52 en wel vanuit de neutrale stand volgens figuur 4 a in een richting volgens de pijl D tot de in figuur 5a weergegeven stand. Opgemerkt 25 wordt dat de richting D, welke evenwijdig loopt aan de pijl B, loodrecht gericht is op het bovenvlak van de behuizing 1.
De schuif 64 is voorzien van een sleuf 65 voor het doorlaten van het verdikte deel 63 van de toets 6. Grenzend aan een korte zijde van de sleuf 65 omvat de schuif 64 een rug 66, die zich loodrecht uit-30 strekt op een basisplaat 67 van de schuif 64. De rug 66 sluit aan de van de plaat 67 afgekeerde zijde aan op een ten opzichte van de plaat 67 schuin opwaarts gerichte neus 68. De neus 68 is zodanig ten opzichte van het verdikt deel 63 van de toets 6 gesitueerd dat, zoals weergegeven in figuur 5a, het bewegen van het verdikte deel 63 volgens de pijl C in 35 figuur 4a tot gevolg heeft dat het vrije einde van het deel 63 tegen de neus 68 drukt. Bij het verder bewegen van de toets 6 tot in de vergrendelde stand beweegt het vrije einde van het deel 63 de neus 68 en daarmee de schuif 64 in de richting volgens de pijl D tot in de in figuur 8100731 £ > PHN 9959 9 5a weergegeven stand. Aan weerszijden van de rug 66 zijn op de schuif 64 verdere ruggen 69 en 70 aanwezig, die zich evenwijdig aan de rug 66 uitstrekken. De ruggen 66, 69 en 70 sluiten aan op een dwars op genoemde ruggen gesitueerde verstijvingsribbe 71. De ribbe 71 sluit nabij 5 de rug 69 aan op een lip 72 die een zigzag verloop heeft. Op overeenkomstige wijze is aan de andere zijde van de ribbe 71 een lip 73 met een zigzag verloop aanwezig. De lippen 72 en 73 hebben tot gevolg dat het indrukken van de toets 7, respectievelijk 8 eveneens een verstelling van de schuif 64 oplevert vanuit de in figuur 4a weergegeven neutrale stand 10 tot in de in figuur 5a weergegeven stand. Ook de toetsen 7 en 8 worden na indrukken op een wijze als bij de toets 6 door de plaat 53 vergrendeld. Qrwille van de overzichtelijkheid is in het hierna volgend deel van de beschrijving alleen de verstelling van de schuif 64 door middel van de speel toets 6 qpgenomen. Opgemerkt wordt, dat de verstelling door 15 middel van de toetsen 7 en 8 identiek loopt.
De schuif 64 omvat aan de naar het loopwerk 14 toegekeerde zijde een loodrecht op de basisplaat 67 gerichte lip 74 waarop zich loodrecht een ribbe 75 uitstrekt, welke er voor zorg draagt dat de lip 74 ondanks de kunststof uitvoering van de schuif 64 toch de nodige stijf-20 heid bezit. Aansluitend op de lip 74 is op de schuif 64 een geleidings-element 76 aanwezig, dat voorzien is van een ongeveer rechthoekige door-laatopening 77 voor de hefboom 50. De opening 77 omvat tegenoverliggende wanden 78 en 79 voor het geleiden van de hefboom tijdens het heen en weer bewegen. Op het hulpgestel 52 is een steun 80 aanwezig waarin een 25 pen 81 gestoken is. Nabij het vrije einde van de pen 81 is een trekveer 82 bevestigd, waarvan het van de pen 81 afgekeerde einde verbonden is met de schuif 64. De trekveer 82 tracht de schuif 64 te bewegen in een richting tegengesteld aan de pijl D. Op deze wijze beweegt de schuif 64,
Indien de toets 6 vanuit de stand volgens figuur 5a ontgrendeld is en 30 teruggekeerd is in de stand volgens figuur 4a, vanuit de stand volgens figuur 5a naar die volgens figuur 4a. Om de pen 81 is een arm 83 verzwenk-baar, welke arm aan het van de pen 81 afgekeerde einde een stift 84 draagt, welke een positioneerelement vormt voor de hefboom 50. Door de opstelling van de pen 81 evenwijdig aan de zwenkas 49a is de stift 84 in 35 staat ter ondersteuning van het geleidingselement 76 de hefboom 50 tijdens het heen en weer bewegen over enige afstand te geleiden. Het is hierbij van belang dat de veer 82 een kracht uitoefent op de pen 81, waardoor wrijving veroorzaakt wordt tussen de pen 81 en het daarmee sa- - —— ··—^ 81 00 73 1 PHN 9959 10 -------menwerkend deel van de steun 80. Op deze manier is hier sprake van een wrijvingskoppeling in de verbinding tussen de stift 84 en het hulpgestel 52.
