NL8100334A - Buis met plaatvormige ribben en warmtewisselaar die met zulke ribben is uitgerust. - Google Patents

Description

-1 2Γ. 0.29.801

Buis met plaatvormige ribben en warmtewisselaar die met zulke ribben is uitgerust.

De uitvinding heeft betrekking op warmtegeleiding, en meer in het bijzonder op een nieuwe buis met plaatvormige ribben als bouwsteen voor warmtewisselaars. De uitvinding heeft bovendien betrekking op warmtewisselaars die met zulke buizen zijn uitgerust.

5 De laatste tien jaar is het accent steeds meer op energie- overwegingen komen te liggen, en meer in het bijzonder op apparatuur en werkwijzen voor het verminderen van de energiebehoeften, zowel in de vorm van besparing van energie als van een meer doeltreffend gebruik ervan. Bij warmtewisselaars, meer in het bijzonder warmte-10 wisselaars van het schaal-en-buis-type^ of met lucht gekoelde warmtewisselaars, worden van ribben voorziene buizen toegepast, in het algemeen van het type dat bestaat uit een buis met schroefvormige ribben (bijvoorbeeld een L- of G-vormige; om de buis heen gewikkelde ribbe ) ter verkrijging van een verbeterde warmte-15 overdracht, bijvoorbeeld door vergroting van het warmte-overdragende . oppervlak, alhoewel enkelvoudige metalen stroken zijn vervaardigd voor de vorming van hoofdzakelijk vlakke, de warmte overdragende ribben die evenwijdig aan elkaar en op onderling gelijke afstanden zijn opgesteld, zoals worden toegepast voor ruimteverwarming in 20 huizen.

In het Amerikaanse octrooischrift 1.966.906 wordt een koel-- spiraal beschreven met een aantal op enige afstand van elkaar aangebrachte plaatvormige ribben die ieder transversaal ten opzichte van de normale luchtstroom zijn gegolfd^, ter verkrijging van een 25 kronkelende weg voor de luchtstroom.

Bovendien heeft men schotten toegepast in warmtewisselaars, meer in het bijzonder van het schaal-en-buis-type, ter verkrijging van een turbulente stroom van het fluïdum of de fluïda die zulk een warmtewisselaar passeren, teneinde de snelheid van de warmte-50 overdracht te vergroten, maar waardoor tegelijkertijd een aanzienlijke vergroting van het drukverval optreedt. Men heeft warmtewisselaars beschreven met gewijzigde schotten die zulk een verhoging van het drukverval compenseren (zie de Amerikaanse octrooischriften 3.708.142, 4*127.165 en 4.136.736). In het algemeen wordt bij het 35 ontwerpen van warmtewisselaars het opwekken of laten ontstaan van een turbulente stroom van het fluidum in de warmtewisselaar als een noodzaak aanvaard.

8 1 00 33 4 i /¾ 2

De uitvinding wordt gekenmerkt door een nieuwe plaatvormige ribbe die de stroom van het fluïdum verstoort,of erop aangebrachte middelen voor het opwekken van een wervel, voor toepassing bij de vervaardiging van een nieuwe buis met plaatvormige ribben voor 5 warmtewisselaars.

De uitvinding zal beter worden begrepen bij lezing van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een uitvoerings-voorbeeld van de uitvinding^aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin : 10 fig. 1 een zijaanzicht in doorsnede is langs de lijn 1-1 van fig. 2 door een warmtewisselaar waarin buizen met plaatvormige ribben volgens de uitvinding zijn toegepast, fig. 2 een vooraanzicht in doorsnede is van de warmtewisselaar volgens fig. 1, en wel doorsnedealangs de lijn 2-2 van fig. 1, 15 fig. 3 een i some tri sch aanzicht is van een plaatvormige ribbe die één uitvoering weergeeft van het middel voor het verstoren van de stroom van fluidum of het opwekken van wervels volgens de uitvinding, fig. 4 een gedeeltelijke doorsnede is door de inrichting van 20 fig· 3 langs de lijn 4-4 > fig, 5 een gedeeltelijke doorsnede is door een andere uitvoering van een middel voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels volgens de uitvinding, fig. 6 een gedeeltelijke doorsnede is door weer een andere uit-25 voering van een middel voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels volgens de uitvinding, fig. 7 een vergroot isometrisch aanzicht is^ waarin de wervels zijn te zien die zijn opgewekt door het middel voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels volgens de 50 uitvinding, fig. 8 een grafiek is die de snelheid van de warmte-overdracht weergeeft als een functie van de massastroom door een warmtewisselaar vervaardigd volgens de uitvinding, vergeleken met een warmtewisselaar met vlakke ribben, en 35 fig. 9 een grafiek is die het drukverval aangeeft als een functie van de snelheid van de massastroom bij dezelfde bekende warmtewi s s elaar.

