NL8002491A

NL8002491A - Elektrochemische cel met hermetische afdichting.

Info

Publication number: NL8002491A
Application number: NL8002491A
Authority: NL
Original assignee: Duracell Int
Priority date: 1979-05-09
Filing date: 1980-04-29
Publication date: 1980-11-11
Also published as: SE8003376L; CA1149862A; IT1131457B; GB2055242A; FR2456397B1; IT8021873A0; BE883166A; IL59825A0; US4233372A; FR2456397A1; DE3017272A1; GB2055242B; DK189180A; MX148510A; IL59825A; JPS55151768A

Description

- 1 - #

Elektrochemische cel met hermetische afdichting.

De' uitvinding heeft betrekking op hermetische glas-metaalafdichtingen voor elektrochemische cellen, in het bijzonder op dergelijke afdichtingen voor cellen, die niet waterige elektrolieten bevatten.

5 Met de komst van de niet waterige cellen met hoge stroomdichtheid, die algemeen gebruik maken van corrosieve componenten, zoals lithiumanodes, zwaveldioxyde en thionylchloride-depolarisatoren, en verschillende reactieve organische elektrolietoplosmiddelen, is de 10 hermetische afsluiting van de celafdichtingen van toenemend belang geworden. Van de hermetische afdichtingen, die worden gebruikt bij niet waterige elektrolietcellen, is één van de meest betrouwbare afdichtingen de glas-metaal-afdichting, die bestaat uit een uitwendig metaaioogje, 15 dat een centrale metaalstaaf of -buis omgeeft, en daaraan verzegeld is door een glasorgaan. De centrale metaalstaaf of -buis, bekend als de doorvoer (feedthrough), funktioneert algemeen ais een klem voor de cel, waarbij het uitwendige metaaioogje, dat van tegenovergestelde polariteit is, 20 en het glasorgaan daartussen zorgt voor de noodzakelijke elektrische isolatie.

Commercieel beschikbare glas-metaalafdichtingen, zoals die, gebruikt bij elektrische componenten, hebben algemeen uitwendige metaaloogjes van staal, afdichtorganen 25 van borosilicaatglas, en doorvoeren van ijzer-nikkellegering. Hoewel dergelijke glas-metaalafdichtingen relatief goedkoop zijn, worden zij niet algemeen toegepast voor het afdichten van niet-waterige elektrolietcellen met hoge stroomdichtheid, omdat de componentenvan dergelijke 30 cellen chemisch reactief zijn met de ijzer-nikkellegering, die wordt gebruikt als doorvoer in dergelijke afdichtingen. Daarom was het voor glas-metaalafdichtingen voor niet waterige cellen met hoge stroomdichtheid noodzakelijk om metalen te gebruiken zoals corrosiebestendig titanium, 35 tantalium, molybdeen, en dergelijke als doorvoer voor dergelijke afdichtingen. Het gebruik van dergelijke metalen verhoogt evenwel de kosten van de cellen in verband met 800 2 4 9 1 ï» - 2 - f de hoge kosten van dergelijke metalen en de hoge kosten voor het verwerken van dergelijke metalen in een aanvaardbare glas-metaalafdichting. Als gevolg zijn de glas-metaalafdichtingen voor niet-waterige cellen in het alge-5 meen het meest dure deel van de celverpakking.

Het is nu een doel van de uitvinding om een glas-metaalafdichtingsconstructie te verschaffen voor elektrochemische cellen, en in het bijzonder niet waterige elektrolietcellen, waarbij commercieel beschikbaar glas-10 metaalafdichtingen kunnen worden gebruikt, die metalen bevatten, die incompatibel zijn met celcomponenten.

Algemeen heeft de uitvinding betrekking op een elektrochemische cel, die een houder bevat, afgesloten met een hermetische afdichting, waarbij deze afdichting 15 een eerste metaalorgaan omvat, afgescheiden van een tweede metaalorgaan, en daaraan verregeld door een glasorgaan, waarbij de genoemde eerste en tweede metaalorganen elektrisch van elkaar geïsoleerd zijn door het glasorgaan, met het kenmerk, dat het tweede metaalorgaan mechanisch en elektrisch 20 is verbonden met een derde metaalorgaan, chemisch compatibel met componenten van de cel, waarbij dit'derde metaalorgaan ' elektrisch is verbonden met een elektrode van de cel voor het verschaffen van een elektrische continuïteit tussen de elektrode en het metaalorgaan, en waarbij de afdichting 25 verder middelen omvat, die afdichtend nagenoeg alle oppervlakken van het tweede metaalorgaan, die zijn blootgesteld binnen de celhouder, omsluiten.

In een voorkeursconstructie volgens de uitvinding is een uitwendig metaaloogje, dat een centraal metaalorgaan, 30 algemeen in de vorm van een metaalstaaf of -buis, omringt, daaraan verzegeld door een glasorgaan. De centrale metaalstaaf of -buis doet dienst als een klem voor de cel, terwijl het buitenste metaaloogje algemeen van de tegenovergestelde polariteit is, met het glasorgaan daartussen zorgende voor 35 de noodzakelijke elektrische isolatie. De centrale staaf, buis of "doorvoer" is incompatibel met één of meer van de celcomponenten en is binnen de cel verbonden met een metaalorgaan van een materiaal zoals aluminium, dat compatibel is met de componenten aanwezig in de cel. Het met de cel 40 compatibele metaalorgaan zorgt voor een elektrische ver- 800 24 91 " - 3 - s binding tussen een elektrode binnen de cel en de metaal-doorvoer, waarbij deze doorvoer dienst kan doen als een klem voor de cel. Nagenoeg het gehele gedeelte van de doorvoer (waaronder het gebied, waarin deze is bevestigd 5 aan het met de cel compatibele metaalorgaan), dat is blootgesteld aan het inwendige van de cel, is afdichtend omsloten door een inert afdichtmateriaal zoals een poly-alkeenmateriaal, bijv. polypropyleen of polyethyleen of hechtende polymere gehalogeneerde koolwaterstoffen, bijv.

10 copolymeren van ethyleen en chloortrifluorethyleen.(HALAR).

Als deel van de omsluiting· wordt het afdichtmiddel tevens bij voorkeur verzegeld aan het glas van de glas-metaal-afdichting en/of aan het buitenste metaaloogje van de afdichting.

15 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de tekening. In de tekening toont: fig. 1 een zijaanzicht in doorsnee van een uitvoeringsvorm van de glas-metaalafdichting van de 20 uitvinding, aangebracht op een cel, • ''' fig. 2 een zijaanzicht in doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de glas-metaalafdichting volgens de uitvinding, en fig. 3 een zijaanzicht in doorsnede van een 25 derde uitvoeringsvorm van de glas-metaalafdichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een glas-metaalafdichtingsconstructie 20, geplaatst binnen een cirkelvormige opening in 'de metalen deksel 14 van een elektrochemische cel 10. De 30 houder voor de cel 10 bestaat uit een komvormig metaalorgaan 12, waaraan de celbovenzijde 14 omtreksgewijs is vastgelast. De glas-metaalafdichtconstructie 20 is vastgelast aan de omtrek van de opening in het deksel 14, teneinde daardoor de cel hermetisch in te sluiten en 35 af te dichten.

De glas-metaalafdichtconstructie 20 bestaat uit een buitenste metaaloogje 24, waarbij een flensgedeelte daarvan, dat de omtreksrand van de opening in het celdeksel 14 overlapt, daaraan is vastgelast. De glas-metaalafdichtings-40 constructie bevat verder een metalen staaf of doorvoer 22, 800 24 91 -4-.

> die concentrisch is geplaatst binnen het oogje 24.