In het hulpgestel 52 is verder een schakelelement 85 zwenk-5 baar gelagerd. Het schakelelement 85 omvat een neus 86, welke zoals zichtbaar in figuur 3, indien de schuif 84 in de neutrale stand gelegen is, ten gevolge van de opstelling van het geleidingselement 76 tijdens het heen bewegen van de hefboom 50 niet door een werkzaam deel van de hefboom, gevormd door het vrije einde 87, geraakt kan worden. Het 10 schakelelement 85 strékt zich vanaf de neus 86 in de richting van de grendelplaat 53 uit en is voldoende stijf door de aanwezigheid van een ribbe 88. Nabij de grendelplaat 53 omvat het schakelelement 85 een haaks omgezette arm 89, welke in de neutrale stand als weergegeven in figuur 4a in aanraking is met of op relatief korte afstand gelegen 15 is van een uitsteeksel 90 op de grendelplaat 53. De verzwenking van het schakelelement 85 in een richting weergegeven door de pijl E in figuur 7a, welke verzwenking optreedt ten gevolge van een koppeling van het vrije einde 87 van de hefboom 50 met de neus 86, is zodanig dat de grendelplaat 53 over voldoende afstand in een richting tegengesteld aan 20 de pijl B wordt bewogen om de vergrendelde toets 6 te ontgrendelen en in de neutrale stand terug te verstellen.
Het tandwiel 29 drijft een tandwiel 91 aan (figuur 4a) dat derhalve bij rotatie van de wikkeldoom 28 eveneens in rotatie is. Het tandwiel 91 is via een niet weergegeven frictiekoppeling gekoppeld met 25 een schijf 92, die deel uitmaakt van een stuurelement 93, dat door middel van een op de schijf 92 aanwezige eerste nok 94, respectievelijk tweede nok 95 een koppel op de hefboom 50 kan uitoefenen. De nokken 94 en 95 zijn zoals weergegeven in figuur 3 op een zodanige wijze ten opzichte van de zwenkas 96 van de schijf 92 opgesteld dat de verbindings-30 lijnen van de naar elkaar gerichte einden van de nokken 94 en 95 onderling een stompe hoek insluiten van in de weergegeven uitvoeringsvorm ongeveer 140°. Van belang is ook dat de van elkaar afgekeerde zijden van de nokken 94 en 95 op verschillende radiale afstand tot de zwenkas 96 gelegen zijn. Zo ligt het verst van de as 96 gelegen hoek van de nok 35 95 binnen de omtrek van de schijf 92, terwijl het verst van de as ver wijderde hoekpunt van de nok 94 buiten de schijf 92 gelegen is. De betreffende afstanden tot de as 96 bedragen in de weergegeven uitvoe-- ringsvorm ongeveer 85% respectievelijk 125% van-de straal van de schijf 81.00 73 1 * > PEN 9959 11 -92. Teneinde op adequate wijze met de nokken 94 en 95 te kunnen samen-werken, omvat de hefboom 50 een rand 97 die althans ter hoogte van de schijf 92 een rechtvormig verloop heeft. Bij voorkeur is de rand 97 in de in figuur 4a weergegeven neutrale stand van de hefboom 50 op een 5 relatief kleine afstand van de nokken 94 en 95 gelegen. Door deze kleine afstand is slechts een betrekkelijk geringe tijd nodig om de nok 94, respectievelijk 95 na het starten van de rotatie van het tandwiel 91 in aanraking te brengen met de rand 97. Aansluitend op het vrije einde 87 heeft de hefboom 50 aan de naar de stift 84 gerichte zijde een eveneens 10 recht verlopende rand 98. Aan de tegenoverliggende zijde omvat de hefboom vanaf het vrije einde 87 een evenwijdig aan de rand 98 verlopende rand 99, welke aansluit op een profilering 100, die vanaf de rand 99 een rechthoekig gevormd deel 101 omvat, waarop een schuin weglopend deel 102 aansluit. De hefboom 50 omvat aansluitend aan het deel 102 een 15 ongeveer in het verlengde van de rand 99 opgestelde rand 103.
