NL8002531A - Middelen voor het aanbrengen van een plafond of dergelijke constructie. - Google Patents

Description

4 ;t 1» i VO 1*58

Titel: Middelen voor het aanbrengen van een plafond of der gelijke constructie.

De uitvinding heeft betrekking op middelen voor het aanbrengen van een hangplafond onder geprefabriceerde balken welke al dan niet een verdeeltegel of een betimmering van andere aard dragen.

Er zijn reeds verschillende systemen voorgesteld om hangpla-5 'fonds te bevestigen. Daarbij worden in de balken gaten aangebracht waarin vervolgens hangstaven bevestigd kunnen worden danwel worden hulzen voor hetzelfde doel ingebed.

Voorts is het bekend in de balken bij de fabricage houten blokken aan te brengen, welke door gegalvaniseerde kruisspijkers of der-10 gelijke daaraan bevestigd zijn.

Voorts is het bekend speciale hangstaven toe te passen, welke in de balken steun vinden en waarvan het boveneinde ingebed is in de verdeeltegel.

De bezwaren van de bekende middelen zijn dat de balken of der-15 gelijke niet altijd zuiver recht, doch bochtig zijn, waarbij de door-buiging zelfs enkele centimeters kan bedragen; het is dan noodzakelijk de oneffenheden in de balk weg te werken qp het moment dat het plafond wordt gemonteerd, hetgeen hangstaven van verschillende lengte vereist en de mogelijkheid de lengte naar wens te kunnen veranderen. Dit 20 laatste vereist veel handwerk van de timmerman.

Om doelmatig te kunnen werken, moet het hangsysteem gemakkelijk op zijn plaats worden gebracht tijdens de fabricage van de balk, terwijl voorts geen moeilijkheden moeten ontstaan bij opslag en transport van die balken, hetgeen betékent dat geen uitstekende delen aan-25 wezig moeten zijn.

Het doel van de uitvinding is de tot nog toe bestaande bezwaren op te heffen en een balk te verschaffen, welke voorzien is van r eenvoudige bevestigingsmiddelen, welke gemakkelijk in hoogte instelbaar zijn voor het bevestigen van latten,blokken of houten ribben waaraan 30 het plafond bevestigd moet worden.

Daartoe wordt een inzetsel gebruikt dat de bevestiging van het hangplafond aan de ophangmiddelen vereenvoudigt.

Daartoe zijn in het beton van de balk ter weerszijden en qp gelijke afstand van een langsmiddertvlak ankers opgencmen met een lengte 35 buiten de balk die ongeveer gelijk is aan de maximum buiging van de 800 2 5 31 « * -2- balk en welke eindigen in een huls waarin spijkers haaks op het langs-middenvlak kunnen verschuiven, waarbij de afstand van de ankers t.o.v. de as van de balk in de orde van grootte van 2 a 3 cm is.

De ankers zijn doelmatig plat uitgevoerd en tegen het ondervlak 5 van de halk gebogen. Zij zijn paarsgewijs en symmetrisch t.o.v. het langsmiddenvlak van de balk aangebracht, en in tegengestelde zin gebogen. De ankers van een zelfde paar zijn onderling verbonden door een in het beton gebedde staaf. Bedoelde staaf vormt de instelmiddelen aangezien deze kan samenwerken met de wapeningsstaven van de balk, De onderlinge 10 langsafstand tussen twee ankers of stellen ankers is in de orde van grootte van 0,5 & 1 m. Het inzetsel volgens de uitvinding bestaat in hoofdzaak uit een metalen beugel in de vorm van een U, waarvan de benen plat zijn uitgevoerd en eindigen in hulzen waarin spijkers gezet kunnen worden.

15 De afstand tussen de benen is ongeveer U a 6 cm. De einden van de benen zijn in tegengestelde zin over 90° gebogen. De lengte van de gebogen gedeelten stemt overeen met de maximale doorbuiging van de balken waarvoor de inzetsels bestemd zijn. Deze lengte is in de orde van grootte van 3 a 6 cm..

20 Het niet gebogen naar binnen gekeerde gedeelte van de ankers heeft een hoogte welke gelijk is aan de afstand tussen de wapeningsdraden en.het ondervlak van de balk. Het onderste gedeelte van de ankers heeft uitsteeksels of kragen, welke kunnen samenwerken met de wapenings-staven.

25 De ankers worden gebogen of teruggebogen ter vorming van kokers voor het opnemen van spijkers, welke nagenoeg in hetzelfde horizontale vlak komen te liggen en waaraan latten, ribben of houten blokken tussen de ankers worden bevestigd door middel van spijkers, welke in bedoelde kokers worden gezet, zodanig dat de ondervlakken in hetzelfde hori-30 zontale vlak komen te liggen. Het plafond kan vervolgens aan die latten worden gehaakt.

Op deze wijze kan zeer eenvoudig en praetisch worden gewerkt terwijl de toe te passen middelen eenvoudig en goedkoop zijn.

Doordat de ankers onder verschillende hoeken gebogen kunnen wor-35 den en bij voorkeur in tegengestelde zin, kunnen de latten op doeltref- 800 2 5 31 V f -3- fende wijze aan de balken worden vastgezet waarbij Hunstand practisch niet onveranderlijk is.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing naar de tekening nader toegelicht. Daarin toont: 5 fig. 1 'schematisch in perspectief en in doorsnede de bij de uit vinding toegepaste middelen; fig. 2 in perspectief en in gedeeltelijke doorsnede een balk volgens de uitvinding in omgekeerde zin; fig. 3 een variant van de balk volgens fig. 2; 10 fig. 1-10 verschillende uitvoeringsvormen van het inzetsel vol gens de uitvinding.

Zoals blijkt uit fig. 1-3 is de balk 1 voorzien van ankers 2, welke in het betonlichaam van de balk zijn opgenomen en welke zich bevinden ter weerszijden van het langsmiddenvlak dat is aangeduid door 15 de assen XX en YYrin fig. 2, en wel op ongeveer gelijke afstanden van 2.a 3 cm; de lengte van de buiten de balk 2 uitstekende ankers is ongeveer gelijk aan de maximaal toelaatbare buiging van de balk, d.w.z. in de orde van grootte van 3 è, 6 cm. de ankers 2 eindigen in kokers 3 voor het inzetten van spijkers 1 haaks op het vlak XX, YY.

20 Zoals blijkt uit fig. 1 kan door het min of meer uitbuigen van de ankers 2 een lat 5 aan het ondervlak van de balk worden bevestigd waarbij de afstand daarvan kan worden ingesteld. De bevestiging van de latten 5 geschiedt door het inslaan van spijkers ^ op het moment dat de ondervlakken van de latten 5 zich in een zelfde horizontaal 25 vlak bevinden; vervolgens kan een hangplafond 6 rechtstreeks aan de latten 5 bevestigd worden.

Met. behulp van een hamer of een nijptang kunnen de ankers 2 in de gewenste stand worden gebogen. Deze ankers zijn aanvankelijk over 90° in de richting van de langsas XX gebogen, bij voorkeur in Ïegen-30 gestelde zin, zoals blijkt uit fig. 2.

Wanneer de spijkers 1; in de latten 5 zijn geslagen kunnen deze als gevolg van de stijfheid van de ankers niet meer t.o.v. de balk van stand veranderen, hetgeen zowel geldt voor de langsrichting als de hoogte. Deze stijve verbinding is een belangrijk voordeel van de nieuwe 35 constructie.

800 25 31 « -il·-

Uit fig. 2 "blijkt, dat de ankers paarsgewijs zijn aangebracht in een dwarsvlak van de balk. Fig. 3 toont dat de ankers ook op andere wijze 'aangebracht kunnen worden, b.v. afwisselend aan de ene of de andere zijde van.het langsmiddenvlak van de balk 1.

5 Uit de fig. 1 en 2 blijkt, dat de ankers 2 van een zelfde paar onderling verbonden zijn door staafjes 7· Op deze wijze wordt een zeer correcte stand van de ankers 2 verkregen, aangezien deze kunnen steunen tegen de voorgespannen wapeningsstaven 8, zoals nog nader is weergegeven in de fig. V-10.

10 De ankers zijn aanvankelijk over 90° gebogen en kunnen onderste boven worden gegoten, waarbij het op zijn plaats brengen bestaat uit het in de verse beton drukken van de benen van de ankers 2 met de staafjes 7 totdat deze tegen de wapeningsstaven 8 aankanen, waarbij de omgebogen benen van de ankers 2 tegen de verse beton aanliggen en 15 in dwarsrichting met hun hoeken 9 steunen tegen de wapeningsstaven 8.

De spijkers U worden in de kokers 3 gezet tijdens de fabricage van de inzetsels doordat de balken geleverd worden met de ankers en de spijkers, zodat de latten 5 direct op hun plaats gezet kunnen worden.

Aangezien de ankers aanvankelijk over 90° zijn gebogen en aan-20 liggen tegen het ondervlak van de balken 1, zal de omvang niet worden . vergroot en kan de opslag en het transport zonder problemen plaatsvinden.

De fig. 1*-10 tonen verschillende varianten van de inzetsels in de vorm van een U.

Volgens fig. ^ en 5 bestaat het inzetsel uit tvee ankers 2, 25 die onderling verbonden zijn door een staafje J.

Volgens fig. 6-10 kan het inzetsel bestaan uit een uit plaat gesneden geheel, waarbij het staafje 7 deel uitmaakt van de ankers 2.

De dwarssteun t.o.v. de wapeningsstaven 8 wordt verkregen door insnijdingen 10 of dergelijke, als weergegeven in fig. 6 en 10, 30 door tanden 11, weergegeven in fig. 7 en 8 en door tanden en insnijdingen als weergegeven in fig. 9 en een inkeping 10 volgens fig. 10 zodanig dat daar twee boven elkaar gelegen wapeningsstaven 8 in op-genomen kunnen worden.

Voor het verankeren van de ankers zijn in fig. U en 5 vensters 35 12 aanwezig.

800 2 5 31 -5-

De uitstekende delen van de ankers 5 zijn stijver uitgevoerd dan de gevouwen zone. Volgens fig. U zijn de ankers 2 on de spijker k teruggevouwen waardoor een dubbele dikte buiten het beton ontstaat.

Li fig. 5, T en 8 is de vouwzone verzwakt door vensters 12 (fig.

5 5 en 75 danwel door inkepingen 13· Volgens fig. 6 en 9 zijn bij 1¾ ribben aangebracht terwijl ook het staafje 7 van een ribbe voorzien kan zijn. Volgens fig. U, 5> 6, 8 en 9 worden de spijkers op hun plaats gehouden doordat een been van het anker 2 cm de spijker is teruggevouwen. Volgens de fig. 7 en 10 zijn in de einden 15 van de 10 ankerbenen lamellen 15 uitgedrukt.

In het geval van fig. 10 eindigen de ankerbenen in lippen 16, waardoor deze benen op enige afstand van de onderzijde van een balk blijven waardoor het inbrengen van een schroevendraaier of een hamer vergemakkelijkt wordt cm de benen uit te buigen.

15 De afstand van een anker t.o.v. het langsmiddenvlak en dien tengevolge de breedte van de ruimte tussen die ankers enerzijds en die t.o.v. de balk anderzijds wordt bepaald door de breedte van de te monteren latten. In de practijk is deze vrije ruimte ongeveer b^a 6 cm.

20 De afstand tussen de ankers van elk stel in dé langsrichting van de balk hangt af van het ontwerp. Deze afstand is in de practijk in de orde van grootte van 0,5 a lm, doelmatig ongeveer 0,60 m.

t 800 2 5 31

Claims (12)

1. Betonbalk voor het bevestigen van een hangplafond, met het kenmerk, dat deze ankers (2) bevat, welke in het betonlichaam van de balk zijn opgenomen en welke gelegen zijn ter weerszijden van een langs-middenvlak (XX-YY) op een onderling gelijke afstand van ongeveer 2 a 3 cm 5 waarbij de lengte van de delen van het anker (2), welke buiten de balk uitsteken ongeveer gelijk is aan de maximaal toelaatbare doorbuiging van de balk, in de practijk ongeveer 3 a 6 cm, waarbij de ankers (2) aan hun einden kokers (3) bezitten voor het inbrengen van spijkers (U) welke haaks op het vlak (XX, YY) staan.

2. Balk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ankers plat zijn uitgevoerd en tegen het ondervlak van de balk zijn gebogen.

3. Balk volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de ankers paarsgewijs symmetrisch t.o.v. het langsmiddenvlak van de balk zijn aangebracht en in tegengestelde zin zijn gebogen. 15 b. Balk volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ankers van een zelfde paar door een in het beton gebedde verbinding onderling zijn verbonden.

5. Balk volgens conclusie b, met het kenmerk, dat deze verbinding middelen heeft, die kunnen samenwerken met de waperdngsstaven van 20 de balk.

6. Balk volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de langsaf-stand tussen de ankers van een paar ongeveer 0,5 a 1 m is.

7. Ihzetsel voor 'een betonbalk volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een metalen beugel in de voim van een U, 25 waarvan de benen plat zijn uitgevoerd en eindigen in kokers, waarin spijkers gezet kunnen worden. i

8. Inzetsel volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat de afstand tussen de benen gelijk is aan b tot 6 cm.

9. Inzetsel volgens conclusies 7 en 8, met het kenmerk, dat de 30 einden van de benen in tegengestelde zin over 90° zi^jn gebogen.

10. Inzetsel volgens conclusies 7-9» met het kenmerk, dat de lengte van de uitstekende ahkerdelen in de orde van grootte is van de maximaal toelaatbare doorbuiging van de balken waarvoor de inzetsels bestemd zijn, d.w.z. in de practijk in de orde van grootte van 3 tot 6 cm.

11. Inzetsel volgens conclusie 7-t10, met het kenmerk, dat de niet 800 2 5 31 -7- τ- gebogen gedeelten van het anker zich uitstrekken over een hoogte welke gelijk is aan de afstand tussen de vapeningsdraden en het ondervlak van de balk.

12. Inzetsel volgens conclusies 7-11* met het kenmerk, dat het 5 niet gebogen gedeelte van de ankers voorzien is van uitsteeksels of uitsparingen, welke kunnen samenwerken met de wapeningsstaven van de balk.

13. Werkwijze voor het aanbrengen van een hangplafond aan beton-balken van het type als cmschreven in de conclusies 1-6, met het . 10 kenmerk, dat de ankers naar binnen of naar buiten worden gebogen totdat de kokers voor de spijkers ongeveer in hetzelfde horizontale vlak zijn gelegen waarna latten, ribben of houten blokken tussen de ankers worden bevestigd door middel van spijkers, welke in de kokers worden gezet, zodanig dat de ondervlakken in hetzelfde horizontale vlak 15 komen, waarna de elementen van het hangplafond aan deze latten worden bevestigd. 800 2 5 31