NL8003014A - Voederautomaat. - Google Patents

Description

- VO oti 6 *·' * 7 i ï

Titel: Voederautomaat.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het voederen van vee, voorzien van een huis met een kopinsteekopening en van een doseerinrichting, welke voer aan de voederinrichting kan toevoeren, gestuurd door signalen, die door de aanwezigheid van vee hij de opening 5 worden gegenereerd en waarmee het mogelijk is elk exemplaar een aangepaste portie te geven.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 76.09780. Inmiddels is in de praktijk gebleken, dat bepaalde dieren snel ontdekken, dat door stoten tegen de 10 voerbak nog voerrestanten uit de doseerinrichting navallen. Dit wordt na verloop van tijd een gewoonte van elk dier. Het resultaat is, dat onjuist wordt gedoseerd, terwijl het huis niet tegen het stoten bestand is en bovendien geluidsoverlast wordt veroorzaakt.

De uitvinding beoogt dit bezwaar op te heffen.

15 Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een achter de doseerinrichting opgestelde klep, welke is ingericht voor het ‘ uitsluitend doorlaten van telkens éën gedoseerde hoeveelheid voer.

Bij voorkeur is de klep opgesteld in een verticaal leiding- of buisdeel tussen de doseerinrichting en het huis en is uitgevoerd als 20 tuimelklep en uitgerust met een contragewicht. Aldus wordt een "zelfwerkende” klep gevormd, die opent, zodra voer daarop valt en automatisch weer sluit wanneer de doseerinrichting stopt.

In nadere uitwerking van de uitvinding kunnen het contragewicht en de tuimelklep zodanig zijn opgesteld, dat tijdens de beweging hiervan 25 het moment wordt gewijzigd. Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat eerst nadat een bepaalde hoeveelheid voer door de doseerinrichting is toegevoerd, de klep gaat tuimelen, waarbij het voer geleidelijk van de klep schuift. Tijdens het tuimelen zal echter het moment kleiner worden, waardoor de klep open blijft tot het laatste of nagenoeg laatste restant 30 voer is afgevoerd. Daarna zal de klep onder vergroting van genoemd moment weer sluiten. Eventueel navallende voerrestanten zullen te weinig gewicht hebben om het opnieuw openen van de klep te kunnen bewerkstelligen.

Verder kan volgens de uitvinding het verticaal leiding- of buisdeel zijn voorzien van een vernauwing, bijvoorbeeld een trechtervormig 800 30 14 -2- deel, waardoor het voer nauwkeurig op het midden van de klep wordt gestort en deze dus telkens nauwkeurig op hetzelfde moment opent, respectievelijk sluit.

Indien gewenst kan de tuimelklep zijn voorzien van een schakelaar, 5 welke is opgenomen in het stroomcircuit van de doseerinrichting en door middel waarvan de vijzelmotor dus kan worden uitgeschakeld. Daar voorts het contragewicht instelbaar kan worden uitgevoerd, is het op deze wijze dus ock mogelijk om het gewicht van de gewenste porties te bepalen.

Als alternatief voor de tuimelklep, echter ook in combinatie 10 daarmee toepasbaar, kan de klep volgens de uitvinding zijn uitgevoerd als een gestuurd-roteerbare bak, waaraan door de doseerinrichting een hoeveelheid voer kan worden toegevoerd en die daarna eenmaal wordt gewenteld voor het uitstorten van daarin opgevangen voer, hetzij direct in het huis van.de vöederinrichting, hetzij in de eventueel daaronder 15 opgestelde tuimelklepinrichting.

De roteerbare bak heeft, evenals de tuimelklep, het voordeel, dat deze ongevoelig is voor beïnvloeding door het vee, echter bovendien constructief veel eenvoudiger is.

Bij gebruik van een doseerworm, kan de bak volgens de uitvinding 20 bij het afvoereinde van de doseerworm en samen daarmee roteerbaar zijn gemonteerd, zodat per wormomwenteling de bakinhoud wordt gelost. Er kan aldus een doseermethode worden toegepast, waarbij de bak als "maatbeker" functioneert, dat wil zeggen dat indien een schroefomwenteling correspondeert met X gram voer en een portie η x X gram moet wegen, 25 de portie wordt gedoseerd door n-omwentelingen van de doseerworm.

Tenzij de roterende bak wordt toegepast in combinatie met de tui-melklep, kan de doseerinrichting geïntegreerd met het huis van de voe-derinrichting worden uitgevoerd, dat wil zeggen dat de trechtervormige voorraadbak het bovendeel van het huis van de vöederinrichting vormt en 30 het samenstel van roterende bak, doseerworm en aandrijfmotor in het huis is opgenomen onder vorming van een complete, compacte vöederinrichting.

Teneinde te verhinderen, dat, in het bijzonder bij een meelachtig voederprodukt, de roterende bak tijdens het omkeren daarvan, niet geheel wordt geledigd, doordat het produkt aan de bakwand blijft kleven, kan, 35 in het bijzonder wanneer de bak is uitgevoerd met een in hoofdzaak cilindrische configuratie, een schraper zijn opgesteld, waar de bakwand 800 30 14 -3- tijdens elke omwenteling automatisch langs schraapt.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de voederautomaat worden beschreven.

5 Fig. 1 is een schematisch zijaanzicht van een voederbak; fig. 2 toont op vergrote schaal de in de inrichting volgens fig. 1 toegepaste tuimelklep in gesloten stand; fig. 3 is een bovenaanzicht van de klep volgens fig. 2; fig. 4 is een aanzicht overeenkomstig fig. 2 met de klep in ge-10 opende stand; fig. 5 is een zijaanzicht van een variant-uitvoering van de voederbak volgens fig. 1-4 en fig. 6 is een aanzicht volgens de lijn VI-VX in fig. 5·

Volgens de tekening, in het bijzonder fig. 1-4, is de voederbak 15 voorzien van een huis 1 met een kopinsteekopening 2. Boven het huis 1 is een trechtervormige voorraadbak 3 opgesteld, waarin zich aan' de onderzijde een doseerworm 4 bevindt. Deze doseerworm wordt aangedreven door een elektromotor 5» welke is opgenomen in een stroomcircuit, waarin ook een zich onder de kopinsteekopening 2 bevindende magneetschakelaar è 20 bevindt, welke laatste aanspreekt op een om de nek van een dier hangende ketting of ander signaleringsmiddel.

Wanneer de doseerworm k in werking wordt gesteld, zal voer via een pijpstuk 7 worden getransporteerd naar een onderbroken buisdeel 8, dat uitmondt in het huis 1. Ter plaatse van genoemde onderbreking bevindt zich 25 een in het geheel met 9 aangeduide tuimelklep.

Zoals in het bijzonder uit de fig. 2-4 blijkt,, is de tuimelklep 9 door middel van een klembeugel 10 bevestigd aan het bovenste deel van het onderbroken buisdeel 8 (dat aan het boveneinde is gesloten), terwijl het onderste buisdeel 8 is voorzien van een trechtervormige inlaat 11 30 (fig. 1).

De tuimelklep 9 bestaat uit een hefboom 12, welke ter plaatse van het punt 13 draaibaar is verbonden met de beugel 10. Het ene einde van de hefboom 12 draagt een schotel 14, welke het betreffende 'buisdeel 8 kan afsluiten. Het andere einde van de hefboom is voorzien van een draai-35 baar daaraan opgehangen, instelbaar contragewicht 15· 800 3 0 14 -k-

De verhouding tussen de draaipunten en de grootte van het contragewicht zijn zodanig gekozen, dat na het toevoeren van een bepaalde hoeveelheid voer op de schotel 1H, de klep langzaam zal worden geopend. De bewegingssnelheid van de klep wordt, door wijziging van het door het 5 contragewicht veroorzaakte moment, echter steeds groter, totdat het voer van de schotel 14 glijdt. Nadat al het voer of nagenoeg al het voer van de klep is afgegleden, zal de klep onder invloed van het contragewicht weer naar de uitgangsstand terugbewegen. Opening van da klep zal eerst dan weer plaatsvinden, nadat een bepaalde hoeveelheid voer is toegevoerd; 10 navallende voerresten zullen dit echter niet tot stand kunnen brengen.

Het zal duidelijk zijn, dat bij genoemde beweging van de tuimel-klep moet worden voorkomen, dat deze bij het openen tot voorbij de even-' wichtsstand wordt bewogen. Hiertoe is de klep voorzien van êên of meer aanslagen: In dit geval de instelbare aanslagen 16 en 17· 15 Om te waarborgen, dat de tuimelklep steeds onder invloed van een gelijke hoeveelheid toegevoerd voer opengaat, is het ondereinde van het bovenste buisdeel. 8 voorzien van een trechtervozmig deel 18, waardoor het toegevoerde voer steeds midden op de schotel 1^ valt.

Indien gewenst kan, zoals hiervoor reeds is opgemerkt, de tuime-20 laar zijn voorzien van een schakelaar, opgenomen in het elektrische circuit voor het bedienen van de motor 15. Hierdoor kan bijvoorbeeld de doseerworm worden stilgezet, zodra de tuimelklep wordt geopend.

In de uitvoeringsvorm volgens fig. 5-7 zijn overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid als in de voorgaande 25 figuren. Zoals blijkt uit fig. 5 en 6 is de trechter 3 geïntegreerd met het huis 1 uitgevoerd. De doseerinrichting is uitgerust met een worm 1 en een aandrijfmotor 5· De as van de doseerworm U heeft een. verlengstuk 19, waaraan een met de worm U mee roteerbare bak 20 is bevestigd. De bak 20 heeft een" gesloten eindwand 21 en een in hoofdzaak cilindrische zij-30 wand 22. Dat wil zeggen dat de bak 20 aan de bovenzijde (zoals in fig. 6 afgebeeld) open is en ook open is aan het naar de worm b toegekeerde einde.

Bij rotatie van de worm 1 zal een bepaalde hoeveelheid voer in de bak 20 worden gebracht en doordat de bak 20 meedraait, wordt deze hoe-35 veelheid uitgestort in het huis 1 van de voederinrichting, zodat het door een dier, dat met de kop door de opening 2 reikt, kan worden ge- 8 0 ύ 3 014 -5- consumeerd.

Indien gebruik wordt gemaakt ran een voedersysteem, waarbij elk dier is uitgerust met een zender, waarvan bet signaal representatief is voor de hoeveelheid voor dat bepaalde, dier bestemde voerportie, zal, 5 zodra het betreffende dier bij de voederinrichting is aangekomen, het door de betreffende zender uitgezonden signaal worden vertaald in een aantal omwentelingen van de worm k en de bak 20, zodat het dier de daarvoor bestemde hoeveelheid voer krijgt toegediend, vooropgesteld, dat de voedering niet wordt geblokkeerd, omdat het dier de voor hem op dat 10 moment bestemde hoeveelheid voer reeds heeft geconsumeerd.

Om aan de bak 20 klevende produkten uit de bak te lossen kan een schraper in de vorm van een stationaire strip 23 zijn aangebracht.

Bij rotatie van de bak beweegt de binnenzijde van de bakzijwand 22 langs de strip en wordt schoongeveegd.

800 3 0 14

Claims (9)

1. Inrichting voor het voederen van vee, voorzien van een huis met een kopinsteekopening en van een doseerinrichting, welke voer aan de voederinrichting kan toevoeren, gestuurd door signalen, die door de aanwezigheid van vee bij de opening worden gegenereerd en waarmee het moge- 5 lijk is elk exemplaar een aangepaste portie te geven, gekenmerkt door een achter de doseerinrichting opgestelde klep, welke is ingericht voor het uitsluitend doorlaten van telkens éên gedoseerde hoeveelheid voer.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klep is opgesteld in een verticaal leiding- of buisdeel tussen de doseerinrich- 10 ting en het huis en is uitgevoerd als tuimelklep, uit gerust met een contragewicht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het contragewicht en de tuimelklep zodanig zijn opgesteld, dat tijdens de beweging hiervan het moment wordt gewijzigd.

15 U. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat genoemd buisdeel is voorzien van een vernauwing, in het bijzonder een trechter-vormig deel.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tuimelklep is voorzien van een schakelaar, op genomen in 20 het stroomcircuit van de doseerinrichting.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klep is uitgevoerd als een gestuurd-roteerbare bak, waaraan door de doseerinrichting een hoeveelheid voer kan worden toegevoerd en die daarna eenmaal wordt gewenteld voor het uitstorten van daarin cpge- 25 vangen voer.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij gebruik wordt gemaakt van een doseerworm, met het kenmerk, dat de bak bij het afvoereinde van de doseerworm en samen daarmee roteerbaar is gemonteerd.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, gekenmerkt door een schraper 30 voor het ledigen van de bak tijdens rotatie daarvan.

9. Inrichting volgens conclusie 1, 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat de doseerinrichting geïntegreerd met het huis van de voederinrichting is uitgevoerd. 800 30 14