NL8002870A - Inrichting voor het afscheiden van fijne deeltjes uit wei. - Google Patents

Description

80321 vA/mm

Korte aanduiding : Inrichting voor het afscheiden van fijne deeltjes uit wei.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afscheiden van fijne wrongeldeeltjes uit wei.

Bij werkwijzen voor het maken van kaas wordt de wei uit de wrongel afgetapt, welke wei een aanzienlijk gedeelte 5 aan fijne wrongeldeeltjes kan bevatten. Daar de fijne wron-geldeeitjes een waardevol produkt betekenen, heeft men in het verleden verschillende soorten van afscheiders en zeven gebruikt voor het afscheiden van de fijne deeltjes uit de wei, zoals beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 10 2.942.343 en 3.071*860. Over het algemeen heeft men in het t verleden voor het terugwinnen van fijne deeltjes trillende zeven en ontwateringszeven gebruikt, en in inrichtingen van deze soort worden de fijne deeltjes normaal blootgesteld aan lucht en hebben daardoor de neiging tot uitdrogen en 15 klontvorming, waardoor een verandering van structuur en kleur ontstaat. Als gevolg hiervan is het normaal onmogelijk om de fijne deeltjes naar het kaasmaakvat terug te brengen, doordat zij een onaanvaardbare verandering veroorzaken van de structuur en kleur van de kaas, waardoor de kwaliteit van 20 de kaas wordt verlaagd. Hierdoor worden de fijne wrongeldeelt jes, na uit de wei te zijn afgescheiden,' afzonderlijk verpakt en verkocht als een produkt van mindere kwaliteit dat lag,er is geprijsd.

De uitvinding heeft als doel het verschaffen van een 25 verbeterde inrichting voor het op zodanige wijze afscheiden van fijne -wrongeldeeltjes uit wei, dat de fijne wrongeldeel-tjes in een toestand zijn waarin zij naar het kaasmaakvat kunnen worden teruggevoerd. De inrichting omvat een gesloten huis met een inlaat voor het ontvangen van de wei die een "332370 - 2 - aanzienlijk gedeelte aan fijne wrongeldeeltjes bevat. De wei wordt ingebracht op een hellende toevoergoot, en wordt vanaf het ondereinde van de goot afgevoerd op een stilstaande zeef, die onder de goot is geplaatst en vanaf de goot in de rj tegenovergestelde richting helt.

Wanneer de wei vanaf de toevoergoot op de zeef overgaat, passeert deze wei een nauwe sleuf die dienst doet voor het verdelen van de wei in een dunne stroom of laag over de zeef. Wanneer de wei benedenwaarts over de zeef stroomt zakt een gedeelte van de wei door de zeef en wordt in een weikuip verzameld, terwijl het overblijvende gedeelte van de wei en de fijne deeltjes, in de vorm van een brij, in een tweede kuip wordt verzameld en onmiddellijk naar het kaasmaakvat kan worden teruggeleid.

15 De hellingshoek van de stilstaande zeef is zo-danig gecoördineerd met de maaswijdte van de zeef, dat het grootste gedeelte van de wei wordt verwijderd, maar de fijne deeltjes, tezamen met een resterend gedeelte van de wei, in de vorm van een dikke brij in de tweede verzamelkuip wordt 20 afgevoerd. Hierdoor drogen de fijne deeltjes niet uit en treedt er geen verandering op van de structuur en kleur van de fijne deeltjes, waardoor de fijne deeltjes naar het kaasmaakvat kunnen worden teruggeleid.

De afscheidingsinrichting volgens de uitvinding is 25 van eenvoudiger constructie dan de in het verleden toegepaste, trillende zeven en andere mechanische afscheidingsinrichtingen, De afscheider omvat een stilstaande, hellende toevoergoot en een stilstaande, hellende zeef, zodat er geen bewegende delen zijn, en dit vermindert niet alleen de ini-30 tiële kosten van installatie en onderhoud, maar vereenvoudigt tevens de reinigingsprocedure·.

Daar het samenstel in een gesloten huis is ondergebracht kan het gehele samenstel gemakkelijk op zijn plaats worden gereinigd zonder dat één van de onderdelen daarvan 35 behoeft te worden verwijderd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van een voorkeursuitvoe-ringsvoorbeeld.

Fig. 1 is een zijaanzicht in doorsnede met weggebro- 3002870 > - 3 - ken delen van de inrichting.

Fig. 2 is een vertikale doorsnede over de lijn 2-2 in fig. 1.

Figo 3 is een aanzicht op vergrote schaal dat het 5 benedenstroomse einde toont van de toevoergoot en het boven-stroomse einde van de afscheidingszeef„

Fig. 4 is een doorsnede over de lijn 4-4 in fig. 2 en toont de bevestiging van de zeef.

Fig. 5 is een aanzicht op vergrote schaal dat de 10 bevestiging toont van de zeef aan de draagstang.

In de tekening is een inrichting weergegeven voor het afscheiden van fijne wrongeldeeltjes uit wei, welke inrichting een in hoofdzaak rechthoekig huis 1 omvat, dat rust op een reeks poten 2. Het huis omvat een paar zijwanden 3» een 15 paar eindwanden 4, een bodemwand 5 en een bovenwand 6.

De wei welke een aanzienlijk gedeelte aan fijne wrongeldeeltjes bevat, wordt in het huis ingevoerd via een L-vormige leiding 7 en wordt afgevoerd op een hellende, stilstaande toevoergoot 8, welke in het bovengedeelte van het 20 huis is bevestigd.

Zoals in fig. 1 en 2 is weergegeven, omvat de goot een hellende bodemwand 9, een eindwand 10 en een paar zijwanden 11. Het ondereinde van de bodemwand 11 is gevormd met een omgekeerde bocht 12, zoals het duidelijkste in fig. 3 is 25 weergegeven, welke bocht 12 op een geringe afstand is geplaatst boven de bodemwand 13 van een tweede hellende goot 14 voor het begrenzen van een sleuf 15. Zoals in fig. 2 is weergegeven, is de goot 14 onder de toevoergoot 8 geplaatst en helt in de tegenovergestelde richting. De ondergoot .14 30 is voorzien van een paar zijwanden 16, die zich tussen de zijwanden 3 van het huis uitstrekken, en het middengedeelte van de bodemwand 13 is gevormd met een opening 17· Zoals in fig. 3 is weergegeven, heeft het hoge einde van de bodemwand 14 een benedenwaarts verlopende flens 18, die aan de zijwand 35 3 is bevestigd, en een bovenwaarts gebogen keerschot 19 is boven de flens 18 bevestigd en verbonden tussen de bodemwand 14 en de zijwand 3 voor het verschaffen van een vloeiend gebogen oppervlak voor het leiden van de wei in de sleuf 15.

Over de opening 17 in de ondergoot 13 is een poreuze 8002870 ( - 4 - zeef 20 geplaatst, die bij voorkeur is gevormd van een geweven kunststof, zoals polyester, polypropyleen of nylon0 De onderranden van de zijwanden 16 die de opening 17 begrenzen zijn bovenwaarts gebogen, zoals bij 21 is weergegeven, terwijl 5 de zijgedeelten van de zeef 20 over de gebogen randen zijn geplaatst. De ogen 22 zijn met regelmatige tussenruimten bevestigd langs de lengte van elke zijrand van de zeef 20, en een stang 23 verloopt in de ogen langs elke zijrand, waarbij de stangen 23 zijn opgenomen in één van een reeks inke-10 pingen 24 in de zijrand van de steunen 25, die aan de zijwanden 16 zijn bevestigd. Door het plaatsen van de stangen 23 in een van de verschillende inkepingen 24 kan de spanning op de zeef 20 worden gewijzigd, en door verwijdering van de stangen 23 uit de inkepingen 24 kan de zeef gemakkelijk voor 15 herstel of vervanging worden verwijderd.

De onderrand van de zeef 20 eindigt kort voor het ondereinde van de opening 17 voor het verschaffen van een spleet 26. Onder de zeef 20 is een weikuip 27 geplaatst, terwijl onder de spleet 26 een brijkuip 28 is geplaatst, 20 die van de weikuip 27 is gescheiden voor een verdeelwand 29. Zowel de weikuip 27 als de brijkuip 28 zijn voorzien van hellende, trechtervormige bodems, die aflopen naar de respectieve uitlaatleidingen 30 en 31» welke zijn verbonden met de pompen 32 en 33· 25 Voor het verschaffen van de gewenste afscheiding van de wei en het tegenhouden van een gedeelte van de wei met de fijne deeltjes in de vorm van een brij, is het noodzakelijk om de hellingshoek van de zeef 20 te coördineren met zijn ' maaswijdte. Er is gevonden, dat door gebruikmaking van een 30 maaswijdte in het gebied van 80-150 mesh, tezamen met een hellingshoek van 30° tot 40° met betrekking tot de horizontaal, en bij voorkeur omstreeks 30°, de gewenste wijze van afscheiding zal verschaffen.

Zoals in fig. 2 is weergegeven, kan een vloeistof-35 spiegel voeler 34 in een van de kuipen 27 en 28 zijn geplaatst en werkzaam zijn voor het automatisch starten van de werking van de beide pompen 32 en 33» wanneer de vloeistofspiegel stijgt tot de hoogte van de voeler. De voeler is aangesloten in een elektrische schakeling met de pompen en een tijdwerk, 800 2 8 70 * - 5 - zodat de pompen gedurende een bepaalde tijdsduur zullen werken die voldoende Tang is voor het in hoofdzaak aftappen van de wei en de brij uit de betreffende kuipen.

Het huis 1 kan zijn voorzien van één of meer ramen 5 of waarnemingsopeningen 35o

Tijdens de werking wordt de wei die de fijne wrongel-deeltjes bevat ingevoerd in de leiding 7 en stroomt benedenwaarts langs de bodemwand 11 van de bovenste hellende goot 8. De weistroom wordt omgekeerd aan het ondereinde van de 10 goot 8 en de wei beweegt daarna door de sleuf 15, die dienst doet voor het verdelen van de wei in een laag over de hellende zeef 20. Vanneer de wei benedenwaarts langs de zeef stroomt zal een gedeelte van de wei door de poreuze zeef passeren om in de wei-kuip 27 te worden verzameld, terwijl 15 bet resterende deel van de wei en de fijne deeltjes vanaf het ondereinde van de zeef door de spleet 26 zal worden afgevoerd tot in de brijkuip. Vanneer de vloeistofspiegel in de weikuip de hoogte bereikt van de voeler zal de voeler de pompen in werking stellen voor het verwijderen van de 20 wei in de brij uit de respectieve kuipen.

Daar de fijne wrongeldeeltjes niet geheel van de wei zijn afgescheiden maar in de vorm van een brij zijn, bestaat er geen neiging voor de fijne- deeltjes tot uitdrogen. Daardoor behouden de fijne deeltjes hun kleur en structuur 25 en kunnen onmiddellijk door de werking van de pomp 33 worden teruggeleid naar het kaasmaakvat teneinde te worden opgenomen in eenzelfde lading, of een nieuwe lading, kaas.

De afscheidingsinrichting volgens de uitvinding heeft een vereenvoudigde constructie zonder andere bewegende delen 30 dan de afvoerpompen 32 en 33· Dit vermindert niet alleen de kosten van de eenheid, maar vergemakkelijkt in hoofdzaak het ter plaatse reinigen van de gehele eenheid.

8002870

Claims (7)

0 - -

1. Inrichting voor het afscheiden van fijne wrongel-deeltjes uit wei, gekenmerkt door een huis met een inlaat voor het ontvangen van wei die een hoeveelheid fijne wrongel-5 deeltjes bevat, een hellende, stilstaande toevoergoot voor het van de inlaat ontvangen van de wei, een hellende afschei-dingsgoot die is aangebracht voor het ontvangen van de wei vanaf het ondereinde van de toevoergoot, welke afscheidings-goot onder de toevoergoot is geplaatst en in de tegenoverge-10 stelde richting helt, waarbij het bodemoppervlak van de afscheidingsgoot is voorzien van een opening, waarbij over de opening een verwijderbare, buigzame zeef is aangebracht, onder de zeef een eerste verzamelvat is geplaatst, een tweede verzamelvat is aangebracht beneden het ondereinde van de 15 afscheidingsgoot, waarbij de wei benedenwaarts stroomt langs de zeef en een gedeelte van de wei door de zeef heenbeweegt en in het eerste vat wordt verzameld, terwijl het resterende deel van de wei en de fijne deeltjes in het tweede vat worden verzameld.

2. Inlichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat pompmiddelen met elk vat zijn verbonden voor het verwijderen van het materiaal uit de respectieve vaten.

3· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zeef onder een hoek is geplaatst van 30° tot 40° met 25 de horizontaal en een maaswijdte heeft van 80-150 mesh.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen het lage einde van de toevoergoot en het boveneinde van de afscheidingsgoot middelen zijn aangebracht die een sleuf begrenzen voor het in een laag over de zeef verde-30 len van de wei.

5· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 'in één van de vaten voelmiddelen voor de vloeistof -spiegel zijn aangebracht waardoor de hoogte van de vloeistof-spiegel van het daarin aanwezige vloeibare materiaal kan 35 worden vastgesteld, welke voelmiddelen bedienbaar zijn verbonden met de pompmiddelen die samenwerken met· het vat voor het bedienen van de pompmiddelen en het verwijderen van het vloeibare materiaal uit het vat.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 800 2 8 70 - 7 - «· % dat de randen van de tweede goot die de opening begrenzen zijn gebogen en de zijranden van de zeef over de gebogen randen steken.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk. 5 dat elke zijrand van de zeef met een stang is verbonden, terwijl de inrichting beugelmiddelen omvat die langs elke zijde van de tweede goot zijn aangebracht en een reeks inkepingen hebben voor het ontvangen van de respectieve stang, bij de plaatsing van de stang in de respectieve inkepingen 10 dienst doet voor het instellen van de dwarsspanning op de zeef. 8002870