De werking van het in het voorgaande beschreven apparaat is als volgt.
Na het inschakelen van het apparaat door het bedienen van de aan- en uit- schakelaar 12, het in de cassettehouder 15 schuiven van een 20 cassette 16 en het sluiten van de houder 15 is het apparaat gereed voor gebruik. Hiertoe kan de gebruiker één van de bedientoetsen 4 bedienen-Het omschakelen van de schakelaar 12 heeft tot gevolg dat de aandrijving 31 van het loopwerk 14 wordt gestart, waardoor het tandwiel 39 in een richting volgens de pijl F in figuur 3 en 4a gaat ‘roteren. Ten 25 gevolge van deze rotatie wordt voortdurend het tandwiel 44 volgens de pijl G roterend aangedreven. Het excentriek mechanisme 51, dat gekoppeld is met het tandwiel 44, heeft tot gevolg dat de rotatie volgens de pijl G wordt omgezet in een heen- en weergaande pendelbeweging van de hefboom 50. Doordat de toetsen 6, 7 of 8 nog niet bediend zijn, vindt nog 30 geen aandrijving van de spoelschotel 25, respectievelijk 26 plaats. Dit heeft tot gevolg dat de wikkeldoom 28 stilstaat, waardoor het daarmee direct gekoppelde tandwiel 91 eveneens stilstaat. Aldus is het stuurelement 93 met de nokken 94 en 95 nog onwerkzaam en wordt geen koppel op de hefboom 50 uitgeoefend. Doordat de schuif 64 met het geleidingselement 35 76 onder invloed van de veer 82 de in figuur 4a weergegeven neutrale stand inneemt, welke stand hierna verder aangeduid wordt als de tweede stand van het geleidingselement en de hefboom ten gevolge van het eigen gewicht met de rechte rand 98 langs de wand 78 glijdt, beweegt de hefboom 8 1 00 7 3 1 EHN 9959 12 __________tijdens de heen- en weergaande beweging op een wijze als weergegeven in figuur 4b op nagenoeg rechtlijnige wijze tussen de punten 104 en 105. Zoals ook uit figuur 4 a zichtbaar is het vrije einde 87 van de hefboom 50 hierbij voortdurend op enige afstand van het vrije einde van de neus 5 86 gelegen. Aldus is men ervan verzekerd dat in de weergegeven tweede stand van het geleidingselement 76 de hefboom 50 in een baan geleid wordt, hierna aangeduid als derde baan van de hefboom, waarin de hefboom het schakelelement 85 niet kan bedienen. Op deze wijze is men er zeker van dat in de tweede stand van het geleidingselement 76 geen verschui-10 ving van de grendelplaat 53 kan optreden. De in figuur 4b weergegeven derde baan doet zich ook voor indien de pauzetoets 10 ingedrukt wordt, daar deze toets niet met de schuif 64 koppelbaar is en het indrukken van de toets 10 via het ontgrendelen van de tcefcs 6 een ontgrendeling van het geleidingselement 76 oplevert, waardoor het element 76 in de tweede 15 stand beweegt.
Indien hierop de speeltoets 6 bediend wordt, worden gelijktijdig met het vergrendelen van de toets 6 door de grendelplaat 53 de schuif 64 en het geleidingselement 76 in de richting volgens de pijl D verplaatst tot de in figuur 5a weergegeven stand, hierna aangeduid 20 als de eerste stand van het geleidingselement 76.
De afmeting van de opening 77 is zodanig gekozen dat nu de rand 103 tegen de wand 79 aanligt, waarbij de stift 84, die aanvankelijk aanlag tegen de ribbe 75, nu van deze ribbe vrijgekomen is. Deze stand ;van de stift 84 zal hierna worden aangeduid als tweede stand van de 25 stift. Indien hierop ten gevolge van het koppelen van het tandwiel 29 via het speelwiel 40 met het tandwiel 38a en daarmee met de motor 33/ de wikkeldoom 28 aanvangt te roteren zal ook het tandwiel 91 roterend aangedreven worden. Door de rotatie van dit onderdeel van het apparaat zal via de wrijvingsköppeling tussen het tandwiel 91 en de schuif 92 30 een ver zwenking van de nok 94 in de richting van de rand 97 optreden. Door de korte afstand van de nok 94 tot de rand 97 zal dit nagenoeg ogenblikkelijk na het starten van de rotatie van de wikkeldoom 28 gebeuren. De nok 94 oefent ten gevolge van de ver zwenking van de schijf 92 volgens de pijl H in figuur 5a een koppel uit op de hefboom 50, waarbij 35 de nok 94 tracht de hefboom 50 om de zwenkas 49a te verzwenken volgens de pijl J in figuur 3. Het gevolg hiervan is dat de hefboom 50 voortdurend met de van de rand 98 afgekeerde zijde tegen de wand 79 van het geleidingselement 76 wordt gedrukt. Het inschakelen van de speeltoets 6 81 0 0 7 3 1 PHN 9959 13 kan evenwel tot gevolg hebben dat niet gelijktijdig de nok 94 een koppel op de hefboom 50 uitoefent. Het positioneerelement, gevormd door de stift 84, zorgt er nu voor dat desondanks het vrije einde 87 niet het schakelelement 85 kan bedienen. Zoals in figuur 5b weergegeven, zal, 5 indien bij het indrukken van de speeltoets 6 het vrije einde 87 van de hefboom 50 van het geleidingselanent 76 afbeweegt, eerst, het vrije einde de baan volgens figuur 5b van het punt 104 naar het punt 105 voltooit, daar de stift 84 in die situatie nog steeds de tweede stand als in figuur 5a weergegeven, behoudt, Pas bij het terugbewegen in de rich-10 ting van het geleidingselement 76 zal tengevolge van de geleiding van de profilering 100 door de wand 79 de stift 84 ver zwenkt worden tot in de in figuur 6a weergegeven stand. Door de aanwezigheid van de profilering 100 zal dientengevolge het vrije einde 87 van het punt 105 bewegen via een gekromde baan naar het punt 106 in figuur 5b. Aldus is de stift 84 15 in staat de hefboom gedurende enige tijd zodanig te geleiden dat geen ongewenste bediening van het schakelelement 85 kan optreden.
Zoals in figuur 6a en 6b weergegeven, beschrijft het vrije einde 87 van de hefboom 50 gedurende normaal bedrijf een gekromde baan tussen de punten 105 en 106. Deze eerste baan van de hefboom is een ge-20 volg van de samenwerking tussen de wand 79 en de rand 99, de profilering 100 en de rand 103. Tijdens deze beweging maakt de rand 97 van de hefboom een glijdende beweging langs de nok 94. Indien de wikkeldoom 28 tengevolge van het tot stilstand kanen van de magneetband stopt, zal dit tot gevolg hebben dat het onderdeel 91 eveneens tot stilstand kant.
25 Dit kan optreden doordat de magneetband door de wikkeldoom 28 tot op het einde opgewikkeld is. Bij het tot stilstand konen van de wikkeldoom 28 is het van belang dat de hefboom 50 de pendelbeweging blijft uitvoeren. Hiervoor is het noodzakelijk dat in dit geval de motor 33 en het tandwiel 44 ongestoord blijven roteren. Dit is mogelijk door de aan-30 wezigheid van de wrijvingskoppeling tussen het snaarwiel 37 en de tandwielen 38 en 38a. Ook de frictiékoppeling tussen de wikkeldoom 28 en de spoelschotel 26 levert in de speelstand van het loopwerk aan het voortdurend roteren van de motor een bijdrage. Nu is het gewenst onder andere de aandrijving van de wikkeldoom uit te schakelen, waarbij even-35 wel de motor 33 blijft draaien. Voor deze uitschakeling dragen het stuurelement 93, de hefboom 50, de schuif 64 en het schakelelement 85 zorg. Tezamen vormen deze genoemde delen van het apparaat een inrichting 108 voor het bij stilstand van het onderdeel 91 schakelen van de aandrijving.