In de fig. 1 en 2 is een warmtewisselaar weergegeven die in het algemeen door 10 is aangeduid en die bestaat uit een schaal, 40 buizen, inlaatleidingen en uitlaatleidingen, in het algemeen aange- 8 1 00 33 4 5 i duid dooi? respectievelijk 12, 14, 16 en 18.

De schaal 12 heeft een hoofdzakelijk rechthoekige vorm en "bestaat uit zijwanden 20, een bovenwand 22 met openingen 24 en een bodem 26 met openingen 28. Bij het inlaatgedeelte van de schaal 12 5 en naar binnen lopende vanaf de zijwanden 20, de bovenwand 22 en de bodem 26 zijn tussenliggende zijwanden 30, een bovenwand 32 en een bodem 34;bijvoorbeeld door middel van lassen^aangebracht, welke zijn bevestigd aan de zich bij het uiteinde bevindende zijwanden 36, de bovenwand 38 en de bodem 40 en een inlaat vormen voor het toe-10 voeren van een fluïdum in de warmtewisselaar 10. Een inlaatflens 42 is,bijvoorbeeld door lassen,bevestigd aan de eindwanden 36, 38 en 4°.

Bij het uitlaatuiteinde van de schaal 12 en naar binnen lopende vanaf de zijwand 20, de bovenwand 22 en de bodem 26, zijn, bijvoorbeeld door lassen, aangebracht tussenliggende zijwanden 44» een 15 bovenwand 46 en een bodem 48, die zijn verbonden aan de zich bij het uiteinde bevindende zijwanden 50, de bovenwand 52 en de bodem 54 en een uitlaat vormen voor het afvoeren van fluïdum, nadat dit de warmtewisselaar 10 is gepasseerd. Een uitlaatflens 56 is bijvoorbeeld door lassen bevestigd aan de eindwanden 50, 52 en 54· 20 De buizen 14 zijn een groot aantal verticaal opgestelde buizen 58 die voor geleidende warmteoverdracht zijn verbonden met een groot aantal horizontaal aangebrachte, plaatvormige ribben 60, opgesteld in kolomen en rijen op een wijze die de expert bekend is. In deze beschrijving worden met een rij buizen buizen aangeduid die zijn 25 gealigneerd in vlakken die hoofdzakelijk loodrecht staan op de stroom van het warmte-overdragende fluïdum, terwijl kolomen van buizen buizen zijn die liggen in vlakken die hoofdzakelijk evenwijdig lopen aan deze stroom van fluïdum. Men zal begrijpen, dat het opstellen van een configuratie van buizen 14 in de warmtewisselaar 30 10 in elke vorm kan geschieden, bijvoorbeeld cirkelvormig, hexa gonaal, enz., evenals de overeenkomende configuratie van de opnemende schaal 12. Bovendien kan elke plaatvormige ribbe 60 onderverdeeld zijn,afhankelijk van de grootte en andere vervaardigings-en proces-overwegingen, zoals hieronder gedetailleerd zal worden 35 aangegeven.

De inlaat 16 bestaat uit een inlaatbuis 70 die zodanig is ge— koppelt! met een aantal leidingen 7-2 verbonden met de inlaten 74 behorende bij elk inlaateinde van elke rij buizen 58, dat door deze fluïdum kan stromen. Het uitlaateinde van elke rij buizen is zoda-40 nig-verbonden met de uitlaat 76 en met een aantal uitlaatleidingen 8 1 00 33 4 4 78 verbonden met een uitlaat 80, dat hierdoor fluïdum kan stromen en waardoor de uitlaat 18 wordt gevormd.

