NL8004365A - Buisnaadlasinrichting. - Google Patents

Description

* « r » vo 319

Titel: Bid.snaadlasinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een lasinrichting voor het aanbrengen van een langsnaad in tot een buis gebogen baanvormig kunst-stofmateriaal, omvattend een frame, een langwerpige doom, en middelen voor het continu aanvoeren en geleiden van het baanvormige materiaal 5 alsmede voor het in een buisvorm rond de doom brengen daarvan en voorts voorzien van naadvormende middelen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 64.14851. De uitvinding beoogt deze bekende inrichting te verbeteren. Hiertoe wordt volgens de uitvinding een inrichting van de 10 beschreven soort gekenmerkt doordat de doom is voorzien van middelen voor het nauwkeurig instellen van de doom om zijn langshartlijn, voor het ’variëren van de stand van de baanranden ten opzichte van de naadvormende middelen en voor het variëren van de naadvormende druk tussen de aangrenzende baanranden.

15 In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht is van een complete lasinrichting voor het aanbrengen van de zijnaden, waarbij een baan materiaal tot een buis wordt gevormd, terwijl de inrichting in de tekening in het midden is 20 afgebroken met het oog op de ruimte en waarbij de onderste afbeelding de voortzetting van de bovenste is; fig. 2 een zijaanzicht is van de doom, waarbij de buis die er omheen kan worden gevormd niet is afgebeeld, en de bijbehorende steun-constructie, waarbij de figuur net als fig. 1 uit twee afbeeldingen 25 bestaat; fig. 3 een zijaanzicht is op vergrote schaal van een gedeelte van de bevestiging van de doom aan het stroomcpwaartse einde aan de vrij dragende steunconstructie; fig. 4 een eindaanzicht is van de bevestiging van de doom aan het stroomopwaartse einde volgens lijn IV-IV in fig. 3, waarbij de 30 doom in doorsnede is te zien; fig. 5 een dwarsdoorsnede is volgens lijn V-V in fig. 3 en eveneens een afbeelding is van de bevestiging van de doom; 800 A3 65 ▼ -2- * fig. 6 een dwarsdoorsnede is volgens lijn VI-VI in fig. 3 en ook een afbeelding is van het stroomopwaartse einde van de doom en 'de bevestiging daarvan; fig. 7 een aanzicht is van het magneetsamenstel, gezien in stroom-5 opwaartse richting volgens lijn VII-VII in fig. 1, waarbij de doorn in doorsnede is afgebeeld; fig. 8 een dwarsdoorsnede is op vergrote schaal van de doom en de daarop aangebrachte buis die van een langsnaad wordt voorzien, iets stroomopwaarts van de afbeelding volgens fig. 7j waarbij het magneet-10 samenstel en de leirollen gedeeltelijk zijn afgebeeld; fig. 9 een dwarsdoorsnede is op vergrote schaal van de doom en de daarop aangebrachte buis ter plaatse van het verhittingsstation, waarbij de verhittingsschoen gedeeltelijk is afgebeeld; fig. 10 een dwarsdoorsnede is van een gedeelte van de naad waar-15 bij de aanvankelijke overlappende stand van de baanranden voor het samensmelten van de naad is afgebeeld; en fig. 11 een dwarsdoorsnede is van een gedeelte van een op de juiste wijze afgewerkte naad, zoals die kan worden verschaft volgens de uitvinding.

20 De in fig. 1 afgebeelde inrichting 10 is voorzien van in langs- richting aangebrachte organen voor het vormen van een buis en het aanbrengen van een zijnaad, waarbij de buis kan worden gevormd van een baan W die bestaat uit meerdere lagen kunststof, terwijl dit materiaal gelijk kan zijn aan dat wat wordt toegepast bij de buizen volgens de genoemde 25 Nederlandse octrooiaanvrage. De baan W wordt eerst als een platte strook aangevoerd vanaf een voorraad in de vorm van een rol en vervolgens tot een buis gevormd doordat de baanranden geleidelijk worden op- en ingevouwen rond een doom M door de holle zij rollen en de lager gelegen mistellen bij 12. De mistellen hebben vrijwel geen doomsteunende functie maar 30 dienen voor het met minimale wrijving regelbaar geleiden van de eindloze buisvormende band 16 die loopt over leirollen 18 die draaibaar zijn gemonteerd aan· een basis of freem 1U. De buis, waarvan de randen elkaar overlappen, wordt daarna in langsrichting voorzien van een door samensmelten gevormde naad, waarbij het lassen plaats heeft door middel van een op het 35 freem gemonteerd verhittingssamenstel 20. Na afkoeling van de naad door de koelschoen 22 wordt de voltooide buis T naar rechts afgevoerd, zie 8004365 ï -3- fig. 1, en de "buis is dan voorzien van een langsnaad S (fig. 11), die verderop meer gedetailleerd zal worden beschreven.

Tijdens de lasbewerking wordt de tot een buis gevormde baan, zoals reeds is gezegd, inwendig gesteund door een lange doom M. Aan het 5 stroomopwaartse einde wordt de doom M instelbaar gesteund, waarbij een beperkte zwevende beweging mogelijk is, door een vrij dragende bevestiging 2h die hierna uitvoeriger zal worden beschreven. Aan het stroomafwaartse einde van doom M is een magneet samenstel 26 op zodanig wijze in samenwerking met koelschoen 22 op het freem gemonteerd dat het zich 10 boven de doom bevindt en dus op doelmatige wijze de doom daar steunt. Doordat de doom aan het stroomafwaartse einde op deze wijze is bevestigd en aan het stroomopwaartse einde op de manier zoals hierna is beschreven, kan de naad nauwkeuriger worden gevormd, zoals verderop zal worden uiteengezet.

15 Ter vermijding van relatieve beweging tussen de tot buis gevormde baan ¥ en de stationaire doom tijdens de lasbewerking, is aan de bovenkant en de onderkant in het gebied waar de naad wordt gelast in de doom een gleuf aangebracht, ter verschaffing van geleidingen voor het werkzame en het teruglopende gedeelte van eindloze band 28. De band 26 .kan 20 zijn vervaardigd van een elastomerisch of ander materiaal, bijvoorbeeld fiberglas en is bij voorkeur voorzien van een Teflon deklaag om het vastkleven van de zachtgemaakte kunststof aan de band tot een minimum te beperken. Het werkzame gedeelte van de band verschaft een nagenoeg vlak en aambeeldvormig oppervlak voor het vormen van de naad aan de 25 binnenkant van de buis. De band 28 wordt geleid over een kleine schijf 30 die draaibaar is gemonteerd aan het stroomafwaartse einde van de doom, terwijl aan het stroomopwaartse einde, zoals in fig. 2 is te zien, de band langs de aan de doom aangebrachte hiel 32 wordt geleid en vandaar over de leirollen 3¼ en de spanrol 36. Met de doorn- of aambeeldband 28 30 kan samenwerken een derde eindloze band 38 die over schijven loopt en waarvan het werkzame gedeelte zich in langsrichting van de doom M uitstrekt, zoals in fig. 1 en 8 is te zien en over de baannaad ligt ter vorming van de buitenkant van de langsnaad S. De verschillende banden 28, 38 en ook de baangeleidingsband 16 zijn meer gedetailleerd beschreven in 35 het reeds genoemde Amerikaanse octrooischrift en vormen dus als zodanig geen deel van deze uitvinding.

8 0 0 A3 65 -4- r

De aan het stroomopwaartse einde aangetrachte vrijdragende beves-tiging 24 "bestaat uit een zware L-vormige steun k2 die op afstand is bevestigd aan freem 14, bijvoorbeeld door tapbouten 44. Het naar voren uitstekende been van steun 42 eindigt in een naar beneden gerichte vork 5 46, zoals het beste is te zien in fig. 6, die het halsvormige gedeelte 48 van kleinere diameter van doorn M, dat zich bevindt voor de doornband-geleidingshiel 32, omsluit.

Aan de basis van het voorste been van steun 42 is een doornzadel-blok 50 gekoppeld dat is voorzien van een uitsparing 52 die voldoende 10 ruimte verschaft voor een pen of tapbout 54, die met schroefdraad of op een andere wijze is bevestigd aan de voorkant van het been van steun 42. Een stelschroef 56 is in het bovengedeelte van het zadelblok 50 geschroefd en drukt tegen de bovenkant van pen 54. Het zal duidelijk zijn dat door de schroef 56 te verstellen, bijvoorbeeld door middel van een 15 bijbehorende moer 58, de verticale stand van het zadelblok ten opzichte van de Steun 42 kan worden gewijzigd.

Het onderste gedeelte van zadelblok 50 bestaat uit vorkvormige zadelbenen 60, zoals duidelijk is te zien in fig. 5» die los sluiten oin en primaire steun verschaffen aan het stroomopwaartse gedeelte 48 van 20 kleinere diameter van doorn M. Aangezien de doorn slechts in verticale richting in zadel 60 (en in de naar beneden gerichte vork 46 van steun 42) kan bewegen, zal het duidelijk zijn dat verticale instelling van de doorn ten opzichte van de steun 42 kan worden bereikt door verstelling van de van schroefdraad voorziene bevestiging 56 aan de bovenkant van 25 blok 50, waardoor het stroomopwaartse einde van de doorn omhoog kan worden gebracht door het zadel 60 of kan zakken. Het gedeelte 48 van kleinere diameter van de doorn is verder voorzien van middelen, bijvoorbeeld een pen 62 die vanaf gedeelte 48 naar boven uitsteekt tussen de zadelbenen 60, waarbij deze pen instelbaar wordt vastgehouden tussen 30 twee gelijke stelschroeven 64, die zijn opgenomen in beide zadelhelften 60, zoals het beste in fig. 5 is te zien. Het zal duidelijk zijn dat relatief voortbewegen en terugtrekken van de schroeven 64 ten opzichte van elkaar een beperkte draaibeweging van pen 62 tot gevolg zal hebben, waardoor doom M om de lengteas in het zadel 60 zal worden gedraaid voor 35 een doel dat verderop zal worden beschreven.

Het zal ook duidelijk zijn dat het stroomopwaartse einde van de 800 4 3 65 4 'v -5- doorn in twee richtingen kan worden ingesteld en dat het een beperkte zwevende beweging kan uitvoeren dankzij de onbeperkte zwaartekracht-ondersteuning van doorneind h-8 door zadel 60.

Met betrekking tot de stroomafwaartse ondersteuning van de doorn 5 M is magneetsamenstel 26 op afstand van het freem 1U daaraan bevestigd bijvoorbeeld door steunen 70 en verstelbare verbindingen 72, zoals het beste is te zien in fig. 1 en 7· De verbindingen 72 dragen op hun beurt een aantal elektromagnetische spoelen 7^ die aan weerskanten van een verticaal vlak door de hartlijn van dé doorn eindigen in een paar lange 10 poolschoenen j6, J8, waarvan de schuin toelopende neuzen een zodanige vorm hebbén dat ze een geleiding verschaffen voor band 38, zoals in fig.

8 is te zien. De verschillende spoelen, waarvan er, zoals in de tekening is te zien, twaalf zijn, zijn op de gebruikelijke manier elk voorzien van magneetwindingen 80, waardoor wanneer deze elektrisch worden bekraeh-15 tigd de tussen de lange poolschoenen 76, 78 opgewekte magnetische inductie dient om de metalen doorn naar boven aan te trekken, waardoor het naar beneden afhangen of buigen van de vrijdragend opgehangen doorn kan worden voorkomen.

Een ander belangrijk aspect is dat door de magnetische ophanging 20 aan de stroomafwaartse zijde de verschillende rollen 12 vrijwel geen dienst doen bij het ondersteunen van de doorn, terwijl door de werking van de magneet een naadvormende druk wordt uitgeoefend tussen de naad-vormende banden 28 en 38.

Wat dit betreft zal het duidelijk zijn dat de poolschoenen j6, 78 25 van het magneetsamenstel de koelschoen 22 omsluiten, zoals in fig. 7 en 8 is te zien, waarbij de koelschoen is voorzien van een koelvloeistof-leiding 82, die zich door de schoen uitstrekt in de nabijheid van de naad die wordt gevormd.

Kaast de geleidingen voor het bovenste en het onderste gedeelte 30 van band 28 is doorn M verder voorzien van verhittings- en koelmiddelen die kunnen samenwerken met respectievelijk het verhittingsstation 20 en het koelstation 22. Zoals in fig. 2 en 9 is te zien is de doorn onder het bovenste gedeelte van band 28 voorzien van een uitsparing ter opneming van een elektrisch verhittingselement 8h-, waarvanaf leidingen 86 zich 35 achterwaarts en naar de buitenkant van de doorn uitstrekken. Het element wordt gedragen door een roestvrij stalen afstandbepalend orgaan 88, tervijL

8004365 ί -6- een bovenste afstandbepalend orgaan 90 bij voorkeur is vervaardigd van een materiaal dat goede eigenschappen heeft, vat betreft varmtegeleiding, bijvoorbeeld beryllium. Element 81 kan dus samenverken met verhittings-element 92 van het verhittingssamenstel 20 bij het zachtmaken en samen-5 smelten van de naad. Het grootste deel van de varmte vordt echter verschaft door het verhittingselement 92 van het samenstel 20 dat met steunen 93 aan het freem 11 is gemonteerd, tervijl de in de doorn aangebrachte verhitter 81 op een lagere temperatuur vordt gehouden.

Het in de doorn aangebrachte verhittingselement 81 eindigt aan of 10 nabij het einde van de verhittingsschoen 20, zoals in fig. 2 is te zien, aangezien het afkoelen van de naad en het uiteindelijke vormen daarvan plaats heeft gedurende de rest van de beveging over de doorn, vooral bij het koelstation 22. Met het oog hierop is de doorn voorzien van buiten-vaarts gerichte groeven 9l die zich nagenoeg over de volle lengte daar-15 van uitstrekken, ter opneming van een haarspeldvormige koelleiding 96. Aansluitingen 98 (fig. 1) bij de bevestiging 2l verschaffen aan- en af-voerleidingen voor de stroming van koelvloeistof daardoor. Leiding 96 gaat van de ene groef 9l in de andere over, via een aan het stroomafvaart-se einde bij de schijf 30 in de doorn aangebrachte opening.

20 Aangezien de gevenste koeling plaats dient te hebben stroomafvaarts van het verhittingsstation, zijn middelen verschaft om ongewenste warmteoverdracht in de samensmeltzone langs de verhittingselementen 81 en 92 tot een minimum te beperken. Voor dit doel zijn, zoals in fig. 9 is te zien, de in de doorn aangebrachte groeven 9l door de verhittingszone van 25 zodanige diameter dat de koelleiding 96 geen of slechts verwaarloosbaar contact heeft met de doorn daar ter plaatse. Daarvoor en in de koelings-zone heeft leiding 96 echter maximaal contact met de doorn, zodat een goede warmteoverdracht kan plaats hebben, waarbij de leiding door de doorn wordt gesteund en daarin is aangebracht zoals in fig. 8 is te zien.

30 Doorn M is tevens voorzien van een centrale boring 100 die is aan gesloten op een luchtreservoir bij 102, waarbij de boring is voorzien van radiale doorgangen 10l (fig. 9)s die op diverse punten naar het oppervlak van de doom leiden. De aangevoerde lucht kan dus vanuit boring 100 naar buiten stromen naar het oppervlak van de doom en dus onder de baan 35 W die daarop tot een buis is gevormd. Hoewel deze lucht stroming van dienst kan zijn bij het voortbewegen van de buis over de doorn, is het 8 0 0 4 3 65 -7- voornaamste doel ervan het op de juiste maat brengen of regelen van de binnendiameter van de buis die wordt gevormd. Het zal duidelijk zijn dat, voor het verharden van de samengesmolten naad, een relatief grotere luchtdruk de neiging zal hebben de in langsrichting lopende overlap te ver-5 kleinen, terwijl het bij een lagere luchtdruk mogelijk zal zijn dat de band 16 de baamranden verder invouwt en doet overlappen. Op deze wijze kan de buis nauwkeurig op maat worden gebracht.

Bij in bedrijf zijnde- inrichting wordt de baan W vanaf een conventionele rol in de inrichting gevoerd. Zoals reeds is opgemerkt kan de 10 baan uit meerdere lagen bestaan volgens de genoemde Amerikaanse octrooi-schriften. Ter verduidelijking van de afbeeldingen is, vooral in de doorsneden op vergrote schaal van fig. 10 en 11, een drielagige baan afgebeeld, bestaande uit een binnenlaag P en een buitenlaag P van met warmte afdichtbaar thermoplastisch materiaal en een tussenlaag van af-15 schermend materiaal, bijvoorbeeld metaalfoelie F.

Zoals hierboven en in het genoemde octrooischrift is uiteengezet, kan baan ¥ van een vlakke strook worden gevormd tot een buis waarbij de langsranden van de baan elkaar overlappen zoals in fig. 10 is te zien, terwijl de baan tot buis wordt gevormd door rolstellen 12 en band 16.

20 Terwijl de naad onder het verhittingssamenstel 20 doorloopt wordt deze stevig vastgehouden tussen de banden 28 en 38, zie fig. 9* Door de elementen 92 en 8k wordt warmte overgedragen op de naad teneinde deze samen te smelten tot een lekdichte naad.

De buis T met de nog gedeeltelijk gesmolten naad S wordt vervol-25 gens onmiddellijk onder de koelschoen 22 gevoerd waar door de koellei-ding 82 en de in de doorn aangebrachte leiding 96 de resterende warmte aan de naad S wordt onttrokken, teneinde deze vast te doen worden.

Zoals hierboven is beschreven wordt tijdens het samensmelten en het koelen, het elkaar overlappende buismateriaal voortbewogen tussen de 30 nagenoeg platte vlakken van de banden 28 en 38, onder het uitoefenen - van voor het vormen van de naad vereiste druk die wordt opgewekt door de magnetische aantrekking van de doorn M naar de poolschoenen ?6, 73 van het magneetsamenstel 26, waarbij tevens het stroomafwaartse einde van de doorn wordt gesteund. De windingen 80 kunnen zijn voorzien van een con-35 ventioneel regelmiddel ter regeling en onderbreking van de bekrachtigings-stroom als dit nodig is. Haast de druk die door de magneet wordt uitge- 800 4 3 65 ί -8- oefend ter vorming van de naad verschaft de primaire steun die de magneet ter plaatse van het koelschoenstation aan de doorn geeft, maximale stabil-teit en stijfheid aan de doorn met betrekking tot de schoen, gedurende de ' kritieke periode dat de naad vast wordt.

5 De instelling van de doorn bij 6b maakt verder een nauwkeurige vorming van de samengesmolten in langsrichting lopende lapnaad mogelijk. Met het oog hierop wordt, zoals in fig. 8 en 9 is te zien, de doorn M, gezien vanaf het stroomafwaartse einde, iets rechtsom om de lengteas gekanteld, dus naar de rand van het aan de onderkant overlappend baange-10 deelte. Als dus het rechter overlappende baangedeelte, zoals in fig. 10 is afgebeeld, aan de onderkant overlappend zou worden gemaakt, dan zou de kanteling van de doorn, gezien vanaf stroomafwaartse zijde, linksom moeten worden ingesteld.

Deze hoekinstelling maakt de vorming van een precisienaad S moge-15 lijk, waarbij deze naad wordt gekenmerkt door een glad samengesmolten binnenlaag P die de foelie of andere aangrenzende of tussenlaag F'volledig bedekt. Bij de beschreven stand, waarbij de vlakke bandoppervlakken 28 en 38 niet evenwijdig zijn maar een hoek met elkaar vormen, is dè ruimte tussen de banden bij de aan de onderkant overlappende rand van de 20 lapnaad, zoals is te zien bij Y, iets groter dan bib. het linker aan de bovenkant overlappend gebied X. Wanneer dus de lapnaad wordt samengesmolten bij het verhittingsstation, heeft de kunststof, die wegvloeit of wordt weggeperst, de neiging zich naar het bredere gedeelte tussen de banden te bewegen, waardoor aan de binnenkant een gladde buisnaad kan 25 worden verschaft wanneer de twee elkaar overlappende randen worden samengedrukt tot een geringere dikte. Bovendien kan men er door deze werkwijze zeker van zijn dat de rand E van de laag foelie (fig. 10) in de samengesmolten naad S over de volle lengte van de buis volledig zal zijn bedekt, zoals in fig. 11 is te zien, zodat deze rand E niet kan worden 30 blootgesteld aan latere ongewenste inwerking van de uiteindelijke inhoud van de buis.

Naast de genoemde hoekinstelling voorziet de uitvinding ook in de verticale instelling van de doorn, waardoor de doorn en de band 28 als een geheel ten opzichte van de verhittings- of koelschoenen in verticale 35 richting kunnen worden ingesteld, zodat de druk kan worden geregeld, ai- hankelijk van de dikte van de lagen enz., zoals reeds is beschreven, 800 4 3 65 y -9- terwijl daardoor tevens de zeer gewenste "zweving" van het stroomopwaarts e einde van de doorn kan worden verschaft.

Bovendien kunnen die instellingen gemakkelijk worden uitgevoerd hij in bedrijf zijnde inrichting, waarbij het niet noodzakelijk is dat 5 het produceren van buizen wordt stopgezet.

Hoewel instelling van de magnetisch gesteunde doorn in verticale en in draairichting mogelijk is, zal het duidelijk zijn dat axiale beweging van de doorn kan worden voorkomen, aangezien doornhiel 32 aansluit tegen de linkerkant van vork h6, zoals in fig. 3 is te zien, terwijl het 10 schoudervlak dat wordt gevormd door het gedeelte van de doorn van grotere diameter, dat zich bevindt rechts van het gedeelte 1+8 van kleinere diameter, aansluit tegen zadel 60. Door deze constructie wordt tevens blok-orgaan 50 tegen steun k2 bevestigd, terwijl het blokorgaan de vereiste beweging kan uitvoeren.

15 Zonodig kan nog meer stabiliteit aan de doorn worden gegeven door verschaffing van een tweede magnetisch steunsamenstel ter plaatse van het verhittingsstation 20, waarbij dat tweede steunsamenstel overeenkomt met dat wat zich bevindt bij het koelstation 22.

» 800 4 3 65

Claims (6)

1. Lasinrichting voor het aanhrengen van een langsnaad in tot een huis gebogen haanvormig kunststoftoateriaal, omvattend een frame, een langwerpige doorn, en middelen voor het continu aanvoeren en geleiden van het haanvormige materiaal alsmede voor het in een buisvorm rond de 5 doorn brengen daarvan en voorts voorzien van naadvormende middelen, met het kenmerk, dat de doorn voorzien is van middelen voor het nauwkeurig instellen van de doorn om zijn langshartlijn, voor het variëren van de stand van de baanranden ten opzichte van de naadvormende middelen en voor het variëren van de naadvormende druk tussen de aangrenzende baan-10 randen.

2. Lasinrichting volgens conclusie 1, met het kenmérk, dat de naadvormende middelen twee in hoofdzaak vlakke oppervlakken omvatten, die tegenover elkaar naast de aangrenzende baanranden zijn gelegen, waarbij de hoek tussen de vlakke oppervlakken van de naadvormende middelen kan 15 worden gevarieerd door middel van de doomrotatiemiddelen.

3. Lasinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de doomrotatiemiddelen bestaan uit een zadel, waarin de doom draaibaar is opgenomen en waarbij voorzien is in hefboommiddelen op de doom en het zadel voor het zwenken van de doom om zijn langs as.

20 U. Lasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een axiaal steunorgaan, met het kenmerk, dat het steunorgaan is aangebracht aan. het bovenstroomse uiteinde van de doom voor het verhinderen - van een axiale beweging van de doom en tevens voor het instelbaar ondersteunen van dit dooraeinde een en ander zodanig, dat de hartlijn van 25 dit gedeelte van de doom nagenoeg lineair ten opzichte van het andere doomeinddeel kan worden uitgericht.

5. Lasinrichting volgens conclusie k, waarbij het axiale steunorgaan voor de doom zich aan het bovenstroomse einde daarvan bevindt, met het kenmerk, dat bij het zadel voorzien is in samenwerkende organen op het 30 betreffende doorngedeelte en in het zadel voor het regelen van een naar boven gerichte verplaatsing van dit doomeindgedeelte naar de naadvormende middelen toe en voor het verhinderen, dat de doom zich van het zadel weg verplaatst langs de aanvoerbaan van het baanvormige materiaal.

6. Lasinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het zadel 35 voorzien is van gevorkt uitgevoerde benen, waarbij het in het zadel rus- 300 4 3 65 -11- tende doorneinddeel een versmald gedeelte omvat, dat omsloten -wordt door de gevorkt uitgevoerde tenen van het zadel. 8 0 0 4 3 65