NL8003581A - Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager. - Google Patents
Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8003581A NL8003581A NL8003581A NL8003581A NL8003581A NL 8003581 A NL8003581 A NL 8003581A NL 8003581 A NL8003581 A NL 8003581A NL 8003581 A NL8003581 A NL 8003581A NL 8003581 A NL8003581 A NL 8003581A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- screen
- scraper
- contact
- plate
- energized
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H05—ELECTRIC TECHNIQUES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- H05K—PRINTED CIRCUITS; CASINGS OR CONSTRUCTIONAL DETAILS OF ELECTRIC APPARATUS; MANUFACTURE OF ASSEMBLAGES OF ELECTRICAL COMPONENTS
- H05K3/00—Apparatus or processes for manufacturing printed circuits
- H05K3/10—Apparatus or processes for manufacturing printed circuits in which conductive material is applied to the insulating support in such a manner as to form the desired conductive pattern
- H05K3/12—Apparatus or processes for manufacturing printed circuits in which conductive material is applied to the insulating support in such a manner as to form the desired conductive pattern using thick film techniques, e.g. printing techniques to apply the conductive material or similar techniques for applying conductive paste or ink patterns
- H05K3/1216—Apparatus or processes for manufacturing printed circuits in which conductive material is applied to the insulating support in such a manner as to form the desired conductive pattern using thick film techniques, e.g. printing techniques to apply the conductive material or similar techniques for applying conductive paste or ink patterns by screen printing or stencil printing
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B41—PRINTING; LINING MACHINES; TYPEWRITERS; STAMPS
- B41F—PRINTING MACHINES OR PRESSES
- B41F15/00—Screen printers
- B41F15/08—Machines
- B41F15/0804—Machines for printing sheets
- B41F15/0813—Machines for printing sheets with flat screens
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Manufacturing & Machinery (AREA)
- Microelectronics & Electronic Packaging (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Screen Printers (AREA)
Description
r CV*, 4 'ék #
Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager, welke inrichting in het bijzonder, maar niet uitsluitend, is bestemd voor het door etsdruk op zijde verkrijgen van scha-5 kelketens op lagen met een samengestelde dikte, gewoonlijk aangeduid als grondlagen.
Moderne technieken voor het verwezenlijken van materialen, bestemd voor de behandeling van informatie, doen steeds meer een beroep op de toepassing van compacte ketens, die het in aanzien-10 lijke mate verkleinen mogelijk maken van de afmetingen van deze materialen. Deze compacte ketens worden veelal verwezenlijkt in de vorm van gedrukte ketens, die in een aantal vlakken zijn samengevoegd in elektrische schakelpanelen, die al of niet zijn voorzien van elektronische bestanddelen, die veelal worden gevormd door geïntegreerde ke-15 tens, opgesloten in kasten. Met het oog op het verwezenlijken van nog beter werkende ketens en het samenvoegen daarvan in een betrekkelijk nog kleiner volume, zijn constructeurs geleid naar het in plaats van in kasten gemonteerde geïntegreerde ketens toepassen van zeer kleine geïntegreerde ketênplaatjes, die in het Engels gewoonlijk 20 worden aangeduid als ’’chips", en het monteren daarvan op grondlagen, waarvan de bijzonder talrijke geleiders zijn verdeeld over een aantal vlakken, onderling gescheiden door isolerende lagen, behalve op bepaalde voorafgestelde punten, waar geleidende zuilen elektrische verbindingen verzekeren tussen de geleiders, die zich in de verschillende 25 vlakken bevinden.
De vervaardiging van dergelijke grondlagen wordt in het algemeen verwezenlijkt met behulp van een inrichting voor het etsdruk-ken op zijde, welke inrichting het mogelijk maakt op een elektrisch isolerende grondlaag, bijvoorbeeld van aluminium, een reeks afwisselend 800 3 5 81 2 geleidende en isolerende lagen af te zetten, waarbij eïke laag wordt verkregen door het door een scherm of masker heen, van welk scherm het trans-' parante motief overeenkomt met dat van de te verwezenlijken laag, aanbrengen van een deegachtig materiaal, dat geleidend is of isolerend. Deze 5 drager wordt na elk aanbrengen van een laag uit de inrichting voor het etsdrukken op zijde teruggetrokken om te worden geplaatst in een oven met een verhoogde temperatuur, hetgeen het deze laag mogelijk maakt vast te worden voor het vormen van een laag met een metallische of isolerende aard, welke laag stevig hecht aan de drager of aan de voorgaande laag.
10 Teneinde elektrische verbindingen te kunnen verwezenlijken tussen de geleiders, die zich in verschillende vlakken bevinden, is het noodzakelijk, dat niet alleen de schermen, die opeenvolgend worden gemonteerd in de inrichting voor het afzetten van deze lagen, met een zeer grote nauwkeurigheid onderling worden geplaatst, maar eveneens dat de drager, die telkens 15 op zijn plaats wordt gebracht in de inrichting voor het opnenen van een laag, eveneens volkomen is geplaatst met betrekking tot deze schermen. Hiervoor is voorzien elk scherm te monteren in een raam, voorzien van twee boringen, die kunnen worden gestoken op twee pennen van de inrichting, waarbij het scherm in het raam kan worden verplaatst voor het zeer nauw-20 keurig kunnen plaatsen van het transparante motief van het scherm met be trekking tot deze twee boringen, zodat wanneer de ramen opeenvolgend in de inrichting worden geplaatst, de verschillende transparante motieven van de schermen, gemonteerd aan deze ramen, zich volkomen geplaatst vinden met betrekking tot de twee pennen van de inrichting.
25 Bij de tot nu toe verschafte inrichtingen voor het etsdrukken op zijde, zijn deze twee pennen bevestigd aan een horizontaal platform, waarbij het aanbrengen van het deegachtige materiaal door het transparante motief heen van het scherm, hetgeen plaats vindt in de inrichting, wordt verwezenlijkt met behulp van een afstrijker, die gemon-30 teerd aan vast met het platform verbonden leimiddelen kan schuiven volgens 1 een horizontale rechtlijnige richting. Teneinde het de bedienaar mogelijk te maken toegang te krijgen tot deze afstrijker, bijvoorbeeld voor het schoonmaken daarvan, is het platform draaibaar gemonteerd om een horizontale hartlijn, die loodrecht is geplaatst op de verplaatsingsrichting van 35 de afstrijker.
800 3 5 81 ' 3 * * *
Dergelijke inrichtingen zijn*verder voorzien van een beweegbare wagen, waarop de drager, die een laag moet opnemen, is geplaatst, welke wagen kan worden verplaatst evenwijdig aan het vlak van het vooraf in de inrichting geplaatste scherm teneinde het roogelijk te 5 maken de op de wagen geplaatste drager onder het transparaten motief te brengen van dit scherm.
Dergelijke inrichtingen voor het etsdrukken op zijde zijn echter niet volledig bevredigend als gevolg van het feit, dat • ' niet alleen de wagen niet met een zeer grote nauwkeurigheid onder het 10 scherm kan worden geplaatst, maar dat verder het bewegen van het platform om zijn horizontale hartlijn noodzakelijkerwijze een speling mee-brengt, die nadelig is voor een nauwkeurige plaatsing ten opzichte van vaste gedeelten van de inrichting van schermen, die zijn gemonteerd aan de twee pennen van dit platform.