81 Ö 0 7 3 1 t PHN 9959 14 —......-Dit schakelen gebeurt op een wijze als weergegeven in figuur 7a. Ten gevolge van het wegvallen van het koppel, uitgeoefend door de nok 94 op de hefboom 50, komt de hefboom 50 door het eigen gewicht met de rand 98 in aanraking met de wand 78 van het geleidingselement 76. Het 5 gevolg hiervan is dat de hefboom een tweede baan gaat beschrijven en wel zoals weergegeven in figuur 7b vanuit het punt 106 van de eerste baan althans rechtlijnig in de richting van een punt 107. Tijdens het beschrijven van deze tweede baan stoot het vrije einde 87 tegen het einde van de neus 86, waardoor het schakelelement 85 bediend en verzwenkt 10 wordt in de richting volgens de pijl E in figuur 7a. Deze verzwenking heeft tot gevolg dat de arm 89 met het uitsteeksel 90 wordt gekoppeld en het uitsteeksel 90 en daarmee de grendelplaat 53 in een richting tegengesteld aan de pijl B wordt verplaatst. Deze verplaatsing heeft tot gevolg dat de toets 6 ontgrendeld wordt en in een richting tegen-15 gesteld aan de pijl C beweegt. Deze beweging heeft tot gevolg dat de schuif 64 vanuit de eerste stand naar de tweede stand terugbewogen wordt, waarbij ten gevolge van een koppelen van de ribbe 75 met de stift 84 deze vanuit de eerste tot in de tweede stand volgens figuur 4a versteld wordt. Op deze wijze is er sprake van een langs Indirecte weg 20 ontgrendelen van het geleidingselement 76, waardoor het geleidingselement ten gevolge van de kracht uitgeoefent door de veer 82 verplaatst wordt vanuit de eerste stand naar de tweede stand. Zoals reeds beschreven bij figuur 4a is in de tweede stand geen bedienen van het schakelelement 85 meer mogelijk. Het verstellen van de speeltoets 6 heeft 25 tot gevolg dat ten gevolge van het niet weergegeven schakelmechanisme tussen deze toets, het speelwiel 51 en de drukrol 23 de wikkeldoom 28 niet meer aangedreven wordt en de drukrol 23 op afstand komt te liggen van de kaapstander 35. Voor de uitvoering van dit schakelmechanisme wordt verwezen naar de reeds eerder genoemde Nederlandse octrooiaan-30 vrage 8006257 (EHN 9898).
Een zelfde situatie,-als in het voorgaande beschreven, treedt op indien de toets 7 voor versneld vooruit spoelen wordt ingedrukt.
In dat geval wordt door het schakelmechanisme het spoelwiel 42 gekoppeld met het tandwiel 29, waardoor de aandrijving vanaf het tandwiel 35 niet via de frictiekoppeling, doch rechtstreeks met de wikkeldoom 28 gekoppeld wordt. Bij snel spoelen is een snelle uitschakeling van de aandrijving gewenst. Deze uitschakeling komt op een wijze als in het voorgaande beschreven tot stand, waarbij zoals in figuur 7a de toets 7 8100731 PHN 9959 15 ______ontgrendeld wordt, welke terugverplaatsing van de toets 7 tot gevolg heeft dat het spoelwiel 42 van het tandwiel 29 ontkoppeld wordt.
Zoals reeds in het voorgaande vermeld zijn de werkzame delen van de nokken 94 en 95 op ongelijke afstand van de as 96 gelegen. Indien 5 de toets 8 voor versneld terug spoelen wmrdt ingedrukt, zal de schijf 92 in een richting tegengesteld aan de pijl H verzwenken, waardoor de nok 95 tegen de hefboom 50 drukt. Door de opstelling van het werkzaam deel van een nok 95 qp een kleinere radiale afstand van de zwenkas 96 dan het werkzaam deel van de nok 94 wordt bereikt dat ondanks de kleinere to afstand van de nok 95 ten opzichte van de zwenkas 49a een ongeveer gelijke koppel op de hefbocm 50 wordt uitgeoefnd als in het geval dat de nok 94 tegen de hefbocm 50 drukt. Dit is van groot belang daar aldus bereikt wordt dat ook bij stilstand van de wikkeldoom 27 tengevolge van het bereiken van het einde van de magneetband het vrije einde 87 vanuit de 15 eerste baan de tweede baan gaat beschrijven, waardoor het schakelelement bediend wordt. In dit geval heeft de bediening van het schakelelement 85 tot gevolg dat de toets 8 ontgrendeld wordt, welke ontgrendeling een ontkoppeling van het tandwiel 42 met het tandwiel 32 veroorzaakt.
Aldus is de inrichting 108 in staat zowel bij rotatie in een eerste als 20 in een tweede richting van het onderdeel 92 qp gelijkwaardige wijze de aandrijving uit te schakelen.
