NL8005595A - Inrichting voor het op afstand besturen van deuren, respectievelijk poorten. - Google Patents

Description

» 5 VO 109^

Titel : Inrichting voor het op afstand "besturen van deuren, respectievelijk poorten.

Er is een inrichting bekend voor het op afstand besturen van deuren, respectievelijk poorten, met behulp van een zender en een ontvanger, waarbij door de zender radiosignalen worden uitgezonden, die door de ontvanger worden ontvangen als gevolg waarvan door middel van 5 een geschikte, mechanische inrichting de deur, of de poort geopend, dan. wel gesloten wordt.

Bij een dergelijke inrichting moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan teneinde ervoor te zorgen, dat de door de zender uitgestraalde radiosignalen geen storingen veroorzaken. Er bestaat n.l. het gevaar, 10 dat de ontvanger vreemde signalen ontvangt die dan de mechanische inrichting in werking stelt voor het openen van een poort, en dit is een ongewenste situatie, omdat bijvoorbeeld bij garagedeuren deze door onbevoegden geopend kunnen worden en derhalve niet-bevoegden hun autö in de garage kunnen parkeren. Verder bestaat het gevaar, dat bij een groter 15 aantal op afstand gestuurde garagedeuren in het stralingsgebied van de radiosignalen niet alleen de gewenste ontvanger,, maar ook een ontvanger van een aangrenzende garagedeur aanspreekt, waardoor wederom het gevaar van een ongewenst openen van een garagedeur mogelijk is en bovendien het gevaar ontstaat voor personen bij niet-verwacht openen of sluiten van 20 een garagedeur. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen heeft men pogingen aangewend om de door een zender uitgestraalde radiosignalen zodanig te formeren, dat uitsluitend de ontvanger van de gewenste garagedeur op dergelijke radiosignalen aanspreekt. Voor dit doel is een inrichting ontwikkeld, waarbij de opgewekte impulsen, die bijvoorbeeld op een draagfre-25 quentie gesuperponeerd kunnen worden, op een bepaalde wijze gecodeerd worden en dan als gecodeerd radiosignaal toegevoerd worden aan een ontvanger, waarin het gecodeerde signaal gedecodeerd wordt en vervolgens op de gewenste wijze aanspreekt voor het openen respectievelijk sluiten van deuren of poorten.

30 De toepassing van gecodeerde signalen maakt een relatief gecompli ceerde, elektrische schakeling noodzakelijk zowel aan de zendzijde, alsook aan de ontvangzijde.

Een verder bezwaar van een dergelijke oplossing is, dat wanneer bijvoorbeeld de zender met zijn codeerinrichting verloren raakt, een der-35 gelijke zender misbruikt kan worden voor het openen en sluiten van deuren.

O A n K KQ K

2

Het is dan noodzakelijk» dat zowel de zender alsook de ontvanger verwijderd moeten worden en door een nieuwe zender met een nieuwe codering en een ontvanger met een daarmede overeenkomende decodeerinrichting vervangen waden. Dit is een dure oplossing. Bovendien bestaat bet na-5 deel, dat bij bet optreden van storingen in de zender en in de codeer-inrichting en ook in de ontvanger en zijn decodeerinricbting eventuele herstellingen betrekkelijk lang duren en bovendien duur zijn, aangezien bij' de huidige veel toegepaste drukschakeltechniek een eventuele fout niet gemakkelijk herkenbaar is.

10 Tenslotte beeft een dergelijke automatisch: werkende inrichting een zeker nadeel, dat bij bet toepassen van een codeerinrichting en een decodeerinricbting in combinatie met een zender en een ontvanger het aantal verschillende codes betrekkelijk klein is tenzij dat tegen betrekkelijke hoge kosten een groter code-aantal ingebouwd wordt. Voor l * 15 een veilig werken van een dergelijke inrichting voor het op afstand besturen van deuren is het van belang het aantal codes zo groot mogelijk te maken om het gevaar te omzeilen, dat door een in een zender aangebrachte codeerinrichting en een in een ontvanger aangebrachte decodeerinrichting valse impulsen binnen een bepaalde frequentiebandbreedte ver-20 meden worden om, zoals reeds uiteengezet, een open, respectievelijk sluiten van verkeerde deuren of poorten met zekerheid te vermijden.