15 Gegeven, dat de isolerende lagen, die de vlak ken met geleiders van de grondlaag scheiden, een bijzonder kleine dikte hebben, leidt anderzijds het opheffen van diafonie verschijnselen tot het zodanig plaatsen van de geleiders, dat in elk vlak de geleiders vrijwel evenwijdig zijn aan elkaar, en dat de richting, waarin de geleiders zich 20 in een vlak uitstrekken, loodrecht staat op de richting, volgens welke de geleiders van het direct aangrenzende vlak zich uitstrekken. Het gevolg hiervan is, dat elk der transparante motieven van de schermen, die opeenvolgend in de inrichting voor het etsdrukken op zijde worden geplaatst, kenmerkend lijnen omvatten, die in hoofdzaak evenwijdig zijn aan elkaar, 25 welke lijnen wanneer het betreffende scherm in de inrichting is geplaatst, vrijwel evenwijdig zijn aan de verplaatsingsrichting van de afstrijker of loodrecht staan op deze richting. In het geval echter, dat deze lijnen loodrecht staan op de genoemde richting, is het des te moeilijker om op de drager of op de voorafgaand afgezette isolerende laag een afzetting te 30 verkrijgen van deegachtig materiaal, dat volkomen de vorm aanneemt van het ontwerp van het transparante motief, omdat de breedte van deze lijnen zeer klein is, dat wil zeggen minder dan enkele honderdtallen van micrometers.
De uitvinding lost deze moeilijkheden op en stelt een inrichting voor voor het door een scherm heen aanbrengen van een 35 laag deegachtig materiaal op een drager, welke inrichting het mogelijk 800 3 5 81 ' V 4 maakt op de drager een opeenvolging van onderling volkomen geplaatste lagen af te zetten, waarbij elk van deze lagen een gedaante heeft, die volkomen is aangepast aan het ontwerp van het transparante motief van het scherm, welk motief heeft gediend voor het verwezenlijken van de laag.
5 Een onderwerp van de uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager, gekenmerkt door een tafel voor het opnemen van de drager, door middelen voor het mogelijk maken dat de op de tafel geplaatste drager in aanraking komt met het scherm volgens een rich- 10 ting loodrecht op het scherm, en door middelen voor het plaatsen van de tafel ten opzichte van het scherm wanneer de drager in aanraking komt met het scherm.
Een ander onderwerp van de uitvinding heeft betrekking op een inrichting van de genoemde soort, waarbij wanneer het 15 scherm een transparant motief draagt, dat kenmerkend wordt gevormd door lijnen, die zich in hoofdzaak volgens eenzelfde richting uitstrekken, middelen zijn voorzien voor het de afstrijker mogelijk maken het deegachtige materiaal evenwijdig aan de lijnen van het motief van het scherm uit te spreiden.
20 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een aanzicht is van de inrichting volgens de uitvinding voor het etsdrukken op zijde,
fig. 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II
25 in fig. 1, fig. 3 een bovenaanzicht is van de inrichting volgens fig. 1, fig. 4 een bovenaanzicht is van een scherm voor het etsdrukken op zijde, welk scherm is gemonteerd in zijn raam, 30 fig. 5 een doorsnede is volgens de lijn V-V in fig. 2, fig. 6 een gedeelte toont van het schema elektrische ketens voor het controleren en sturen van de inrichting voor het etsdrukken op zijde en 35 fig. 7 een ander gedeelte toont van het schema 800 3 5 81 5 van de ketens voor het controleren en sturen van de inrichting voor het etsdrukken op zijde.
De fig. 1, 2 en 3 tonen de kenmerkende elementen van de inrichting voor het etsdrukken op zijde, die het mogelijk maakt 5 grondlagen met een aantal lagen en een grote ketendichtheid te verwezen lijken. Zoals in deze figuren is te zien, omvat de inrichting een gestel, gevormd door twee vertikale zijplaten 10 en 11, bevestigd aan een voetstuk 12, dat rust op twee dwarsstukken 13 en 14, gedragen door poten 15, welke twee platen aan hun bovenste einde zijn verbonden door een horizontale 10 steunplaat 16. De steunplaat 16 is voorzien van een cirkelvormige opening 17, waaronder een scherm 18 voor het etsdrukken op zijde, gemonteerd in een raam 19, bedekkend kan worden geplaatst, zoals weergegeven in de fig.
1 en 2. Het samenstel van het scherm 18 en het raam 19, welk samenstel uit de inrichting voor het etsdrukken op zijde kan worden getrokken, is schema-15 tisch weergegeven in fig. 4. In deze figuur is te zien, dat het raam 19 is voorzien van twee boringen 20, waarin twee bijbehorende pennen kunnen aangrijpen van de inrichting voor het etsdrukken op zijde, waardoor het samenstel van het scherm en het raam met een zeer grote nauwkeurigheid in de inrichting kan worden geplaatst. Ter vereenvoudiging is slechts één van 20 deze twee pennen, aangeduid door het verwijzingscijfer 21, in fig. 1 weergegeven. Fig. 4 toont nog, dat het raam 19 verder is voorzien van twee schroeven 22, die wanneer zij aan de inrichting voor het etsdrukken op zijde zijn geschroefd, het tegen het onderste vlak van de steunplaat 16 houden verzekeren van het raam-scherm samenstel, zoals is te zien in fig. 2. 25 Op te merken is, dat de vervaardigingsspelingen bij de boringen 20, die samenwerken met de pennen 21, in de orde van enkele micrometers zijn, zodat het vrijwel niet mogelijk is het raam 19 met de hand van de pennen 21 te trekken, waarop het raam aangrijpt. Derhalve omvat het raam 19 twee schroeven 23 (fig. 4), die wanneer zij zijn aangeschroefd rusten tegen het 30 bovenste vlak van de steunplaat 16 en het zodoende mogelijk maken het raam 19 van de pennen 21 van de inrichting los te maken zonder gevaar van het beschadigen daarvan.
In fig. 4 is bij 24 het transparante motief weergegeven van het scherm 18. Dit transparante motief 24, dat in hoofd-35 zaak het midden van het scherm inneemt, wordt omgeven door twee merktekens, 800 35 81 6 waarvan het ene 25 wordt gevormd door een kruis, en het*andere 26 door een streep. Deze twee merktekens dienen voor het zeer nauwkeurig plaatsen van het motief 24 met betrekking tot de twee boringen 20. Dit plaatsen, dat wordt verwezenlijkt voor het in de inrichting voor het etsdrukken op zijde 5 plaatsen van het samenstel van het scherm 18 en het raam 19, kan bijvoor beeld tot stand worden gebracht door middel van de inrichting voor het plaatsen van de motieven, zoals beschreven in het Franse octrooischrift 2.182.298.
In fig. 2 is te zien, dat de inrichting voor 10 het etsdrukken op zijde een tafel 38 omvat, waarop een plaatje 28 vein een isolerend materiaal, bijvoorbeeld aluminium, al of niet bekleed met een aantal geleidende of isolerende lagen, kan worden geplaatst om in aanraking te worden gebracht met het scherm 18, dat vooraf in de inrichting is geplaatst. De tafel 38 is bevestigd aan een plaatsingsblok 27, dat is 15 aangebracht op een horizontale plaat 29, voorzien van twee bussen 30 en 31, die kunnen verschuiven langs twee vertikale stangen 32 en 33, vast verbonden met het gestel van de inrichting, welke twee stangen 32 en 33 zich respectievelijk uitstrekken langs de vertikale platen 10 en 11. Het plaatsingsblok 27 omvat een schuifelement 34, bevestigd aan de plaat 29, welk 20 schuifelement 34 een draaikrans 35 draagt, waarop twee op elkaar geplaatste platen 36 en 37 zijn gemonteerd, die twee horizontale, onderling loodrechte, geleidingen vormen. Een schroefstang 39, die vertikaal onder de plaat 29 is geplaatst, is aan zijn bovenste einde bevestigd aan een steunblok 40, vast verbonden met de plaat 29. De schroefstang 39, die zich vrij door een 25 opening 41 van het voetstuk 12 heen uitstrekt, grijpt aan in een bus met schroefdraad 42, die opgenomen in een huls 43 daarin kan draaien zonder er uit te komen, welke huls 43 is bevestigd aan een horizontale draagplaat 44, die onder het voetstuk 12 is geplaatst en daaraan is bevestigd door middel van bevestigingsstaven 45. De bus 42 met schroefdraad is vast ver-30 bonden met een tandwiel 46, dat in aangrijping is met een rondsel 47, ge monteerd aan de aandrijfas 48 van een elektromotor 49, bevestigd aan de draagplaat 44. Opgemerkt wordt, dat de hiervoor beschreven elementen 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 42 en 43, evenals het saraenstel van het scherm 18 en het raam 19, geplaatst in de inrichting, zijn gecentreerd op de verti-35 kale hartlijn ZZ', die door het midden van de opening 17 van de steunplaat Λ 800 3 5 81 7 * 16 gaat. Wanneer onder deze omstandigheden de motor 49 wordt bekrachtigd voor het doen draaien daarvan in een zodanige richting, dat de bus 42, gedraaid door het rondsel 47 en het tandwiel 46, de schroefstang 39, alsmede de plaat 29, die vast is verbonden met deze stang, opheft, stijgt 5 het plaatsingsblok 27, dat is bevestigd aan de plaat 29, tot in aanraking met het scherm 18. Deze beweging gaat door tot het moment, dat het plaatje 28, dat op de tafel 38 is geplaatst, die is gemonteerd aan het plaatsingsblok 27, in aanraking komt met het scherm 18. Teneinde het mogelijk te maken dit plaatje 28 volkomen te plaatsen met betrekking tot het scherm, 10 is de inrichting voor het etsdrukken op zijde voorzien van centrerings- middelen, die hierna worden beschreven. Hiervoor zijn twee knoppen 52 en 53 (fig. 1 en 5) bevestigd aan de plaat 29 langs de vertikale plaat 11 en aan weerszijden van het vertikale vlak PP', dat door de hartlijnen gaat van de stangen 32 en 33. Het stilzetten van de stijgbeweging van de 15 plaat 29 en het blok 27, dat door de plaat wordt gedragen, wordt verwezen lijkt door twee aanslagen 54 en 55, waartegen de knoppen 52 en 53 aankomen wanneer het plaatje 28 in aanraking komt met het scherm 18, welke aanslagen 54 en 55 zijn bevestigd aan de plaat 11, zoals is te zien in de fig, 2, 3 en 5. Anderzijds is de plaat 29 voorzien van een centreerpen 56 20 (fig. 2 en 5) met een kegelvorm, die vertikaal nabij de huls 30 is geplaatst, en die aan het einde van de stijgbeweging van het hefsamenstel 27, aangrijpt in de kegelvormige holte van een centreerkap 57, (fig, 2), bevestigd aan de staander 10. Deze holte is zodanig bewerkt, dat zijn kegelvormige oppervlak nauwkeurig is aangepast aan het kegelvormige insteek-25 oppervlak van de pen 56 wanneer de knoppen 52 en 53 in aanraking zijn met hun aanslagen 54 en 55. Het gevolg hiervan is, dat wanneer aan het einde van de stijgbeweging van het hefsamenstel 27, het kegelvormige insteek-oppervlak in aanraking is met het kegelvormige oppervlak van de holte van de kap 57, en dat verder de knoppen 52 en 53 zijn geplaatst tegen hun 30 aanslagen 54 en 55, waarbij de plaat 29 een goed bepaalde en strikt onver anderlijke stand inneemt ten opzichte van het gestel van de inrichting, en het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde in de inrichting wordt geplaatst. Het is belangrijk, dat aan het einde van de stijgbeweging, het op de tafel 38, gemonteerd aan de plaat 29, geplaatste plaatje 28 ook een 35 volkomen bepaalde stand inneemt met betrekking tot het scherm 18, in 800 35 81 8 aanraking waarmee het plaatje is gebracht. Teneinde dit? resultaat te bereiken, zijn op het bovenste vlak van de tafel 38 drie looprollen 60, 61 en 62 (fig. 5) voorzien, waartegen het plaatje 28 met één van zijn lengteranden en één van zijn dwarsranden onder de druk, die op de andere randen van het 5 plaatje wordt uitgeoefend door drie drukrollen 63, 64 en 65, komt aan te liggen. Het plaatje 28, waarvan een lengterand is geplaatst tegen de loopwielen 60 en 61, en waarvan een dwarsrand is geplaatst tegen het loopwiel 62, is zodoende volkomen geplaatst met betrekking tot de tafel 38. De platforms 36 en 37 (fig. 2), waaraan de tafel 38 is gemonteerd, vormen onder-10 ling loodrechte geleidingen, die het de tafel 38 mogelijk maken horizontaal te worden verplaatst volgens twee loodrechte richtingen, die in fig. 5 zijn aangeduid door X en Y, teneinde het midden van het plaatje 28, dat op de tafel is geplaatst, op de vertikale hartlijn ZZ' te brengen. De verplaatsing van de tafel 38 volgens de richting X wordt gestuurd door 15 een schroef 66 met een gekartelde kop (fig. 2), aangebracht op het plat form 37. De verplaatsing van de tafel 38 volgens de richting Y wordt eveneens gestuurd door een schroef 67 met een gekartelde kop (fig. 2), die op het platform 36 is aangebracht. Twee schroeven 68 en 69, respectievelijk samenhangende met de platforms 37 en 36, maken het de bedienaar mogelijk 20 elk van deze twee platforms te blokkeren wanneer de verplaatsingen daarvan zijn beëindigd. Verder kan het eveneens nodig zijn een draaien te verkrijgen van het plaatje 28 in zijn vlak, zodat de rechte lijn, die de middens verbindt van de looprollen 60 en 61 evenwijdig is aan de rechte lijn, die de twee merktekens 25 en 26 van het in de inrichting geplaatste scherm 18 25 verbindt. Deze draaibeweging, waarvan de maximum weg in de orde van enkele graden is, bijvoorbeeld 5°, kan worden verkregen door het bedienen van een schroef 70 met een gekartelde kop, hetgeen het doen draaien tot gevolg heeft van de draaikrans 35, Wanneer al deze regelingen tot stand zijn gebracht, bevindt het plaatje 28, dat op de tafel 38 is geplaatst, 30 zich in een volkomen bepaalde stand met betrekking tot het scherm 18, dat vooraf in de inrichting is geplaatst. Verder kan worden opgemerkt, dat wanneer de plaat 29 in zijn hogere stand is gebracht, het in aanraking plaatsen van het plaatje 28 met het scherm 18 nauwkeurig kan worden ingesteld door het bedienen van een schroef 71 met een gekartelde kop, welke 35 schroef, gemonteerd aan het schuifelement 34, het mogelijk maakt het door 800 35 81 y « 9 de krans 35, de platforms 36 en 37 en de tafel 38 gevornfle samenstel omhoog en omlaag te bewegen, waarbij de uitslag van deze verplaatsing echter betrekkelijk klein is, bijvoorbeeld minder dan een centimeter.
In fig. 5 is te zien, dat de tafel 38 is uit-5 gehold door een kanaal 72, dat door een mondstuk 73 is verbonden met een niet weergegeven vacuuminrichting, en die in de tafel uitmondt door een opening 74. Zodoende kan het plaatje 28, dat op deze tafel is geplaatst, door onderdruk worden vastgehouden. Opgemerkt moet nog worden, dat de druk-rollen 63, 64 en 65 onder de besturing zijn geplaatst van een manoevreer-10 schuif 75, die wanneer hij wordt bediend door de bedienaar de drie loop wielen van het plaatje 28 uit elkaar beweegt teneinde het de bedienaar mogelijk te maken het plaatje van de tafel 38 weg te trekken wanneer de onderdruk is opgeheven.
Zoals aan de hand van de fig. 1 en 2 is te be-15 grijpen, is de cirkelvormige opening 17, waarmee de horizontale steunplaat 16 is uitgerust, bestemd om het een afstrijker 76 mogelijk te maken in aanraking te komen met het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde, welk scherm in de inrichting is geplaatst, teneinde door dit scherm heen en op het plaatje 28, dat vooraf tegen het scherm is gebracht, een laag aan te 20 brengen van een deegachtig materiaal, geplaatst op het transparante motief van het scherm. De afstrijker 76 is gemonteerd aan een afstrijkerdrager 77, die is bevestigd aan het onderste einde van een vertikale stang 78, die op een hierna te beschrijven wijze is aangebracht aan een beweegbare wagen 79, die verschuifbaar is gemonteerd aan twee horizontale leistangen 80 en 25 81 (fig. 2 en 3), welke twee stangen evenwijdig aan elkaar zijn bevestigd aan een raam 82, gemonteerd aan een beweegbaar deel 83. Het beweegbare deel 83, dat bij het beschreven voorbeeld wordt gevormd door een cirkelvormige plaat, voorzien van een middenopening 84, rust op de horizontale steunplaat 16 en kan draaien om de vertikale hartlijn ZZ'. Bij het in de fig. 2 en 3 30 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, is deze cirkelvormige plaat aan zijn onderste vlak voorzien van een cirkelvormige opstaande rand 85, die aangrijpende in een bijbehorende cirkelvormige groef, aangebracht in het bovenste vlak vem de steunplaat 16, het de bedienaar mogelijk maakt de cirkelvormige plaat 83 te draaien om de hartlijn ZZ', alsmede de verschil-35 lende aan deze plaat gemonteerde delen. Flenzen 86, bevestigd aan het 800 3 5 81 10 bovenste vlak van de steunplaat 16, verhinderen het uit'zijn groef gaan van de cirkelvormige opstaande rand 85. De fig. 1 en 3 tonen, dat de beweegbare wagen 79 in aangrijping is met een schroefstang 87, die evenwijdig geplaatst aan de leistangen 80 en 81 kan draaien in het raam 82, welke 5 schroefstang 87 kan worden gedraaid door een elektromotor 88, bevestigd aan het raam 82, teneinde de wagen 79 aan de stangen 80 en 81 te doen verschuiven.
Zoals is te zien in fig. 2 is de vertikale stang 78, die verschuifbaar is gemonteerd aan de wagen 79, aan zijn boven-10 ste gedeelte voorzien van schroefdraad teneinde het vasthouden daarvan mogelijk te maken door een moer 100, die op dit van schroefdraad voorziene gedeelte geschroefd komt te rusten op de wagen wanneer de afstrijker 76 zich in aanraking bevindt met het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde.
Een tweede noer 90, eveneens geschroefd op dit van schroefdraad voorziene 15 gedeelte, maakt het mogelijk de stang 78 te bedienen door een stuurstaaf 92, die aan één van zijn einden scharnierbaar is om een as 93, vast verbonden met de wagen 79, waarbij het vasthouden van de stang 78 door de stuurstaaf wordt verzekerd door een ring 91, voorzien van een mes en geplaatst tussen de moer 90 en de staaf 92, zoals in fig. 2 is te zien. Het andere 20 einde van de staaf 92 is geplaatst tegen een nokkenschijf 94, bevestigd aan een as 95 (fig. 2 en 3), aangedreven door een motor 96, gemonteerd aan de wagen 79. In fig. 2 is deze nokkenschijf 94 in een hoge stand weergegeven, dat wil zeggen in de stand, die de nokkenschijf gewoonlijk inneemt wanneer de inrichting voor het etsdrukken op zijde in rust is. In deze 25 stand is de afstrijker 76, zoals weergegeven in fig. 2, op afstand ge plaatst van het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde. Indien vervolgens de motor 96 wordt bekrachtigd voor het over een halve omwenteling doen draaien van de as 95, komt de nokkenschijf 94 in de lage stand, zodat de staaf 92, die draait om zijn as 93, het door de stang 78, de afstrijker 76, 30 de afstrijkerdrager 77, de moer 90 en de ring 91 gevormde samenstel doet dalen. Dit samenstel wordt door middel van de moer 90 en de ring 100 zodanig geregeld, dat wanneer de nokkenschijf 94 zich in de lage stand bevindt, de afstrijker 76 rust op het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde. Twee aanwijzers Dl en D2, bij het beschreven voorbeeld gevormd door twee foto-35 elektrische cellen, zijn gemonteerd aan de wagen 79 voor het respectievelijk Λ 800 3 5 81 * ? 11 waarnemen van het moment dat de nokkenschijf 94 in zijj* hoge stand komt, en het moment dat de nokkenschijf in zijn lage stand aankomt. Deze twee waarnemers maken deel uit van een elektrische keten voor het controleren en sturen, welke keten hierna zal worden beschreven.
De beweegbare wagen 79, die verschuifbaar is langs de stangen 80 en 81, kan worden verplaatst tussen twee eindstanden, te weten een eerste eindstand, die gewoonlijk wordt ingenomen door de wagen 79 wanneer de inrichting voor het etsdrukken op zijde in rust is, waarbij de aanwezigheid van de wagen 79 in deze eerste eindstand wordt 0 waargenomen door een waarnemer D3 (fig. 3), en een tweede eindstand, waar in de wagen 79 zich in dezelfde vertikaal bevindt als een waarnemer D4 (fig. 3). Het is duidelijk, dat na het onder deze omstandigheden hebben afgezet van een aangepast deegachtig materiaal op het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde en na het hebben bekrachtigd van de motor 96 voor het 5 in aanraking met dit scherm brengen van de afstrijker 76, de motor 88 wordt gestuurd voor het in zodanige richting doen draaien daarvan, dat de wagen 79 zich verplaatst vanuit zijn eerste eindstand naar zijn tweede eindstand, waarbij de afstrijker 76, aangedreven door de wagen, het deegachtige materiaal uitstrijkt over het scherm 18 en het door het transpa-0 rante motief 24 van het scherm heen aanbrengt op het plaatje 28, dat vooraf in aanraking is gebracht met dit scherm. In het geval, dat zoals is te zien in fig. 4 het transparante motief 24 kenmerkend wordt gevormd door lijnen, die zich in hoofdzaak in eenzelfde richting uitstrekken, kan voor het sturen van de bekrachtiging van de motoren 96 en 88, de cirkel-5 vormige plaat 83 worden gedraaid totdat de leistangen 80 en 81 van de wagen evenwijdig zijn aan deze richting. Wanneer onder deze omstandigheden de afstrijker 76 vervolgens door de wagen wordt aangedreven, vindt het uitspreiden van het deegachtige materiaal op het scherm 18 volgens deze richting plaats, hetgeen het mogelijk maakt op het plaatje 28, dat tegen 0 dit scherm is geplaatst, een afzetting te verkrijgen van deegachtig materiaal, waarvan de gedaante volkomen is aangepast aan het ontwerp van het transparante motief 24 van het scherm.