Opgemerkt wordt, dat op een wijze als in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 8006257 (PHN 9898} bij het uitschakelen van de aandrijving tevens niet weergegeven rennen Bedient worden, waardoor de 25 spoelschotels 25 en 26 :tot stilstand koten. Tevens kan de kopschuif 19 van de cassette 16 afbewogen worden. Opgemerkt wordt, dat het evenzeer mogelijk is de hefboom 50 in plaats van-de werking van de zwaartekracht door middel van een veer in een richting tegengesteld aan de pijl J te verzwenken.
30 Opgemerkt wordt dat in plaats van het mechanisch werkende schakelelement 85 het vrije einde 87 van de hefboom 50 ook een elektrisch werkende schakelaar kan bedienen, die rechtstreeks of via een elektromagneet de aandrijving bij stilstand van het onderdeel 91 schakelt. Benadrukt wordt dat ook de mogelijkheid aanwezig is, met behulp 35 van de beschreven inrichting een omschakelen van de aandrijving teweeg te brengen, bijvoorbeeld door met behulp van een elektrisch werkende cmpoling bij het bedienen van het schakelelement 85 de motor 33 in draairichting om te keren. Dit kan van voordeel zijn, indien met het 8100731 PHN 9959 16 .·> r.
_________apparaat een magneetband In twee transportrichtingen (zogenaamde reverse toepassing) wordt bespeeld of weergegeven. Tenslotte wordt opgemerkt dat de beschreven inrichting voor het schakelen van de aandrijving evenzeer toepasbaar is bij andersoortige. apparaten waardeert roterend S aandrijf baar onderdeel tijdens bedrijf van het apparaat tot stilstand kan komen.
Voorbeelden hiervan vormen in het algemeen apparaten met een op- of afwikkelfunktie. Tenslotte wordt opgemerkt dat de beschreven inrichting voor het schakelen van een aandrijving ook voordelig als een 10 accessoire bestemd voor dergelijke apparaten, met het doel deze apparaten een schakelmogelijkheid te verschaffen, toegepast kan worden.
15 20 25 30 35 81 00 7 3 1

Claims (8)

  1. 2. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de’hefboom aan één zijde een profilering omvat die in de eerste baan van het werkzaam deel van de hefboom met het geleidingselement samenwerkt.
  2. 3. Apparaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de van de profilering af gekeerde zijde van de hefboom over althans het net het 25 geleidingselement samenwerkend deel een nagenoeg recht verloop bezit.
  3. 4. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het geleidingselement is voorzien van een doorlaatopening voor de hefboom, van welke opening tegenoverliggende wanden de hefboom geleiden.
  4. 5. Apparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het ge leidingselement tussen twee standen verplaatsbaar is en dat in de eerste stand het werkzaam deel van de hefboom in de eerste respectievelijk de tweede baan geleid wordt en in de tweede stand het deel van de hefboom in een derde baan geleid wordt, in welke baan het deel van de hefboom 35 evenmin het schakelelement bedient.
  5. 6. Apparaat volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat verder een met de hefboom samenwerkende positioneerelement aanwezig is dat eveneens tussen twee standen verplaatsbaar is en dat door koppeling met het 81 00 73 1 <a « PHN 9959 18 _ . geleidingselement tijdens verplaatsing van het geleidingselement naar de tweede stand eveneens vanuit een eerste tot in een tweede stand verplaatsbaar is, welk positioneerelement via een wrijvingskoppeling met het gestel van het apparaat verbonden is.
  6. 7. Apparaat volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat een grendelelement aanwezig is dat het geleidingselement in de eerste stand vergrendelt, waarbij het grendelelement met het schakelelement koppel-baar is, zodat bij het bedienen van het schakelelement het geleidingselement ontgrendeld wordt en een verplaatsing tot in de tweede stand 10 mogelijk is.
  7. 8. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het ken merk, dat het stuurelement twee nokken omvat, het stuurelement om een zwenkas zwenkbaar is en een eerste nok op grotere afstand van de zwenk-as gelegen is dan een tweede nok.
  8. 9. Inrichting, toepasbaar bij een apparaat volgens één der voorgaande conclusies. 20 / 25 30 35 8100731
NL8100731A 1981-02-16 1981-02-16 Apparaat, in het bijzonder een opneem- en/of weergeefapparaat. NL8100731A (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8100731A NL8100731A (nl) 1981-02-16 1981-02-16 Apparaat, in het bijzonder een opneem- en/of weergeefapparaat.