Een deel van een plaatvormige ribbe 60 is weergegeven in fig. 3 en is voorzien van uitgesneden gedeelten 82 voor het er 5 in aanbrengen van de warmte overdragende buizen 58 en van een groot aantal of een stel middelen j algemeen aangegeven met 84, voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels, bestaande uit bijvoorbeeld geperste of gedreven of verhoogde oppervlaktedelen 86. De stellen 84 van verhoogde oppervlakte-10 delen 86 zijn weergegeven in een positie tussen de rijen buizen, en ieder van deze oppervlaktedelen bezit een zodanige configuratie dat het een hoek maakt met de richting van de daar ter plaatse aanwezige stroom van fluïdum,die in het algemeen ligt tussen 10° en 55° en bij voorkeur tussen 20° en 25°, zoals hieronder gedetailleerd 15 zal worden beschreven.

Eig. 4 is een aanzicht in doorsnede van de gedreven of verhoogde oppervlaktedelen 86 van fig. 3. In fig. 5 is in doorsnede een ander type van middelen 186 weergegeven voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels volgens de uitvin-20 ding, gevormd door het met een stempel persen van een deel van de platen 160 en naar boven draaien van zulk een deel van de platen 160. In de uitvoeringsvorm van fig. 5 ziet men dat het naar boven gedraaide gedeelte zich benedenstrooms bevindt van het uit de plaatvormige ribbe gesneden gedeelte. In fig. 6 wordt een middel 286 25 voor het verstoren van dé stroom van fluïdum of het opwekken van wervels getoond, welk middel is gevormd door het bijvoorbeeld door middel van lassen aanbrengen van langwerpige platen aan de plaat-' vrmige ribbe 280.

Eig. 7 is een vergroot aanzichtjwaarin de wervels te zien zijn 30 die worden opgewekt door de middelen voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervelsjop één plaat behorende bij een buis. Men merke op, dat de opgewekte wervels een as hebben die in hoofdzaak evenwijdig loopt aan de stroom van fluïdum die in het begin binnenkomt in de kamer waarin buizen zijn opgesteld 35 met plaatvormige ribben volgens de uitvinding. De stroming van de wervels is als regel spiraalvormig. Als de wervels de buizen naderen worden ze van de buizen af gericht en naar binnen tussen de buizen, en in verband hiermede wordt derhalve verwezen naar de richting van de plaatselijke stroom, meer in het bijzonder met inachtneming van 40 de vele kolommen buizen en de vele middelen voor het opwekken van 8 1 00 33 4 i· ·* 5 wervels.

Alhoewel de plaatvormige ribben 60 zijn bevestigd aan de buizen 58 °P de hierboven beschreven wijze, heeft de hierna volgende beschrijving betrekking op een samenstel van buizen en plaat-5 vormige ribben,waarbij de vorm van deze plaatvormige ribben en buizen volgens de uitvinding verschilt van de met ribben voorziene buizen volgens de hierboven genoemde stand van de techniek. In het algemeen zijn de plaatvormige ribben^ die op een de warmte geleidende wijze moeten zijn verbonden met of bevestigd aan de buis, rechthoe-10 kig van doorsnede en worden zij bevestigd asm een buis die een andere dan een cirkelvormige doorsnede heeft, bijvoorbeeld ovaal, elliptisch of rechthoekig, maar bij voorkeur elliptisch. Ie minimum afstand tussen de middelen voor het opwekken van wervels bepaalt de minimum afstand tussen de ribben. Ie hoogte van een middel voor -] 5 het opwekken van wervels moet bij benadering de helft bedragen van de afstand tussen twee naburige plaatvormige ribben, waarbij de afstand tussen de ribben bij voorkeur niet groter is dan de afstand tussen de opgewekte wervels.

Het verdient de voorkeur de middelen voor het opwekken van 20 wervels op te stellen achter de voorste rand van de plaatvormige ribbe, zodat de stroom van fluïdum op deze plaats niet wordt verstoord. Bovendien moeten de opgewekte wervels niet de ringvormige wervels verstoren die zich om de buis heen ontwikkelen. Bij voorkeur zijn de middelen voor het opwekken van wervels op de plaat-25 vormige ribbe aangebracht voor het vormen van naast elkaar gelegen wervels met tegengestelde stroomrichtingen. Men merke op, dat in fig. 7 de wervel opgewekt door het middel 86a voor het opwekken van wervels^ een rechtsdraaiende stroom van fluïdum bezit (aangegeven door de pijlen C), terwijl de wervel opgewekt door het middel 86b 30 voor het opwekken van wervels^wordt gevormd door een links draaiende stroom van fluïdum (aangegeven door de pijlen CC). Zulk een plaatsing van de middelen voor het opwekken van wervels^ ter verkrijging van naast elkaar gelegen wervels met tegengestelde stromingsrich-tingen heeft een algemeen stimulerend effect, waardoor hogere warmte-35 overdrachtsnelheden worden verkregen bij een minimale toeneming van het drukverval. Aangrenzende wervels met dezelfde richting van de stroom van fluïdum, meer in het bijzonder met kleine onderlinge afstanden, moeten worden vermeden aangezien hierdoor instabiliteit ontstaat tengevolge van het samensmelten van zulke wervels. Toorts 40 moeten de onderlinge afstanden tussen de middelen voor het opwekken 8 1 00 33 4 i 6 van wervels niet te klein zijn, zelfs bij tegengesteld draaiende wervels, omdat anders de uitwerking van de wervels vermindert doordat zij elkaar vernietigen. Men zal begrijpen, dat bij te kleine stroomsnelheden van het fluidum de doeltreffendheid van de middelen 5 voor het opwekken van wervels dubieus wordt, tenzij men zulke warmtewisselaars wil gaan gebruiken voor andere doeleinden die een doeltreffend gebruik van de middelen voor het opwekken van wervels impliceren.

Voorbeeld 10 Plaatvormige ribben van aluminium met een dikte van 0,41 mm werden op onderlinge afstanden van 3,17 mm aan rechthoekige buizen gesoldeerd. De plaatvormige ribben zijn voorzien van een middel voor het verstoren.van de stroom van fluïdum, welk middel is van het langwerpige gedreven type van de fig. 3 en 4 (7,62 mm lang en 15 1,59 mm hoog). De buis met de plaatvormige ribben werd in een om hulsel geplaatst. Stoom werd door de buizen geleid en lucht werd door een samenstel van buizen en plaatvormige ribben gezogen met verschillende snelheden vein de massastroom. Door de toeneming van de luchttemperatuur te meten bij verschillende massastromen .

20 (G = kg/m sec), is het mogelijk de warmteoverdrachtscoëfficiënt 2 o (U=j/m °C sec) te berekenen voor verschillende massastroomsnelheden.

De figuren 8 en 9 geven in grafiek de resultaten van de proeven het weer, waarbij de totale warmteoverdrachtscoëfficiënt ïï en''drukverval B p worden bepaald als functies van de massastroomsnelheid G aan de 25 kant van de schaal, door toepassing van geschikte berekeningsmethoden . die de vakman bekend zijn op gegevens die door vergelijkbare proeven waren verkregen.

De warmtewisselaar die in de grafieken door een cirkel is aangegeven, · was voorzien van stellen middelen voor het verstoren van 50 de stroom van fluïdum of het opwekken van· wervels volgens fig. 3·

Een warmtewisselaar in de grafiek aangegeven door een driehoek, was slechts voorzien van een stel stroomopwaarts geplaatste middelen voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels, terwijl een warmtewisselaar met vlakke ribben in de grafiek 35 is aangegeven door een X.

Uit fig. 8 blijkt direct dat de snelheid van de warmteoverdracht aanzienlijk toeneemt door toepassing van de middelen volgens de uitvinding voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels. Zo bedraagt bijvoorbeeld de toeneming ongeveer 50 % 40 bij een massastroomsnelheid van 5,9 kg/m sec. Men merke op, dat de 8100334 -> * . 7 verschillende hellingen in de log/log grafiek, dat wil zeggen verschillende exponenten voor G, een aanwijzing vormen voor opmerkelijke veranderingen van het type van de luchtstroom, tengevolge van de middelen volgens de uitvinding voor het verstoren van de 5 stroom van fluïdum of het opwekken van wervels.

Een vermindering van de verbetering van de warmteoverdracht tengevolge van de middelen voor het opwekken van wervels wordt verwacht bij afnemende Reynolds-getallen, en wel door een vermindering van de bestendigheid van de wervels,die gepaard gaat meteen toene-10 ming van het relatieve belang van de viscositeit als het Reynolds-getal kleiner wordt. Voor elk aantal stellen middelen voor het verstoren van de stroom van fluïdum of het opwekken van wervels is er een optimale positie voor de stellen,gezien vanuit een warmte-overdrachtsgezichtspunt, en door een juist evenwicht te kiezen 15 tussen de warmteoverdrachtscoëfficiënt en het drukveryal is het mogelijk zowel het aantal stellen van middelen voor het opwekken van wervels te optimaliseren als de vorm van elk stel.

ïïit fig. 9 blijkt, dat de toepassing van middelen voor het opwekken van wervels een vergroting van het 'drukverval en derhalve 20 van het koelend vermogen tengevolge heeft. Er wordt op gewezen dat 5 p voor de vlakke plaatvormige ribben koud wordt gemeten, in tegenstelling tot de meting bij verhoogde temperatuur in alle andere gevallen, hetgeen kan betekenen dat het drukverval voor zulke omstandigheden ongeveer 5 % meer kan bedragen dan is aangegeven. Het is 25 echter duidelijk, dat voor een waarde van G- van ten minste 5>9 de toeneming van het opgenomen vermogen tengevolge van de toepassing van-middelen voor het opwekken van wervels, aanzienlijk minder is dan de toeneming van de warmteoverdracht.

Alhoewel de buizen met plaatvormige ribben volgens de uitvin-50 ding zijn besproken met een verwijzing naar het samenvoegen van een groot aantal van deze buizen en het aanbrengen ervan in een schaal ter verkrijging van een warmtewisselaar van het schaal-en-geribde-buis-type, zal men begrijpen dat zulke buizen met plaatvormige ribben ook in andere soorten warmtewisselaars kunnen worden gebruikt, 35 bijvoorbeeld in met lucht gekoelde warmtewisselaars van het type met een "A^-freem met een ventilator, of met natuurlijke trek werkende droog/koeltorens en soortgelijke apparaten. Als bepaalde eisen aan de werking worden gesteld is het dus mogelijk een warmtewisselaar te construeren onder gebruikmaking van de van plaatvormige 40 ribben voorziene buizen volgens de uitvinding, welke warmtewisselaar 8 1 00 33 4

ê -V

8 grotere warmteoverdrachtscoëfficiënten bezit dan een warmtewisselaar met buizen met vlakke ribben.

Het zal de vakman duidelijk zijn, dat het resultaat van de uitvinding is dat het fluïdum dat de warmte moet overbrengen 5 turbulenter wordt, maar'dat deze turbulentie een uniform karakter bezit.

Alhoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van een uit-voeringsvoorbeeld, zal men begrijpen dat vele veranderingen voor de gemiddelde vakman duidelijk zullen zijn en dat deze aanvrage 10 ten doel heeft ook alle aanpassingen en variaties van de uitvinding te beschermen. Het is daarom zonneklaar dat de uitvinding slechts wordt beperkt door de conclusies en de equivalenten daarvan.

8100334

Claims (33)

1. Plaat voor een Unis met plaatvormige ribben, met het kenmerk, dat deze plaat voorzien is van ten minste één opening voor het opnemen van een buis en van een aantal oppervlakte- 5 elementen die uit het vlak van de plaat steken.

2. Plaat volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat deze oppervlakte-elementen zijn gevormd door bosseleren.

3. Plaat volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen een hoek van 10-35° maken met de 10 stroom van fluïdum die daar ter plaatse moet optreden.

4. Plaat volgens conclusie 3» m e t het kenmerk, dat de genoemde hoek ligt tussen 20 en 25°.

5. Plaat volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zijn gevormd door delen van de plaat 15 omhoog te draaien.

6. Plaat volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen bestaan uit stroken die op de plaat zijn aangebracht.

7. Plaat volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, 20 dat de openingen voor het opnemen van buizen ellipsvormig zijn.

8. Plaat volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen op regelmatige wijze zijn opgesteld.

9. Plaat volgens conclusie 1,met het .kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zodanig zijn opgesteld dat zij aan- 25 grenzende wervels vormen met tegengestelde draairichtingen.

10. Buis met plaatvormige ribben voorzien van een aantal zich op enige afstand van elkaar bevindende platen die op een de warmte geleidende wijze met de.. buis zijn verbonden, met het kenmerk, dat elke plaat is voorzien van een aantal oppervlakte- 30 elementen die uit deze plaat steken.

11. Buis met plaatvormige ribben volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen een hoek van 10 tot 35° maken met de stroom van fluïdum die daar ter plaatse moet optreden.

12. Buis met plaatvormige ribben volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat genoemde hoek ligt tussen 20 en 25°.

13. Buis met plaatvormige ribben volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de buis een ellipsvormige doorsnede bezit. 40

14· Buis met plaatvormige ribben volgens conclusie 10, m e*t 8 1 00 33 4 ’ * ï- het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen op regelmatige wijze zijn opgesteld.

15· Buis met plaatvormige ribben volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zodanig zijn 5 aangebracht dat de er^door opgewekte^ aan elkaar grenzende wervels tegengestelde draairichtingen bezitten.

16. Buis met plaatvormige ribben volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zodanig zijn aangebracht, dat de assen van de er^door opgewekte wervels zijn 10 gericht om de buis.

17· Buis met plaatvormige ribben volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de hoogte van de oppervlakte-elementen boven de plaat ongeveer de helft bedraagt van de afstand tussen twee naburige platen.

18. Warmtewisselaar die een aantal buizen met plaatvormige ribben volgens conclusie 10 bevat, met het kenmerk, dat de platen met verschillende buizen in dezelfde vlakken liggen en dat de buizen zijn opgesteld in kolommen en rijen, waarbij de oppervlakte-elementen zijn aangebracht tussen de kolommen buizen. 20

19· Warmtewisselaar volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen een hoek van 10 tot 55° maken met de stroom van fluïdum die daar ter plaatse moet optreden.

20. Warmtewisselaar volgens conclusie 19, m e t het kenmerk, dat de genoemde hoek ligt tussen 20 en 25°.

21. Warmtewisselaar volgens conclusie 18,met het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen op regelmatige wijze zijn gerangschikt.

22. Warmtewisselaar volgens conclusie 18,met het kenmerk, dat de opperMSakte-elementen achter een voorste rand 50 van de platen zijn aangebracht.

23. Warmtewisselaar volgens conclusie 18,met het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zodanig zijn opgesteld dat de aangrenzende^ erdoor opgewekte wervels tegengestelde draairichtingen bezitten.

24. Warmtewisselaar volgens conclusie 18, m e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zodanig zijn aangebracht dat de rotatie van de .erdoor opgewekte wervels om de buis is gericht.

25. Warmtewisselaar met een inlaat en een uitlaat voor een 40 eerste warmte-transporterend fluïdum en een inlaat en een uitlaat 8 1 00 33 4 voor een tweede warmte-transport er end fluïdum, met het kenmerk, dat deze warmtewisselaar een aantal huizen met plaatvormige rihhen hevat, waarbij elk van deze buizen is voorzien van een aantal op enige afstand van elkaar aangebrachte platen met een 5 aantal oppervlakte-elementen die uit deze platen steken, en dat deze platen in vlakken zijn aangebracht en de buizen zijn opgesteld in kolommen en rijen, waarbij de oppervlakte-elementen zijn aangebracht tussen de kolommen van buizen.

26. Warmtewisselaar volgens conclusie 25, m e t het 10 kenmerk, dat de oppervlakte-elementen een hoek van 10 tot 35° maken met de richting van de stroom van fluïdum die daar ter plaatse moet optreden.

27· Warmtewisselaar volgens conclusie 26, m e t het kenmerk, dat de genoemde hoek ligt tussen 20 en 25°.

28. Warmtewisselaar volgens conclusie 25, m e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen op regelmatige wijze zijn opgesteld.

29. Warmtewisselaar volgens conclusie 25, m e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zodanig zijn opgesteld 20 dat de er^door opgewekte aangrenzende wervels tegengestelde draairichtingen bezitten.

30. Warmtewisselaar volgens conclusie 25, m e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen zodanig zijn aangebracht dat de assen van de er^door opgewekte wervels om de buizen zijn ge- 25 richt.

31. Warmtewisselaar volgens conclusie 25, 1 e t het kenmerk, dat de oppervlakte-elementen achter een voorste rand van de platen zijn aangebracht.

32. Warmtewisselaar met een inlaat en een uitlaat voor een 30 eerste de warmte transporterend fluïdum en een inlaat en een uitlaat voor een tweede de warmte transporterend fluidum, met het kenmerk, dat deze warmtewisselaar is voorzien van een aantal evenwijdig aan elkaar opgestelde platen met een groot aantal buizen die hoofdzakelijk loodrecht staan op deze platen en hiermede op een 35 de warmte geleidende wijze zijn verbonden, welke buizen zijn opgesteld in kolommen en rijen, waarbij de platen zijn voorzien van een groot aantal oppervlakte-elementen die uit deze platen steken en zich bevinden tussen de kolommen van buizen.

33· Warmtewisselaar volgens conclusie 32, m e t het 40 kenmerk, dat de buizen ten minste in hoofdzaak een rechthoekige doorsnede bezitten. ____ 8 1 00 33 4