Een glasorgaan 23 is vastgesmolten aan het metaaloogje 24 en de metaalstaaf 22 in een algemeen commercieel beschikbare configuratie, waardoor de staaf of doorvoer 5 22 op zijn plaats gehouden wordt, terwijl de staaf 22 elektrisch wordt geïsoleerd van het oogje 24, en de cel hermetisch wordt afgedicht. De doorvoer 22 steekt uit onder het onderoppervlak van het glasorgaan 23 in het inwendige van de cel 10 met het oog op een elektrische 10 verbinding met een celelektrode (niet getoond); deze doorvoer zou normaliter onderworpen zijn^an corrosief contact met de celcomponenten. Teneinde zo'n uiteindelijke corrosie en mogelijk celdefekt te voorkomen, is het onderste einde van de doorvoer 22 kapvormig omgeven door een metaalorgaan 15 28, vervaardigd van een metaal, dat in wezen inert is voor de celcomponenten. Een opening 25 binnen het metaalorgaan of de kap 28 is zodanig bemeten, dat deze past op het einde .van de metaaldoorvoer 22 in een gestuikte passing, waardoor een positieve mechanische en elektrische verbinding 20 wordt verkregen. Teneinde de doorvoer 22 volledig te isoleren van de corrosieve componenten van de cel, zijn de blootgestelde oppervlakken van de doorvoer 22 omgeven en afgedicht door inert afdichtmateriaal 26. Het afdichtmateriaal 26 is verder verzegeld aan het benedenoppervlak 25 van het glasorgaan 23, dat de doorvoer 22 omgeeft, en het afdichtmateriaal 26 overlapt het aansluitingsgebied tussen de doorvoer 22 en de kap 28, en is verzegeld aan een gedeelte van deze kap, teneinde voor de doorvoer 22 • een volledige afdichting en isolatie te waarborgen ten 30 opzichte van de celcomponenten. Het afdichtmateriaal 26 omsluit evenwel niet volledig de metaalkap 28, aangezien polymeermaterialen, die algemeen worden gebruikt als afdichtmaterialen, in wezen isolerend zijn, en de metaalkap 28 elektrisch is verbonden (niet getoond) met een 35 elektrode binnen de cel, waardoor de doorvoer 22, elektrisch verbonden met kap 28, dienst doet als klem voor cel 10.

Het afdichtmateriaal 26 dient in wezen inert te zijn voor de corrosieve materialen binnen.de cel, en moet verder voldoende veerkrachtig zijn om te kunnen compenseren voor 40 verschillen in uitzetting of samentrekking van de metaalkap 800 2 4 9 1 v - 5 - * 28, de doorvoer 22, en het glasorgaan 23. Voorbeelden van dergelijke in wezen inerte materialen omvatten poly-alkenen zoals het eerdergenoemde polyethyleen en polypropy-leen en polymere gehalogeneerde koolwaterstoffen.

5 ' Geschikte polymere gehalogeneerde koolwaterstoffen, die kunnen worden gebruikt bij de uitvinding, zijn die met repeterende eenheden met de formule: 4h

10 X

, waarin n een geheel getal is gelijk aan of groter dan 2, en X substituenten representeert, waarbij een overheersend deel in elke repeterende eenheid wordt gevormd door fluor en ten minste éên in elke repeterende eenheid een 15 andere substituent dan fluor is. Bij "overheersend deel" wordt bedoeld, dat ten minste 50 % van de substituenten fluor zijn, terwijl slechts één ander type substituent aanwezig is, en dat, in andere gevallen, er een overmaat fluor is ten opzichte van. enige andere aanwezige substituent.

20 Deze gepolyhalogeneerde koolwaterstoffen zijn algemeen inert voor corrosieve elektrochemische celcomponenten en bezitten aanhechtende eigenschappen*

Bij voorkeur zijn die substituenten in de repeterende eenheden, die niet bestaan uit fluor, gekozen uit de groep 25 bestaande uit chloor, broom, waterstof, -RY , -ORY , en m m mengsels daarvan, waarbij Y een halogeen of waterstof of mengsel daarvan representeert, R een keten is met 1-6 koolstofatomen, en m het vereiste aantal waterstof en/of halogeenatomen, noodzakelijk om de keten te voltooien, 30 voorstelt.. Geschikte polymere polygehalogeneerde koolwaterstoffen die kunnen worden gebruikt bij de uitvinding, omvatten copolymeren van gefluoreerd ethyleeri en propyleen, waarbij ëén zo'n copolymeer in de handel wordt gebracht onder het merk "Teflon FEP" door E.I. DuPont de Nemours and 35 Co., Wilmington, Delaware? copolymeren van ethyleen en tetrafluorethyleen, in de handel gebracht onder het merk "TEFZEL" door E.I. DuPont de Nemours and Co.? chloortri-fluorethyleenharsen zoals "KEL-F", afkomstig van 3M. Co., 800 2 4 91 * - 6 - of "Piaskon", in de handel gebracht door. Allied Chemical Corp.; copolymeren van ethyleen en chloortrifluorethyleen, waarvan er één wordt verkocht onder het merk "HALAR" door Allied Chemical Corp., Morristown, New Jersey; polymeren 5 met een fluorkoolwaterstofhoofdketen en perfluoralkoxyzij-keten, waarvan alleen wordt verkocht onder de merknaam "TEFLON PFA" door E.I. Du Pont de Nemours & Co.; en homopolymeren van vinylideenfluoride, waarbij één zo'n polymeer bekend is onder het merk "KYNAR", in de handel 10 gebracht door Pennwalt Corp., Philadelpha, Pennsylvania.

Andere dan de bovengenoemde polymeren polygehalo-geneerde koolwaterstoffen, zoals polytetrafluorethyleen, kunnen niet worden gebruikt bij de uitvinding, aangezien zij niet voldoende vloeien, wanneer zij worden verhit, 15 aangezien zij een zeer hoge smeltviscositeit bezitten, en niet of niet voldoende aanhechten aan de metaal- en glasoppervlakken.

Indien het gewenst is, dat de metaaldoorvoer van de glas-metaalafdichting buisvormig is, teneinde de 20 invoer mogelijk te maken van een fluïde elektroliet in de cel, kan de configuratie van de glas-metaalafdichting, getoond in fig. 2 worden gebruikt. In plaats van de metaalstaaf 22 uit fig. 1 is de doorvoer in fig. 2 een buisvormig metaalorgaan 32. Een tweede buisvormige orgaan 25 38 van geringe diameter dan het buisvormige orgaan 32 is ingestoken in het metaal 32 en steekt uit onder de onderzijde van het orgaan 32 in het inwendige van de cel. Het orgaan 38 is vervaardigd van een metaal, dat in wezen inert is voor de celcomponenten. De twee buisvormige 30 organen 32 en 38 zijn mechanisch en elektrisch aan elkaar verzegeld door een soldeermateriaal 35 zoals een koper-zinklegering. Inert afdichtmateriaal 36 omsluit en is verzegeld aan de blootgestelde oppervlakken van het orgaan 32. Het afdichtmateriaal 36 is verder verzegeld aan het - 35 glasorgaan 33 van de glas-metaalafdichtconstructie 30, en overlapt de gesoldeerde overgang tussen de organen 32 en 38 en is tevens verzegeld aan een gedeelte van het blootgestelde oppervlak van orgaan 38.

Fig. 3 toont een derde uitvoeringsvorm van de 40 glas-metaalafdichtingsconstructie volgens de uitvinding, 8002491 - '7 - waarbij in plaats van de gestuikte kap 28, getoond in fig. 1, en de gesoldeerde verbindingsbuis 38 in fig. 2 een pen 48 met een platte kop 49 is gelast aan de bodem van een staaf of doorvoer 42 teneinde te zorgen voor zowel 5 een mechanische als elektrische verbinding. De pen 48 is gemaakt van een metaal, dat in wezen inert is voor de componenten van de cel. Deze pen wordt vervolgens ingebed binnen een elektrode van de cel teneinde de elektrische verbinding, te completeren, waardoor de doorvoer 42 10 funktioneert als een celklem. Het afdichtmateriaal 46 overlapt het gelaste gebied tussen de doorvoer 42 en de penkop 49, en is verzegeld of aan de penkop 49 zoals getoond, of aan de pen 48, en is, evenals in de fig. 1 en 2, verzegeld aan de blootgestelde oppervlakken van de doorvoer 15 42 en het glasorgaan 43 van de glas-metaalafdichting 40.

In de handel verkrijgbare glas-metaalafdichtingen in de vorm van metaaloogjes met metaaldoorvoeren en een glasafdichting daartussen bestaan in het algemeen uit een stalen oogje, dat algemeen compatibel is me.t corrosieve 2Ό celcomponenten, indien een negatieve potentiaal wordt aangehouden, en een glas zoals een boorsilicaatglas met overheersende hoeveelheden van siliciumdioxyde en borium-oxyde, en dat een uitzettingscoëfficiënt heeft, die op geschikte wijze correspondeert met die van zowel het 25 metaal van het metaaloogje en het metaal van de doorvoer, teneinde of een samenpersingsafdichting of een aangepaste uitzettingsafdichting, al naar gewenst, te verschaffen.

Zoals boven opgemerkt, is evenwel bij commercieel beschikbare glas-metaalafdichtingen de centrale doorvoer in het 30 algemeen een ijzer-nikkellegering zoals legering 52, die incompatibel is met de componenten van een elektrochemische cel.

Zou de polariteit van de cel worden'omgekeerd, waardoor de stalen uitwendige metaaloogje ook onderhevig 35 zou zijn aan corrosie, kan het afdichtmateriaal worden uitgebreid ook zo’n uitwendig metaaloogje te bedekken. In een dergelijke configuratie wordt het afdichtmateriaal verzegeld aan het celdeksel, dat het oogje periferaal omringt. Indien daarentegen alleen het uitwendige metaal-40 oogje incompatibel is met de componenten van de cel, 800 24 91 * - 8 - funktioneert de celhouder zelf als cel-compatibele verbinding met de celelektrode. Het afdichtmateriaal in een dergelijke uitvoering omsluit afdichtend het uitwendige metaaloogje en bij voorkeur het aangrenzende glas en cel-5 houderdeel.

Het metaal dat de meeste voorkeur heeft voor het metaalorgaan, dat wordt bevestigd aan de corrosieve metaal-doorvoer of het oogje voor het verschaffen van de elektrische verbinding tussen de doorvoer of het oogje en een elektrode 10 van de cel, en voor het weerstaan van achteruitgang door celcomponenten, is in verband met zijn lage kosten aluminium. Ook andere metalen, zoals tantalium, titanium, molybdeen, wolfraam, en dergelijke, die algemeen worden beschouwd als niet corrodeerbaar te zijn, kunnen evenwel worden gebruikt 15 voor de elektrische verbinding van de doorvoer of het oogje met een elektrode van de cel. De aanbrenging en afdichting van het afdichtmateriaal aan de metaal- en glasoppervlakken kan tot stand worden gebracht door verschillende methodes, waaronder het aanbrengen van het 20 afdichtmateriaal zoals polyethyleen of polypropyleen, als voorvorm, of als een suspensie van gepoederd polyethyleen of polypropyleen in een oplosmiddel zoals xyleen. Na het aanbrengen van het afdichtmateriaal aan de metaal- en glasoppervlakken wordt het materiaal een korte tijd verhit 25 teneinde het te binden aan de metaal- en glasoppervlakken. Voor polyethyleen of polypropyleen is een warmtebehandeling van ongeveer 150°C gedurende ongeveer 30 min. voldoende voor een dergelijke binding. Andere aanbrengings- en afdicht-procedures, die in het bijzonder bruikbaar zijn bij poly-30 mere fluorkoolstofafdichtmiddelen, zoals boven beschreven, zijn beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.110.518, waarvan de beschrijving hier als geïncorporeerd wordt beschouwd.

Het zal duidelijk zijn, dat de uitvoeringsvormen 35 getoond in de fig. 1-3 slechts voorbeelden zijn van de uitvinding, en dat wijzigingen in constructie en materialen kan plaatsvinden zonder daardoor te treden buiten het kader van de uitvinding.

- conclusies - 800 2 4 9 1

Claims

1. Elektrochemische cel, omvattende een houder, die is afgesloten met een hermetische afdichting, welke afdichting een eerste metaalorgaan heeft, afgescheiden van een tweede metaalorgaan, en daaraan verzegeld door een glas- 5 orgaan, waarbij de eerste en tweede metaalorganen elektrisch geïsoleerd van elkaar zijn door het glasorgaan, met het kenmerk, dat het tweede metaalorgaan mechanisch en elektrisch is verbonden met een derde metaalorgaan, dat chemisch compatibel is met de componenten van de cel, 10 dat dit derde metaalorgaan elektrisch is verbonden met een ëlektrode van de cel voor het verschaffen van een elektrische continuïteit tussen de elektrode en het tweede metaalorgaan,en dat de afdichting verder middelen omvat, die in wezen al de oppervlakken van het tweede metaalorgaan, 15 die zijn blootgesteld binnen de celhouder, op afdichtende wijze omsluit.

2. Elektrochemische cel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het tweede metaalorgaan een oogjesconfiguratie heeft, en dat het derde metaalorgaan 20 een gedeelte omvat van de celhouder.

3. Elektrochemische cel volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het eerste metaalorgaan bestaat uit een metaalstaaf, die concentrisch is geplaatst binnen het oogje. 25

4, Elektrochemische cel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het eerste metaalorgaan een oogjesconfiguratie heeft.

5. Elektrochemische cel volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat het tweede metaalorgaan een 30 metaalstaaf omvat, die concentrisch is geplaatst binnen dit oogje.

6. Elektrochemische cel volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat het derde metaalorgaan een metaal- 800 24 91 - 10 - kap omvat voor het einde van de metaalstaaf.

7. Elektrochemische cel volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de metaalkap en de metaalstaaf met elkaar zijn verbonden door een stuikverbinding teneinde 5 te zorgen voor de genoemde elektrische en mechanische verbinding.

8. Elektrochemische cel volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat het derde metaalorgaan een pin 10 omvat.

9. Elektrochemische cel volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat genoemde pin is vastgelast aan een einde van de metaalstaaf.

10. Elektrochemische cel volgens conclusie 1, 15 met het kenmerk, dat het tweede metaalorgaan een buis omvat, en dat het derde metaalorgaan binnen deze buis past en mechanisch en elektrisch is verbonden met het inwendige van de buis.

11. Elektrochemische cel volgens conclusie 10, 20 met het kenmerk, dat het derde metaalorgaan een buis omvat met een kleinere diameter dan de diameter van de buis, die het tweede metaalorgaan vormt.

12. Elektrochemische cel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de tweede en derde 25 metaalorganen aan elkaar zijn gesoldeerd voor het verkrijgen van de genoemde mechanische en elektrische verbinding.

13. Elektrochemische cel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het genoemde afdichtmiddel omvat een afdichtmateriaal gekozen uit 30 polyalkenen en polymere gehalogeneerde koolwaterstoffen.

14. Elektrochemische cel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal is gekozen uit polyethyleen, polypropyleen, en copolymeren van 8002491 X - 11 - ethyleen en chloortrifluorethyleen.

15. Elektrochemische cel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het genoemde afdichtmiddel verder de verbinding tussen de tweede en 5 derde metaalorganen op afdichtende wijze omsluit.

16. Elektrochemische cel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het genoemde afdichtmiddel verder op afdichtende wijze een gedeelte omsluit van het glasorgaan, grenzend aan het tweede 10 metaalorgaan.

17. Elektrochemische cel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze een lithiumanode bezit.

18. Elektrochemische cel volgens conclusie 17, m e t 15 het kenmerk, dat deze een depolarisator heeft, gekozen -uit zwaveldioxyde en thionylchloride. / - .

19. Elektrochemische cel volgens cohólusie 18, me t het kenmerk, dat het derde metaalorgaan bestaat uit aluminium, tantalium, titanium, molybdeen, of wolfraam.

20. Hermetische afdichting te gebruiken bij een elektrochemische cel, gekenmerkt door een metalen oogje, een metaalstaaf, concentrisch geplaatst binnen dit oogje en daaraan verzegeld door een glasorgaan, waarbij de metalen staaf mechanisch en elektrisch is 25 verbonden met een metaalorgaan, dat chemisch compatibel is met componenten van de cel, en een afdichtmiddel, dat nagenoeg de gehele metaalstaaf tussen het glasorgaan en de verbinding van de staaf met het metaalorgaan afdichtend omsluit.

21. Afdichting volgens conclusie 20, m e t het kenmerk, dat het afdichtmiddel bestaat uit een afdichtmateriaal, gekozen uit polyethyleen, polypropyleen, en copolymeren van ethyleen en chloortrifluorethyleen. 800 2 4 91