US06/340,906 US4437626A (en) 1981-02-16 1982-01-20 Mechanism responsive to rotation stoppage, and tape recorder with such mechanism
EP82200122A EP0059007B1 (en) 1981-02-16 1982-02-01 Apparatus, in particular a recording and/or playback apparatus
DE8282200122T DE3264473D1 (en) 1981-02-16 1982-02-01 Apparatus, in particular a recording and/or playback apparatus
CA000396099A CA1176747A (en) 1981-02-16 1982-02-11 Apparatus, in particular a recording and/or playback apparatus
ES509531A ES509531A0 (es) 1981-02-16 1982-02-12 "un aparato, en particular un aparato grabador y reproductor, provisto de un sistema de propulsion y de un componente que es capaz de ser hecho girar por este".
BR8200749A BR8200749A (pt) 1981-02-16 1982-02-12 Aparelho,especialmente um aparelho de gravacao e/ou reproducao e dispositivo para comutar o sistema de acionamento
JP57020709A JPS57152556A (en) 1981-02-16 1982-02-13 Apparatus especially suitable for recording and/or reproducing unit

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8100731A NL8100731A (nl) 1981-02-16 1981-02-16 Apparaat, in het bijzonder een opneem- en/of weergeefapparaat.
NL8100731 1981-02-16

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100731A true NL8100731A (nl) 1982-09-16

Family

ID=19837027

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100731A NL8100731A (nl) 1981-02-16 1981-02-16 Apparaat, in het bijzonder een opneem- en/of weergeefapparaat.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4437626A (nl)
EP (1) EP0059007B1 (nl)
JP (1) JPS57152556A (nl)
BR (1) BR8200749A (nl)
CA (1) CA1176747A (nl)
DE (1) DE3264473D1 (nl)
ES (1) ES509531A0 (nl)
NL (1) NL8100731A (nl)

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5110768B1 (nl) * 1971-03-19 1976-04-06
GB1421186A (en) * 1973-03-05 1976-01-14 Shin Shirasuna Electric Corp Magnetic recording-reproducing device
JPS5331762B2 (nl) * 1974-06-11 1978-09-05
JPS5350708A (en) * 1976-10-18 1978-05-09 Matsushita Electric Ind Co Ltd Tape recorder
JPS5734582Y2 (nl) * 1977-04-27 1982-07-30
AT351793B (de) * 1977-09-14 1979-08-10 Philips Nv Aufzeichnungs- und/oder wiedergabegeraet
US4238808A (en) * 1978-02-01 1980-12-09 Tokyo Shibaura Denki Kabushiki Kaisha Tape stop detecting mechanism

Also Published As

Publication number Publication date
ES8302341A1 (es) 1982-12-16
ES509531A0 (es) 1982-12-16
EP0059007A1 (en) 1982-09-01
US4437626A (en) 1984-03-20
CA1176747A (en) 1984-10-23
JPS57152556A (en) 1982-09-20
EP0059007B1 (en) 1985-07-03
BR8200749A (pt) 1982-12-21
DE3264473D1 (en) 1985-08-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4014041A (en) Cassette recording and handling device
JPS5946055B2 (ja) 記録再生装置
US4287542A (en) Recording and reproducing device
NL8100731A (nl) Apparaat, in het bijzonder een opneem- en/of weergeefapparaat.
US4843499A (en) Tape winding direction switch device of cassette tape recorder
JPH0418097Y2 (nl)
US5793580A (en) Mechanically actuated head cleaner for magnetic tape drive
US3419686A (en) Multi-track bi-directional tape recorder with uni-directional actuated traversing transducers
NL8304313A (nl) Schakelinrichting voor het bedienen van de opnameschakelaar van een magneetbandapparaat.
JPH0528576Y2 (nl)
JPS6020177Y2 (ja) テ−プレコ−ダの連結機構
JPH0150984B2 (nl)
NL8006257A (nl) Apparaat voor het opnemen en/of weergeven van signalen op een magneetband.
JPH051537B2 (nl)
JPH054101Y2 (nl)
NL8103831A (nl) Magneetbandcassetteapparaat.
NL8502056A (nl) Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie.
JPH0516645Y2 (nl)
JPH0348732Y2 (nl)
JPH0450573Y2 (nl)
JP2511921B2 (ja) 磁気記録再生装置
JPH0348741Y2 (nl)
JPH0514343Y2 (nl)
JPS6023790Y2 (ja) テ−プレコ−ダのテ−プ停止検出機構
JPH0516644Y2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed