NL8006384A - Lineair meetinstrument. - Google Patents

Description

*t. Λ

Lineair meetinstrument.

De uitvinding heeft betrekking op een lineair meetinstrument met een oprolbare metalen meetband en een opwikkel-veer en voorzien van een uitneembaar in een van een spleet 5 voor het doorlaten van de meetband voorzien huis aan te brengen doosvormige houder voor het opnemen van de aan zijn vrije uiteinde van een haak voorziene meetband, welke houder bestaat uit een centrale'kolom met een aan een uiteinde daarvan gevormde zijwand en een spoel 1ichaam,bestaande uit een om de 10 centrale kolom draaibare flens en een aan deze flens gevormde cilindrische kraag met opstaande randen voor het opwikkelen van de meetband en waarbij de opwikkelveer is aangebracht in de ringvormige kamer tussen de centrale kolom en de cilindrische kraag en door een opening in deze kraag met de meetband 15 is verbonden, terwijl voorts een orgaan voor het vasthouden van het vrije uiteinde van de meetband op het spoellichaam is aangebracht.

Een dergelijk meetinstrument, waarbij de meetband in een uitneembare houder is aangebracht is bekend uit het 20 Franse octrooischrift 2.373.776. Het aanbrengen van de meetband in een uitneembare houder heeft het voordeel, dat hierdoor de montage van het instrument wordt vergemakkelijkt en voorts de mogelijkheid wordt geboden om de houder bij beschadiging van de meetband of de opwikkelveer door een houder met 25 een nieuwe meetband en een nieuwe veer te vervangen.

De onderhavige uitvinding beoogt, een dergelijke houder met een meetband en een opwikkelveer te verschaffen, welke op eenvoudige en goedkope wijze in het bijzonder automatisch kan worden vervaardigd en gemonteerd en die bovendien 30 een zodanige vorm bezit, dat deze ook zonder huis kan worden gebruikt. Voorts beoogt de uitvinding, een dergelijke houder te verschaffen, welke op eenvoudige wijze in een huis kan worden gemonteerd.

De uitvinding verschaft een meetinstrument van de 35 bovenbeschreven soort, waarbij het gestelde doel is bereikt, doordat de doosvormige houder daarvan een vaste eenheid vormt, waarbij het vasthoudorgaan een geheel vormt met de aan de centrale kolom gevormde zijwand en het vrije uiteinde van de centrale kolom van de houder door de flens van het spoel-40 lichaam naar buiten steekt, terwijl de aan de centrale kolom 8003384 - 2 - gevormde zijwand is voorzien van tenminste een profielnok en de houder in een huis kan worden geschoven, dat is uitgevoerd in de vorm van een uit een geheel bestaand omhulsel, waarvan een van de hoofdwanden aan de binnenzijde is voorzien van een 5 zich loodrecht op de open zijde van het huis uitstrekkende groef voor het opnemen van de centrale kolom en waarvan de andere hoofdwand is voorzien van een tegenover deze groef liggende uitsparing voor het opnemen van de profielnok en het tegen verdraaiing borgen van de aan de centrale kolom gevormde 10 zijwand, terwijl het huis voorts een deksel voor het afsluiten van het omhulsel omvat.

Bij het meetinstrument volgens de uitvinding is de meetband aangébracht in een doosvormige houder, welke een compacte eenheid vormt en waarbij door het op deze houder 15 aangebrachte orgaan voor het vasthouden van het vrije uiteinde van de meetband een ontijdige afwikkeling van deze gewelfde band ónder invloed van zijn eigen veerkracht tijdens het bewaren en het monteren daarvan in een huis wordt verhinderd. Deze uitvoering biedt het voordeel, dat de houders in serie 20 kunnen worden vervaardigd en met de daarop aangebrachte meetbanden zonder bezwaren kunnen worden opgeslagen, alvorens zij in hun huis worden gemonteerd. Voorts kan eenzelfde spoel 1ichaam voor meetbanden van verschillende lengten van bijvoorbeeld twee, drie of vijf meter worden gebruikt, mits 25 deze banden dezelfde breedte bezitten. Het aanbrengen van de houder in een huis is zeer eenvoudig, omdat hiertoe de houder alleen in het huis behoeft te worden geschoven, waarna het huis met de deksel kan worden afgesloten.

Volgens een verder belangrijk kenmerk van de onder-30 havige uitvinding is de centrale kolom door een aan het vrije uiteinde daarvan open langsspleet verdeeld in twee met elkaar verbonden delen, van welke er tenminste een veerkrachtig is en welke langsspleet dient voor het opnemen en bevestigen van het binnenste uiteinde van de opwikkelveer, terwijl de beide 35 door deze spleet gevormde delen van de kolom aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van radiale, pennen voor het onder elastische vervorming van tenminste een van deze delen vastzetten daarvan in een cpntrale opening in de flens van het spoel 1ichaam.

40 8 0 06 38 4 * 4 - 3 -

Door de in de centrale kolom aangebrachte, aan het vrije uiteinde van deze kolom open langsspleet kan de bevestiging van de opwikkelveer aan de kolom gemakkelijk worden geautomatiseerd, waardoor de vervaardigingskosten van het 5 meetinstrument worden gereduceerd. Voorts kan de doosvormige houder gemakkelijk worden afgesloten door de centrale kolom in de daarmee corresponderende opening in de flens van het spoel!ichaam vast te zetten, welke bewerking eveneens mechanisch kan worden uitgevoerd, terwijl op deze wijze een com-10 pacte eenheid wordt verkregen, welke gemakkelijk kan worden gehanteerd zonder dat daarbij het gevaar bestaat, dat deze uiteenvalt, zoals bij de tot dusver gebruikte houders voor dit doel het geval is.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding 15 is het vasthoudorgaan voorzien van een uitsparing voor het vasthouden van het buitenste uiteinde van de opwikkelveer tijdens de eerste fase van de montage, terwijl de cilindrische kraag van het spoel!ichaam is voorzien van middelen voor het vastzetten van het binnenste uiteinde van de meet-20 band : en het buitenste uiteinde van de opwikkelveer tijdens het samenstellen van de houder.

Deze uitvoering biedt de mogelijkheid om de meetband en de opwikkelveer met elkaar te koppelen zonder dat deze daartoe rechtstreeks met elkaar behoeven te worden ver-25 bonden, zodat zij door afzonderlijke bewerkingen kunnen worden aangebracht, hetgeen de automatisering van de montage van het geheel vergemakkelijkt.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden, welke zijn weer-30 gegeven in de bijgaande tekening, waarin is: fig. 1 een afbeelding in perspectief van een eerste uitvoeringsvorm van de doosvormige meetbandhouder en een huis, waarin deze kan worden aangebracht; fig. 2 een zijaanzicht van de in het huis aangebrachte 35 meetbandhouder waarbij het huis in doorsnede volgens een vlak, evenwijdig aan een hoofdwand daarvan is weergegeven; fig. 3 een zijaanzicht van de andere zijde van de meetbandhouder; fig. 4 een doorsnede van alleen het spoellichaam 40 8 0 06 38 4 - 4 - van de meetbandhouder volgens de lijn IV-IV uit fig. 3; fig. 5 een zijaanzicht van het van de centrale kolom voorziene deel van de meetbandhouder; fig. 5A een dwarsdoorsnede van de centrale kolom; 5 fig. 6 een afbeelding op vergrote schaal van de in het spoel!ichaam aangebrachte spleet voor het doorlaten van de opwikkei veer; fig. 7 een afbeelding in perspectief van een andere uitvoeringsvorm van de meetbandhouder met de aan de centrale 10 kolom bevestigde opwikkelveer en het aan het spoellichaam bevestigde binnenste uiteinde van de meetband.

fig. 8 een afbeelding op vergrote schaal van de spleet voor het doorlaten van de opwikkelveer in het spoellichaam uit fig. 7; 15 fig. 9 een aanzicht van het spoellichaam uit fig. 7 met de beide openingen voor het bevestigen van de opwikkelveer en de meetband; fig. 10 een doorsnede op vergrote schaal van de opening voor het bevestigen van het buitenste uiteinde van 20 de opwikkelveer; fig. 11 een doorsnede op vergrote schaal van de opening voor het bevestigen van het binnenste uiteinde van de meetband; fig. 12 een afbeelding in perspectief van het deel 25 met de centrale kolom van de houder volgens fig. 7 met de in de uitsparing daarvan vastgezette opwikkelveer; fig. 13 een zijaanzicht van het in fig. 12 weergegeven deel van de meetbandhouder; fig. 14 een zijaanzicht van het in fig. 12 weerge-30 geven deel van de meetbandhouder; fig. 15 een afbeelding van het buitenste uiteinde van de opwikkelveer; fig. 16 een afbeelding van het binnenste uiteinde van de meetband; 35 Zoals in de figuren 1 t/m 6 is weergegeven bestaat het meetinstrument uit een huis 100 en een daarin aan te brengen doosvormige houder 1 met een daarop aangebrachte gewelfde oprolbare metalen meetband 2. De houder 1 is voorzien van een deel, dat is bestemd om in het huis 100 te 40 8006384 * » - 5 - worden vastgezet en tegen verdraaiing te worden geborgd, bestaande uit een centrale kolom 3 met een daaraan gevormde zijwand 4 enerzijds en een om deze centrale kolom 3 draaibaar spoellichaam 5 anderzijds. Het spoellichaam 5 bestaat uit een 5 flens 6 met een centrale opening 7 voor het opnemen van het vrije uiteinde van de centrale kolom 3, dat wanneer de houder is samengesteld buiten deze flens 6 uitsteekt en een cilindrische kraag 3, op' welke de meetband 2 kan worden gewikkeld. De cilindrische kraag 8 is voorzien van twee, een geheel 10 daarmee vormende opstaande zijranden 9 en 10, door welke de meetband 2 op zijn plaats wordt gehouden. In de cilindrische kamer, welke wordt begrensd door het binnenoppervlak van de cilindrische kraag 8 van het spoellichaam, de centrale kolom 3, de flens 6 van het spoellichaam en de zijwand 4 van de 15 kolom 3 is een opwikkelveer 11 voor de meetband 2 aangebracht.

De centrale kolom 3, welke een axiale boring 23 bevat is voorts voorzien van een aan zijn vrije uiteinde open langs-spleet 15, welke de kolom verdeelt in twee delen, die aan hun vrije uiteinden van radiale bevestigingspennen 16 en 16' zijn 20 voorzien. Bij het samenstellen van de houder kan de centrale kolom 3 onder elastische vervorming van een van de beide, door de langsspleet 15 gevormde delen 3' en 31' daarvan met zijn vrije uiteinde door de centrale opening-7 in de flens 6 van het spoellichaam worden gestoken en zal deze daarna door 25 de radiale pennen 16 en 16' in deze opening 7 worden vastgehouden. Alvorens de houder wordt samengesteld wordt de opwikkelveer 11 met zijn binnenste uiteinde in de langsspleet 15 van de kolom bevestigd, welke bewerking gemakkelijk mechanisch kan worden uitgevoerd door het uiteinde van de veer in axiale 30 richting in deze spleet 15 te schuiven.

Het buiten de houder uitstekende uiteinde van de centrale kolom 3 is bestemd om te worden ondersteund in een lager 107 in het huis 100, dat wordt gevormd door de bodem van een in het midden van de ene hoofdwand 104 van het huis 35 100 gevormde langsgroef 106. Bij de in de figuren 1 t/m 5 weergegeven uitvoeringsvorm is de centrale kolom 3 cilindrisch en werkt deze samen met een halfrond lager 107, dat door de bodem van de groef 106 wordt gevormd. De centrale kolom kan echter ook een onronde en wel bijvoorbeeld vierkante of 40 8 0 0 6 3 8 4 - 6 - rechthoekige dwarsdoorsnede bezitten, waarbij het uiteinde daarvan kan worden opgenomen in een groef met een complementaire vorm in het huis, teneinde de kolom tegen verdraaiing te borgen. Voorts bezit de zijwand 4 van de centrale kolom 3 1 5 bij het hier beschouwde voorbeeld een ronde omtreksvorm en dient deze om de cilindrische kraag 8 van het spoel 1ichaara te ondersteunen, doch in plaats hiervan kan deze wand ook een andere vorm bezitten, hetgeen in het navolgende nog nader zal worden toegelicht.

10 Op de buitenzijde van de ronde zijwand 4 van de centrale kolom 3 zijn, zoals in de figuren 1 en 3 is weergegeven twee diametraal tegenover elkaar liggende nokken 12 en 13 gevormd, door middel waarvan de houder in de juiste stand in het huis kan worden aangebracht, dat hiertoe is voorzien 15 van een tegenover de groef 106 daarin aangebrachte langsgroef 105. De genoemde nokken dienen eveneens om de ronde zijwand 4 in de juiste zijdelingse stand ten opzichte van het spoelli-chaam te houden en zodoende het klemmen van deze wand in het spoellichaam te voorkomen. De nokken 12 en 13 worden bijvoor-20 beeld gevormd door eenvoudige tongen, die in axiale en radiale richting buiten de ronde wand 4 uitsteken. Eén van deze nokken 12 is bovendien verlengd met een dwarsarm 14, die zich in de samengestelde toestand van de houder evenwijdig aan de centrale kolom 3 en op afstand van de opstaande randen 9 en 10 25 boven de cilindrische kraag 8 van het spoellichaam 5 uitstrekt en de mogelijkheid biedt om het vrije uiteinde van de meetband, dat op de gebruikelijke wijze van een L-vormige haak 17 is voorzien tegen te houden. Dit laatste is noodzakelijk, omdat de gewelfde meetband 2, wanneer deze op het spoellichaam 30 5 is gewikkeld voortdurend de neiging heeft om zich onder invloed van zijn eigen veerkracht en de werking van de opwik-kelveer van dit lichaam af te wikkelen. Door de aanwezigheid van het beugelvormige vasthoudorgaan 14 kan het samenstel van de houder en de meetband gemakkelijk mechanisch worden 35 gevormd en worden opgeslagen zonder gevaar, dat de meetband zich ontijdig afwikkelt. De houder met de meetband vormt derhalve een compacte eenheid, die gemakkelijk in een huis kan worden aangebrac^t en uit dit huis kan worden verwijderd zonder dat deze in zijn samenstellende delen uiteenvalt.

40 80 0 6 38 4 ♦ -¾ - 7 -

Zoals verder in de figuren 1 en 2 is weergegeven bestaat het huis 100 voor het opnemen van de houder 1 uit een omhulsel 101, waarvan de geopende zijkant 102 kan worden afgesloten door middel van een deksel 108, dat door een schar-5 nier 118 aan het omhulsel is bevestigd. De houder is bestemd om op zodanige wijze in het huis te worden aangebracht, dat de nok 12 met de beugelarm 14 naar de open zijkant 102 van het huis is gericht, zodat de arm 14 als aanslag voor de houder tegen de deksel 108 fungeert, nadat deze laatste in 10 de open zijkant van het huis is bevestigd. Hierdoor wordt het optreden van wrijving tussen het spoellichaam 5 en de deksel 108 bij het afwikkelen en opwikkelen van de meetband door de spleet tussen de aan de deksel gevormde lip 110 en de op het huis gevormde lip 112 voorkomen.

15 Een verdere, met de houder volgens de uitvinding verkregen verbetering met het oog op de automatisering van de vervaardiging daarvan betreft de montage van de opwikkel-veer 11. Zoals in het voorgaande reeds is beschreven is de centrale kolom 3, aan welke het binnenste uiteinde van de 20 opwikkelveer 11 is bevestigd voorzien van een langsspleet 15, waarin het uiteinde van de veer 11 zijdelings kan worden aangebracht. De bedoelde verdere verbetering heeft betrekking op het aanbrengen van het buitenste uiteinde van de opwikkelveer door de opening 18 van de cilindrische kraag 8 van het spoel-25 lichaam 5. Deze opening 18, welke een rechthoekige vorm bezit vormt een doorgang voor het buitenste uiteinde van de opwikkelveer 11, dat op een willekeurige gebruikelijke wijze met het binnenste uiteinde van de meetband 2 kan zijn verbonden.

De breedte van de opening 18 is enigszins groter dan de breed-30 te van de veer 11, doch kleiner dan de breedte van de meetband 2, teneinde te voorkomen, dat de meetband door deze opening in de veerkamer wordt getrokken. Teneinde het aanbrengen van het buitenste uiteinde van de veer 11 in de opening 18 te vergemakkelijken is in een van de opstaande randen 10 van het 35 spoellichaam 5 een met deze opening in verbinding staande spleet 19 aangebracht, welke in de rand 10 een zigzagvormig gedeelte 2Q bevat en van een zich naar de omtreksrand verwijdende V-vormige opening 21 is voorzien. Het zi gzagvormi'ge gedeelte 20 van de spleet 19 biedt de mogelijkheid om een 8006384 - 8 - vervorming van de opstaande rand van het spoellichaam aan weerszijden van de spleet te voorkomen, welke bij een rechtlijnige spleet zou kunnen optreden en een ongewenste afremming van de meetband tot gevolg zou hebben.

5 De aan de centrale kolom 3 gevormde ronde zijwand 4, alsmede de flens 6 van het spoellichaam 5 zijn bij voorkeur voorzien van een aantal, symmetrisch daarin aangebrachte openingen 22 voor het verminderen van het gewicht van de houder.

10 Zoals in het voorgaande reeds is beschreven is de centrale kolom voorzien van middelen voor het verhinderen van een verdraaiing daarvan in het huis, waarin hij is aangebracht, Volgens een in fig. 5A weergegeven voorkeursuitvoe-ring van de uitvinding is de axiale boring 23 van de kolom 15 hiertoe voorzien van onronde delen 24, die samenwerken met een in het huis aangebrachte profielnok met een overeenkomstige dwarsdoorsnede. In plaats hiervan kan de kolom ook van een afplatting of een vierkant zijn voorzien. Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder bruikbaar voor het geval, dat de hou-20 der in een uit twee helften samengesteld huis wordt aangebracht.

In de figuren 7 t/m 16 is een variant van de in de fig. 1 t/m 5 getoonde u1tvoeringsvorm van de houder weergegeven, waarbij overeenkomstige onderdelen daarvan met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid.

25 Bij deze uitvoeringsvorm is de aan de centrale kolom 3 bevestigde beugelarm 14 voorzien van een uitsparing 124 (fig. 7 en 13), welke is bestemd voor het tegenhouden van het buitenste uiteinde van de opwikkelveer tijdens de eerste fase van de montage van het instrument en het van een 30 L-vormige haak voorziene buitenste uiteinde van de meetband 200, wanneer de samenstelling van de houder is vol tooid.Voor dit doel is het in fig. 15 weergegeven buitenste uiteinde 127 van de veer 111 voorzien van twee uitsparingen 126 en 126', door welke twee uitstekende delen 128 en 128' worden 35 gevormd, die wanneer het uiteinde van de veer in de uitsparing 124 wordt opgenomen op de randen 125 en 125' aan weerszijden van deze uitsparing komen te rusten.

De veer 11 is op de centrale kolom 3 gewikkeld en het binnenste uiteinde daarvan is, evenals bij de reeds 40 8 0 0 6 3 8 4 - 9 - eerder beschreven uitvoeringsvorm in de langsspleet 15 van deze kolom 3 bevestigd, terwijl het buitenste uiteinde 127 daarvan in de uitsparing 124 wordt vastgehouden. De veer 111 vormt derhalve tezamen met de centrale kolom 3 een zelfstandi-5 ge eenheid, die bij serieproductie in zijn geheel kan worden gehanteerd.

Wanneer deze eerste eenheid (fig. 12) automatisch is samengesteld, kan cieze vervolgens met het spoellichaam 5 worden samengevoegd. In de cilindrische kraag 8 van dit 10 lichaam zijn twee openingen 117 en 218 aangebracht, die enerzijds voor het bevestigen van het binnenste uiteinde van de meetband 200 én anderzijds voor het bevestigen van het buitenste uiteinde 127 van de opwikkelveer 111 zijn bestemd.

Zoals in fig. 8 is weergegeven is het spoellichaam voorts 15 voorzien van een spleet 119 en een V-vormige opening 121 voor het doorlaten van het buitenste uiteinde van de opwikkelveer, dat daarbij aan de beugelarm 14 kan worden bevestigd.

Wanneer het spoellichaam 5 aan de centrale kolom 3 is bevestigd door het uiteinde van deze kolom onder elasti-20 sche vervorming van tenminste een van de beide delen 3' en 31' daarvan door de centrale opening 7 van de flens van het lichaam te duwen, totdat dit door de beide pennen 16 en 16' wordt vastgehouden vormt dit samenstel een stevig geheel (fig. 7), dat als een zelfstandige eenheid aan een verdere 25 bewerking kan worden onderworpen. Deze verdere bewerking bestaat uit het aanbrengen van het binnenste uiteinde van de meetband 200 in de opening 218 in de cilindrische kraag 8 van het spoellichaam 5 en kan automatisch worden uitgevoerd. Hierbij wordt het uiteinde van de meetband 200 evenwijdig 30 aan het vlak van de cilindrische kraag 8 van het spoellichaam 5 in de opening 218 aangebracht en wordt dit lichaam vervolgens gedraaid, totdat de op de kraag 8 daarvan aangebrachte tong 131 in de opening 150 van de meetband 200 grijpt. De zijranden 151 en 151' van de meetband 200 komen hierbij op de onder-35 ste randen 132 en 132' van de opening 218 en onder de daarboven gelegen randen 134 en 134' van het versmalde gedeelte van deze opening te liggen.

Een ander belangrijk kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding wordt gevormd door het feit, dat de 40 8 0 0 6 3 8 4 - 10 - bovenrand 135 van de tong 131 zich op een voldoend grote afstand boven de beide randen 134 en 134' bevindt om het losraken van de meetband te verhinderen.

Een verder belangrijk kenmerk van de uitvinding 5 bestaat uit de wijze, waarop het uiteinde van de veer 111 van de beugelarm 14 wordt vrijgemaakt en in de opening 117 in de cilindrische kraag 8 van het spoellichaam 5 wordt vastgezet.

Door het op de meetband uitoefenen van een trekkracht 10 wordt het spoellichaam 5 zodanig gedraaid, dat het uiteinde 127 van de veer 111 in aanraking komt met de rand van de tong 143, welke de opening 117 in de cilindrische kraag 8 van het spoellichaam 5 begrenst. Als gevolg hiervan zullen de beide uitsteeksels 128 en 128' aan het uiteinde van de veer 15 van de randen 125 en 125' van de uitsparing 124 in de beugelarm 14 worden afgeduwd. Daar de veer is gespannen zal het uiteinde 127 daarvan in de veerkamer worden getrokken, doch daarbij worden tegengehouden, doordat de beide uitsteeksels 128 en 128' in aanraking komen met de aanslagvlakken 142 en 20 142' van de voor het opnemen van het uiteinde van de veer gevormde holten 140 en 140'. De holten 140 en 140' bezitten een zodanige diepte, dat wanneer de uitsteeksels 128 en 128' van de veer daarin zijn opgenomen het uiteinde van de veer niet meer buiten de cilindrische kraag 8 van het spoellichaam 25 5 uitsteekt. Het uiteinde van de veer wordt verder door de zich gedeeltelijk in de opening 117 in de kraag 8 van het spoel lichaam uitstrekkende tong 143 in elke willekeurige hoekstand daarvan, welke in afhankelijkheid van de opwikkel-diameter van de veer kan variëren binnen de omtrek van de 30 kraag 8 gehouden. De tong 143 is voorts in het midden voorzien van een zich over de gehele diepte daarvan uitstrekkende nok 141, door welke de veer in zijn midden zodanig wordt doorgebogen, dat het blijven haken van de beide uitsteeksels 128 en 128' daarvan tegen de voorrand van de tong 143 wordt 35 voorkomen. De holten voor het opnemen van de beide uitsteeksels aan het buitenste uiteinde van de opwikkelveer zijn gevormd in een verdikking 144 aan de binnenzijde van de cilindrische kraagj welke de stevigheid van het spoellichaam aan de ene zijde van de spleet 119 vergroot, terwijl aan de 40 8 0 06 38 4 5 - 11 - andere zijde van deze spleet eveneens een verdikking 120 voor het verstevigen van het spoellichaam is gevormd.

8 0 06 38 4

Claims (13)

1. Lineair meetinstrument met een oprolbare metalen meetband en een opwikkelveer en voorzien van een uitneembaar in een van een spleet voor het doorlaten van de meetband voorzien huis aan te brengen doosvormige houder voor het op-5 nemen van de aan zijn vrije uiteinde van een haak voorziene meetband, welke houder bestaat uit een centrale kolom met een aan een uiteinde daarvan gevormde zijwand en een spoel 1ichaam, bestaande uit een om de centrale kolom draaibare fl ensen een aan deze flens gevormde cilindrische kraag met opstaande randen 10 voor het opwikkelen van de meetband en waarbij de opwikkelveer is aangebracht in de ringvormige kamer tussen de centrale kolom en de cilindrische kraag en door een opening in deze kraag met de meetband is verbonden, terwijl voorts een orgaan voor het vasthouden van het vrije uiteinde van de meetband op 15 het spoellichaam is aangebracht, met het kenmerk, dat de doosvormige houder (1) een vaste eenheid vormt, waarbij het vasthoudorgaan (14) een geheel vormt met de aan de centrale kolom (3) gevormde zijwand (4) en het vrije uiteinde van de centrale kolom (3) van de houder (1) door de flens (6) van 20 het spoellichaam (5) naar buiten steekt, terwijl de aan de centrale kolom (3) gevormde zijwand (4) is voorzien van tenminste een profielnok (12,13) en de houder in een huis (100) kan worden geschoven, dat is uitgevoerd in de vorm van een uit een geheel bestaand omhulsel, waarvan een van de hoofd-25 wanden (104) aan de binnenzijde is voorzien van een zich loodrecht op de open zijde van het huis uitstrekkende groef (106) voor het opnemen van de centrale kolom (3) en waarvan de andere hoofdwand (103) is voorzien van een tegenover deze groef liggende uitsparing (105) voor het opnemen van de pro-30 fielnok (12,13) en het tegen verdraaiing borgen van de aan de centrale kolom (3) gevormde zijwand (4), terwijl het huis voorts een deksel voor het afsluiten van het omhulsel omvat.

2. Meetinstrument volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het vasthoudorgaan (14) zich wan- 35 neer de houder (1) in het huis is aangebracht voor de open zijde (102) daarvan bevindt en als aanslag voor de houder tegen de op deze open zijde aangebrachte deksel (108) fungeert.

3. Meetinstrument volgens conclusie 1 of 2, 8006384 - 13 - '5 * met het kenmerk, dat het vasthoudorgaan de vorm bezit van een haakvormige beugel, waarvan de ene arm (14) zich evenwijdig aan de centrale kolom (3) boven de cilindrische kraag (8) van het spoellichaam uitstrekt en de andere arm 5 deel uitmaakt van de aan de centrale kolom gevormde zijwand (4) en een van de profiel nokken (12) voor het tegen verdraaiing borgen van deze zijwand vormt.

4. Meetinstrument volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de centrale 10 kolom (3) door een aan het vrije uiteinde daarvan open langs-spleet (15) is verdeeld in twee met elkaar verbonden delen (3', 3'*), van welke er tenminste een veerkrachtig is en welke langsspleet (15) dient voor het opnemen en bevestigen van het binnenste uiteinde van de opwikkeTveer (11), terwijl de beide 15 door deze spleet gevormde delen van de kolom aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van radiale pennen (16,16') voor het onder elastische vervorming van tenminste een van deze delen vastzetten daarvan in een centrale opening (7) in de flens (6) van het spoellichaam (5).

5. Meetinstrument volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in de cilindrische kraag (8) van het spoellichaam (5) aangebrachte opening (18) voor het doorlaten van het met de meetband (2) verbonden vrije uiteinde van de opwikkelveer (11) in verbin-25 ding staat met een zigzagvormige spleet (19) in een van de opstaande randen (10) van het lichaam, door welke een vervorming van deze randen aan weerszijden van de spleet wordt voorkomen.

6. Meetinstrument volgens conclusie 5, m e t 30 het kenmerk, dat de zigzagvormige spleet (19) een naar de omtrek van de opstaande rand (10) V-vormige opening (21) bezit.

7. Meetinstrument volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de centrale kolom (3) is voorzien 35 van een axiale boring (23) met een onronde dwarsdoorsnede voor het opnemen van een op tenminste een van de wanden van het huis gevormd uitsteeksel voor het tegen verdraaiing borgen j van de doosvormige houder in dit huis.

8. Meetinstrument volgens conclusie 1, m e t 40 8006384 - 14 - het kenmerk, dat het vast met de kolom (3) verbonden vasthoudorgaan (14) is voorzien van een uitsparing (124) voor het vasthouden van het vrije uiteinde van de opwikkel-veer (111) door middel van twee daaraan gevormde uitsteeksels 5 (128,128'), terwijl de cilindrische kraag (8) van het spoel- lichaam (5) is voorzien van twee openingen, door welke de opwikkelveer (111) en de meetband (200) met elkaar zijn verbonden.

9. Meetinstrument volgens conclusie 8, m e t 10 het kenmerk, dat het binnenste uiteinde van de opwikkelveer (111) aan de centrale kolom (3) is bevestigd en het buitenste uiteinde (127) van deze veer (111) met het vasthoudorgaan (14) is gekoppeld door middel van twee, aan dit orgaan gevormde lippen (125,125') terwijl het geheel een auto- 15 matisch samen te stellen en in een huis aan te brengen eenheid vormt.

10. Meetinstrument volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de meetband (200) rechtstreeks met de cilindrische kraag (8) van het spoellichaam (5) is 20 verbonden door een in deze band aangebrachte opening (150), in welke een in de opening (218) van de kraag (8) gevormde tong (131) grijpt, terwijl de onderranden (132,132') van de opening (218) in de kraag (8) zijn voorzien van afgeschuinde kanten (133,133') voor het voorkomen van een eventuele ver- 25 vorming van de meetband, als gevolg waarvan deze excentrisch zou worden opgewikkeld.

11. Meetinstrument volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de uitsteeksels(128,128 ') van de opwikkelveer (111) onder invloed van een op de meet- 30 band uitgeoefende trekkracht voor het verdraaien van het spoellichaam van de lippen (125,125') van de uitsparing (124) in het vasthoudorgaan (14) worden vrijgemaakt en in twee uitsparingen (140,140') in de opening (117) in de kraag (8) komen te liggen.

12. Meetinstrument volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de met de opening (218) in de cilindrische kraag van het spoellichaam in verbinding staande spleet (119) in dit lichaam is versterkt door naast de randen daarvan gevormde verdikkingen (120,144) voor het 40 8 0 06 38 4 % - 15 - voorkomen van vervorming van het lichaam.

13. Meetinstrument volgens conclusies 1 en 10, met het kenmerk, dat de uitsparingen (140,140') in de opening (117) de uitsteeksels (128,128') van de veer 5 (111) bij elke hoekstand van de tong (127) van deze veer opnemen en de opstaande randen van het spoellichaam (5) van uitsparingen (123,123') voor het geleiden van dit lichaam tijdens de automatische montage daarvan zijn voorzien. 10 8006384