NL8004528A - Inrichting voor het omhoogbrengen van een vloeistof, zoals water. - Google Patents

Description

** sfe Λ N.0. 29.19^

Inrichting voor het omhoogbrengen van een vloeistof zoals water.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het omhoogbrengen van een vloeistof, zoals water, van een laag niveau naar een hoger niveau, bestaande uit een trans-portorgaan zonder einde met op afstand van elkaar geplaatste 5 houders, zoals bakken, die de vloeistof ter plaatse van het lage niveau kunnen opnemen en ter plaatse van het hoge niveau kunnen lossen. Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend in het bijzonder in de vorm van een scheprad dat wil zeggen een aangedreven rad dat het water van laag niveau opschept 10 welk water op een hoger gelegen niveau vanzelf uit de houders stroomt die het water van te voren hebben opgeschept.

Het vermogen nodig voor het aandrijven van een dergelijke inrichting wordt bepaald door het toerental en door de vullings-graad van de bakken. De hoogte waarover de vloeistof omhoog 15 kan worden gebracht wordt bepaald door de diameter van het scheprad waarbij gezien de overstroomverliezen de effectieve opvoerhoogte slechts een klein gedeelte van de diameter van het rad kan bedragen. Voor de aandrijving van een dergelijke inrichting staan doorgaans aandrijfinrichtingen ter beschik-20 king waarvan het beschikbare uitgangsvermogen wisselt. Een bekend voorbeeld van een dergelijke aandrijfinrichting is een windmolen.

Doel van de uitvinding is nu een inrichting te verschaffen die niet veel ruimte in beslag neemt, een hoge opvoer-25 hoogte mogelijk maakt en die in het bijzonder aanpassing mogelijk maakt aan het beschikbare koppel en toerental van de uitgaande as van de aandrijfinrichting.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat het transportorgaan bestaat uit een emmerketting waarvan 30 de ketting nabij het hoge niveau over een omkeerwiel loopt, terwijl het onderste deel van de emmerketting zich bevindt in een vulbak die is voorzien van een qua debiet regelbare vloeistoftoevoer van het lage niveau en deze toevoer plaats vindt aan de emmers in het stijgende part van de emmerketting, 35 De op zichzelf voor baggerwerkzaamheden en voor het transport van stortgoed bekende emmerketting neemt in horizontale richting betrekkelijk weinig plaats in en kan in verti- 8004528 - -2- 4 > cale richting een veel groter trajekt beslaan dan met een scheprad mogelijk is. Door de plaatsing van het onderste deel van de emmerketting in een vulbak en door de qua debiet regelbare vloeistoftoevoer vanuit het lage niveau aan de emmers, 5 kan men de vullingsgraad van de emmers aanpassen aan het ter beschikking staande koppel.

Bij voorkeur bestaat de regelbare toevoer uit een verticaal verstelbare schuif tussen het lage vloeistofniveau en de vulbak, welke schuif een overlooprand heeft waarover de 10 vloeistof in de emmers kan stromen. In de lage stand van de schuif zal een grotere hoeveelheid vloeistof vanuit het lage niveau naar de vulbak stromen en via de overlooprand in de emmers terecht komen. Bij een hoge stand zal de hoeveelheid vloeistof minder zijn en zullen de met eenzelfde snelheid 15 bewegende emmers minder worden gevuld.

Teneinde te voorkomen dat bij het vullen van de emmers, deze door de vloeistofstraal worden weggedrukt, kunnen gelei-dingsrollen voor de ketting aanwezig zijn, die aan de, van de vloeistof toevoer afgerichte kant van de ketting, nabij deze 20 toevoer zijn gelegen. Bij voorkeur zijn deze geleidingsrollen gemonteerd aan de verticaal verstelbare schuif, zodat zij zich steeds ongeveer tegenover de vloeistofstraal zullen bevinden. Ook is het mogeJIjk dat in de vulbak een tweede omkeerwiel voor de ketting is aangebracht.

25 Overloopverliezen die in de vulbak terecht komen, worden bij het overschrijven van een zeker niveau door de onderste emmers opgenomen. Doorgaans zal de over de overlooprand stromende vloeistoflaag voldoende snelheid hebben om een spleet tussen deze rand en de ernaar toe gekeerde rand van de emmers 30 te overbruggen. Denkbaar is echter de overlooprand elastisch uit te voeren en deze zich te laten bevinden in de baan van de buitenranden van de emmers. Vast aan de schalmen van de emmerketting bevestigde emmers zullen een dergelijke elastische strook gemakkelijk opzij drukken.

35 Voor het lossen kan de emmerketting nabij het omkeer wiel bij het hoge niveau over een hulpwiel lopen, dat de ketting met de vast daaraan bevestigde emmers draait in een stand waarin de emmers leeg kunnen lopen. Dit hulpwiel, dat zich bijvoorbeeld onder het omkeerwiel bevindt, zal de ketting 40 brengen in een schuine stand waardoor de emmers vanzelf komen 8004528

» A

-3- in een stand waarin de daarin aanwezige vloeistof uit de emmers kan stromen en kan komen in een goot die uitmondt in het hoger gèlegen niveau.

De inrichting kan echter ook zodanig worden uitgevoerd 5 dat nabij het omkeerwiel bij het hoge niveau deze is voorzien van middelen voor het om een horizontale scharnieras kantelen van boven hun zwaartepunt scharnierend aan de ketting parten bevestigde emmers. Deze emmers kunnen in het stijgende part van de emmerketting via de overlooprand met de gewenste 10 vullingsgraad worden gevuld en zullen in het bovenste gedeelte, doordat zij tegen een stuurorgaan oplopen, over een voldoende hoek schuin kunnen worden gesteld teneinde het ledigen teweeg te brengen. Dergelijke emmers zullen niet normaal scheppend door de vulbak kunnen bewegen, maar wanneer het 15 vloeistofniveau daarin te hoog wordt, komen de, door de in de vulbak aanwezige vloeistof, opdrijvende emmers toch vanzelf in een stand waarin zij vloeistof kunnen opnemen.

Het hoger gelegen niveau kan een variërende waterstand hebben. Teneinde potentieel energieverlies te vermijden is 20 het volgens de uitvinding wenselijk de emmerketting in zijn geheel in hoogte verstelbaar uit te voeren. De hoogte waarop de vloeistof uit de emmers stroomt kan dan op zo gunstig mogelijke wijze worden aangepast aan zich voordoende hoger gelegen vloeistofniveau.

25 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een zijaanzicht van een meer gedetailleerde 30 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die anders is dan die in fig. 1 is getoond.

Fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III van fig.

2.

Fig, 4 en 5 tonen op grotere schaal de bevestiging van 35 de emmers aan de ketting bij de inrichting volgens de figuren 2 en 3.

Fig. 1 toont een vulbak 1 die hetzij vast danwel drijvend kan zijn geplaatst in het met de lijn 2 aangeduide lager waterniveau. Deze bak heeft een in verticale richting ver-40 stelbare schuif 3 met overlooprand 4.

800 4 5 28 -4-

De hoogteinstelling van de schuif 3 bepaalt hoeveel water per tijdseenheid over de overlooprand naar de vulbak stroomt.

In de vulbak en daarboven bevindt zich een emmerketting 5 bestaande uit twee op afstand van elkaar geplaatste ketting-5 en zonder einde met schalmen die lopen over een onderste ket-ting-wiel 6 en een bovenste kettingwiel 7. Het bovenste ket-tingwiel 7 wordt door niet getoonde middelen aangedreven in de richting van de pijl 8. Het onderste kettingwiel 6 kan worden weggelaten zodat het onderste deel van de emmerketting 10 los in de bak 1 hangt.

Dwars tussen de twee kettingen 5 bevinden zich staven 9 waaraan emmers 10 scharnierend zijn opgehangen. Deze scharnier-as 9 bevindt zich altijd boven het zwaartepunt van zowel een lege als een gevulde emmer 10. Doordat de emmers 10 met hun 15 naar buiten gekeerde rand vlak langs de overlooprand 4 bewegen zal het over de overlooprand stromende water in elke omhoog bewegende emmer stromen.

Ter plaatse van het bovenste omkeerwiel 7 bevindt zich een vaststaand stuurorgaan 11 dat reikt in de baan van de em-20 mers 10 en zodanig is uitgevoerd dat de daartegen oplopende emmers zwaaien in de, boven in figuur 1 getoonde stand, waardoor de inhoud uit de emmers kan lopen en terecht kan komen in een goot 12 die opzij afvoert naar het bovenste niveau 13. Bij het verder bewegen zal de geledigde emmer terugzwaaien in 25 zijn oorspronkelijke stand en via het dalende part weer terugkomen in de emmervulbak en weer naar het omhooggaande part toe bewegen. De gehele emmer-ketting kan met inbegrip van de goot 12 in hoogterichting versteld worden, als aangegeven met de pijl 14 zodat een optimale instelling mogelijk is met be-30 trekking tot het bovenste vloeistofniveau 13. Deze hoogte-verstelling heeft geen invloed van betekenis op de vullings-graad van de emmers.

Bij de uitvoeringsvorm van de fig. 2 en 3 is de vulbak aangeduid met 15 en deze is voorzien van een in hoogterichting 35 instelbare schuif 16 verplaatsbaar volgens de pijl 17 en voorzien van een overstroomrand 18, zodat water vanuit het lage niveau 19 via de overstroomrand 18 in de vulbak 15 kan stromen. De hoogte van de rand 18 bepaalt de hoeveelheid water die naar de vulbak kan stromen.

800 45 28 f- ^ -5-

In de vulbak steekt een dubbele emmerketting bestaande uit een ononderbroken reeks van emmers 20 die zijn bevestigd aan de schalmen van de ketting 21.

Deze emmerketting die weer uit twee op een afstand van 5 elkaar geplaatste kettingen zonder einde bestaat met de emmers 20 tussen de kettingen 22 en 23 loopt over het omkeerwiel 25, terwijl het onderste deel daarvan vrij in de vulbak 15 hangt. Bij dit onderste deel zijn de geleidingsrollen 24· voor de kettingen aangebracht, die kunnen voorkomen dat, in het bij-10 zonder bij een hoge vulsnelheid, bij het vullen, de emmers 20 opzij worden gedrukt door de over de overstroomrand stromende vloeistofstraal. De rollen 24 zijn door middel van de platen 24' aan de schuif 16 gemonteerd, zodat zij zich steeds ongeveer tegenover de vloeistofstraal zullen bevinden.

15 Het is echter ook mogelijk bij deze uitvoeringsvorm een onderste omkeerwiel zoals getoond in figuur 1 toe te passen.

Zoals getoond in de figuren 4 en 5 omvat deze bevestiging een verlengd deel 42 van een pen 43 tussen de schalmen 44 van de ketting, dat bij 45 vast met de emmer 20 is verbonden, 20 en een langer verlengd deel 46 van een op een afstand van de pen 43 gelegen pen 43', welk deel 46 is opgenomen in een aan de emmer 20 bevestigde glijschoen 47.

De as 26 van de omkeerwielen 25 is ondersteund in lagers die zijn bevestigd op steunen 27 van een in verticale richting 25 instelbaar raam 28 waarin de tandwielen 29 en 30 zijn gelagerd . waarvan het tandwiel 29 aangrijpt op een groot tandwiel 31 dat zich op de as van de omkeerwielen 25 bevindt.

Tandwielen 30 worden aangedreven vanuit een tandwielkast 32 waarvan de ingaande as 33 via een, een hoogteverstelling 30 toelantende spiebaan is aangesloten op de uitgaande as van bijvoorbeeld een windmolen.

Het raam 28 is met geleidingswielen 34 geleid in een met onderbroken lijnen aangegeven geleidingsbaan 35. De verstelling van het raam 38 in verticale richting overeenkomstig de 35 pijlen 36 kan met elk geschikt mechanisme, zoals een vijzel, een schroefspil of dergelijke, worden uitgevoerd.

Onder het omkeerwiel 25 bevindt zich een hulpwiel 25'

Dit geleidt de kettingschalmen vanuit de verticale baan naar de omtrek van het wiel 25 waardoor de emmers een stand in-40 nemen zoals aangeduid met 37 waardoor deze emmers leeg lopen 80045 28 -6- jr % in een goot 38 die afvoert naar het bovenste niveau 39,

De schuif 16 kan aan de overlooprand zijn voorzien van een elastische strook 4-0 die net even steekt in de baan van de randen 41 van de emmers 20. De over de rand 18 en over 5 de strook 40 stromende vloeistof komt daardoor met minimale verliezen in de emmers 20. Elke emmer zal de strook even omhoogdrukken waarna de emmer kan passeren.

-Conclusies- 80045 28

Claims (9)

1. Inrichting voor het omhoogbrengen van een vloeistof, zoals water, van een laag niveau naar een hoger niveau, bestaande uit een transportorgaan zonder einde met op afstand van elkaar geplaatste houders, zoals bakken, die de vloeistof ter 5 plaatse van het lage niveau kunnen opnemen en ter plaatse van het hoge niveau kunnen lossen, met het kenmerk, dat het transportorgaan bestaat uit een emmerketting waarvan de ketting nabij het hoge niveau over een omkeerwiel loopt, terwijl het onderste deel van de emmerketting zich bevindt 10 in een vulbak die is voorzien van een qua' debiet regelbare vloeistoftoevoer van het lage niveau, en deze toevoer plaats vindt aan de emmers in het stijgende part van de emmerketting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de regelbare toevoer bestaat uit een verticaal 15 verstelbare schuif tussen het lage vloeistofniveau en de vulbak, welke schuif een overlooprand heeft waarover de vloeistof in de emmers kan stromen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat geleidingsrollen voor de ketting aanwezig 20 zijn, die aan de, van de vloeistof toevoer afgerichte kant van de ketting, nabij deze toevoer zijn gelegen.

4·. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de geleidingsrollen zijn gemonteerd aan de verticaal verstelbare schuif.

5. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat in de vulbak een tweede omkeerwiel voor de ketting is aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de overlooprand van de schuif elastisch 30 is en zich bevindt in de baan van de buitenrand van de emmers.

7. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de emmers niet draaibaar met de ketting zijn verbonden en de ketting nabij het omkeerwiel bij het hoge niveau zodanig langs een hulpwiel is geleid dat de ketting in een 35 stand wordt gebracht waarin de daarmee verbonden emmer leeg kunnen lopen. 80045 28 ί - t» - 8-

8. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het k e nm e r k, dat de emmers boven hun. zwaartepunt scharnierend aan de ketting zijn bevestigd en/nibi9rftS^&o?enste omkeer-wiel is voorzien van middelen voor het om een horizontale 5 scharnieras kantelen van de emmers.

9. Inrichting volgen een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de emmerketting in zijn geheel in hoogte verstelbaar is. 800 4 5 28