Een doel van de uitvinding is een zodanige inrichting te ontwerpen, dat deze ervoor zorg draagt, dat de mogelijkheid van foutieve bedieningen van deuren, respectievelijk poorten aanzienlijk vermindert, 25 respectievelijk uitgeschakeld wordt.. Een verder doel van de uitvinding is· een inrichting van het hierboven genoemde soort te verschaffen, waarbij, wanneer storingen in de zender en zijn daarbij behorende delen of in de ontvanger met zijn daarbij behorende delen optreden, op eenvoudige wijze hersteld kan worden.

30 Een verder voordeel van de uitvinding is een zodanige inrichting te construeren, dat bij verlies of bij diefstal van de zender ervoor te zorgen, dat een foutief gebruik van de zender op eenvoudige wijze wordt vermeden.

De uitvinding berust op de gedachte bij een inrichting voor het op 35 afstand besturen van deuren respectievelijk poorten onder toepassing van een codesignaal uitstralende zender en een ontvanger met decodeerinrichting, een eenvoudige ruimtelijke scheiding tussen de zender en de codeer- 80 05 59 5 1 1 3 inrichting en ook tussen de ontvanger en de decodeerinrichting in de ontvanger, alsook een snelle verbinding tussen de voorgenoemde delen tot stand te brengen. Met andere woorden,, een gemakkelijke verwisselings-mogelijkheid van de codeerinrichting van de zender tussen de decodeer-5 inrichting en de ontvanger te verschaffen, waarbij bijvoorbeeld de uit-wisselingsmogelijkheid met behulp van eenvoudige stekerverbindingen uitgevoerd kan worden.

In een praktische uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn voor dit doel aan de codeerinrichting en aan de decodeerinrichting contact-10' pennen en aan de zender en aan de ontvanger contactbussen aangebracht.

De bovengenoemde uitvoeringsvorm heeft het bijzondere voordeel, dat voor het geval, dat in de zender storingen optreden of in de ontvanger storingen optreden, deze delen gemakkelijk verwisseld kunnen worden, zonder dat aan de codeerinrichting, respectievelijk de decodeer-15' inrichting een of andere verandering moet worden aangebracht. Een verder voordeel hiervan is, dat in het geval van storingen in de codeerinrichting aan de zender en de decodeerinrichting aan de ontvanger deze delen door een andere codeerinrichting en een andere daarop afgestemde decodeerinrichting vervangen kunnen worden. Het is derhalve mogelijk, bij-20 voorbeeld in een voertuig, de zender in het voertuig te laten en de codeerinrichting weg te halen en in de zak te steken, zodat derhalve de zender onwerkzaam gemaakt is.

Bij een andere praktische uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kunnen de codeerinrichting en de decodeerinrichting als een gesloten 25 eenheid uitgevoerd zijn, waarbij bij voorkeur het omhulsel gemaakt is van een doorzichtig of in het bijzonder van een ondoorzichtige kunststof, zodat de afzonderlijke elektrische verbindingen en derhalve de coderingen van buiten niet zichtbaar zijn tenzij deze delen kapot gemaakt worden.

30 De uitvinding zal onderstaand aan de hand van een uitvoeringsvorm en onder verwijzing naar de tekening nader worden uiteengezet. Hierin toont : fig. 1 een schakelschema voor een zender met een codeerinrichting; fig. 2 een blokschema van de delen van een ontvanger; 35 fig· 3 een schakelschema van de ontvanger; fig. h een bovenaanzicht van een contactloos van een codeerinrichting volgens de uitvinding, alsook de daarbij behorende schakelings- 80 05 59 5 k delen van de zender respectievelijk ontvanger; fig. 5 een schakeling voor het verkrijgen van de impulsen; fig. 6 een schakeling voor het vergelijken van de impulsen met de codering.

5 De hierna beschreven inrichting verkt bijvoorbeeld met een draag- golf frequent ie van 1*0,68 MHz en wordt amplitude-gemoduleerd met een code met tien posities. De zender en ontvanger zijn zodanig uitgevoerd, dat zij gezamenlijk op een servicecode werken. Door het insteken van een gecodeerde contactstop wordt de inrichting op een afzonderlijke code 10 ingesteld. Er zijn in totaal 262.1¼ verschillende coderingen mogelijk.

De codecontacthuizen worden aan de werkzijde gecodeerd en vastgelast.

Elke code wordt in een bepaalde hoeveelheid slechts éénmaal vervaardigd. Daarmede is veilig gesteld, dat elke inrichting zijn eigen code heeft.

Het toepassen van een codecontactstop maakt de inrichting ten op-15 zichte van een vast gecodeerd systeem handzamer. Alle zenders en ontvangers zijn gelijk en kunnen gemakkelijk zonder codecontactstop nagekeken worden. Defecte apparaten kunnen meteen door het omzetten van de codecontactstop verwisseld worden, Codecontactstoppen staan in hoeveelheden van 2-5 stute seriesgewijs ter beschikking. Met dit assortiment 20 kunnen inrichtingen totenmet vier handzenders door de handel meteen samengesteld worden. Voor het geval een uitbreiding nodig is kunnen de aanwezige codecontactstoppen verwisseld worden door codecontactstoppen met een grotere hoeveelheid.

Zoals in fig. 1 is te zien wordt het vermogen van de zender bepaald 25 door een kwarts-gestabiliseerde oscillator. De transistor T1 (BFY 90) is uitgevoerd in de z.g. basisschakeling. De terugkoppeling vindt over de inwendige capaciteit plaats van de transistor T1. De parallel geschakelde trillingskring L3/C6,C7 is met een aftakking verbonden met de collector-keten. De ontkoppeling vindt plaats over de capacitieve spanningsdeler 30 C6,C7· De oscillator trilt met de zenderfrequentie 1)-0,68 MHz. Nevengol- ven ontstaan niet. Voor het onderdrukken van de boventoon is een ΙΙ-fliter aangebracht (Ch parallel aan C5,L3,C3). De antennespoel L1 is tezamen met een open capaciteit in de vorm van een blikstrook met de afmetingen 15 x !)0 mm op de zenderfrequentie afgestemd.

35 De oscillator wordt door het veranderen van de bedrijfsspanning amplitude-gemoduleerd. De modulatie bedraagt 60$. Aan de ingang van de modulatietrap A is een gecodeerde rechthoekspanning toegevoerd met een 80 05 59 5 5 amplitude - 2,7 V. De daaropvolgende amkeertrap met een terugkoppeling Cl 4 en het netwerk R3 en C11 dienen voor de impulsvorming. De emittervol-ger T2 stuurt de netspanning van de oscillator.

De klokfrequentie voor de modulatie wordt uit de oscillatorfrequen-5 tie van U. 19^-3 MHz (ic 1 III/Q2) door deling op 2.0½ KHz gebracht,

De ophouw van de ontvanger is in fig. 2 weergegeven. Het door het HP-deel versterkte zendsignaal wordt na de gelijkrichting toegevoerd aan een impulsvormtrap. De signalen voor de code en de rustpauze worden in de daaropvolgende trap achtereenvolgens vergeleken met de voorafbe-10 paalde code. Bij overeenstemming wordt de relaistrap doorgeschakeld. Gelijktijdig wordt door terugkoppeling de schakelspanning op de voortrap van de ontvanger,de ingangsgevoeligheid op ca. 6 dB ingesteld. Daarmede wordt bereikt, dat de ontvanger ook bij kleine ingangsspanningen zeker doorgeschakeld blijft. Het werkcontact van het relais is potentiaalvrij 15 en is aangesloten op de met knop 1 aangegeven aansluitingen.

In de schakeling volgens fig. 3 is voor een beter overzicht de opbouw van de TDA 1072 weergegeven als blokschakeling.

De antennespanning wordt over L1 gekoppeld aan de trillingskring L1/Cil·. De ingangsimpedantie bedraagt 5ö ohm. Een aftakking van de 20 voorketen is aangesloten op de pooit 1 van de veldeffecttransistor 3U203. De poort 2 is verbonden met de spanningsdeler R2, R3, die verbonden is met de uitgang Q van het digitale gedeelte. Zolang de spanning op Q nul is, heeft de trap slechts een geringe versterking. Wordt de juiste code in het digitale gedeelte herkend, dan gaat Q naar hoog 25 en wordt de versterking van de trap ca. 6 dB.

De uitgangsspanning van de trillingskring L2, C3 wordt met behulp van een koppelwikkeling toegevoerd aan de pen 1k en 15 van de symmetrische ingang van de geregelde voortrap.

De kwarts-gestabiliseerde oseillatorkring L3, C8, Q1 trilt met 30 lj-0,225 MHz en vormt met de ontvangfrequentie van Uo,68 MHz een MF van ^55 KHz.

Op de uitgang van de balansmengtrap (Pin 1) is de MF-keten lA-,C9 aangesloten, die voorzien is van een aanpassingswikkeling voor het i+-kring keramiekfilter CFU k55 Ξ. De over de weerstand R9 aanwezige span-35 ning wordt toegevoerd aan de geregelde MF-versterker via de pennen 3 en U.

De op de pen 6 aanwezige LF-spanning wordt door het netwerk C1U, R10 en Cl 5 gefilterd en via C16 afgevoerd. De antiparallel geschakelde 80 05 59 5 6 dioden D2, D3 'begrenzen het signaal.

De uitgangspen 9 en 10 zijn ten behoeve van metingen. Punt A wordt na het instellen voor het verwijderen van de stoorstraling gescheiden.

5 Voedingsspanning : 12 volt

Stroomopname : 23,5 mA.

De in fig. k weergegeven eodecontactstop bestaat in hoofdzaak uit een kunst stof gedeelte en bezit tweemaal tien boringen, waarin kleine metaalkogels ingedrukfc kunnen worden. De metaalkogels steken ten op-10 zichte van het bovenvlak iets uit, wat door een van tevoren ingezette metaalveer verkregen kan worden. Op deze wijze kan de codeercontact-stop ertoe dienen in de zender of in de ontvanger zeer bepaalde verbindingen tussen de afzonderlijke dioden D1 - D18 en de leidingen A0 en A1 tot stand te brengen. In het weergegeven geval zijn twee metaalko-15 gels in de beide bovenste openingen aangebracht, zodat bij een aangebrachte codeercontactstop een verbinding tussen A0 en A1 tot stand gebracht wordt. Door het aanbrengen van metaalkogels in de zesde rij in de beide kolommen worden verbindingen tussen de dioden D15 en Dik tot stand gebracht.

20 Bij de eodecontactstop volgens fig. 1 is van buiten te zien, welke elektrische verbindingen aangebracht zijn, wat op zeer eenvoudige wijze te zien is door de aanwezigheid van de metaalkogels in de overeenkomstige boringen. Het is evenwel denkbaar, dat in het inwendige van de codeer-contactstop andere verbindingen ingegoten zijn, waarvan het verloop van 25 buitenaf niet herkenbaar is. Met behulp van de tweemal tien boringen in de eodecontactstop zijn volgens de uitvinding in totaal 262.ikk verschillende codering op een eenvoudige wijze te realiseren.

Bij de toepassing van de uitvinding op een inrichting voor het openen van een garage is een zender en een ontvanger vereist. De wezenlijke 30 bestanddelen van de zender en de ontvanger worden op de gebruikelijke wijze in serie vervaardigd. De daarbij behorende bedieningsdelen voor het openen van de garage'worden eveneens in serie vervaardigd en geïnstalleerd. Op zich is de inrichting met de daarbij behorende bouwdelen reeds voor gebruik gereed, d.w.z. door -de zender kan de ontvanger aan-35 gesprcfcen worden en deze bedient op wens de garagedeur, daar de zender en de ontvanger op een z.g. servicecode werken. Evenwel is deze inrichting nog niet tegen onbevoegd gebruik beveiligd.

80 05 59 5 τ

Met “behulp van een gescheiden vervaardigingsinrichting worden de codeercontactstoppen vervaardigd. Deze machine is zodanig ingericht, dat uitsluitend twee codeercontactstoppen dezelfde codering dragen. Met andere woorden staat een codeercontactstop met een bepaalde codering 5 voor de zender en slechts nog een verdere codeercontactstop met dezelfde codering voor de ontvanger ter beschikking. De machine schakelt dan verder op een volgende code, die zich van de voorafgaande code onderscheidt. Op deze wijze is van vervaardigingszijde ervoor gezorgd, dat geen foutieve bediening van de garagedeuropener mogelijk is.

