NL8004441A - Inrichting en werkwijze voor het verversen van lucht in een ruimte. - Google Patents

Description

. -· N/29.7 8 2-Jb/ak

Inrichting en werkwijze voor het verversen van lucht in een ruimte.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verversen van lucht in een ruimte, bestaande uit tenminste ëên luchtbehandelingsinstallatie, waarvan de uit-laatzijde is verbonden met een luchtkanalenstelsel, waarop 5 toevoerorganen zijn aangesloten voor het vanaf het plafond in benedenwaartse richting in de ruimte toevoeren van door de luchtbehandelingsinstallatie behandelde .lucht, alsmede uit luchtafvoerorganen, welke een onder de vloer gelegen luchtui tlaatkanalenstelsel omvatten? en voorts op een werkwijze 10. voor het bedrijven van deze inrichting.

De onderhavige uitvinding beoogt in het bijzonder een luchtverversingsinrichting te verschaffen voor een zeer grote ruimte, zoals bijvoorbeeld een verfspuithal voor vliegtuigen, welke plaats aan een aantal vliegtuigen biedt. Bij 15 een dergelijke grote hal doet zich het probleem voor, dat indien hierin in een bepaald gedeelte spuitwerkzaamheden worden verricht, de lucht in de gehele hal moet worden ververst, hetgeen een bijzonder grote luchttoevoer vergt en derhalve zeer kostbaar is.

20 De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting voor het verversen van lucht in een ruimte te verschaffen, waarbij dit bezwaar op doeltreffende wijze is opgeheven.

Hiertoe wordt deze inrichting volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat het plafond is onderverdeeld in 25 secties en de luchttoevoer per sectie afsluitbaar is, terwijl bij elke sectie de luchttoevoerorganen zijn samengesteld uit randspleten, die d'e sectie althans in hoofdzaak begrenzen en uit een binnen deze randspleten gelegen hoofdluchttoevoer, terwijl de snelheid van de uit de randspleten stromende lucht 30 groter is dan de snelheid van de uit de hoofdluchttoevoer stromende lucht.

Op deze wijze wordt het mogelijk, een werkwijze toe te passen, waarbij de luchttoevoer naar een willekeurig te kiezen aantal van de plafpndsecties wordt geopend.

35 Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat slechts de 80044 41 ο - 2 - lucht ververst wordt in dat gedeelte van de ruimte, waar wordt gewerkt, hetgeen een zeer belangrijke energiebesparing betekent. De snelheid van de, uit de hoofdluchttoevoer van een sectie omlaag stromende, lucht is betrekkelijk laag. Door de, 5 met een grotere snelheid uit de randspleten stromende, lucht wordt als het ware een omhullende ondersteuning voor de, via de hoofdluchttoevoer omlaag stromende, lucht gevormd, teneinde te voorkomen, dat deze laatste luchtstroom door thermische of andere invloeden, zoals secundaire, luchtstromen, zou worden 10 verstoord.

Bij voorkeur is de vloeroppervlakte eveneens onderverdeeld in secties van dezelfde grootte als de plafond-secties, terwijl elke vloersectie met tenminste één op het luchtuitlaatkanalenstelsel aangesloten afsluitbare luchtuit-15 laat is uitgevoerd.

Hierdoor wordt het mogelijk, een werkwijze toe te passen, volgens welke de luchtuitlaten van de vloersecties, welke corresponderen met de plafQndsecties met geopende luchttoevoer, eveneens geopend worden.

20 Daar de af te voeren lucht geen grote afstanden over de vloer behoeft af te leggen, wordt vervuiling van deze vloer, bijvoorbeeld door neerslaande verf, indien de ruimte een verfspuithal betreft, in belangrijke mate tegengegaan.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de 25 hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld weergeeft van een luchtverversingsinrichting volgens de uitvinding, toegepast bij een verfspuithal voor vliegtuigen.

Fig. 1 is een onderaanzicht van een uitvoering van het plafond van een hal, die is uitgevoerd met een lucht-30 verversingsinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van een uitvoering van de vloer van deze hal.

Fig. 3 is een verticale doorsnede van de hal volgens het vlak III-III in fig. 2.

35 Fig. 4 is een gedeeltelijk met de doorsnede vol gens fig. 3 overeenkomende verticale doorsnede op grotere schaal.

Fig. 5 en 6 geven details van de doorsnede volgens fig. 4 op grotere schaal weer.

800 4 4 41 4. - - 3 -

In de tekening is een inrichting weergegeven voor het verversen van lucht in een verfspuithal voor vliegtuigen, welke, zoals uit de fig. 2 en 3 blijkt, ruimte aan twee vliegtuigen biedt. Een dergelijke verfspuithal kan bijvoorbeeld 5 met een vloeroppervlak van 50 x 40 m2 zijn uitgevoerd en 12 m hoog zijn.

De in de tekening weergegeven inrichting volgens de uitvinding heeft ten doel, de lucht in deze hal op zo economisch mogelijke wijze zodanig te verversen, dat de werkom-10 standigheden zo aangenaam mogelijk zijn en de verfspuiter zonder masker kan werken, terwijl voorts de verfoplosmiddelen en verfresten zo goed mogelijk worden afgevoerd.

De inrichting voor het verversen van lucht bestaat uit tenminste ëên luchtbehandelingsinstallatie, die in 15 zijn geheel met 1 is aangeduid (fig. 4). Deze luchtbehandelingsinstallatie 1 bestaat in het weergegeven uitvoeringsvoor-beeld uit een luchtbehandelingskast 2die aan de luchtaan-zuigopening met een buitenluchtrooster 3 is uitgevoerd, via welke buitenlucht door een ventilator 4 wordt aangezogen. De 20 aangezogen lucht doorstroomt achtereenvolgens een luchtfilter 5, een luchtverhitter 6 en een luchtbevochtiger 7 en wordt vervolgens vanaf de perszijde van de ventilator 4 onder enige overdruk toegevoerd naar een luchtkanalenstelsel 8, waarop lüchttoevoerorganen zijn aangesloten, welke in hun geheel met 25 9 zijn aangeduid en welke de, door de luchtbehandelingsinstallatie 1 behandelde, lucht in benedenwaartse richting in de hal toevoeren.

Teneinde het mogelijk te maken, de lucht slechts te verversen in dat gedeelte (respectievelijk die gedeelten) 30 van de hal, waarin werkzaamheden worden uitgevoerd, is het plafond onderverdeeld in secties 10 en kan de luchttoevoer op in het volgende nog nader toegelichte wijze per plafondsectie 10 worden vrijgegeven of afgesloten. Elke plafondsectie 10 kan bijvoorbeeld een oppervlak van 10 x 10 m2 bezitten.

35 Het is mogelijk, voor elke plafondsectie 10 een afzonderlijke luchtbehandelingsinstallatie 1 toe te passen, doch als alternatief kunnen uiteraard ook meerdere secties 10 op ëên luchtbehandelingsinstallatie 1 zijn aangesloten.

Bij elke plafondsectie 10 omvatten de luchttoe- 8004 4 4f - 4 - voerorganen 9 randspleten 11, die de plafondsectie 10 althans in hoofdzaak begrenzen, alsmede een binnen deze randspleten 11 gelegen hoofdluchttoevoer 12. Deze hoofdluchttoevoer 12 wordt bij elke plafondsectie 10 gevoed vanuit een bovenliggend ple-5 num 13, dat aan de onderzijde door een, door niet weergegeven dragers ondersteunde, filtermat 14 is begrensd, via welke de lucht zeer gelijkmatig over het oppervlak van de plafondsectie 10 wordt verdeeld, en met een gelijkmatige snelheid vanuit het plenum 13 benedenwaarts uittreedt.

10 In de luchtleiding 15 naar elk plenum 13 is in de eerste plaats een klep 16 opgenomen, welke de luchttoevoer naar het plenum 13 kan vrijgeven, indien de betreffende plafondsec-tie 10 voor de luchttoevoer moet worden benut en die de luchttoevoer naar het plenum 13 van deze plafondsectie kan afslui-15 ten, indien de betreffende plafondsectie 10 buiten werking moet blijven.

Ook in de luchtkanalen 17 naar de randspleten 11, die een plafondsectie 10 begrenzen, is een klep 18 opgenomen, welke gelijktijdig met de, bij de betreffende plafondsectie 20 10 behorende klep 16 wordt geopend, respectievelijk gesloten.

Voorts is in de luchtleiding 15 naar elk plenum 13 een regelklep 19 aangebracht. Deze regelkleppen 19 worden bij voorkeur zodanig ingesteld, dat de lucht uit het plenum van een in werking zijnde plafondsectie 10 met een snelheid 25 van ongeveer 0,15 m/sec. benedenwaarts in de hal stroomt, daar bij proefnemingen is gebleken, dat deze neerwaartse luchtsnelheid voor het uitvoeren van verfspuitwerkzaamheden optimaal is.

Teneinde te verhinderen, dat de via de hoofdlucht-30 toevoer 12 van de in werking zijnde plafondsecties 10 met een lage snelheid omlaag stromende lucht zou kunnen uitwaaieren, bijvoorbeeld tengevolge van thermische of andere invloeden, zoals secundaire luchtstromen, wordt deze lucht per sectie 10 als het ware omhuld, afgeschermd en ondersteund door via de 35 randspleten 11 van de betreffende plafondsectie (s). 10 omlaag stromende luchtstralen, welke een grotere snelheid dan 0,15 m/ sec. bezitten.

Deze luchtstralen worden bij voorkeur zodanig ingesteld, dat de hoeveelheid lucht, welke per tijdseenheid door 80044 41 - 5 -

- £ Λ I

deze strelen uit de aangrenzende gebieden wordt meegezogen althans ongeveer gelijk is aan de hoeveelheid lucht, welke per tijdseenheid in het uitbreidingsgebied van deze stralen via de betreffende hoofdluchttoevoeren 12 wordt toegevoerd 5 (fig. 6).

Zoals in fig. 1 is weergegeven, zijn de langs de randen gelegen plafondsecties 10 ook aan de wandzijde door een randspleet 11 begrensd, daar.juist langs de wanden thermische verstoringen van de via de hoofdluchttoevoer 12 langzaam om-10 laag stromende lucht verwacht kunnen worden. -

Door het regelen van de uittredesnelheid - en daardoor van de doordringdiepte - van de luchtstralen, die via de randspleten 11 benedenwaarts in de hal stromen, kan worden bewerkstelligd, dat de verlangde luchtsnelheid steeds 15 wordt bereikt op de werkhoogte, welke in bedrijf, afhankelijk van de te verrichten. werkzaanbeden, kan variëren. Immers, indien bijvoorbeeld de staart van een vliegtuig moet worden gespoten, dan zal dichter bij het plafond moeten worden gewerkt dan bij het spuiten van de romp van dit vliegtuig het geval is.

20 Hiertoe kan in de luchtkanalen 17 naar de randsple ten 11 een- afzonderlijk instelbaar regelorgaan (niet weer.gege-en) zijn toegepast, terwijl, als alternatief, de kleppen 18 zodanig kunnen zijn uitgevoerd, dat hiermede tevens deze re-gelwerkzaamheden kunnen worden verricht.

25 Zoals uit fig. 2 blijkt, is de vloer van de hal eveneens onderverdeeld in secties 20, waarbij steeds een vloer-sectie 20 met een plafondsectie 10 in lijn ligt. In elke vloer-sectie 20 is tenminste één, in het weergegeven uitvoerings-voorbeeld als een rooster 21 uitgevoerde, afsluitbare lucht-30 uitlaat uitgevoerd. Deze luchtuitlaten zijn aangesloten op een onder de vloer gelegen luchtuitlaatleidingstelsel 22, dat via een luchtfilter 23 op een ventilator 24 is aangesloten, die de lucht via een schoorsteen 25 afvoert.

Elk luchtrooster 21 kan door middel van een af-35 neembare flexibele luchtondoorlaatbare mat (niet weergegeven) worden afgesloten, respectievelijk door het verwijderen van deze mat worden vrijgegeven.

In bedrijf worden, afhankelijk van de plaats(en) alwaar in de hal werkzaamheden worden verricht, een of meer 800 4 4 41 - 6 - 3? c plafondsecties 10 in werking gesteld door het openen van de bijbehorende kleppen 16, respectievelijk 18. Tevens worden de, met deze plafondsecties 10 in lijn liggende, vloersecties 20 in werking gesteld door de desbetreffende luchtroosters 21 te 5 openen. Op deze wijze wordt bereikt, dat op zeer economische wijze de lucht uitsluitend wordt ververst in het gedeelte van de hal, waar wordt gewerkt.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschillende 10 manieren binnen het kader der uitvinding kan worden gevarieerd.

800 4 4 41

Claims (12)

1. Inrichting voor het verversen van. lucht in een ruimte, bestaande uit tenminste één luchtbehandelingsinstallatie, waarvan de uitlaatzijde is verbonden met een luchtkanalenstelsel, waarop toevoerorganen zijn aangesloten voor het 5 vanaf het plafond in benedenwaartse richting in de ruimte toevoeren van door de luchtbehandelingsinstallatie behandelde lucht, alsmede uit luchtafvoerorganen, welke een onder de vloer gelegen luchtuitlaatkanalenstelsel omvatten, met het kenmerk, dat het plafond is onderverdeeld in sec- 10 ties en de luchttoevoer per sectie afsluitbaar is, terwijl bij elke sectie de luchttoevoerorganen zijn samengesteld uit randspleten, die de sectie althans in hoofdzaak begrenzen en uit een binnen deze randspleten gelegen hoofdluchttoevoer, terwijl de snelheid van de uit de randspleten stromende lucht 15 groter is dan de snelheid van de uit de hoofdluchttoevoer stromende lucht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat de vloeroppervlakte eveneens is onderverdeeld in secties van dezelfde grootte als de plafondsecties, 20 terwijl elke vloersectie met tenminste één op het luchtuitlaatkanalenstelsel aangesloten afsluitbare luchtuitlaat is uitgevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat bij elke plafondsectie binnen de 25 randspleten de hoofdluchttoevoer 'is aangesloten op een bovenliggend plenum, terwijl in het luchtkanaal naar dit plenum een klep is ppgenomen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat elk plenum aan de onderzijde door een fil- 30 termat is begrensd, via welke de lucht vanuit het plenum benedenwaarts ui ttreed t.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, m e t het kenmerk, dat in het luchtkanaal naar elk plenum een regelklep is opgenomen.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat in de luchtkanalen naar 800 4 4 41 ** * - 8 - V w de randspleten, die een sectie begrenzen, een klep is opgenomen.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, methet kenmerk, dat in de luchtkanalen naar 5 de randspleten, die een sectie begrenzen, een instelbaar re-gelorgaan voor het regelen van de doordringdiepte van de uittredende luchtstralen is opgenomen.

8. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat elke vloersectie tenminste één afsluitbaar 10 rooster bezit, dat op het luchtuitlaatkanalenstelsel 'is aangesloten .

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat elk rooster door middel van een afneembare flexibele luchtondoorlaatbare mat afsluitbaar is.

10. Werkwijze voor het bedrijven van de inrichting volgens éên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de luchttoevoer naar een willekeurig te kiezen aantal van de plafondsecties wordt geopend.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, m e t het 20 kenmerk, dat de regelkleppen in de luchtkanalen naar de plenums zodanig zijn ingesteld, dat de lucht uit de plenums met een snelheid van ongeveer 0,15 m/sec. benedenwaarts stroomt.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, m e t het kenmerk, dat de luchtuitlaten van de vloersecties, 25 welke corresponderen met de plafondsecties met geopende luchttoevoer, eveneens geopend worden. 800 4 4 41