Zoals is weergegeven in de fig. 1 en 3, is het raam 82 scharnierbaar aan het beweegbare deel 83 door middel van een hori-5 zontale as 97, die dwars op de leistangen 80 en 81 is geplaatst. Onder deze 80 0 3 5 81 12 omstandigheden kan de bedienaar door het doen kantelen v/un het raam 82 om zijn as 97, gemakkelijk toegang verkrijgen tot de afstrijker 76, bijvoorbeeld voor het schoonmaken daarvan, zonder dat het hiervoor nodig is het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde terug te trekken. Wanneer de inrich-5 ting in werking is, wordt het raam 82 onbeweeglijk gehouden op het deel 83 door middel van een schroef 98,
In fig. 2 is nog een waarnemer D5 te zien, die gemonteerd aan het voetstuk 12 dient voor het waarnemen of de plaat 29 zich al of niet in zijn ruststand bevindt, hetgeen de stand is, die de 10 plaat gewoonlijk inneemt wanneer deze zich bij het in rust zijn van de inrichting voor het etsdrukken op zijde, in de onderste stand bevindt, zoals weergegeven in fig. 2. Een andere waarnemer D6, bevestigd aan de vertikale plaat 11, dient voor het waarnemen of de plaat 29 zich al of niet in zijn hoogste stand bevindt, welke stand de plaat 29 inneemt wanneer het plaatje 15 28, geplaatst op de tafel 38, zich in aanraking bevindt met het scherm 18.
Zoals is te zien in fig. 1, is de plaat 29 voorzien van een vertikale lijst 99, die zich verplaatst voor een waarnemer D7 wanneer de plaat 28 door de motor 49 wordt bewogen, welke lijst zodanig is ingesteld, dat de waarnemer D7 wordt bekrachtigd, zolang de afstand, die het scherm 18 20 scheidt van het plaatje 28, geplaatst op de tafel 38, kleiner blijft dan een voorafgestelde waarde, die bij het beschreven voorbeeld gelijk is genomen aan 5 mm, en die de afstand weergeeft van het scherm 18 tot het plaatje 28 van waar de stijgbeweging van de plaat 29 moet worden vertraagd opdat het plaatje 28 zonder stoot in aanraking kan komen met het scherm 18. 25 Opgemerkt moet worden, dat bij het beschreven voorbeeld elk der waarnemers D1-D7 wordt gevormd door een foto-elektrische cel, die gewoonlijk een lichtbundel ontvangt, uitgezonden door een lichtbron (niet weergegeven) en in antwoord op het ontvangen van deze bundel een elektrische spanning opwekt aan zijn uitlaat. Deze elektrische spanning 30 verdwijnt telkens wanneer een beweegbaar element, aangrijpende tussen de cel en de lichtbron, deze bundel onderbreekt.
Onder verwijzing naar de fig. 6 en 7 wordt thans de elektrische stuurketen beschreven, die wordt gebruikt voor het sturen van de stijg- en daalbewegingen van de plaat 29, alsmede de ver-35 plaatsingen van de afstrijker 76. Het elektrische schema, dat is weergegeven t'· 800 3 5 81 V * 13 in de fig. 6 en 7, is een beginselschema, dat handstuur- en relaiscontacten * omvat/ voorzien om onder hierna te beschrijven omstandigheden te worden gebruikt. De relaiscontacten zijn aangeduid door dezelfde verwijzing als de spoel, die ze stuurt, maar voorafgegaan door de letter C. Een contact, 5 dat gewoonlijk is gesloten wanneer de spoel van het relais, dat dit con tact stuurt, niet is bekrachtigd, is in dit schema weergegeven door een zwarte driehoek. De motoren 49, 88 en 96, alsmede de in de fig, 6 en 7 weergegeven relais', worden gewoonlijk gevoed door een onafgebroken tussen twee aansluitklemmen (+) en (-) genomen stroom.
10 Wanneer de inrichting niet werkzaam is, bevindt de beweegbare plaat 29 zich in de ruststand nabij het voetstuk 12. Deze plaat 29 onderschept dus de lichtbundel, die naar de waarnemer D5 wordt gestuurd, zodat bij de uitlaat van deze waarnemer D5 geen positieve elektrische spanning verschijnt. Onder deze omstandigheden worden twee relais' 15 Bil en B28 (fig. 6), die zijn geschakeld aan de uitlaat van D5, niet be krachtigd. De contacten CBll en CB28 (fig. 7), die worden gestuurd door deze relais', zijn dus open. Omdat de lichtbundels, die naar de waarnemers D6 en D7 worden gestuurd, niet zijn onderbroken, verschijnt een positieve spanning aan de uitlaat van elk dezer waarnemers. Twee relais' B04 en B03 20 (fig. 6), respectievelijk geschakeld aan de uitlaten van de waarnemers D6 en D7, worden dus bekrachtigd. Als gevolg hiervan is het contact CB03 van het relais B03 gesloten, waarbij het contact CB04 (fig. 7) van het relais B04 open is. Wanneer anderzijds de nokkenschijf 94 in de hoge stand is, worden de lichtbundels, gestuurd naar de waarnemers Dl en D2 niet 25 onderbroken. Een positieve spanning verschijnt dus aan de uitlaat van deze waarnemers, en bekrachtigt dus de twee relais' B09 en B05 (fig. 6), respectievelijk geschakeld aan de uitlaten van de waarnemers Dl en D2. De bekrachtigde relais' B09 en B05 houden dus hun betreffende contacten CB09 en CB05 (fig. 7) in de werkstand. Verder onderschept de wagen 79, die zich 30 in zijn eerste eindstand bevindt, de lichtbundel, gestuurd naar de waarne mer D3, zodat de drie relais' BlO, B31 en B32 (fig. 6), die zijn geschakeld aan de uitlaat van D3, niet worden bekrachtigd. Het niet bekrachtigde relais BlO houdt zijn contact CB10 (fig. 7) open, waarbij het niet bekrachtigde relais B32 zijn contact CB32 gesloten houdt. Als gevolg van het feit, 35 dat het relais B31 niet is bekrachtigd, wordt het contact CB31 in de rust- 800 35 81 14 stand gehouden. Gegeven, dat de wagen 79 de naar de waarnemer D4 gezonden lichtbundel niet onderschept, verschijnt een positieve spanning aan de uitlaat van deze waarnemer, welke spanning de drie relais' B08, B30 en B40 (fig. 6), geschakeld aan deze uitlaat, bekrachtigt. De bekrachtigde relais' 5 B30 en B40 houden hun contacten CB30 en CB40 (fig, 7) open, waarbij het contact CB08 van het bekrachtigde relais B08 in de werkstand wordt gehouden.
Dankzij regelmiddelen, die hier niet worden beschreven, kan de bedienaar door het bedienen van de schroeven 66, 67, 68, 69, 70 en 71 de tafel 38 zodanig verplaatsen, dat de loopwielen 60, 61, en 10 62 een goed bepaalde stand innemen met betrekking tot het motief van het scherm 18, dat in de inrichting is geplaatst. Wanneer deze behandeling is beëindigd, kan een plaatje 28 op de tafel worden geplaatst en daarop worden vastgehouden door onderdruk, welk plaatje wordt aangebracht tegen de loopwielen 60, 61 en 62 op de hiervoor beschreven wijze. Wanneer dit aanbrengen 15 is beëindigd, plaatst de bedienaar enig deegachtig materiaal op het scherm 18. Indien de bedienaar vervolgens drukt op een handbedienbare drukknop-schakelaar K (fig. 7) teneinde deze gesloten te houden totdat, zoals hierna wordt beschreven, het contact CBll zich sluit, loopt een onafgebroken stroom vanaf de aansluitklem (+) door middel van de gesloten schakelaar K voor het 20 bekrachtigen van de twee relais' B01 en B02. Het bekrachtigde relais B01 sluit zijn contact CB01. Op dezelfde wijze sluit het bekrachtigde relais B02 zijn contact CB02. Onder deze omstandigheden sluit zich een elektrische keten, die, zoals is te zien in fig. 6, de aansluitklem (+), het gesloten contact CB02, het omkeerschakelaarcontact BP1 in de ruststand, het gesloten 25 contact CB03, de motor 49, het omkeerschakelaarcontact BP2 in de ruststand en de aansluitklem (-) omvat. De motor 49, die dan wordt gevoed, draait in een zodanige richting, dat de schroefstang 39 zich naar boven verplaatst en zodoende de plaat 29, het plaatsingsblok 27, de tafel 39 en het plaatje 28 meeneemt. Tijdens deze stijgbeweging onderschept de plaat 29 niet langer 30 de naar de waarnemer D5 gestuurde lichtbundel, zodat een positieve spanning verschijnt aan de uitlaat van deze waarnemer voor het bekrachtigen van de relais' Bil en B28. Het bekrachtigde relais B28 sluit zijn contact CB28 (fig. 7). Op dezelfde wijze sluit het bekrachtigde relais Bil zijn contact CBll, waardoor een houdketen tot stand wordt gebracht voor de relais' B01 35 en B02, zelfs indien vanaf dat moment de bedienaar niet langer de hand- 800 35 81 15 bedienbare schakelaar K ingedrukt houdt. Het stijgen vaji de plaat 29 met een betrekkelijk hoge snelheid in de orde van 10 cm per seconde, gaat door totaan het moment, dat de lijst 99 niet langer de lichtbundel onderbreekt, gestuurd naar de waarnemer D7. Vanaf dat moment verschijnt een 5 positieve spanning aan de uitlaat van D7. Het relais B03, dat zodoende wordt bekrachtigd, opent zijn contact CB03, zodat de motor 49 dan wordt gevoed door een stroom, die door een weerstand R gaat, parallel geschakeld met de aansluitklemmen van het contact CB03, zoals is weergegeven in fig.
6. Als gevolg hiervan vindt het stijgen van de plaat 29 dan met een ver-10 minderde snelheid in de orde van 5 mm per seconde plaats. Dit stijgen gaat door tot het moment, dat de plaat 29 wordt tegengehouden door de aanslagen 54 en 55 en door de centreringspen 56, die is komen aan te grijpen in de holte van de kap 57. In deze stand is het plaatje 28 tegen het scherm 18 voor het etsdrukken op zijde geplaatst, waarbij het tegen het 15 scherm houden daarvan is verzekerd door het feit, dat de motor 49 bekrach tigd blijft, waarbij niet beschreven bekende middelen zijn voorzien voor het mogelijk maken van het slippen van de motor, hetgeen elk gevaar voor beschadiging van de delen voorkomt. Op te merken is, dat de plaat 29, die in zijn hoogste stand aankomt en daarin op deze wijze vastgehouden blijft, 20 de lichtbundel onderschept, die wordt gestuurd naar de waarnemer D6. De positieve spanning, die bestond tot aan dat moment aan de uitlaat van deze waarnemer, verdwijnt dan waardoor het stroomloos maken wordt veroorzaakt van het relais B04. Het stroomloos te maken relais B04 sluit dus zijn contact CB04. Een ononderbroken stroom loopt dan vanaf de aansluitklera (+) 25 via het gesloten contact CB04, het omkeerschakelaarcontact CB05 in de werkstand, het gesloten contact CB32 en een gesloten contact CB19, dat hierna wordt beschreven, voor het bekrachtigen van een relais B18. Het bekrachtigde relais Bl8 sluit zijn contact CB18 (fig. 6). Het sluiten van het contact CB18 heeft als uitwerking het bekrachtigen van de motor 96 en 30 het zodoende doen draaien van de nokkenschijf 94. De nokkenschijf 94 ver plaatst zich dus vanuit zijn hoge stand, waardoor dus het samenstel kan dalen, gevormd door de stang 78, de afstrijkerdrager 77 en de afstrijker 76. Tijdens deze beweging komt de nokkenschijf 94 tot het onderscheppen van de lichtbundel, die wordt gestuurd naar de waarnemer Dl. Als gevolg 35 hiervan wordt het relais B09, dat is geschakeld aan de uitlaat van Dl, 800 35 81 16 # stroomloos gemaakt, waardoor zijn contact CB09 in de ruststand wordt gekanteld. De afstrijker 76 komt in aanraking met het scherm 18 voor het ets-drukken op zijde iets voordat de nokkenschijf 94 in zijn onderste stand aankomt. De nokkenschijf 94 onderschept de lichtbundel, gestuurd naar de 5 waarnemer D2 op het moment, dat de nokkenschijf zijn onderste stand bereikt.
Op dat moment wordt het relais B05, dat is geschakeld aan de uitlaat van D2, stroomloos gemaakt, waarbij het zijn contact CB05 in de ruststand kantelt. Als gevolg van dit kantelen, wordt het relais B18 stroomloos gemaakt, waarbij het zijn contact CB18 opent, hetgeen het afsnijden tot ge-10 volg heeft van de voeding van de motor 96 en het zodoende stilzetten van de nokkenschijf 94 in de lage stand. Als gevolg van het kantelen van het contact CB05, loopt dan verder een ononderbroken stroom vanaf de aansluit-klem (+) via het gesloten contact CB04, het omkeerschakelaarcontact CB05 in de ruststand en het omkeerschakelaarcontact CB08 in de werkstand voor 15 het bekrachtigen van een relais B07. Het bekrachtigde relais B07 sluit zijn contact CB07 (fig. 6). Een elektrische keten, die de aansluitklem (+), het contact CB07, een omkeerschakelaarcontact BCl in de ruststand, de motor 88, een omkeerschakelaarcontact BC2 in de ruststand en de aansluitklem (-) omvat, wordt zodoende gesloten. Onder deze omstandigheden draait de bekrach-20 tigde motor 88 voor het door middel van de schroefstang 87 meenemen van de wagen 79, De wagen 79 verlaat dus zijn eerste eindstand en verplaatst zich naar zijn tweede eindstand, waardoor de afstrijker 76 wordt meegenomen, die dus het deegachtige materiaal op het plaatje 28 aanbrengt door het transparante motief heen van het scherm 18. Tijdens deze beweging 25 onderschept de wagen 79 niet langer de lichtbundel, die wordt gestuurd naar de waarnemer D3, zodat de drie relais' BIO, B31 en B32, die zijn geschakeld aan de uitlaat van D3, dus worden bekrachtigd. Het bekrachtigde relais B10 sluit zijn contact CB10, waarbij het bekrachtigde relais B32 zijn contact CB32 opent. Gelijktijdig kantelt het bekrachtigde relais B31 30 zijn contact CB31 in de werkstand. Op het moment dat de wagen 79 aankomt in zijn tweede eindstand en de lichtbundel onderschept, gestuurd naar de waarnemer D4, worden de relais' B03, B30 en B40 stroomloos gemaakt. Het stroomloos gemaakte relais B08 kantelt zijn contact CB08 in de ruststand, hetgeen als uitwerking heeft het enerzijds bekrachtigen van twee relais' 35 B20 en B21, die hierna worden beschreven, en anderzijds het stroomloos ·> 800 35 81 •r ^ 17 maken van het relais B07, hetgeen zodoende door het openen van het contact CB07 het stilzetten veroorzaakt van de motor 88 en als gevolg daarvan het stilzetten van de wagen 79 in zijn tweede eindstand. Verder sluit het relais B40, dat stroomloos wordt gehouden, zijn contact CB40 (fig. 7).
5 Een ononderbroken stroom loopt dan vanaf de aansluitklem (+) via de geslo ten contacten CB28 en CB40 voor het bekrachtigen van twee relais" B41 en B42. Het bekrachtigde relais B41 sluit zijn contact CB 41 en brengt zodoende een houdketen tot stand voor zichzelf en voor het relais B42. Het bekrachtigde relais B42 sluit zijn contact CB42. Op dezelfde wijze sluit 10 het stroomloos gemaakte relais B30 zijn contact CB30. Een ononderbroken
stroom loopt dan vanaf de aansluitklem (+) via de gesloten contacten CB28 en CB30 voor het bekrachtigen van drie relais' B25, Bl9 en BC. Het bekrachtigde relais B25 sluit zijn contact CB25 en brengt zodoende een houdketen tot stand voor zichzelf en voor de relais" B19 en BC. Het bekrachtigde 15 relais BI9 opent zijn contact CB19, waarbij het bekrachtigde relais BC
zijn contacten BCl en BC2 (fig. 6) in de werkstand kantelt.
Als gevolg van het feit, dat zoals hiervoor aangegeven het kantelen van het contact CB08 in de ruststand als gevolg heeft het bekrachtigen van de relais' B20 en B21, wordt het contact CB21 20 van het relais B21 gesloten gehouden, hetgeen een houdketen tot stand brengt voor deze twee relais'. Het bekrachtigde relais B20 sluit zijn contact CB20 (fig. 6). Het sluiten van het contact CB20 heeft als gevolg het bekrachtigen van de motor 96 en het zodoende doen draaien van de nokken-schijf 94. De nokkenschijf 94 verplaatst zich dan vanuit zijn lage stand, 25 hetgeen het opheffen tot gevolg heeft van het door de stang 78, de afstrij- kerdrager 77 en de afstrijker 76 gevormde samenstel, en het zodoende op afstand van het scherm 18 plaatsen van de afstrijker. Tijdens deze beweging onderbreekt de nokkenschijf 94 niet langer de lichtbundel, die wordt gestuurd naar de waarnemer D2. De positieve spanning die dan'verschijnt 30 aan de uitlaat van deze waarnemer wordt geplaatst op het relais B05, dat door deze bekrachtiging zijn contact CB05 in de werkstand kantelt. Dit kantelen heeft echter geen enkele uitwerking op de voeding van de motor 88 als gevolg van het feit, dat het relais B20 bekrachtigd blijft door de stroom, die vanaf de aansluitklem (+) via het gesloten contact CB04, het 35 contact CB09 in de ruststand en het gesloten contact CB21 loopt. Onder deze 800 3 5 81 18 omstandigheden blijft het contact CB20 gesloten, waarbi/j de nokkenschijf 94, aangedreven door de motor 96, zijn beweging voortzet naar zijn hoge stand. Op het moment dat de nokkenschijf in de hoge stand aankomt, onderbreekt deze niet langer de lichtbundel, die wordt gestuurd naar de waar-5 nemer Dl. De positieve spanning, die dan verschijnt aan de uitlaat van deze waarnemer, wordt geplaatst op het relais B09, dat door deze bekrachtiging zijn contact CB09 in de werkstand kantelt. Als gevolg van dit kantelen worden de relais' B20 en B21 stroomloos gemaakt, zodat zij hun contacten CB20 en CB21 openen, hetgeen als gevolg heeft het stilzetten van 10 de motor 96 en het zodoende stilzetten van de nokkenschijf 94 in zijn hoge stand. Verder loopt als gevolg van het feit, dat het contact CB09 in de werkstand wordt gehouden, een ononderbroken stroom vanaf de aansluit-klem (+) via het gesloten contact CB04, het contact CB09 in de werkstand en het gesloten contact CB10 voor het bekrachtigen van het relais B07.
15 Het bekrachtigde relais B07 sluit zijn contact CB07. De motor 88 wordt zodoende gevoed, maar omdat de omkeerschakelaarcontacten BCl en BC2 in de werkstand worden gehouden, draait de motor 88 in een zodanige richting, dat de wagen 79, die zijn tweede eindstand verlaat, naar zijn eerste eindstand wordt gebracht. De wagen 79 onderbreekt dus niet langer de licht-20 bundel, die naar de waarnemer D4 wordt gestuurd, zodat de positieve span ning, die verschijnt aan de uitlaat van deze waarnemer, wordt geplaatst op de relais' B08, B30 en B40. De bekrachtigde relais' B30 en B40 openen dan hun contacten CB30 en CB40, hetgeen echter geen enkele uitwerking heeft op de bekrachtiging van de relais' B41, B42, B25, B19 en BC omdat de con-25 tacten CB25 en CB41 gesloten blijven. Het bekrachtigde relais E08 kantelt zijn contact CB08 in de werkstand. Opgemerkt moet worden, dat tijdens de terugkeerbeweging van de wagen naar zijn eerste eindstand, de afstrijker 76 op afstand blijft van het scherm 18 als gevolg van het feit, dat de nokkenschijf 94 in zijn hoge stand wordt vastgehouden. Op het moment dat 30 de wagen in zijn eerste eindstand aankomt, onderbreekt deze de lichtbun del, die wordt gestuurd naar de waarnemer D3. Deze onderbreking veroorzaakt het stroomloos worden van de relais' BIO, B31 en B32. Het stroomloos geworden relais B10 opent zijn contact CB10. Als gevolg hiervan wordt het relais B07 stroomloos gemaakt, waarbij het zijn contact CB07 opent, het-35 geen als gevolg heeft het stilzetten van de motor 88 en het zodoende in 4 800 35 81 19 zijn eerste eindstand stilzetten van de wagen 79. Anderaijds sluit het stroomloos geworden relais B32 zijn contact CB32. Tenslotte kantelt het stroomloos geworden relais B31 zijn contact CB31 in de ruststand. Dan loopt een ononderbroken stroom vanaf de aansluitklem (+) via het contact CB31 5 in de ruststand en het gesloten contact CB42 voor het bekrachtigen van een relais BP. Het bekrachtigde relais BP kantelt dan zijn contacten BPl en BP2 (fig. 6) in de werkstand. Als gevolg hiervan wordt dan de stroom, die totdan de motor 49 voedde teneinde het plaatje 28 in aanraking te kunnen houden met het scherm 18, omgekeerd, zodat de motor 49 dan het door de 10 schroefstang 39, de plaat 29, het blok 27, de tafel 38 en het plaatje 28 gevormde samenstel meer naar beneden neemt. Tijdens deze beweging onderbreekt de plaat 29 niet langer de lichtbundel, die wordt gestuurd naar de waarnemer D6, zodat de elektrische spanning, die verschijnt aan de uitlaat van deze waarnemer wordt geplaatst op het relais B04. Het bekrachtigde 15 relais B04 opent dan zijn contact CB04. Wanneer vervolgens tijdens de daal- beweging van de plaat 29, de lijst 99 weer de lichtbundel onderschept, die wordt gestuurd naar de waarnemer D7, verdwijnt de positieve spanning die bestond aan de uitlaat van deze waarnemer, zodat het stroomloos geworden relais B03 zijn contact CB03 sluit. Wanneer tenslotte de plaat 29 20 aankomt in zijn ruststand, wordt hierdoor de lichtbundel onderbroken, gestuurd naar de waarnemer D5, waarbij de positieve spanning, die bestond aan de uitlaat van deze waarnemer verdwijnt, als gevolg waarvan de relais' Bil en E28 stroomloos zijn geworden. Het stroomloos geworden relais Bil opent dan zijn contact CBll, hetgeen de relais' B01 en B02 stroomloos 25 maakt. Als gevolg openen de contacten CB01 en CB02 van de stroomloos geworden relais' B01 en B02, waarbij het openen van het contact CB02 als gevolg het afsnijden heeft, van de voeding van de motor 49 en het zodoende in zijn ruststand onbeweeglijk maken van de plaat 29. Verder opent het stroomloos geworden relais B28 zijn contact CB28, hetgeen dan het stroomloos 30 worden veroorzaakt van de relais' B41, B42, B25, B19 en BC. De stroomloos geworden relais' B25, B41 en B42 openen hun betreffende contacten CB25, CB41 en CB42, Het stroomloos geworden relais B19 sluit zijn contact CB19.
Het stroomloos geworden relais BC kantelt zijn contacten BCl en BC2 in de ruststand. Tenslotte heeft het openen van het contact CB-42 het stroomloos 35 worden tot gevolg van het relais BP, dat dan zijn contacten BPl en BP2 in 800 35 81 ar 0 20 de ruststand kantelt. Zodra de plaat 29 is teruggekomen in zijn ruststand, kan het plaatje 28, waarop een laag van een deegachtig materiaal is aangebracht, worden teruggetrokken door de bedienaar dm in een oven te worden geplaatst, hetgeen het de laag mogelijk maakt vast te worden. De inrichting 5 voor het etsdrukken op zijde is dan klaar voor het tot stand brengen van een nieuw aanbrengen van deegachtig materiaal, welk aanbrengen kan worden uitgevoerd op een reeds met één of meer vast geworden lagen van isolerend of geleidend materiaal bedekt plaatje of op een plaatje, waarop geen enkele aanbrenging van deegachtig materiaal nog heeft plaats gevonden.
10 Het zal duidelijk zijn, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
800 35 81
Claims (5)
1. Inrichting voor het zeefdrukken, voorzien van een zeef, verder van een afstrijker, en van middelen voor het dragen en aandrijven van de afstrijker voor het volgens een ge- 5 geven richting verplaatsen daarvan ten opzichte van de zeef, met het kenmerk, dat de middelen voor het dragen en aandrijven van de afstrijker, middelen omvatten voor het bestuurd neerlaten van de afstrijker op de zeef voor het zacht daarop plaatsen daarvan.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de mid- 10 delen voor het dragen en aandrijven van de afstrijker een wagen omvatten voor het volgens de gegeven richting verplaatsen van de afstrijker over de zeef, en een afstrijkerdrager, met het kenmerk, dat de middelen voor het bestuurd neerlaten van de afstrijker, een staaf (92) omvatten, die is gekoppeld met de afstrijkerdrager 15 (77) en waarvan een van de einden scharnierbaar is om een as (93), vast verbonden met de wagen (79), en het andere einde is geplaatst tegen een nokkenschijf (94), aangedreven door een motor (96).
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de middelen voor het bestuurd neerlaten van de af- 20 strijker middelen omvatten voor het regelen van de lengte van de baan van de afstrijker.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de middelen voor het bestuurd neerlaten van de afstrijker, middelen omvatten voor het regelen van de onderste stand van de 25 afstrijker overeenkomende met de gewenste aanraking daarvan met de zeef.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de afstrijkerdrager (77) met de staaf is gekoppeld door een schroefstang (78), vast verbonden met de afstrijkerdrager, waarbij 30 de middelen voor het regelen van de onderste stand van de afstrijker, een moer (100) omvatten, gemonteerd aan de schroefdraad en ingesteü om te komen rusten op de wagen wanneer de afstrijker zich in de onderste stand daarvan bevindt. 800 3 5 81 35
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8003581A NL8003581A (nl) | 1977-03-10 | 1980-06-20 | Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
FR7707044A FR2383016A1 (fr) | 1977-03-10 | 1977-03-10 | Appareil pour appliquer au travers d'un ecran une couche de matiere pateuse sur un support |
FR7707044 | 1977-03-10 | ||
NL8003581 | 1980-06-20 | ||
NL8003581A NL8003581A (nl) | 1977-03-10 | 1980-06-20 | Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8003581A true NL8003581A (nl) | 1980-10-31 |
Family
ID=26219894
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8003581A NL8003581A (nl) | 1977-03-10 | 1980-06-20 | Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL8003581A (nl) |
-
1980
- 1980-06-20 NL NL8003581A patent/NL8003581A/nl not_active Application Discontinuation
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US3902615A (en) | Automatic wafer loading and pre-alignment system | |
JP2018086854A (ja) | ペースト材料を印刷するための装置および印刷方法 | |
US4414894A (en) | Screen printing apparatus | |
US4068994A (en) | Apparatus for the printing of ceramic green sheets | |
NL8003581A (nl) | Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager. | |
US3909933A (en) | Method for transferring and bonding articles | |
NL8003582A (nl) | Inrichting voor het door een scherm heen aanbrengen van een laag deegachtig materiaal op een drager. | |
JPH07186362A (ja) | スクリーン印刷装置 | |
US2131323A (en) | Method and means for composing relief printing plates | |
US3778935A (en) | Abrading apparatus with rotary index table | |
US3743904A (en) | Precision positioning mechanism, particularly for positioning test probes and the like with respect to micro-electronic units | |
CN111221223B (zh) | 一种内层板曝光机及其标记方法 | |
KR102463163B1 (ko) | 검사 장치 및 검사 방법 | |
CN211309214U (zh) | 自动贴标机 | |
CN108436304A (zh) | 防掉落切割平台和激光切割机 | |
US5873511A (en) | Apparatus and method for forming solder bonding pads | |
GB1482164A (en) | Apparatus for manufacturing film-type resistors | |
US2179220A (en) | Apparatus for stenciling articles | |
US2821159A (en) | Notch tinner | |
JP5759349B2 (ja) | パターン転写装置 | |
CN216988381U (zh) | 龙门点胶机 | |
CN210720199U (zh) | 一种背光板镭雕检测机 | |
CN115338061B (zh) | 一种托盘输送线载具支撑装置 | |
JPS60144239A (ja) | 縦積み部品の分離機構 | |
CN218705012U (zh) | 一种pvc膜印刷辊的存放装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |