NL8004703A

NL8004703A - Drukwerk met elementen die namaak zichtbaar kunnen maken, en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijk drukwerk.

Info

Publication number: NL8004703A
Application number: NL8004703A
Authority: NL
Original assignee: Nl Bank Nv
Priority date: 1980-08-20
Filing date: 1980-08-20
Publication date: 1982-03-16
Also published as: EP0046327A1

Description

2s * /

Drukwerk met elementen die namaak zichtbaar kunnen maken, en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijk drukwerk.

De uitvinding heeft betrekking op drukwerk dat is voorzien van één of meer door druk opgebrachte elementen die in een met een rastertechniek verkregen reproductie van een drukwerk een zichtbaar moire-patroon kunnen bewerkstelligen, waarbij een element van een 5 eerste soort is bepaald door althans een deel van een verzameling concentrische cirkels, en waarbij de door opeenvolgende cirkels begrensde zones in een element van deze soort om en om zijn bedrukt, respectievelijk blanco zijn gelaten.

Dergelijk drukwerk is bekend uit het Britse octrooischrift 10 1.138.011. De elementen in het bekende drukwerk die door interferen tie met het bij reproduktie gebezigde raster in de reproductie een zichtbaar moiré-effect kunnen bewerkstelligen, zijn lijnfiguren die zo zijn geplaatst, respectievelijk georienteerd ten opzichte van elkaar dat tenminste één van de elementen door interferentie het 15 beoogde moiré-patroon opwekt. Het Britse octrooischrift geeft aanwijzingen omtrent de uitvoering van de elementen die zijn gebaseerd op veronderstellingen omtrent de meest voorkomende spatiele frequentie-waarden in rasters, waarvoor waarden van 3-20 lijnenparen per millimeter worden genoemd, en op de oriëntatie van een hoofdas in 20 het raster die wordt aangenomen binnen een hoek van 10 ° met de ligging van lijnen in de elementen te vallen. Een element van de in de aanhef omschreven eerste soort, gedefinieerd door cirkels, kan gemakkelijk aan het tweede voorschrift voldoen. Daarentegen is het drukken in diepdruk van een lijnfiguur met een- finesse die meer dan 25 8 lijnenparen per millimeter bedraagt, niet gemakkelijk te realiseren, zoals trouwens in het Britse octrooischrift al wordt opgemerkt.

Het bij namaak met een rastertechniek door het element van het drukwerk opgewekte moiré-patroon moet, om effectief te zijn, 80 0 4 70 3 2 gemakkelijk kunnen worden opgemerkt. De waarneming met het menselijk oog, zowel als de kwaliteit van een reproductie van drukwerk kunnen worden besproken met de optische modulatietransferfunctie van het waarnemingssysteem, respectievelijk het reproductiesysteem. Deze 5 bespreking volgt hierna. Bij waarneming met het oog speelt wat betreft het moiré-effect nog een rol de grootte van het gedeelte van de beeldpartij in het drukwerk waarin het moiré-patroon zal optreden bij de namaak waarvan hier sprake is. Hoe groter dit gedeelte is, des te meer zal'het opvallen dat daarin een moiré-patroon 10 optreedt. Echter is de omstandigheid dat een element of enkele elementen een groot deel van de beeldpartij uitmaken, niet altijd te verenigen met het in woord en beeld in de beeldpartij overbrengen van informatie, hetgeen in wezen de bedoeling is van drukwerk.

De uitvinding beoogt drukwerk van de in de aanhef omschre-15 ven soort te verschaffen dat bij namaak door reproductie met een rastertechniek met maximaal contrast met moiré-patroon vertoont om daarmee het optreden van het effect zo zichtbaar mogelijk te maken, onafhankelijk van de relatieve grootte van de elementen.

Voorts beoogt de uitvinding dat in het drukwerk bij andere 20 namaak dan door rasterreproductie maximale contrastsprongen in de drukpartij ontstaan, die zichtbaar inbreuk maken op de kwaliteit van de informatieoverdracht door het drukwerk.

Volgens de uitvinding is het drukwerk gekenmerkt doordat de maat van de gesommeerde oppervlakte van de bedrukte zones in een 25 element van de eerste soort gelijk is aan de maat van de gesommeerde oppervlakte van de blancojzones, en doordat een element van een tweede soort is bepaald door althans een deel van een verzameling in zichzelf gesloten lijnen die topologisch equivalent zijn met concentrische cirkels die behoren tot een verzameling concentrische 30 cirkels waarvoor eveneens geldt dat de maat van de gesommeerde oppervlakte van door opeenvolgende cirkels begrensde bedrukte zones gelijk is aan de maat van de gesommeerde oppervlakte van de blanco-zones.

De beperkte afmeting van de elementen wordt volgens de 35 uitvinding in het bijzonder bereikt doordat twee of meer elementen 80 0 4 70 3 r?·». τ~ 3 zijn bijeengebracht in een superelement waarin elk element een baan vormt, waarbij de zones in de verschillende banen verschillend zijn wat betreft de maat van de breedte.

De uitvinding wordt hierna toegelicht in een beschrijving 5 van een uitvoeringsvoorbeeld van een superelement volgens de uitvinding. Waar in deze beschrijving sprake is van een lijnen-paar wordt gedoeld op een paar, gevormd door een bedrukt lijnvormig oppervlak en een daaraan aansluitend onbedrukt dito oppervlak, uit een reeks om en om bedrukte en onbedrukte opper-10 vlakken. De term is ontleend aan een wijze van beoordeling van contrast in de door drukwerk overgebrachte voorstelling van informatie.

De beschrijving verwijst naar een tekening.

Fig. 1 geeft een grafische voorstelling van de modulatie-15 transferfunctie van een reproductiesysteem.

Fig. 2 toont een gedeelte van een voorbeeld van een superelement volgens de uitvinding.

Een raster zoals door een namaker zal worden gehanteerd bij namaak door rasterreproductie van het authentieke drukwerk, 20 kan worden beschreven door zijn symmetrie en door zijn spatiële frequentie. Rotatie-symmetrie van de elementen, en in het bijzonder cirkelssymmetrie, maakt de werking van de elementen ongevoelig voor voorkeursrichtingen, zoals hoofdassen, in het reproductieraster. Gebleken is dat een zes-tallige symmetrie van 25 de elementen in dit opzicht al voldoet. Om deze reden kan een element worden gespecificeerd als bepaald door althans een deel van een verzameling inzichzelf gesloten lijnen die topologisch equivalent zijn met concentrische cirkels die behoren tot een verzameling concentrische cirkels waarvoor geldt dat de maat van 30 de breedte van door opeenvolgende cirkels begrensde zones een constante is.

Om voorbereid te zijn op alle in rasters voorkomende spatiële frequenties zouden in beginsel in elk element de spatiële frequenties van nul tot oneindig aanwezig moeten zijn. Kenmerkend 35 voor de kwaliteit van een reproductiesysteem is, als gezegd,de 80 04 70 3 4 optische modulatie-transferfunctie die is gedefinieerd in de spa-tiële frequentieruimte en die significant van nul verschilt waar een spatiele frequentie door het reproductiesysteem in de reproduc-5 tie wordt doorgegeven. Boven een karakteristieke frequentie, de afsnijfrequentie, zal de transferfunctie van het reproductiesysteem niet significant van nul verschillen. Bij reproductie met gebruik van een raster is de rasterfrequentie mede bepalend voor de afsnij-frequentie van het reproductiesysteem. De afsnijfrequentie zal nooit 10 groter zijn dan de rasterfrequentie van het gebezigde reproduktie-raster, hetgeen er oorzaak van is dat zeer fijn gedrukte gedeelten van de beeldpartij bij reproductie met een raster verdwijnen. Bij waarneming met het oog betekent dit dat in zeer fijn gedrukte ^ gedeelten van een beeldpartij geen details kunnen worden waargenomen. 15 Bij dit laatste valt op te merken dat het moiré-effect een hulpmiddel kan zijn voor het oog om de aanwezigheid van zeer fijne details op te merken door middel van het "vergrote" interferentiepatroon.

In fig. 1 is een grafische voorstelling getekend van de optische modulatie-transferfunctie voor een reproductiesysteem 20 met de afsnijfrequentie f . In deze figuur is verder de contrast- drempel van het systeem, uitgedrukt in een waarde van de modulatie-transferfunctie, aangegeven.

Bij een bepaalde spatiele frequentie is het contrast maximaal indien de modulatie-transferfunctie een maximale waarde 25 heeft. Deze kan per definitie 1 bedragen, wanneer namelijk in een lijnenpaar de ene lijn nauwkeurig 50% van de oppervlakte die door het paaris bepaald, dekt.

De uit de hier voorgegeven overwegingen voortvloeiende eisen zijn eenvoudig en doeltreffend gerealiseerd in het drukwerk 30 dat nu als uitvoeringsvoorbeeld zal worden beschreven. In het drukwerk is een superelement opgenomen dat is samengesteld uit 7 element-gedeelten die de vorm hebben van concentrische banen waarbij in de verschillende banen de zones verschillend zijn wat betreft hun breedte. De vergelijking van de breedte kan plaats vinden in een 35 willekeurig gekozen cirkelsector van het superelement. Fig 2 toont zo een cirkelsector van het superelement met de banen 10, 20, 30, 40, 80 0 4 70 3 5 ?* 50, 60 en 70. In baan 10 is de laagste waarde vinden van de spatiele frequentie die is verbonden met de breedte van de zones van de baan binnen de sector, en in baan 70 de hoogste waarde van de spatiele frequentie. Deze hoogste waarde van de in het 5 superelement aan te treffen spatiele frequentie wordt zo gekozen dat de hoogste te verwachten afsnijfrequentie van een reproduktie d systeem wordt overtroffen. Dit uitwerken/ontstaat tabel Ά waarin voor de banen 10 t/m 70 zijn opgesomd de grootte van de straal van de respectieve binnencirkels 11 t/m 61, de spatiële frequentie 10 van de zones in de baan en de breedte van de zones. De straal van de buitencirkel 12 van de baan 10 bedraagt 70 mm.

De in dit voorbeeld gekozen spatiële frequentiewaarden liggen dicht^bij die van commercieel verkrijgbare rasters voor reproductiesysternen, waarvan het aannemelijk is dat zij door een 15 namaker zullen worden gebezigd.

Bij het bezigen door een namaker van een raster met een onvoldoende frequentie blijkt dit onmiddellijk in het produkt van zijn bezigheid dat dan namelijk blanco partijen vertoont, althans partijen zonder enig detail, waar dit zelfs een opper-20 vlakkige beschouwer opvalt.

80 04 70 3 6

Tabel A

Baan straal- frequentie breedte .... binnen (lijn p/mm) zones . itig- 21 cirkel (m.) (ïnm) 10 60 3,0 0,167 20 50 4,0 0,125 10 30 40 4,8 0,104 40 30 5,4 0,093 50 20 6,0 0,083 60 10 7,0 0,071 15 70 0 8,0 0,063

In fig. 2 is afzonderlijk aangegeven met behulp van een staafdiagram welke frequenties voorkomen in de verschillende 20 banen van het in deze figuur getekende superelement. Aangenomen is dat de afsnijfrequentie f van het reproductiesysteem valt c tussen 7 en 8 lijnenparen per millimeter.

In de praktijk is gebleken dat het streven naar een inktdekking van het substraat die nauwkeurig 50% bedraagt, de 25 productie van het drukwerk minder dan 10% langzamer doet gaan.

De in het gegeven voorbeeld beschreven cirkelvorm van de banen en de zones blijkt bij een berekening de voor het verkrijgen van een optimaal contrast nodige inktdekking van n 50% met de in de praktijk te bereike/nauwkeurigheid toe te staan ^ onder de voorwaarde dat de zones in een baan elk even breed zijn.

De mogelijkheid dat van de cirkel-symmetrie kan worden afgeweken met behoud van de beschreven eigenschappen maakt het drukwerk geschikt voor toepassing voor waarde-papieren, zoals 35 bankbiljetten, waarin een figuur met absolute cirkel-symmetrie 80 0 4 70 3 7 in conflict kan komen met de voorstelling die de ontwerper van het drukwerk beoogt.

80 04 70 3

Claims

1. Drukwerk dat is voorzien van één of meer door druk 5 opgebrachte elementen die in een met een rastertechniek verkregen reproductie van het drukwerk een moiré-patroon kunnen bewerkstelligen waarbij een element van een eerste soort is bepaald door althans een deel van een verzameling concentrische cirkels, en waarbij de door opéénvolgende cirkels begrensde zones in een 10 element van deze soort om en om zijn bedrukt, respectievelijk blanco zijn gelaten, met het kenmerk, dat de maat van de gesommeerde oppervlakte van de bedrukte zones in een element van de eerste soort gelijk aan dé maat van de gesommeerde oppervlakte van de blanco zones en dat een element van een tweede soort is bepaald 15 door althans een deel van een verzameling inzichzelf gesloten lijnen die topologisch equivalent zijn met concentrische cirkels die behoren tot een verzameling concentrische cirkels waarvoor eveneens geldt dat de maat van de oppervlakte van door opeenvolgende cirkels begrensde zones althans nagenoeg gelijk is aan de 20 maat van de gesommeerde oppervlakte van de blanco zones.

2. Drukwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee of meer elementen aaneengesloten zijn bijéén gebracht in een superelement waarin elk element een baan vormt, waarbij de zones in de verschillende banen verschillend zijn wat betreft de 25 spatiële frequenties.

3. Werkwijze voor het vervaardigen van drukwerk volgens conclusie 1 of 2 die hiervoor is gebruikt die nauwkeurig 50% bedraagt, wordt nagestreefd. 80 0 4 70 3