10 De bij de uitvinding toegepaste code bestaat in totaal uit negen impulsen, respectievelijk rustsignalen. Met andere woorden kan een signaal door een zender voor eén ontvanger uitgezonden worden, dat bijvoorbeeld uit twee impulsen, twee rustsignalen en vijf impulsen bestaat.

In fig. 3 rechts onder worden in de zender LF-signalen opgewekt, 15 welke signalen worden toegevoerd naar de schakeling volgens fig. 5*

De KF-signalen worden over C1 toegevoerd aan de omkeerinrichting IC 1 I. Door terugkoppeling van de uitgangsspanning over R1 naar de ingang werkt de trap in het z.g. A-bedrijf met ca. tienvoudige versterking. De hierop aangesloten omkeerinrichting IC 1 II verbetert de 2,0 flankensteilheid en begrenst de signalen. De op de uitgang aanwezige, omgezette code wordt over de weerstand R2 in een parallelsehakelketen L1/C2 met de resonantiefrequentie 20kQ Hz onderzocht op de klokfrequentie. Ruis-, stoorimpulsen en andere frequenties worden uitgefilterd.

In de trillingskring ontstaat een sinusvormige spanning die door de basis-25 emitter-baan van de transistor T1 begrensd wordt. Bij aangrenzende klokfrequentie wordt de drempelspanning overschreden en wordt de transistor kortstondig geleidend. Wordt de impulsreeks door een rust onderbroken dan neemt de amplitude ingevolgede demping door R2 gedurende de negatieve halve golf zo sterk af, dat de volgende positieve halve golf de drem-30 pelspanning niet bereikt. Bij een zendersignaal is aan de collector van de transistor de omgezette code aanwezig. Door de condensator C3 worden de impulsen verbreed.

De aansluitende Schmitt-trekker (IC 2 I met R*l· en R5) voert de rechthoekimpulsen toe aan de omkeerinrichting IC 1 III van welke uit-35 gang A de code afgenomen kan worden. De rustsignalen worden uit de tril-lingskringspanning verwijderd. Ha het versterken (IC 1 17, R6) en het trekkeren (IC 2 II, R7, R8) wordt de rechthoekspanning gedifferentieerd.

80 05 59 5 8

De positieve impulsen worden gekoppeld aan de omgezette code. De EN-voorwaarde van de IC 2 III is slechts gedurende een rust vervuld, op de uitgang B kunnen dan de rustsignalen afgenomen worden.

De crakeerinrichting IC 1 V1 wordt toegepast in de decodeertrap, 5 waarbij: de aansluitingen 1 en 2 naar kuiten zijn uitgevoerd.

Voor het instellen van de elektronica is een spanningsdeler Z1, BT2 aanwezig aan de ingang van IC 2 TV. De omgezette uitgangs-spanning (IC 1 V) staat over D1 aan S ter beschikking. Indien de voedingsspanning kleiner is dan k volt is een positief instelsignaal aanwe-10 zig.

De op de uitgangen A en B optredende signalen worden tenslotte Vergeleken met de speciale codering, en hiertoe dient de schakeling volgens fig. 6.

In deze trap worden de aangeboden impulsen en rustsignalen ach-15 tereenvolgens vergeleken met de gewenste waarde van de code. Zijn de ingangssignalen niet gelijk aan de gewenste waarden, dan worden de impulsen positieteller, alsook de flip-flop 1 geblokkeerd. In deze uitgangspositie wacht de vergelijker de aanvang van de code met 9 achtereenvolgende volgende impulsen af.

20 De impulsteller IC b wordt met de afvallende flank van het code- signaal verder gesteld. Gedurende de nulpositie van de positieteller IC 6 : zijn de statische schakelaars IC 5 open. De uitgangen voor de positie 9 van de impulsteller is over een OF-orgaan verbonden met een ingang van de M-poort van de IC 2 I+III en over de omzetinrichting 1,2 met 25 IC 2 II. De uitgangen van de IC 2 II+III zijn over de OF-ingangen van de IC 3 III verbonden met de terugstelingangen van de positieteller en de flip-flop 1 en over de IC 3 II verbonden met de terugstelingang van de impulsteller. Gedurende de telposities kleiner dan 9 is de rustingang B over IC 2 II verbonden met de terugstelingangen van de positieteller 30 en van de flip-flop 1.

Volgt na de eerste t/m de achtste impuls een rust, dan wordt de trap in de uitgangspositie teruggesteld. Bereikt de teller de positie 9> dan worden de uitgangen van de IC 2 I-III door het uitgangssignaal omgeschakeld, en wordt de rustingang B van de terugstelingangen van de 35 teller en van de flip-flop gescheiden (IC 2 II) en toegevoerd naar de klokingang van de positieteller. Gelijktijdig wordt de impulsingang A over de IC 2 III geschakeld op de terugstelingangen. Volgt na de negen- 80 05 59 5 9 de impuls een rust signaal, dan wordt over IC 2 I de door de impulsteller ingeleide omschakeling over de terugkoppeling naar IC 3 I in een eigen stand gebracht en wordt de impulsteller teruggesteld. De afvallende flank van het rustsignaal doet de positieteller een stap verder gaan.

5 Is op de ingang A in plaats van een rustsignaal een tiende impuls, dan wordt de trap gebracht in de uitgangspositie over de IC 2 III.

Om de tweede t/m de negende positie van de code te vergelijken, wordt het rustsignaal na de eerste t/m de vierde puls in afhankelijk-heid van de codering op de ingang van de positieteller omgeschakeld.

10 Yier statische schakelaars (IC 5) zijn aangesloten op de uitgang van de telposities 1-4 van de impulsteller en geven na elke schakelpositie de omschakeling vrij. De schakelposities worden bepaald door de code-contactstop. De uitgangen 1 - 9 van de positieteller zijn over de dioden ontkoppeld en kunnen door de codecontactdoos verbonden worden met 15 de stuuringangen Ao en A1 van de statische schakelaar. Zonder codecon-tactstop wordt de servicecode afgevraagd met behulp van de impulsreeks 9+9x1. Bij verbinding van een uitgang met Ao worden twee, met A1 drie en met AO en A1 vier impulsen verwacht.

De code wordt geaccepteerd, wanneer t/m de zevende positie van de 20 tweede doorgang de impuls en pauze-aanbod overeenstemt met de gecodeerde code. Bij de eerste doorgang van de positieteller wordt de flip-flop 1 '(IC 1). door de uitgang 9 ingesteld. De M-voorwaarde van de IC 2 IV is vervuld, indien bij de tweede doorgang de telpositie 8 bereikt wordt; de uitgangsflip-flop 2 (IC 1) wordt ingesteld. Een tijdsbepalende schake-25 ling Rl, C1 geeft de uitgangsflip-flop ca. 0,5 sec* vrij na de laatste instelimpuls. Op de uitgangen Q en Q kan het signaal af genomen worden.

Over de ingang S wordt de elektronica gedurende het inschakelpro-ces in werking gesteld.

30 80 05 59 5

Claims (4)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de gemakkelijk scheidbare verbinding gevormd wordt door een bus-steekcontactinrich- 10 ting.
2. 3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de contactpennen in de codeerinrichting en in de decodeerinrichting en de contactbussen in de zender en in de ontvanger aangebracht zijn. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het ken-15 merk, dat de codeer- en decodeerinrichting elk in een gesloten huis aangebracht zijn van doorzichtig of niet-doorzichtig materiaal.
3. 5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het ken merk, dat de codeer- en de decodeerinrichting (codeercontactstop) identiek ten opzichte van elkaar uitgevoerd zijn.
4. 6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het ken merk, dat voor het verwerken van de impulsen van een ontvangen code de versterkte omgezette impulsen van de code toegevoerd worden aan een parallelschakeling (L^/Cg; fig. 5) met een resonantie frequentie van 2 Oh-Ö Hz, waarvan de uitgang is gekoppeld aan de basis van een transistor (T^), 25 die kortstondig geleidend wordt bij de aanwezigheid van impulsen, en niet geleidend wordt bij de aanwezigheid van rustsignalen in de code, zodat aan de uitgang A de impulsen van de code en aan de uitgang B de rustsignalen verschijnen, welke impulsen en rustsignalen worden vergeleken (fig. 6) met de met de ontvanger verbonden decodeerinrichting (codeercontactstop). 30 &&&&&& 80 05 59 5