NL8005300A

NL8005300A - Inrichting voor het tijdelijk doorspoelen van een in de grond verzonken waterkraan.

Info

Publication number: NL8005300A
Application number: NL8005300A
Authority: NL
Original assignee: Ocean Bv
Priority date: 1980-09-23
Filing date: 1980-09-23
Publication date: 1982-04-16
Also published as: ATE8680T1; DE3165081D1; EP0048527A1; EP0048527B1; US4393891A

Description

* * > .-1-

Korte aanduiding: Inrichting voor het tijdelijk doorspoelen van een in de grond verzonken waterkraan

De uitvinding betreft een inrichting voor het tijdelijk doorspoelen van een in de grond verzonken, door een opzetstuk in combinatie met een afsluiter boven de grond verlengbare waterkraan.

5 Bij het verlengen door middel van een opzetstuk met een afsluiter van een in de grond verzqnken waterkraan wordt allereerst het opzetstuk met de afsluiter gekoppeld met de waterkraan, wordt vervolgens de kraan door middel van een gereedschapswerktuig opengedraaid en wordt 10 vervolgens de afsluiter opengedraaid voor de afgifte van te gebruiken water. Voorafgaand aan het openen van de afsluiter en het openen van de klep van de waterkraan bevindt zich in de kraan en het opzetstuk geen water maar lucht. Bij het openen van de klep van de waterkraan vult 15 de met lucht gevulde ruimte zich geleidelijk met water, maar ook met ter plaatse van de klep opgehoopt straatvuil, insekten, door regenwater meegevoerde chemische verontrei- « nigingen enzovoorts. Na het vullen van de vrije ruimte met dit vervuilde water treedt een toestand van rust op, w'&arin 20 de verontreinigingen gelegenheid hebben om uit te zakken naar het laagste punt. Dit laagste punt, de klep van de waterkraan, staat evenwel nu in open verbinding met de transportleiding van het waterleidingnet. Op deze wijze v gebeurt het, dat de verontreinigingen door de waterstroom in 25 de transportleiding worden meegevoerd, hetgeen vanzelfsprekend een uiterst ongewenste situatie is. Er zijn in verband hiermee door een aantal waterleidingbedrijven reeds regels gesteld om deze in de praktijk veelvuldig voorkomende wijze van verontreiniging te bestrijden. Bijvoorbeeld is 30 reeds geëist, dat voor het aansluiten van een opzetstuk een daartoe bevoegd personeelslid aanwezig moet zijn. Hierbij wordt opgemerkt, dat ook in het geval van een bevoegd personeelslid de kans op menselijke fouten niet geheel is 8005300 9 * l -2- uit te sluiten, zodat zelfs deze oplossing het bestaande probleem niet wezenlijk oplost.

De uitvinding beoogt een inrichting te bieden, die geheel automatisch hét ter plaatse van de klep opgehoopte 5 vuil afvoert, zonder dat de kans bestaat dat vuil in het waterleidingnet terechtkomt. Met het oog op dit doel verschaft de uitvinding een inrichting van het in de aanhef vermelde type, die is voorzien van een tussen de waterkraan en de afsluiter aan het opzetstuk aansluitbare 10 spuileiding met een door de na het openen van de waterkraan in het opzetstuk optredende waterdruk deze spuileiding vertraagd sluitend kleporgaan. Met de inrichting volgens de uitvinding wordt derhalve bereikt, dat na het openen van de waterkraan het vuil wordt weggespoeld via de spuileiding 15 > en dat deze spuileiding na een voorafgekozen tijd, bijvoorbeeld 10 seconden, zich automatisch sluit. Na het sluiten van de spuileiding kan de met het opzetstuk samenwerkende afsluiter worden geopend, waarna uitsluitend schoon water kan worden afgegeven.

20 Bij voorkeur is het kleporgaan voorzien van een afsluitlichaam dat bevestigd is aan een cilinder beweegbare zuiger, die in de richting, waarin het kleporgaan geopend wordt, belast is door een veer en staat de voor het sluiten van het kleporgaan werkzame cilinderruimte via een leiding 25 met vernauwde doorlaat in open verbinding met de' aan het opzetstuk aansluitbare opening van de spuileiding.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een tekening.

Hierin tonen; 30 De figuren 1, 2 en 3 een waterkraan, waarop éen opzetstuk volgens de bekende techniek is aangesloten, in drie opeenvolgende fasen;

Figuren 4, 5 en 6 een waterkraan, waarop een opzetstuk met een inrichting volgens de uitvinding is aangesloten, in 35? de met resp. de figuren 1, 2 en 3 corresponderende fasen; en

Figuur 7 een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

» Figuur 1 toont een in de grond verzonken, in zijn 8005300 * t \ -3- geheel met het verwijzingsgetal 1 aangeduide waterkraan, die in verbinding staat met een transportleiding 2.

In de in fig. 1 getoonde situatie is reeds een opzetstuk 3 met een afsluiter.4 op het bajonetstuk 5 geplaatst. De 5 waterkraan 1 is nog in zijn gesloten toestand, zoals is te zien aan de onderste positie van de klep 6, die via de roteerbare draadspil 7 door een bedieningssleutel 8 kan worden opengedraaid- Daartoe loopt de draadspil 7 door een met de klep star gekoppelde, van inwendige schroefdraad 10 voorziene bus, terwijl de klep voor rotatie is geborgd.

De in fig. 1 getoonde situatie is de eerste fase, waarbij het opzetstuk3 met gesloten afsluiter 4 is gekoppeld met de kraan 1, terwijl de sleutel 8 nog niet is verdraaid voor het openen van de klep 6.

15 Boven de klep 6 bevindt zich een hoeveelheid vuil, chemische verontreinigingen, dode insekten, zand e.d. Deze • ongewenste stoffen zijn met het verwijzingsgetal 9 aangeduid.

De pijl in de transportleiding 2 geeft in de figuren 1 tot en met 6 de stromingsrichting van het water onder 20 druk aan.

Figuur 2 toont een volgende fase, namelijk die waarin de klep 6 is geopend door verdraaiing van de sleutel 8, zoals met de gekromde pijl bij de sleutel 8 is aangeduid.

‘ De aanvankelijk met lucht gevulde ruimte tussen enerzijds 25 de klep 6 en anderzijds de afsluiter 4 wordt nu gevuld met water onder druk, onder meeneming van een groot deel van de boven de klep 6 opgehoopte hoeveelheid vuil, verontreinigingen, e.d. De stromingsrichting is aangeduid door een enigszins gekromde pijl halverwege de waterkraan. Duidelijk 30 is dat het vuil 9 zich nu kan verspreiden in de ruimte tussen de klep 6 en de gesloten afsluiter 4. De daar aanvankelijk aanwezige hoeveelheid lucht kan niet ontwijken en blijft aanwezig in een kleine ruimte' vóór de afsluiter 4. De lucht verkrijgt daar de waterleidingdruk.

35 Figuur 3 toont de kritieke fase, namelijk die, waarin een situatie is ingetreden waarin het in de kraan en het opzetstuk aanwezige water in rust verkeert en de daarin aanwezige verontreinigingen gelegenheid krijgen geleidelijk uit te zakken, zodanig dat ze kunnen worden meegevoerd door 40 de transportleiding 2, zoals is aangeduid door een gekromde 8005300 * # -4- pijl tussen de kraan 1 en de transportleiding 2.

Figuur 4 toont een met fig. 1 corresponderende situatie. In dit geval evenwel is een opzetstuk 33 voorzien van een opening 10 in de wand, waarmee een inrichting ll 5 volgens de uitvinding in verbinding staat.

Later zal aan de hand van fig. 7 meer in detail worden ingegaan op de'opbouw van de inrichting 11 volgens de uitvinding; nu zal bij de beschrijving van de figuren 4 tot en met 6 worden volstaan met een beschrijving van de 10 werking bij het bedrijfsgereed maken van een opzetstuk. v De inrichting 11 in de getekende eenvoudige uitvoeringsvorm omvat een huis 12, een daarbinnen beweegbare, een kleporgaan vormende zuiger 13, alsmede een via de opening 10 in open verbinding met het inwendige van het opzetstuk 15 33 staande spuileiding 14.

In de in fig. 4 getoonde situatie is de klep 6 nog • gesloten; er boven bevinden zich verontreinigingen 9.

Het opzetstuk 33 is aangesloten;' de afsluiter 4 is nog gesloten. Doordat de zuiger 13 in zijn meest rechtse positie 20 staat, staat het inwendige van het opzetstuk 33 via de opening 10 en de spuileiding 14 in rechtstreekse verbinding met de atmosfeer.

Figuur 5 toont de met fig. 2 corresponderende situatie, waarin de klep 6 door middel van de sleutel 8 is geopend. De 25 afsluiter 4 is nog steeds gesloten. Zoals uit de fig. 5 duidelijk is te zien, spoelt het van de transportleiding 2 afkomstige, onder druk staande water de verontreinigingen 9 mee via het opzetstuk 33, de opening 10 en de spuileiding 14. Het water, dat de spuileiding 14 verlaat, voert de 30 verontreinigingen mee; de kraan wordt zeer grondig,doorgespoeld.

Door middel van later aan de hand van fig. 7 te beschrijven maatregelen beweegt de zuigèr 13 onder invloed van de waterdruk geleidelijk naar links waardoor de spuilei-35 ding 14 geleidelijk verder wordt afgesloten.

Figuur 6 toont de situatie waarin de spuileiding 14 volledig is gesloten door de zuiger 13. Het zal duidelijk zijn dat nu de verontreinigingen zijn weggespoeld en door het openen van de afsluiter 4 schoon water kan worden 40 af genomen. 80 05 30 0 -5-

Figuur 7 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een aan het opzetstuk 33 met het gat 10 in zijn wand bevestigde inrichting 15 volgens de uitvinding. Deze inrichting vertoont een cilinder 16, waarbinnen een zuiger 17 verplaats-5 baar is. De afdichting tussen de cilindermantel en de zuiger vindt plaats door een ring 18 met een enigszins Ü-vormig profiel. De zuiger wordt naar zijn gestippelde, dat wil zeggen rechter positie gedrongen door de werking van de drukveer 19. In deze situatie is de van de inrich-10 ting 15 deel uitmakende spuileiding 20 open en staat dan ^ . via de opening 10 in open verbinding met het inwendige van het opzetstuk33. De zuiger vertoont een betrekkelijke nauwe doorboring 30, waardoor het rechter zuigervlak 21, dat wil zeggen het zuigervlak dat mede een begrenzing vormt van de 15 werkzame cilinderruimte 35, in verbinding staat met het linker zuigervlak 22, dat mede een begrenzing vormt van de ruimte 36, die via de opening 10 rechtstreeks in verbinding staat met het inwendige van het opzetstuk 33. Door het verschil in oppervlak tussen het zuigervlak 21 en het 20 zuigervlak 22 treedt bij gelijke waterdruk op beide vlakken op het rechter zuigervlak een grotere kracht op dan op het linker zuigervlak 22, waardoor een tegen de werking van de veer 19 gerichte kracht naar links op de zuiger 17 wordt i uitgeoefend. Door dit krachtenspel wordt na het openen van 25 de klep 6 de zuiger 17 geleidelijk naar links bewogen totdat de toegang tot de spuileiding 20, namelijk de aan de opening 10 aansluitende opening 32 geheel gesloten is en de spüiopening zo niet langer in verbinding staat met het inwendige van het opzetstuk 33. Ter verzekering van een goede 30 afdichting dient een ring 34.

De gesloten toestand blijft onder invloed van de waterdruk in het opzetstuk gehandhaafd, totdat de klep 6 weer wordt gesloten en de waterdruk in de kraan 1 wegvalt.

Ter vermijding van het verstoppen van de doorboring 30 35. door verontreinigingen bevindt zich aan de daarvan afgewende (linker) zijde van de zuiger 17 een zeef 31.

De inrichting 15 is door middel van een flens 23 met een aan de vorm van de standpijp aangepaste kromming door spanbanden 24 met de standpijp verbonden. De waterdichte 80 05 30 0

V

-6-

V

afdichting is verzekerd door een rubberring 25.

Zoals in fig. 7 te zien is, maakt de flens 23 deel uit van een aansluitdeel 26, dat door een veerring 27 een spuileidingdeel 28 draagt, dat op zijn beurt door een 5 veerring 29 de cilinder 16 draagt.

De doortocht van de doorboring 30 is mede bepalend voor de snelheid, waarmee bij een bepaalde waterleiding-druk de zuiger 17 zich naar zijn gesloten toestand beweegt, en daarmee voor de tijd, die verstrijkt, totdat de door-10 spoelfase is voltooid. De tijd, waarin de zuiger van zijn - geopende naar zijn gesloten toestand wordt verplaatst is korter, naarmate de leidingdruk hoger is. Hiermee wordt bereikt, dat min of meer onafhankelijk van de waterleiding-druk de hoeveelheid doorgespoeld water voor het verwijderen 15 van het vuil altijd constant is.

De uitvinding beperkt zich niet tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Bijvoorbeeld kan de doortocht van de doorboring 30 variabel zijn, waardoor voor verschillende toepassingen verschillende sluittijden worden verkregen.

20 Ook de vorm van de zuiger 17 kan afwijken van de getekende vorm, zonder dat daarmee aan de goede werking afbreuk wordt gedaan.

Het zal verder duidelijk zijn, dat de afsluiter 4 i niet met het opzetstuk 33geïntegreerd behoeft te zijn.

25 Tenslotte wordt de aandacht erop gevestigd, dat de vermelde leiding met vernauwde doorlaat niet behoeft te zijn uitgevoerd als de doorboring 30, maar dat ook een . afzonderlijke leiding de opening 32 kan verbinden met de werkzame cilinderruimte.

‘8005300

Claims

1. Inrichting voor het tijdelijk doorspoelen van een in de grond verzonken, door een opzetstuk in combinatie met een afsluiter boven de grond verlengbare waterkraan, gekenmerkt door een tussen de waterkraan en de afsluiter 5. aan het opzetstuk aansluitbare spuileiding met een door de na het openen van de waterkraan in het opzetstuk optredende waterdruk deze spuileiding vertraagd sluitend kleporgaan,.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met' het kenmerk, 10 dat het kleporgaan is voorzien van een afsluitlichaam dat bevestigd is aan een in een cilinder beweegbare zuiger, die in de richting, waarin het kleporgaan geopend wordt, belast is door een veer en dat de voor het sluiten ’ van het kleporgaan werkzame cilinderruimte via een leiding 15 met vernauwde doorlaat in open verbinding staat met de aan het opzetstuk aansluitbare opening van de spuileiding.

3. Standpijp, gekenmerkt door een inrichting volgens één der conclusies 1 en 2. s, 80 0 5 30 0