NL8004435A

NL8004435A - Lineaal of meetstok.

Info

Publication number: NL8004435A
Application number: NL8004435A
Authority: NL
Original assignee: Thingstad Hans K
Priority date: 1979-08-08
Filing date: 1980-08-04
Publication date: 1981-02-10
Also published as: SE7906655L; JPH0145561B2; BE884665A; DE3029774A1; SE418119B; GB2056680A; CH645185A5; US4336655A; DE3029774C2; CA1149605A; JPS5643501A; GB2056680B

Description

-1- ÏJ.O. 29.341 .

Lineaal of meetstok.

De uitvinding heeft betrekking op een lineaal of meetstok en in het bijzonder op het type lineaal dat een aantal telesooperende componenten omvat, die zo zijn uitgevoerd, dat zij ten opzichte van elkaar glijden. De componenten kunnen in paren op elkaar zijn geklemd door 5 middel van een grendelinrichting, en elke component heeft de vorm van een rail met ïï-vormige of in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede.

De einden van de poten van het deel hebben de vorm van uit·^· steeksels die naar elkaar zijn gericht; de afzonderlijke componenten zelf hebben dezelfde dwarsdoorsnede, maar zijn van verschillende af-10 metingen zodat de componenten in elkaar kunnen glijden.

Het principe volgens welk linealen of meetstokken zijn gevormd uit telescopische elementen zo uitgevoerd dat zij ten opzichte van elkaar kunnen glijden en waarbij elke component de vorm heeft van een rail met ïï-vormige dwarsdoorsnede is reeds bekend.

15 Een voorbeeld is beschreven in het Zweedse octrcrischrift 119·818.

Dit octrooischrift beschrijft een meetschaal omvattende een stel telescopische componenten die onder inwendige wrijving zo zijn geplaatst dat zij ten opzicht van elkaar glijden, en die zijn voorzien van ten minste één grendelinrichting', die uit steekt vanaf de 20 wand van elk van de componenten in de nabijheid van hun binneneinde.

Deze grendelorganen werken samen met een sleuf aan het buiteneinde van elke opvolgende component, die genoemd grendelorgaan opneemt met het doel de componenten in hun uitgeschoven vorm vast te klemmen.

25 Ook is uit de praktijk een lineaal of meetstok bekend omvat tende een aantal van graadverdeling voorziene componenten van verschillende lengten ten opzichte van elkaar, waarbij elk van de componenten zo is uitgevoerd, dat hij kan telescoperen en roteren ten opzichte, van de andere, terwijl bovendien alle componenten zo zijn 30 uitgevoerd, dat zij vanaf de buitenste component in slechts één richting kunnen worden uitgeschoven en ïï-vormige dwarsdoorsneden bezitten. De· uiteinden van de poten van de dwarsdoorsnede hebben Λ de vorm van uitsteeksels die naar elkaar zijn gericht en ten minste één van de grendelinrichtingen is bedoeld om paren naast elkaar lig- · 35 gende componenten te klemmen en te vergrendelen.

Een bestaand type lineaal voor het meten van de afstand tussen twee vaste punten op motorvoertuigen bestaat uit twee telesooperende 8004435

* . -2--V

componenten, waarvan de ene is vervaardigd uit een volle doer snede en waarin de afstand tussen de meetpennen geplaatst onder rechte hoeken met de in tegengestelde richting gLijdende lineaal moet worden gemeten onder gebruikmaking van een afzonderlijk lint. Deze inrich-5 ting heeft het nadeel dat hij niet kan worden gebruikt, behalve als ten minste twee personen aanwezig zijn voor het meten van de afstand.

Een fabricageprobleem treedt op als het gewenst is linealen te vervaardigen die kunnen worden gebruikt voor het meten van afstanden in de orde van 3-4 meter. Eén bezwaar is dat de meetstok moet be-”10 staan uit een klein aantal, gewoonlijk 3 of 4» telescoperende componenten, en dat het daarom van belang is dat de rail waaruit de componenten zijn vervaardigd zo moet zijn uitgevoerd, dat hij een hoge weerstand heeft tegen buigen over zijn gehele lengte, zelfs als hij slechts aan zijn einden onder spanning komt.

15 Een ander probleem dat optreedt bij linealen die moeten worden gebruikt voor het meten van afstanden tot 3-4 meter is dat de gren-delinrichting tussen naast elkaar liggende componenten in staat moet zijn de componenten op bevredigende wijze vast te klemmen, zelfs als de componenten in de geheel uit-gestrekte stand zijn. Het vol-20 doen aan deze eis bleek niet alleen af te hangen van de speciale uitvoering van de grendelinrichting, maar ook van de speciale uitvoering van de samenstellende delen van de lineaal.

De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op het oplossen van een uiterst complex technisch probleem. De bestaande typen li-25neaal zijn normaal gebruikt voor het opnemen van zogenaamde binnen-afmetingen, die kunnen worden uitgevoerd als voldoende ruimte aanwezig is tussen de meetpunten om het inbrengen van een lineaal toe te staan.

Een bijzonder probleem is aanwezig als de afstand moet worden 30gemeten tussen vaste punten op motorvoertuigen, omdat bestaande typen van linealen voor het meten van inwendige afmetingen niet kunnen worden gebruikt omdat de afstand tussen de vaste punten of tussen de meetpunten geen toegang voor een lineaal toelaat.

Een moeilijk probleem wordt gesteld door de wens een lineaal 35 te verschaffen die kan worden gebruikt bij deze specifieke technische toepassing, welke lineaal eenvoudig is van uitvoering en gemakkelijk kan worden gehanteerd.

Ten slotte wordt' een technisch probleem gegeven door de noodzakelijkheid van het vervaardigen van een lineaal die aan de ene 40kant kan worden gebruikt in het normale toepassingsgebied voor li- 800 4 4 35 » · -3- nealen. en dat aan de andere kant kan worden gebruikt voor een specifieke technische toepassing bij het meten van vaste punten op voertuigen.

De uitvinding beoogt een lineaal of een meetstok te ver-5 schaffen van zodanige aard dat hij voldoet aan de boven beschreven eisen en een oplossing geeft voor de boven aangegeven technische problemen.

De oplossing omvat in het algemeen het gebruik maken van een lineaal of meetstang omvattende een aantal telescoperende com-10 ponenten, die zo zijn uitgevoerd dat zij ten opzichte van elkaar kunnen glijden, waarbij paren componenten op elkaar kunnen worden geklemd door middel van een grendelinrichting. Elke component heeft de vorm van een rail met ïï-vormige dwarsdoorsnede of in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede, waarbij de uiteinden van de poten 15 van de dwarsdoorsnede de vorm hebben van uitsteeksels die naar elkaar zijn gerichtJ

Wat kan worden beschouwd als de grootste bijdrage aan het oplossen van de combinaties van problemen, die boven zijn aangegeven, is dat één einde van de buitenste component een stijve .onder-20 steuning vormt voor de eerste kleminrichting voor de eerste stang, waarbij een tweede kleminrichting voor de tweede stang zo is uitgevoerd dat hij kan glijden in de binnenste component. Door toe te laten dat het andere einde van de binnenste component een stop vormt voor de beweging van de tweede kleminrichting, is het mogelijk, 25 met de eerste kleminrichting bevestigd op één einde van de buitenste component en met de tweede kleminrichting bevestigd op het andere einde van de binnenste component om de relatieve standen van de meetstokken in te stellen door de componenten ten opzichte van elkaar uit te schuiven.

30 Door de kleminrichting voor de stangen zo uit te voeren dat hij twee gaten heeft onder de rechte hoeken met elkaar en de stangen volledig kunnen omgeven, is het mogelijk ervoor te zorgen dat de stangen lopen in het eerste gat, waardoor een rechte hoek wordt gevormd met de bewegingsrichting van de 11 maal; als de stangen 35 worden gedwongen te lopen in het tweede gat, dan liggen de stangen evenwijdig met de bewegingsrichting.

De voordelen verbonden aan een meetstok volgens de uitvinding zijn niet alleen dat de bovengenoemde technische problemen worden opgelost, maar ook dat het mogelijk is gebleken dat de lineaal 40 door slechts één man behoeft te worden gebruikt als een afstand 800 4 4 35 --4- wordt gemeten tussen vaste punten die tot drie meter uit elkaar liggen. In dit geval kan de lineaal bestaan uit drie componenten, wat betekent dat de lineaal een lengte heeft, in gesloten toestand, van ongeveer één meter.

5 Dank zij de speciale uitvoering van de kleminrichting met de twee gaten die onder rechte hoeken met elkaar zijn geplaatst, is het mogelijk een eenvoudige en effectieve plaats te verschaffen ' waardoor de stangen kunnen bewegen.

Met de uitvinding is het mogelijk de afstand tussen vaste 10 punten te meten liggende tussen een aantal millimeters tot drie meter, waarbij de lineaal door slechts één man wordt bediend als boven aangegeven.

De lineaal volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat één einde van de buitenste component een stijve ondersteuning verschaft 15 voor een kleminrichting voor één stang, waarbij een tweede kleminrichting voor een tweede stang zo is geplaatst dat hij glijdt in de binnenste component, dat het andere einde van de binnenste component een stop vormt om de beweging van de tweede kleminrichting te beperken en dat met de eerste kleminrichting bevestigd op.één 20 einde van de buitenste component en met de tweede kleminrichting bevestigd op het andere einde van de binnenste component het mogelijk is de relatieve stand van de stangen te vergroten door de componenten ten opzichte van elkaar uit‘te schuiven·

Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden 25 zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont in perspectief e'én lineaal of meetstok met telescoperende elementen in gesloten stand en zonder kleminrichting.

Fig. 2 toont een doorsnede over de lijn II-II in fig. 1 op groter schaal.

30 Fig. 3 toont een langsdoorsnede van de lineaal volgens fig.

1 op groter schaal en met één van de telescoperende componenten iets naar reehts uitgeschoven.

Fig. 4 toont een situatie waarin alle telescoperende componenten enigszins zijn uitgeschoven ten opzichte van elkaar waarbij 35 de uiteinden provisorisch zijn uitgevoerd.

Fig. 5 toont het eerste klemorgaan dat kan worden bevestigd op één einde van de buitenste component.

Fig. 6 toont een tweede klemorgaan dat zo is uitgevoerd dat het kan glijden in de binnenste component.

Fig. 1 toont in perspectief een lineaal of meetstok volgens 800 4 4 35 -5- * de uitvinding met de telescoperende componenten in de gesloten toestand. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot een bepaald aantal telescoperende componenten om welke reden de vier telescoperende componenten, die zijn weergegeven-in de 5 voorgestelde uitvoering, slechts moeten worden beschouwd als een provisorisch aantal. Gezegd kan echter worden dat drie telescoperende componenten het meest geschikte aantal bleek te zijn bij gebruik van een lineaal van deze uitvoering onder praktische werkomstandigheden. · , 10 Se lineaal bevat een aantal telescoperende componenten die zo zijn uitgevoerd dat zij ten opzichte van elkaar kunnen glijden en waarvan de dwarsdoorsnede in hoofdzaak hetzelfde is. De lineaal 1 omvat een buitenste component 10, die, bijvoorbeeld een hoogte h kan hebben van ongeveer 30 mm en een breedte b van ongeveer 23 mm.

15 De telescoperende componenten zijn aangegeven met 10, 11, .12 en 13 • en de doorsnede van de verschillende componenten blijkt het duidelijkst uit fig. 2. Elke component, met uitzondering van de buitenste component 10, is voorzien van een grendelinrichting, waarbij met 110 de grendelinrichting voor de rail 11 is aangegeven, met 120 v' 20 d-e grendelinrichting voor de rail 12, met 130 de grendelinrichting voor de rail 13·· Met het oog er op dat de inrichtingen 110, 120, 130 in principe hetzelfde zijn wordt hierna'slechts de grendelinrichting -130 beschreven.

De grendelinrichting 130, die is weergegeven in fig. 2 omvat 25 een klemblok I3I geplaatst binnen de rail 13 en van zodanige afmetingen dat hij onder klemming past in het inwendige van de rail 15.

De kleminrichting 130 is bedoeld om de rail 13 in elke gewenste stand te kunnen vastzetten ten opzichte van de rail 12 en de volgende beschrijving, die de uitvoering van de rail 13 omvat en zijn 30 samenwerking met de rail 12 geldt ook voor de onderlinge werking tussen andere telescoperende elementen van de lineaal als daarop invloed wordt uitgeoefend door andere grendelinrichtingen.

De grendelinrichting omvat aldus een klemblok 131 geplaatst binnen de rail, die is uitgevoerd met een centraal van schroefdraad 35 voorzien gat 132 . De grendelinrichting omvat ook -een beweegbare·-· - klemplaat 134, waarop invloed wordt uitgeoefend door een orgaan 133, dat inwerkt op de nabij liggende rail 12. Het orgaan 133 omvat een van schroefdraad voorzien deel 133a, dat samenwerkt met de schroefdraad en het gat 132, terwijl de schroefdraad in het gat 132 over-40 eenkomt met de schroefdraad in het deel 133a. Het van schroefdraad 800 4 4 35 ψ -6- voorziene deel 133 a heeft dan de vorm van een drukkraag r133¾ die is weergegeven in fig. 2 als een zwaarder deel van het orgaan 133· TensLotte bezit als weergegeven het orgaan 133 een wiel 133c» dat, als het in één richting wordt geroteerd, in staat is de klemplaat 5 134 te bewegen in de richting van het klemblok 131» waardoor een klemeffect wordt veroorzaakt tussen de rails 12 en 13'; als het wiel 133° in tegengestelde richting wordt geroteerd worden de componenten 134 en 131 gedwongen van elkaar af te bewegen, waardoor de rails 12 en 13 worden gelost van elkaar waardoor het mogelijk is de com-10 ponenten ten opzichte van elkaar te verplaatsen.

Ook blijkt uit fig, 2 dat de rail 13 op zijn opening twee uitsteeksels bezit die naar elkaar zijn gericht, en waarvan er slechts één is aangegeven met 13a. Elk uitsteeksel 13a bezit één oppervlak dat samenwerkt met het klemblok 131, en dat is aangegeven 15 met 13b. Dit oppervlak is loodrecht op de langshartlijn van het van schroefdraad voorziene deel 133a. Er is echter geen bezwaar tegen dat dit oppervlak schuin is afgewerkt zodat het oppervlak onder een hoek ligt met de langshartlijn van het van schroefdraad voorziene deel en wel binnen een hoek van 85 - 60°, en bij voorkeur binnen 2o een hoek van 80 - 70°. Ook kan deze hoek een hoekwaarde verkrijgen o van ongeveer 75 · Het uitsteeksel 13a bezit ook een tweede oppervlak dat kan samenwerken met een nabij liggende rail, welk oppervlak is aangegeven met 13c. Het oppervlak 13c sluit een hoek van 75° in ten opzichte van de langshartlijn van het van schroefdraad 25 voorziene deel 133a, maar het zal duidelijk zijn dat het tweede oppervlak 13c andere hoekwaarden kan bezitten, bijvoorbeeld hoek-waarden liggende in het gebied van 80 tot 60°, en bij voorkeur in het gebied liggende tussen 80 en 70°. De nabij liggende rail 12 omvat het oppervlak I2d, welk oppervlak een steunvlak vormt voor 50 klemplaat 134· Het oppervlak 13c van de rail 13 werkt samen met het oppervlak 12e van de rail 12 waarbij elk van deze oppervlakken is gevormd is overeenstemming met elkaar, dat wil zeggen met overeenkomstige hoekwaarden, en als gevolg van de kracht die wordt uitgeoefend tussen de oppervlakken 13c en 12e onder invloed 55 van de grendelinrichting 130 worden de rails 12 en 13 in hun relatieve standen vergrendeld.

Fig. 2 toont ook dat het deel 133 van de grendelinrichting 130 zich uitstrekt door de openingen van alle rails 10 tot 13 en door de langsgroef in de betreffende rails, welke groef tot ge-40 volg heeft dat de rail U-vormig is of in hoofdzaak D-vormig is in 800 44 35 «t , -7- % dwarsdoorsnede.

Het klemblok 13I wordt permanent bevestigd door middel van een schroef 131a op de rail 13» waarbij een overeenkomstig gat aanwezig is in de basis van de rail 13· Het is echter duidelijk, dat 5 het klemblok 131 ook kan worden bevestigd op de rail 13 zonder de schroef 131a als het klemblok 131 samenwerkt met een kegelvormige uitsparing 131b waarbij het basisoppervlak van de rail 13 rust tegen de uitsparing 131b.

Fig. 3 toont een langsdoorsnede door de lineaal volgens 10 fig. 1 waarbij één van de telescopische componenten enigszins naar rechts is uitgeschoven. De component die enigszins naar rechts is uitgeschoven overeenkomstig de pijl 1 is de rail 13· Hit fig. 3 blijkt op welke wijze de klemplaat 134 contact maakt met het oppervlak 12d van de rail 13> terwijl het klemblok 131 in aanraking is 15 met het oppervlak 13b op de rail 13· Fig. 3 toont eveneens op welke •wijze het klemblok 121' behorende bij de grendelinrichting 120 contact maakt met het oppervlak 12b Overeenkomstig het oppervlak 13b van de rail 13* De klemplaat 124 is in aanraking met het oppervlak I1d overeenkomend met het oppervlak 12d. Fig. 3 toont dat het 20 klemblok 131 binnen de rail 13 is geplaatst terwijl het klemblok 121 binnen de rail 12 is geplaatst.

Tenslotte blijkt uit fig. 3 dat het klemblok 111 is geplaatst binnen de rail 11 en in aanraking is met het oppervlak 11b overeenkomend met het oppervlak 13b,terwijl het klemblok 114 in aanra-25 king is met het oppervlak 10d overeenkomend met het oppervlak 12d.

De rails 13 en 11 weergegeven in fig. 3 zijn duidelijkheidshalve doorgesneden.

Fig. 4 toont een situatie waarbij alle telescoperende compo-. nenten enigszins zijn uitgeschoven ten opzichte van elkaar waarbij 30 de voorgestelde markeringen ook zijn weergegeven in de figuur. Het onderste deel van de figuur is een voortzetting van het bovenste deel van de figuur. Fig. 4 toont'dat de uiteinden van de lineaal zijn voorzien van gepunte einden, waarvan er één ia bevestigd op de component 10 en is aangegeven met-20, terwijl de andere is beves-35 tigd op de rail 13 en is: aangegeven met 30· Beide einddelen zijn identiek en bevatten een lagere stalen rail 21 voor het verkrijgen van een nauwkeurig meetpunt 22 alsmede een kunststofcomponent 23 aangebracht op de component 21. De componenten 23 en 21 hebben een gecombineerde 'hellingshoek van ongeveer 45° om een goed ge-40 definieerd contactpunt 22 te verschaffen. De component 30 is op 800 4 4 35 % ΐ' -8- overeenkomstige wijze uitgevoerd en bezit een goed gedefinieerd contactpunt J2.

Als wordt aangenomen dat de afstand aangegeven door het uitvoeren van een inwendige meting de instelling verschaft die 5 boven is aangegeven en als van de rail 10 wordt aangenomen dat hij een lengte heeft gelijk aan 1031 mm, dan is het duidelijk dat de aangegeven meeting wordt aangegeven door de som van de instellingen voor de rails 11, 12 en 13, dat wil zeggen 6,0, 4>2, en 8,4 wat betekent dat de inwendige meting een lengte heeft van 1049»6 cm.

10 Bij gebruik van de lineaal overeenkomstig de uitvinding onder practische werkomstandigheden is het natuurlijk het gemakkelijkst de rail 11 of de rail 12 in te stellen op de nabij liggende 10 cm boven de waarde aangegeven voor de rail 10, zodat slechts de rail 13 wordt gebruikt voor het meten van het aantal cm of mm.

15 Fig. 2 toont dat het klemblok 1.31 een glad oppervlak heeft dat in aanraking is met iet oppervlak 13b. Opgemerkt wordt dat het klemblok 121 de overeenkomstige oppervlakinstelling onder een hoek bezit zodat hij samenwerkt met de rail 21. hit betekent dat het oppervlak 12e in een bepaalde mate als klemoppervlak werkt tus- 20 sen de componenten 12 en 13 en in een bepaalde mate als vasthoud- oppervlak voor het klemblok 121.

Fig. 5 toont dat één einde 10a van de buitenste component 10 een stijve ondersteuning verschaft voor het eerste klemorgaan 200 voor de .eerste stang 201.

* 25 Fig. 6 toont een tweede kleminrichting 300 voor een tweede stang 301 en is zo uitgevoerd dat hij kan glijden binnen de binnenste component 13· Dé binnenste component 13 is duidelijkheidshalve niet weergegeven in fig. 6 maar fig. 4 toont een stop 302 geplaatst aan het andere einde 13d van de binnenste component. Deze 30 stop is bedoeld om te voorkomen dat de tweede kleminrichting 300 zo ver wordt uitgeschoven dat hij de component 13 verlaat.

Uit fig. 5 "blijkt dat de kleminrichting 200 een blok 203 omvat met een tong 204 die in een groef kan liggen in de component 10. he kleminrichting 200 kan vast worden bevestigd op één 35 einde 10a van de rail 1Ö door middel van een schroef 205 met een schroefdraad overeenkomstig een schroefdraad in een plaat 206.

Het zal hier duidelijk zijn dat het blok 203 een gat 207 bezit waarvan de centrale hartlijn op één lijn is geplaatst met een merkteken 208, door middel waarvan de centrale hartlijn 201a op 40 het punt 201a' van de stang 201 kan gaan door het eindoppervlak 800 4 4 35 ' ' -9- 10a van de rail 10* De stang 201 kan op elke gewenste plaats in het gat 207 worden vastgezet door middel van een schroef' 209* Het is van belang in dit verband dat het gat 207 ligt in een richting die onder -Ï· een rechte hoek ligt met de bewegingsrichting van de lineaal* Een 5 gat 210 is onder een rechte hoek geplaatst met het gat 207 en dit gat 2T0 neemt ook de stang 201 op die dan een plaats aanneemt die evenwijdig loopt met de bewegingsrichting

Het is duidelijk dat de inrichting weergegeven in fig. 1 in het bijzonder geschikt is als de meetpunten zijn geplaatst op zo-10 danige wijze dat de beschikbare ruimte tussen de meetpunten het niet mogelijk maakt dat een lineaal wordt ingebracht, en in welk geval de lineaal op een bepaalde afstand kan worden gehouden vanaf de betreffende meetpunten,

In fig. 6 is een tweede kleminrichting 300 weergegeven die 15 is bedoeld voor samenwerking met de binnenste component I3. De tweede kleminrichting 300 omvat een blok 303· Het blok 303 bezit een hiel 304 die kan lopen onder langs de uitsteeksels 13a en 13b van de rail I3. Een gat loopt door de component 304 zodat een component 305 kan passeren door het gat met zijn van schroefdraad 20 voorziene deel, waarvan het ondereinde loopt in een moer 306.

Door de moer 306 naar beneden te drukken tegen het binnenste oppervlak van de component 13 is het, dus mogelijk de kleminrichting 300 in elke gewenste stand over de lengte van de component 13 te bevestigen onafhankelijk van de relatieve stand van de component 13 25 tot de andere componenten van de lineaal.

Op overeenkomstige wijze als weergegeven in fig. 4 is een wiel 309 aangebracht door middel waarvan de stang 301 kan worden voortbewogen en in elke gewenste stand in het gat 307 kan worden bevestigd. Een verder gat 310 is ook aangebracht zodat de stang 301 30 kan worden ingestéld voor lopen evenwijdig met de richting van de beweging van de lineaal. De kleminrichting 300 bezit ook een merkteken 5OI? dat het best op de component 308a kan worden geplaatst, wat een eenvoudige aflezing van de schaal mogelijk maakt die wordt gebruikt voor het bepalen van de afstand tussen de meetpunten.

35 Als de eerste kleminrichting 200 is bevestigd op één einde " 10a van de buitenste component 10 en als de -.tweede kleminrichting 300 is bevestigd op het andere einde 13b van de binnenste component 13 is het mogelijk de relatieve stand van de stangen 201 en 301 te vergroten door de componenten 10, 11 ten opzichte van elkaar uit te 40 schuiven.

800 4 4 35

Claims

1Q- CONCLUSIES.

1. Lineaal of meetstok omvattende een aantal telescoperende componenten die zo zijn geplaatst dat zij ten opzichte van elkaar kunnen schuiven, waarbij twee componenten aan elkaar kunnen worden geklemd door middel van een grendelinrichting en waarbij elke com- 5 ponent de vorm heeft van een rail met ïï-vormige of in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede waarbij de uiteinde van de poten van de dwarsdoorsnede de vorm hebben van uitsteeksels, die naar elkaar zijn gericht, met het kenmerk, dat één einde van de buitenste component een stijve ondersteuning verschaft voor een 10 kleminrichting voor één stang, met een tweede kleminrichting voor een tweede stang die zo is uitgevoerd dat hij kan glijden binnen de binnenste component, dat het andere einde van de binnenste component een stop vormt voor het beperken van de beweging van de tweede kleminrichting, en dat met de eerste kleminrichting bevestigd op één ein-15 de van de buitenste component en met een tweede kleminrichting bevestigd op het andere einde van de binnenste component het mogelijk is de relatieve stand van de stangen door het uitschuiven van de componenten ten opzichte van elkaar te vergroten.

2. Lineaal volgens conclusie 1 met het k' e n m e r k, 20 dat de kleminrichtingen voor de stangen zijn uitgevoerd met twee gaten die onder rechte hoeken met elkaar zijn geplaatst en volledig de stangen kunnen omgeven en dat de stangen een rechte hoek vormen met de bewegingsbaan van de linealen wanneer geplaatst in het eerste gat, maar dat de stangen evenwijdig met de bewegingsrichting liggen 25 als zij zijn gepositioneerd in het tweede gat.

5. Lineaal volgens conclusie 1 of 2 met het ken-m e r k, dat een.klemschroef is verschaft voor het vast zetten van een stang in het ene of het andere van genoemde gaten.

4· Lineaal volgens conclusie 1 met het kenmerk, 30 dat de eerste kleminrichting in bevestigd op één einde van de buitenste component door middel van een systeem van een beweegbare klem-plaat en een schroef.

5· Lineaal volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de tweede kleminrichting is bevestigd op de binnenste component 35 door middel van een systeem met vaste plaat en beweegbare moer. 8004435 -11- \ - .. -%

6. Lineaal volgens conclusie 1 met het- kenmerk, dat één einde van de stang een huls ondersteunt die is voorzien van een pen. ---oooOooo--- 800 4 4 35