NL8004860A - Regelaar met instelbaar evenredigheidsgebied. - Google Patents

Regelaar met instelbaar evenredigheidsgebied. Download PDF

Info

Publication number
NL8004860A
NL8004860A NL8004860A NL8004860A NL8004860A NL 8004860 A NL8004860 A NL 8004860A NL 8004860 A NL8004860 A NL 8004860A NL 8004860 A NL8004860 A NL 8004860A NL 8004860 A NL8004860 A NL 8004860A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bellows
ring
nozzle
baffle
pair
Prior art date
Application number
NL8004860A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Eckardt Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Eckardt Ag filed Critical Eckardt Ag
Publication of NL8004860A publication Critical patent/NL8004860A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G05CONTROLLING; REGULATING
    • G05BCONTROL OR REGULATING SYSTEMS IN GENERAL; FUNCTIONAL ELEMENTS OF SUCH SYSTEMS; MONITORING OR TESTING ARRANGEMENTS FOR SUCH SYSTEMS OR ELEMENTS
    • G05B11/00Automatic controllers
    • G05B11/44Automatic controllers pneumatic only
    • G05B11/48Automatic controllers pneumatic only with auxiliary power
    • G05B11/50Automatic controllers pneumatic only with auxiliary power in which the output signal represents a continuous function of the deviation from the desired value, i.e. continuous controllers
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/2278Pressure modulating relays or followers
    • Y10T137/2409With counter-balancing pressure feedback to the modulating device
    • Y10T137/2452With counter-counter balancing pressure feedback

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Automation & Control Theory (AREA)
  • Measuring Fluid Pressure (AREA)
  • Nozzles (AREA)
  • Diaphragms And Bellows (AREA)

Description

ι · '< -1- 21^95/CV/ts r
Aanvrager: Eckardt AG, Stuttgart, Bondsrepubliek Duitsland.
Korte aanduiding: Regelaar met instelbaar evenredigheidsgebied.
De uitvinding heeft betrekking op een regelaar met instelbaar even-5 redigheidsgebied waarbij een ring door het drukverschil in meetorganen, zoals bijvoorbeeld balgparen of dergelijke, waarvan de werkassen loodrecht op elkaar staan, belast wordt en als stodring met een zwenkbaar mondstuk samenwerkt.
Dergelijke regelaars zijn bijvoorbeeld bekend uit het Duitse octrooi 10 1.126.657, waarbij de meetorganen als balgen binnen een stootring kruisgewijs zo zijn aangebracht, dat de beide einden van een balg telkens aan de binnenomtrek en een kubusvormig middenstuk zijn bevestigd. Daarbij ontstaat echter het nadeel, dat een uitzwenking tengevolge van een drukbelasting door een balgpaar het andere balgpaar niet onbeïnvloed laat, aangezien de 15 balgparen in verband met hun bevestiging aan de ring met elkaar zijn gekoppeld. Aangezien de ring slechts door de vier balgen aan hun telkens buitenste einden wordt vastgehouden, kan ook een statische drukbelasting van de ring door de balgen deze vervormen.
üit de Duitse octrooiaanvrage 1.523.^89 is het bekend om de stoot-20 ring te vervangen door een cirkelsegment. Hier treedt echter ook het nadeel op, dat door een balgpaar door drukbelasting opgewekte verschuivingen via het segment op het andere balgpaar een koppel uitoefenen, waardoor in dergelijke vergelijkingssystemen foutenbronnen ontstaan.
Met de uitvinding wordt beoogd de nadelen van de bekende regelin-25 richtingen te vermijden en een regelaar te verkrijgen, waarbij de verschillende regelgroottes elkaar onderling niet beïnvloeden en te verhinderen, dat door een statische drukbelasting de ring zich kan vervormen.
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de meetorganen diametraal tegenover elkaar aan de ring aangekoppeld zijn en de werkingsas 30 van het ene meetorgaan radiaal en die van het andere meetorgaan tangentieel of parallel aan de tangentiële richting verloopt.
Doordat de meëtorganen diametraal tegenover elkaar aan de ring zijn aangekoppeld en de werkingsas van het ene meetorgaan radiaal en die van het andere meetorgaan tangentieel of parallel aan 3.5 de tangentiële richting verloopt, wordt bereikt, dat de door drukverschillen opgewekte wecren van de meetorganen van elkaar ontkoppeld plaatsvinden en zodoende geen storing van de regeleigenschappen door een overdracht van de beweging van een drukbelast meetorgaai op een niet-belast- meetorgaan plaats- 8004860 ' -2- 21495/CV/ts «Λ \ , t vindt·. Verder wordt een vervorming van de stootring door statische drukken vermeden, daar de stodring met telkens een meetorgaan via een aangrijpingspunt verbonden is en zo de mogelijkheid heeft een te hoge drukbelasting in een meetorgaan door een beweging van het aankoppelpunt van het andere meet-5 orgaan uit te wijken.
Hierbij is het van voordeel, indien ieder meetorgaan in een aangrijpingspunt aan de ring, welke telkens diametraal tegenover die van het andere meetorgaan ligt, zodanig met de stootring verbonden is, dat de wer. -kingsassen van de meetorganen zich in een aangrijpingspunt snijden. Daar 10 hierdoor de aangrijpingspunten van de meetorganen diametraal tegenover elkaar liggen en de werkingsassen van de meetorganen zich in een aangrijpingspunt snijden, werkt een meetorgaan in radiale richting op de ring en het andere meetorgaan in een tangentiële of evenwijdig aan de tangens wijzende richting. Het in radiale richting op de ring inwerkende meetorgaan bewerk-15 stelligt een parallelle verschuiving van de ring langs de werkrichting, het dn tangentiële richting aangrijpende meetorgaan bewerkt een zwenking van de ring om het aangrijpingspunt van het in radiale richting werkende meetorgaan. Door een over elkaar aanbrengen van deze beide richtingscomponenten kan de ring ten opzichte van het mondstuk binnen een gewenst gebied 20 in iedere richting worden verschoven. Daarbij kan natuurlijk de door de werkingsas uitgevoerde beweging ook de resulterende van meerdere, bijvoorbeeld van twee via een hefboom met elkaar gekoppelde meetorganen zijn. Door een dergelijke uitvoering bestaat bij deze regelopstelling een symmetrie ten opzichte van de verbindingsrechten van de aankoppelpunten. Ook wordt 25 daardoor bereikt, dat de mondstukzwenkarra metcde stootring via een mogelijk hoekgebied van 360° kan samenwerken.
Het is daarbij van voordeel gebleken, dat de meetorganen zijn uitgevoerd als balgparen en dat de aangrijpingspunten van de balgparen aan de omtrek van de ring als kegellegers zijn uitgevoerd, waarbij de kegellegers 30 spelingsvrij in boringen in de nabijheid van de omtrek van de stootring zitten. Daardoor wordt bereikt, dat een nagenoeg van wrijving vrije overdracht van de wegen op de ring gewaarborgd is en dat de ring om het aangrijpingspunt van het in radiale richting werkende balgpaar na drukbelasting van het in tangentiële richting werkende balgpaar vrij van wrijving 35 kan worden gedraaid. Dit betekent, dat de·.drukverschillen zonder verliezen op de stootring overgedragen kunnen worden, waardoor een zeer nauwkeurige regeling kan worden bereikt.
Een gunstige opstelling van het balgpaar wordt verkregen indien de balgparen in een vlak onder de stodring zodanig zijn aangebracht, dat een 8004860 _ , · ’ -3- 21495/eV/ts balgpaar binnen de oratreksstraal van de stootring in ten opzichte van de tangens evenwijdige richting en het andere balgpaar in radiale richting ligt, waarbij een balg van het in radiale richting werkende balgpaar binnen en de andere buiten de omtreksstraal van de stootring liét. Deze opstelling is 5 bijzonder plaatsbesparend en bovendien vereist zij geen bijzondere over-brengingsinrichtingen van de wegen op de stootring, zoals bijvoorbeeld hefboom- of veerverbindingen, daar de balgen zo zijn aangebracht, dat het voldoende is aan de binnanstukken van de balgparen stiften in vertikale richting aan te brengen, welke stiften de balgparen via het kogelleger 10 met de stootring verbinden.
Het is gunstig gebleken, indien aan het_balgpaar, waarvan de werkings-as tangentieel of evenwijdig aan de raaklijn gericht is, een verende legering van de overbrengingsstift plaatsvindt, waarbij voor de verende legering een als uit twee in elkaar liggende ü-vormige bladveerbeugels, die aan hun 15 einden met elkaar zijn verbonden, bestaande bladveer kan worden toegepast, waaraan aan de buitenste beugel het vasthoudorgaan voor de overbrengingsstift bevestigd wordt en de binnenste beugel aan het middenstuk van het balgpaar is geschroefd. Een zo uitgevoerde bladveer bewerkstelligt, dat de wegen van het balgpaar, die in tangentiële richting plaatsvinden, direkt 20 op de stootring worden overgebracht. Deze overdracht vindt plaats zonder wrijvingsverliezen. Indien daarentegen een drukbelasting optreedt in het in radiale richting werkende balgpaar, zal de bovenste beugel van de bladveer, waarop de overbrengingsstift in het kogelleger van de stootring ligt, ten opzichte van de bovenste beugel, welke vast met het in tangentiële rich-25 ting werkende balgpaar verbonden is, zich spreiden. Daardoor wordt een parallelle verschuiving van de ring in radiale richting mogelijk gemaakt, zonder dat de werkingsas van het in tangentiële richting werkende balg-meet-werk beïnvloed, respectievelijk uitgestuurd wordt. Het kan ook gunstig zijn, dat een of beide balgparen in een vlak onder de stootring buiten de omtrek 30 van de stootring zijn aangebracht en hun tengevolge van drukbelasting opgewekte beweging door geschikte elementen, zoals bijvoorbeeld bladveren of hefboomstangen op de stootring overgebracht worden. Deze opstelling kan bij voorkeur dan gekozen worden, indisn aan de ruimtelijke dimensie van de regelaar geen speciale eisen gesteld zijn en bijvoorbeeld een sturing door 35 saraenwerken van twee mondstukken en de stootring moet plaatsvinden, hetgeen dan mogelijk wordt, aangezien in het vlak onder de ring binnen de omtrek geen balgen meer aangebracht zijn en zo ) voldoende‘ plaats voor het aanbrengen van een opvangmondstuk of dergelijke aanwezig is. Ook hierbij kunnen de hefboomstangen of de bladveren, die voor het overbrengen van de bewe- 8004860 » 1 -4- 21495/CV/ts ging op de stootring nodig zijn, weer via kogellegers met de stootring zijn verbonden, waardoor de nauwkeurige werking van de regelaar niet nadelig wordt beïnvloed.
Indien voor de uitvoering van de regelaar een bijzonder ruimtebe-5 sparende^uitvoering moet worden getroffen, is het gunstig gebleken, indien het mondstuk zwenkbaar aan de mondstukverdieping zodanig aangebracht is, dat de uittredeopening van het mondstuk in radiale richting naar de binnenomtrek van de stootring wijst. Daardoor vindt een sturing plaats over de afstand tussen de binnenomtrek van de stootring en de uittredeopening van 10 het mondstuk, waardoor de hoogte van de regelaar gering kan worden gehouden en de balgen in een onder de stootring gelegen vlak binnen de omtrek aangebracht kunnen worden.
Voor het samenwerken van het mondstuk met de stootring kunnen ook andere opstellingen worden uitgevoerd. Zo kan bijvoorbeeld de regeling via 15 een kantsturing daardoor plaatsvinden, dat de zwenkarm van het mondstuk in een vlak boven de stootring is aangebracht en het mondstuk aan de onderzijde van de zwenkarm in vertikale richting boven de binnenkant van de stootring zo is aangebracht, dat zijn uittredeopening naar de bovenste binnenkant van de stootring wijst. Een beweging van het balgpaar verschuift dan de stoob-20 ring onder de uittredeopening van het mondstuk daartegenover zo, dat de luchtdruk in de uittredeopening van het mondstuk zich afhankelijk van de beweging van de stootring wijzigt.
Er kan echter ook zorg voor gedragen zijn, dat de stootring vlak is uitgevoerd en boven de bovenste binnenkant van de stootring een straal-25 mondstuk en onder de binnenste binnenkant van de stootring een vangmondstuk door een vorkvormig uitgevoerde zwenkarm door de mondstukken wordt vastgehouden waarbij de luchtstroom in vertikale richting van het straalraondstuk naar het opvangmondstuk stroomt. Deze opstelling geeft het voordeel, dat een hoe ger percentage van de luchtstroom weer wordt teruggewonnen en zo weer aan 30 de regelkring kan worden toegevoerd, waarbij bewerkstelligd wordt, dat door de bron voor het verzorgen van onder druk staande lucht niet zulke grote hoeveelheden onder druk staande lucht ter beschikking moeten worden gesteld. Daarbij is het gunstig, indien de stootring vlak is uitgevoerd, zodat deze zich tussen de uittredeopeningen van de mondstukken in horizontale richting 35 kan bewegen en de stromingsdoorsnede daardoor verandert.
Verder is denkbaar, dat zowel boven de bovenste binnenkant van de stootring alsook onder de onderste binnenkant van de stootring twee straal-mondstukken door een vorkvormig uitgevoerde zwenkarm worden vastgehouden, 8Ö04860 » -5- 21495/CV/ts waarbij de lucht zowel van onderen alsook van boven naar de binnenkant van de stootring stroom^, waarbij zich uit de drukverschillen, die afhankelijk van de stand van de stootring zich tussen de beide mondstukken instellen, een signaaldruk ontstaat, welke dan voor de sturing wordt toegepast.
5 Verder is het van voordeel, indien de zwenkarm voor de mondstukken aan de mondstukverdieping via een stiftverbinding wordt vastgehouden, daar daardoor de mogelijkheid bestaat de zwenkarm in een stand ten opzichte van de stootring vast te zetten eri daardoor tijdens het bedrijf van de regelaar een constante instelling van het mondstuk gewaarborgd wordt.
10 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.
Fig. 1 toont een bovenaanzicht op een uitvoeringsvoorbeeld van een regelaar volgens de uitvinding.
Fig. 2a toont een doorsnede over fig. 1, gezien völgens de lijn I-I 15 in fig. 1.
Fig. 2b toont een doorsnede over fig. 1, gezien volgens de lijn II-II in fig. 1.
Fig. 3 toont een verdere opstellingsmogelijkheid van een regelaar volgens de uitvinding.
20 Fig. 4a toont een mondstukstootplaatafname, waarbij de sturing plaatsvindt via het samenwerken van het mondstuk met de binnenoratrek van de stootring.
t
Fig. 4b toont een mondstukstootplaatafname, waarbij de sturing plaatsvindt via het samenwerken van het mondstuk met 'de binnenste bovenkant van de stootring.
25 Fig. 4c toont een mondstukstootplaatafname met een straal-vangmond- stuk.
Fig. 4d toont een mondstukstootplaatafname met een dubbel mondstuk.
In fig. 1 is een volgens de uitvinding opgebouwde regelopstelling weergegeven, waarbij een balgpaar 5 in een vlak onder een stootring 1, 30 maar binnen de onder de stootring 1 liggende ruimte aangebracht is en van het andere balgpaar 4 êen balg 4b binnen deze ruimte en een balg 4a buiten deze ruimte is aangebracht. Langs de as I-I, welke overeenkomt met een diameter van de stootring 1, zijn op de stootring 1 twee kogellegers 6 en 7 diametraal tegenover elkaar liggend aangebracht. Binnen de stootring 1 en 35 in een vlak daarmede ligt een zwenkarm 3 voor een mondstuk, welke met een bout 9 op de mondstukverdieping 13 wordt vastgehouden.en aan de kop waarvan een stootmondstuk 2 naar de binnenzijde van de stootring 1 wijzend is aan- e“-80 0 4 8 6 0 -6- 21495/CV/ts
De balgparen 4 en 5 zijn in U-vorinige vasthoudorganen 17 zodanig bevestigd, dat de werklijnen Ï-I en II-II van de balgparen 4 en 5 loodrecht op elkaar staan, waarbij het balgpaar 4 in radiale richting langs de as I-I en het balgpaar 5 evenwijdig aan de as II-II, welke loodrecht op de as I-I 5 staat en door de draailngsas van het kogelleger 6 verloopt, werkt. Daarbij ligt het 'middenstuk 4c van het balgpaar 4 in het midden onder het kogelleger 7 tangentieel ten opzichte van de stootring 1 verlopend en het middenstuk 5c van het balgpaar 5 tussen kogelleger 6 en stootringmiddelpunt zodanig, dat een buitenste zijde vertikaal onder het kogelleger 6 ligt. Aan deze zij-10 de is een langs de as II-II verlopende bladveer 8 aengeschroefd.
De verwerkelijking van een kwartoirkelregelschakeling met een zo volgens de uitvinding opgebouwde regelopstelling wordt daardoor verkregen, dat het balgpaar 5 als terugvoerbalgpaar is aangebracht, waarbij de balg 5b de R~ en de balg 5a de R+ regelfunctie toekomt. De balg 4b werkt als regel-15 grootte X en de balg 4a als geleidingsgrootte W. Indien nu het moridstuk 2 met de zwenkarm 3 zo staat, dat zij langs de as I-I naar het aankoppelpunt 6 van het balgpaar 5 wijst, dan heeft de regelaar zijn kleinste P-gebied en is dus althans nagenoeg een open-dicht regelaar, want het mondstuk ondervindt de volle wegbelnvloeding van het balgpaar voor X en W en een beweging 20 van de terugvoerbalg geschiedt evenwijdig aan de stand van het mondstuk en de stootring, leidt dus tot geen wegterugvoering. Staat daarentegen het mondstuk 2 evenwijdig aan de werkingsas van het balgpaar 5, zo wekt een regelaf-wijking geen afstandsverandering aan het mondstuk én daarmede geen drukwij-ziging op , het P-gebied is dub oneindig groot. In>tussenstanden ondervindt 25 het punt van de stootring, dat tegenover het mondstuk ligt, wegcomponenten van de regelbalgen X en W en overeenkomstige compenserende wegcomponenten van de terugvoerbalgen R+ en R”, waarmede de gewenste regelwerking wordt bereikt.
In flg. 2a is een doorsnede langs de as I-I van de in fig. 1 weer-30 gegeven regelopstelling getoond. Daarbij is de stift 10a te onderkennen, welke op het middenstuk van het balgpaar 4 in het snijpunt van de lengteas van het middenstuk en de as I-I is aangebracht en door het kogelleger 1 steekt, De balgkoppen 23 liggen met hun buitenzijde*tegen de binnenzijden van het vasthoudorgaan 17 aan en worden door bout 24 in hun hoogte gefix-35 eerd. Het met zijn langsas langs de as I-I wijzende middenstuk 5c van het balgpaar 5 wordt met een bout 16 aan de binnenliggende U-vormige veerbeugel 8b bevestigd. Aan de bovenste beugel 8a van de bladveer zit een draagstuk 15 waarop de stift 10b is aangebracht en door het kogelleger 6 gestoken is. Daarbij ligt het kogelleger 6 spelingsvrij in een in het gebied van de om- 80 0 4 8 6 0 ι ί -7- 21495/CV/ts trek van de stootring liggende boring 14.
Uit de in fig. 2b weergegeven doorsnede door de in fig. 1 afgeheelde regelopstelling langs de as II-II is te onderkennen, dat de bladveer 8 uit twee met elkaar verbonden U-vormige beugels 8a en 8b bestaan en twee 5 boringen 15a en 16a bezit, waarbij via de boring 15a het draagstuk 15 voor de overbrenginssstift 10b wordt vastgehouden en via de boring 16a de binnen-liggende beugel 8b met het middenstuk 5c van het balgpaar 5 via een bout 16 is verbonden. Tussen de onderkanten van de bladveer 8 en de bodem van het vasthoudorgaan 17 is een spleet s zo uitgevoerd, dat de bladveer 8 zich 10 vrij en zonder aanraking van de bodem kan bewegen.
Indien een drukbelasting in de balg 4a plaatsvindt, wordt de daardoor opgewekte beweging van het balgpaar 4 via de stift 10a en het kogelleger 7 overgedragen op de stootring 1, welke zich daardoor naar links langs de as I-I beweegt. Deze parallelle verschuiving van de stootring 1 langs de 15 as I-I bewerkstelligt, dat de bovenste beugel 8a van de bladveer zich naar buiten ten opzichte van de beugel 8b spreidt, daar de beweging van de stootring via het spelingsvrij in de boring 14 zittende kogelleger 6 en de over-brengingsstift 10b direlct op de bladveer 8 wordt overgedragen. Door het spreiden van de bladveer 8 wordt bereikt, dat geen overdracht van de beweging op 20 het balgpaar 5 plaatvindt. Indien daarentegen het balgpaar 5, bijvoorbeeld de balg 5, door een druk wordt belast, vindt daardoor de overdracht van de door de drukbelasting opgewekte beweging van het balgpaar 5 op de stootring 1 zo plaats, dat deze zich om het aangrijpingspunt, dat wil zeggen de stift 10a van het balgpaar 4 draait. Daardoor wordt evenzo geen beweging op het 25 balgpaar 4 overgeöracht. De bewegingen van de balgparen 4 en 5 zijn dus ontkoppeld. Een over elkaar heen aanbrengen van de beide bewegingsrichtingen bewerkt dan de gewenste verschuiving van de stootring 1, ten opzichte van het mondstuk 2.
Hierbij is het van voordeel, dat de stift 10a en 10b in kogellegers 30 7 en 6 geleid worden, daar daardoor geen wrijvingsverliezen optreden. Een vervorming van de stootring wordt eveneens uitgesloten, daar de stootring bij te hoge drukbelastingen de daardoor opgewekte bewegingen hetzij door een draaiing om de stift 10a of een parallelle verschuiving langs de as I-I door uitspreiden van de bladveer 8 kan uitwijken.
35 Bij de in fig. 3 weergegeven opstelling van de balgen wordt het oogmerk van de uitvinding daardoor bereikt, dat de bewegingen van een uit een balg en een spiraalveer 20 bestaand regelelement 26 via een veerstuk 19 en een hefboomstang 17 waarop een overbrengingsstift is aangebracht aan de stootring verder geleid worden. Hiertoe wordt de hefboomarm 18 door 8004860
'v W
-8- 21495/CV/ts een bout 25 aan een verend deel 19b bevestigd, welke een drukbelasting van de balg 26a tegenwerkt. Bij deze opstelling wordt een balg door een spiraal-veer 20 vervangen, welke op een veerschotel 21 zit en met een bout 22 kan worden voorgespannen. Door deze veer wordt de met de in de balg 26a heer-5 sende druk te vergelijken druk door de veer opgeroepen. Een toepassing van een dergelijke spiraalveer is vanzelfsprekend niet beperkt tot de uitvoering volgens fig. 3.
Het is dan ook denkbaar, dat het j^algpaar 5 buiten een onder de omvang van de stootring gelegen vlak volgens de uitvinding zodanig wordt aan-10 gebracht, dat zijn bewegingen in tangentiële richting op de stootring worden overgebracht, hetgeen kan geschieden met behulp van geschikte overbren-gingselementen.
In de fig. 4a-4c zijn drie soorten van mondstukstootplaatafnamen weergegeven, welke zich daardoor laten realiseren, dat de balgen in een 15 vlak onder de stootring volgens de uitvinding zijn opgesteld. Daarbij is in fig. 4a een mondstukstootplaatafname weergegeven, welke men kan toepassen, indien de balgen binnen de omtrek van de stootring in een vlak daaronder zijn aangebracht en zo een plaatsbesparende opstelling zal worden verkregen. Daarbij is het mondstuk 2 aan de zwenkarm 3 , welke op het steunorgaan 13 20 zit, zodanig aangebracht, dat zij in radiale richting naar de binnenomtrek van de stootring wijst en een geringere diameter van de uittredeopening dan de hoogte van de binnenrand van de stootring bezit. Een verdere mogelijkheid van de mondstukstootplaatafname toont fig. 4b, waarttj de sturing van de regeleenheid via een kantsturing zodanig plaatvindt, dat het mondstuk 25 2 aan de onderzijde van de zwenkarm 3 axiaal boven de bovenste binnenkant 29 van de stootring met zijn uittredeopening naar deze wijst en een verschuiving van de stootring de mondstukdruk kan wijzigen.
In'fig. 4c is nog een verdere mogelijkheid van de mondstukstootplaatafname weergegeven, waarbij de zwenkarm 3 voor het mondstuk vorkvormig uit-30 gevoerd is en twee mondstukken draagt, waarvan de uittredeopeningen tegenover elkaar liggen en waarbij het mondstuk 2 als straalmondstuk en het mondstuk 2a als opvangmondstuk dienst kan doen en in de verbindingsas van deze mondstukken de binnenkant van een vlak uitgevoerde stootring ligt, welke zich ten opzichte van deze as na drukbelasting in de niet weergegeven balgen 35 verschuift.
Verder is het ook mogelijk dat beide mondstukken 2 en 2a, zoals in fig. 4d weergegeven, als straalmondstukken uit te voeren, waarbij dan door een verschuiving van de stootring tussen de beide mondstukken de drukverschillen tussen de mondstukken gewijzigd en voor het regelen toegepast kunnen worden.
8004860

Claims (14)

1. Regelaar met instelbaar evenredigheidsgebied, waarbij een ring door het drukverschil in meetorganen, zoals bijvoorbeeld balgparen of dergelijke, 5 waarvan de werkingsassen loodrecht op elkaar staan, belast wordt en als stootring met een zwenkbaar mondstuk samenwerkt, met het kenmerk, dat de meetorganen (4,5) diametraal tegenover elkaar aan de ring (1) zijn aangekoppeld en de werkingsas (I-I) van'het ene meetorgaan (4) radiaal en die van het andere (II-II) meetorgaan (5) tangentieel of evenwijdig aan de 10 tangentiële richting verloopt.
2. Regelaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ieder meetorgaan (4,5) aan een aangrijpingspunt (6,7) aan de stootring (1), dat telkens diametraal tegenover die van het andere meetorgaan ligt, met de stootring (1) zo verbonden is, dat de werkingsassen (I-I, II-II) van de meetorganen (V,5) 15 zich in een aangrijpingspunt (6) snijden.
3. Regelorgaan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de meetorganen zijn uitgevoerd als balgparen (4,5) en de aangrijpingspunten (6,7) van de balgparen (4,5) in de nabijheid van de omtrek van de stootring zijn uitgevoerd als kogellegers (6,7), die spelingsvrij in boringen in de nabij- 20 heid van de omtrek van de stootring zitten.
4. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het balgpaar (4) waarvan de werkingsas (I-I) radiaal ligt, het aangrijpingspunt (7) van de draaiïngsas verwerkelijkt wordt.
5. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 25 dat de balgparen (4,5) in een vlak onder de stootring (1) zo zijn aangebracht, dat een balgpaar (5) binnen de omtreksstraal van de stootring (1) in ten opzichte van de tangens evenwijdige richting en het andere balgpaar (4) in radiale richting ligt» waarbij een balg (4b) van het in radiale richting werkende meetorgaan (4) binnen en het andere (4a) buiten de omtreks-r 30 straal van de stootring (1) ligt.
6. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het middenstuk (4c) van het in radiale richting werkende balgpaar (4) in vertikale richting een overbrengingsstift (10a) is ingebracht, welke via het kogelleger (7) met de stootring (17) verbonden wordt.
7. Regelaar volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat aan het balgpaar (5) waarvan de werkingas tangentieel of evenwijdig aan de tangens gericht is, een verende legering van de overbrengingsstif (10b) is aangebracht, g Q Q ^ g g Q -10- 21495/CV/ts ' V
^ 8» Regelaar volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat voor de verende legering een uit twee in elkaar liggende en met hun einden met elkaar verbonden U-vormige bladveerbeugels (8a, 8b) bestaande bladveer (8) wordt toegepast, waarbij aan de buitenste beugel (8a) het vasthoudorgaan (15) voor de over-5 brengingsstif (10b) wordt bevestigd en de ibinnenste beugel (8b) aan het middenstuk (5c) van het balgpaar (5) is geschroefd.
9. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies 1-7, met het kenmerk, dat een of beide balgparen (4,5) in een vlak onder de stootring (1) buiten de omtrek van de stootring (1) zijn aangebracht en de tengevolge van druk- 10 belasting opgewekte beweging door geschikte elementen (18,19) op de stootring (1) overgedragen worden.
10. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het mondstuk (2) zodanig zwenkbaar aan een mondstuksteun (3) is aangebracht, dat de uittredeopening van het mondstuk in radiale richting 15 naar de binnenzijde (28) van de stootring (1) wijst.
11. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies.1-8, met het kenmerk, dat de zwenkarm (3) van het mondstuk in een vlak boven de stootring (1) is aangebracht en het mondstuk (2) aan de onderzijde van de zwenkarm in vertikale richting boven de binnenkant (29) van de stootring (1) zo is aan-20 gebracht, dat zijn uittredeopening naar de bovenste binnenkant (29) van de stootring (1) wijst.
12. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de stootring (1) vlak is uitgevoerd en boven de bovenste binnenkant (29) van de stootring een straalmondstuk (2) en onder de onderste binnenkant van 25 de stootring een vangraondstuk (2a) met behulp van een vorkvormig uitgevoerde zwenkarm (3) voor de^mondstukken wordt ondersteund, waarbij de luchtstroom in vertikale richting van het straalmondstuk naar het vangraondstuk (2a) vloeit.
13. Regelaar vólgens een der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de stootring (1) vlak is uitgevoerd en zowel boven de bovenste binnen- 30 kant (29) van de stootring (1) als ook onder de onderste binnenkant (29a) van de stootring (1) twee straalmondstukken (2) door een vorkvormig uitgevoerde zwenkarm (3) woi'den vastgehouden.
14. Regelaar volgens een der voorgaande conclusies.1-10, met het kenmerk, dat de zwenkarm (3) voor het mondstuk met behulp van een schroefver- 35 binding is vastgehouden door een mondstuksteun (13). 8004860
NL8004860A 1980-06-21 1980-08-28 Regelaar met instelbaar evenredigheidsgebied. NL8004860A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3023316 1980-06-21
DE3023316 1980-06-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8004860A true NL8004860A (nl) 1982-01-18

Family

ID=6105156

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8004860A NL8004860A (nl) 1980-06-21 1980-08-28 Regelaar met instelbaar evenredigheidsgebied.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US4449546A (nl)
BE (1) BE885370A (nl)
FR (1) FR2485222B1 (nl)
NL (1) NL8004860A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4605033A (en) * 1984-09-27 1986-08-12 The Babcock & Wilcox Company Pneumatic converter having variable gain relay stack
DE3519132A1 (de) * 1985-05-29 1986-12-04 Hermann Pfauter GmbH & Co, 7140 Ludwigsburg Verfahren zur messung und/oder regelung der lage eines bewegten, vorzugsweise drehenden bezugselementes einer werkzeugmaschine, vorzugsweise einer verzahnmaschine, abhaengig von der lage eines weiteren bewegten, vorzugsweise drehenden hauptfuehrungselementes und vorrichtung zur durchfuehrung eines solchen verfahrens
IT1289907B1 (it) * 1997-01-16 1998-10-19 Guido Gamberini Maschera di protezione in particolare per uso subacqueo

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2661754A (en) * 1949-08-09 1953-12-08 Hagan Corp Pressure differential responsive device
US2585347A (en) * 1950-02-28 1952-02-12 Mason Neilan Regulator Company Controller
US3090395A (en) * 1960-11-25 1963-05-21 Eckardt Ag J Pneumatic governor with star-shaped arrangement of bellows
DE1235644B (de) * 1960-11-25 1967-03-02 J C Eckardt A G Selbsttaetiger druckmittelbetriebener Regler
NL6611807A (nl) * 1965-09-22 1967-03-23
DE1523489B2 (de) * 1966-01-07 1973-12-13 J.C. Eckardt Ag, 7000 Stuttgart Regeleinrichtung mit einer Ein stellung fur den Proportionalbereich
DE2541605C3 (de) * 1975-09-18 1978-08-31 Honeywell Gmbh, 6000 Frankfurt Pneumatischer Regler

Also Published As

Publication number Publication date
FR2485222B1 (fr) 1985-06-28
US4449546A (en) 1984-05-22
FR2485222A1 (fr) 1981-12-24
BE885370A (fr) 1981-01-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2281558C (en) All-purpose conduit for conveying harmful fumes or gases away from a work station
CN108000478B (zh) 柔性底座和搬运机器人
CN108637584A (zh) 一种法兰焊接自动对中夹具
US4869444A (en) Adjustable two-stage aircraft landing gear system
US20030034214A1 (en) Dampening cylinder for transfer mechanism
SE502558C2 (sv) Teleskoperbart och svängbart rattstångsfäste
NL8502370A (nl) Bevestigingsuitrusting voor televisiecamera&#39;s.
NL8004860A (nl) Regelaar met instelbaar evenredigheidsgebied.
US2587443A (en) Hydraulic spring-controlling device
US2381425A (en) Stabilizer
US4471508A (en) Linearly reversible caster assembly
US4391597A (en) Hanger for centrifuge buckets
EP0066355A2 (en) Swinging link mechanism
SE528418C2 (sv) Justerbar säteskonstruktion
US2300237A (en) Stabilizer rod
US5615545A (en) Towable &#34;V&#34; rake agricultural machine
US2094582A (en) Actuating mechanism for wheel suspensions and the like
US3067887A (en) Hydraulic control for truck lifting mechanism
CN110805785B (zh) 一种用于管道检测的攀爬机器人
US3073619A (en) Fluid spring vehicle suspensions
NL8302491A (nl) Inrichting voor het dempen van slingeringen bij spoorvoertuigen met een draaigestel.
US3453938A (en) Actuator mechanism
US6327742B1 (en) Free floating castor
US3856329A (en) Sensing arm for control unit between articulated vehicles
US6299188B1 (en) Suspension stop for an agricultural vehicle

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed