NL8003309A - Olieafscheidingsinrichting voor het uit een mengsel van water en olie afscheiden van olie die lichter is dan water. - Google Patents

Description

*' .. -k κ \ · V, Μ Kon/HH, - 1 -ΙΟΙ ieaf scheid ings inrich ting voor het uit een mengsel van water en olie afscheiden van olie die lichter is dan water.

De uitvinding betreft een olieafscheidingsinrich-ting voor het. uit water afscheiden van olie die lichter is dan water, omvattende een zij- en eindwanden omvattende bak, waarin een olie-afscheidingskamer aanwezig is die zich van de 5 ene naar de andere zijwand uitstrekt en die begrensd is door twee op afstand van elkaar geplaatste evenwijdige hellende grensplaten, in welke bak tussen de ene eindwand en de ene grensplaat van de afscheidingskamer een kalmeringsruimte aanwezig is, waarin een toevoerleiding uitmondt, terwijl tussen 10 de andere eindwand en de andere grensplaat van de afschei-dingskamer een uitstroomkamer aanwezig is, vanwaaruit een afvoerleiding schoon water uit de olieafscheidingsinrichting afvoert, waarbij boven de afscheidingskamer een van de uit-stroomkamer gescheiden verzamelruimte voor olie is opgenomen, 15 waarop een olieafvoer is aangesloten.

, Een dergelijke olieafscheidingsinrichting is uit het Britse octrooischrift 1.427.953 bekend. Bij toepassing van deze bekende scheider bij een draineersysteem, bijvoorbeeld bij olielaadstations, raffinaderijen, parkeerplaatsen, 20 garages of dergelijke, waar bij plotselinge regenval of bij het schoonspuiten in korte tijd een grote hoeveelheid verontreinigd water moet worden verwerkt, zal om een overbelasting van de scheider te voorkomen deze moeten worden bemeten op deze incidentele doorstroomhoeveelheden, waardoor de inrich-25 ting volumineus en derhalve ook kostbaar is en de inrichting slechts zelden optimaal wordt belast. Juist omdat in situaties met een overmatige watertoevoer een mindere vervuilingsgraad van het water plaatsvindt, zal het veelal geoorloofd zijn om de overmaat water, slechts ontdaan van de gemakkelijk 30 verwijderbare oliën in het rioleringssysteem of op het oppervlaktewater te lozen.

Ten einde met een optimaal voor de gemiddelde doorstroming bemeten, relatief kleine en goedkope inrichting te kunnen werken en toch onder de bijzondere omstandigheden te 35 kunnen voldoen aan minimumeisen, verschaft de uitvinding een 8003309

V

-Σ- οΙ ieaf scheidingsinrich ting die het kenmerk heeft, dat middels een in de kalmeringsruimte tussen de grensplaat van de afscheiding skamer en de ene eindwand staande, van zijwand tot zijwand doorlopende plaat een stijgkamer van de kalmerings-5 ruimte is afgescheiden, die aan haar benedenzijde met het overige deel van de kalmeringsruimte communiceert en die aan haar bovenzijde in een overloopafvoer uitmondt.

Opgemerkt zij, dat uit het Amerikaanse octrooi-schrift 3.482.694 op zich een overstroominrichting bekend is, 10 die is ingebouwd in de toevoerleiding naar een afvalwaterzui-veringsinrichting. Bij deze bekende overstroominrichting wordt de overmaat toevoer naar boven via een platenscheider voor het uit deze stroom verwijderen van de gemakkelijk verwijderbare zwaardere stoffen gevoerd in een overloop, van-15 waaruit de overmaat water naar open water wordt afgevoerd. Deze inrichting zou, indien bij een inrichting van de in de aanhef genoemde soort toegepast, een volumineuze kostbare inrichting opleveren, die bovendien, ten einde als oliewater-afscheider te kunnen worden toegepast, konstruktief geheel 20 zou dienen te worden gewijzigd.

Een variant van de inrichting volgens de uitvinding verschaft een olieafscheidingsinrichting, waarbij de toevoerleiding door de staande plaat heen in het overige deel van de kalmeringsruimte uitmondt.

25 Een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm van de uit vinding verschaft een olieafscheidingsinrichting, waarbij automatisch bij een te grote toevoer de overloopafvoer in werking treedt en wel doordat de overloopafvoer voorzien is van een instelbare overstroomrand, zodat, rekening houdend 30 met de door de schoonwaterafvoer, olieafvoer en de afvoer-kamer te leveren doorstroomweerstand, het juiste overloopni-veau van de overstroomrand kan worden ingesteld, zodat een overbelasting^ en daarmee wegstromen van de verzamelde olie bij een eenmaal ingestelde inrichting is voorkomen.

35 Deze en verdere kenmerken van de inrichting volgens de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.

800 3 3 09 — - 3 - 5 r* I x ' * · , t ; In de tekening stellen schematisch voor: figuur 1 een bovenaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, figuur 2 een doorsnede over de lijn II-II van 5 figuur 1, figuur 3 een bovenaanzicht van een variant van de : inrichting volgens figuur 1, figuur 4 een doorsnede over de lijn IV-IV van figuur 3, 10 figuur 5 een bovenaanzicht van een verder ontwik kelde voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, en figuur 6 een doorsnede over de lijn VI-VI van figuur 5· 15 en figuur 7 een aanzicht volgens pijlen VII.

De olieafscheidingsinrichting 1 voor het uit water afscheiden van olie omvat een bak met zijwanden 19 en eind-wanden 2 en 12, waarin een olieafscheidingskamer 18 is geplaatst, die zich van de ene naar de andere zijwand 19 uit-20 strekt en begrensd is door twee op afstand van elkaar geplaatste evenwijdige hellende grensplaten 4 en 6, in welke bak tussen de eindwand 2 en de grensplaat 4 van de afschei-dingskamer 18 een kalmeringsruimte 9 is uitgespaard, waarin een toevoerleiding 10 uitmondt, en in welke bak tussen de 25 eindwand 12 en de grensplaat 6 een uitstroomkamer 13 is uit gespaard, vanwaaruit een afvoerleiding 11 schoon water uit de uitstroomkamer 13 afvoert. In de kalmeringsruimte 9 tussen de grensplaat 4 en de eindwand 2 is een staande plaat 27 aangebracht, die van zijwand 19 tot zijwand 19 doorloopt en een 30 stijgruimte 26 van het overige deel 31 van de kalmeringsruimte 9 afscheidt. Aan de onderzijde communiceert de stijgruimte ’ 26 met het overige deel 31 van de kalmeringsruimte 9. Het mengsel van water en lichte olie wordt door de inlaat 10 tot in de kalmeringsruimte 9 geleid. Vandaaruit stroomt het meng-35 sel naar de afscheidingskamer 18 die in deze voorbeelden van de figuren 1 tot en met 6 schematisch is aangegeven als een platenscheider met platen 14. Vervolgens stroomt het water via de afscheidingskamer 18 onder afscheiding van de naar 800 33 0 9

V

boven stijgende olie naar de uitstroomkamer 13 en vervolgens over de overloopplaat 8 heen naar de schoonwaterafvoer 11. De opstijgende olie wordt in de olieverzamelkamer 28 die middels een plaat 7 van de uitstroomkamer 13 gescheiden is verzameld ; 5en via een olieafvoer 16 naar een olieopslag afgevoerd. Bij 'een overmatige toevoer van mengsel zou de capaciteit van de afscheidingskamer 18 kunnen worden overschreden. Ten einde dit te voorkomen, is de stijgruimte 26 voorzien van een over-loopafvoer 23 voor het middels een instelbare overstroomrand 1022 en leiding 25 afvoeren van de overmaat water. In het overige deel 31 van de kalmeringsruimte 9 is deze overmaat water reeds ontdaan van de gemakkelijk afscheidbare olie, waarbij in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1, 2, 5 en 6 aan de grensplaat 4 een vertikale plaat 20 op een afstand van 15de wand 27 is aangebracht, die ofwel voorzien is van een olieafvoer 21 (figuur 2) ofwel van een oliedoorlaat 30 (figuur 6). De overmaat water volgt hierbij de met pijlen 24 aangegeven weg. Ten einde een nog nauwkeuriger instelling van het overstroommechanisme te verkrijgen, is ook de overstroom-20 rand 29 van de plaat 8 in hoogte instelbaar, welke over-stroomrand 29 bij een voorkeursuitvoering getand is.

De verzamelkamer 28 is te allen tijde gescheiden van het in de uitstroomkamer 13 geplaatste schoonwater-afvoermechanisme via een afscheidingsplaat 7 of door de tot 25 boven toe doorgetrokken grensplaat 6 (figuur 4). Hierdoor blijft de uitstroomkamer 13 vrij van lichte verontreinigingen.

De bak is aan zijn onderzijde van een aftap 50 met afsluiter voorzien voor het afvoeren van zich daar verzame-30lende zware stoffen, zoals zware olie, zand en dergelijke.

Onder de uitdrukking lichte olie dient ook benzine, vet en dergelijke stof te worden volstaan.

Om er voor te zorgen, dat tijdens normaal bedrijf al het mengsel door de afscheidingskamer 18 stroomt en er niets 35over de overlooprand 22 stroomt, bevindt de overstroomrand 55 zich op een iets lager niveau, bijvoorbeeld 5 mm, dan de overstroomrand 22.

8003309 ; I : - 5 " . !

Teneinde bij de bijzondere omstandigheid van een overmaat aan mengsel veel mengsel over de overstroomrand 22 ! te laten afvloeien, is er voor gezorgd, dat de weerstand van de door de afscheidingskamer 18 stromende 'mengselstroom gro-5 ter is dan de door de stijgruimte 26 stromende mengselstroom. Die extra weerstand is in de figuren 1, 2 en 7 gerealiseerd middels een getande overstroomrand 55, in de figuren 3 en 4 middels een de stromingsweerstand verhogend rooster 56, en in ; de figuren 5 en 6 middels een achter de afscheidingskamer 18 !10 in het stromingstraject geperforeerde plaat 58.

i l f' 8003309

Claims (4)

1. 2. Olieafscheidingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de toevoerleiding door de stijgkamer heen in het overige deel van de kalmeringsruimte uitmondt.
2. 3. Olieafscheidingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de overloopafvoer voorzien is van een instelbare overstroomrand.
3. 4. Olieafscheidingsinrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de schoonwaterafvoer een de stromingsweerstand vergrotende getande overstroomrand omvat.
4. 5. Olieafscheidingsinrichting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het overige deel van de kalmeringsruimte van de olieverzamelruimte gescheiden is door * een vanaf de ene grensplaat van de afscheidingskamer tot :::.....8 o o 3 3 o 9 * t- >. - . _____ % - 7 - δ . boven het niveau van de vloeistof in de bak reikende plaat, in welke plaat een afsluitbare oliedoorlaat is aangebracht voor het naar de olieverzamelruimte toevoeren van in de kal-meringsruimte van het water afgescheiden olie· _~8 00 3 3 09