NL8001500A - Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van de hoeveelheid vloeistof, afgezet op fijn korrelige materialen en werkwijze voor het bereiden van mortel en beton. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van de hoeveelheid vloeistof, afgezet op fijn korrelige materialen en werkwijze voor het bereiden van mortel en beton. Download PDF

Info

Publication number
NL8001500A
NL8001500A NL8001500A NL8001500A NL8001500A NL 8001500 A NL8001500 A NL 8001500A NL 8001500 A NL8001500 A NL 8001500A NL 8001500 A NL8001500 A NL 8001500A NL 8001500 A NL8001500 A NL 8001500A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
water
fine particles
sand
amount
particles
Prior art date
Application number
NL8001500A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Yasuro Ito En Taisei Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP2826679A external-priority patent/JPS55121374A/ja
Priority claimed from JP14762879A external-priority patent/JPS5673518A/ja
Application filed by Yasuro Ito En Taisei Corp filed Critical Yasuro Ito En Taisei Corp
Publication of NL8001500A publication Critical patent/NL8001500A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D43/00Separating particles from liquids, or liquids from solids, otherwise than by sedimentation or filtration
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01JCHEMICAL OR PHYSICAL PROCESSES, e.g. CATALYSIS OR COLLOID CHEMISTRY; THEIR RELEVANT APPARATUS
    • B01J8/00Chemical or physical processes in general, conducted in the presence of fluids and solid particles; Apparatus for such processes
    • B01J8/16Chemical or physical processes in general, conducted in the presence of fluids and solid particles; Apparatus for such processes with particles being subjected to vibrations or pulsations
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28CPREPARING CLAY; PRODUCING MIXTURES CONTAINING CLAY OR CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28C5/00Apparatus or methods for producing mixtures of cement with other substances, e.g. slurries, mortars, porous or fibrous compositions
    • B28C5/08Apparatus or methods for producing mixtures of cement with other substances, e.g. slurries, mortars, porous or fibrous compositions using driven mechanical means affecting the mixing
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28CPREPARING CLAY; PRODUCING MIXTURES CONTAINING CLAY OR CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28C5/00Apparatus or methods for producing mixtures of cement with other substances, e.g. slurries, mortars, porous or fibrous compositions
    • B28C5/08Apparatus or methods for producing mixtures of cement with other substances, e.g. slurries, mortars, porous or fibrous compositions using driven mechanical means affecting the mixing
    • B28C5/34Mixing on or by conveyors, e.g. by belts or chains provided with mixing elements
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28CPREPARING CLAY; PRODUCING MIXTURES CONTAINING CLAY OR CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28C7/00Controlling the operation of apparatus for producing mixtures of clay or cement with other substances; Supplying or proportioning the ingredients for mixing clay or cement with other substances; Discharging the mixture
    • B28C7/04Supplying or proportioning the ingredients
    • B28C7/12Supplying or proportioning liquid ingredients
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28CPREPARING CLAY; PRODUCING MIXTURES CONTAINING CLAY OR CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28C9/00General arrangement or layout of plant
    • B28C9/02General arrangement or layout of plant for producing mixtures of clay or cement with other materials
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C04CEMENTS; CONCRETE; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES
    • C04BLIME, MAGNESIA; SLAG; CEMENTS; COMPOSITIONS THEREOF, e.g. MORTARS, CONCRETE OR LIKE BUILDING MATERIALS; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES; TREATMENT OF NATURAL STONE
    • C04B20/00Use of materials as fillers for mortars, concrete or artificial stone according to more than one of groups C04B14/00 - C04B18/00 and characterised by shape or grain distribution; Treatment of materials according to more than one of the groups C04B14/00 - C04B18/00 specially adapted to enhance their filling properties in mortars, concrete or artificial stone; Expanding or defibrillating materials
    • C04B20/10Coating or impregnating
    • C04B20/1055Coating or impregnating with inorganic materials
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C04CEMENTS; CONCRETE; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES
    • C04BLIME, MAGNESIA; SLAG; CEMENTS; COMPOSITIONS THEREOF, e.g. MORTARS, CONCRETE OR LIKE BUILDING MATERIALS; ARTIFICIAL STONE; CERAMICS; REFRACTORIES; TREATMENT OF NATURAL STONE
    • C04B40/00Processes, in general, for influencing or modifying the properties of mortars, concrete or artificial stone compositions, e.g. their setting or hardening ability
    • C04B40/0028Aspects relating to the mixing step of the mortar preparation
    • C04B40/006Aspects relating to the mixing step of the mortar preparation involving the elimination of excess water from the mixture
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B17/00Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement
    • F26B17/24Machines or apparatus for drying materials in loose, plastic, or fluidised form, e.g. granules, staple fibres, with progressive movement with movement performed by shooting or throwing the materials, e.g. after which the materials are subject to impact
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B5/00Drying solid materials or objects by processes not involving the application of heat

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Ceramic Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Dispersion Chemistry (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Inorganic Chemistry (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Wind Motors (AREA)
  • Preparation Of Clay, And Manufacture Of Mixtures Containing Clay Or Cement (AREA)

Description

<. τ. c. *r^ ">'· .... · - . r . A ' r.r-.ovrv [...- no,* . ,. ^ r · •r*)"* S * ' ' ·:*ν *. varies.
* %‘v 'li ; * * “ 'r. Π03 -- *s ·' ' ·.« ' ” ~ ftS* Λ. - . ·.* r1*
. *"*. V
Werkwijze en inrichting voor het aanpas sen . van: de-thoeveelheid r.l: ' l'o vloeistof, afgezet op fijn korrelige materialen jap-weékwijze voor irïi het bereiden van mortel en heton. c t;,...- e.ave-.·* 'sr * ' v*:? -sb si.f. .. _
De uitvinding heeft betrekking op, een. weekwijze en een inrichting voor het aanpassen van de hoeveelheid vloeihtof, gewoonlijk vat er, afgezet op de oppervlakken van fijn korrelige materialen, en op een werkvijze voor het bereiden/mortel en;betononder gébruik- 21-i 5 1 making van het behandelde korrelige materiaal,* =*>?. '?£··+.»
Fijne aggregaten, die rivier- en bergzand ;onrwa[tten of kunstmatige fijne deeltjes, worden op grote schaal-irgebruikt voor het bereiden van cementmprtel- en kalksteenachtige:chyduwtÜsche mortel, die wordt gebruikt voor het bouwen van gebouwen, en. .vele iandere IQ civiele constructies. Bij het delven en breken yap/verschillende ertsen, gebruikt in de metallurgische en ker^i^he&indostrie, en steenkool, worden fijne deeltjes en stof gevormd·»rAfhankelijk van het toepassingsgebied is het verder„nodig de ertsen ofrde steenkool tot korrels te breken, die een voorafbepaalde-g£®©tte.-hebben.-Bij ^ het verpoederen en zuiveren van deze -stoffen of bijsvhebégebruiken ’ r‘ daarvan voor chemische reacties, worden veelal.;-iijae;ikeïwèls ge-; ' vormd in de vorm van slik en dergelijk^. Zoals. a£gê»e«r békend, - :ó·1 bevatten deze fijne korrels een aanzienlijke hoei«elh.eijLwater, die aan"het oppervlak daarvan hecht. Dit geldt n^t alleen* voor rivier-* ~ 20 en bergzand, maar ook voor steenkool. In hetbijzpnder.inde laatste • jaren'worden deze stoffen gedolven. ondfirvgebruiknraking ,van waterstralen, zodat de hoeveelheid afg^et,waterrsaBsienlijki'is. Zelfs bij een slak uit een bessemerpeer^..welke, slakibij' hét „vormen daarvan -! ;vrij is van water, wordt water.gehr^ikt.^V<^rvhet opvamfee»·''daarvan.
MDOMtNPO 1 5 OÖ r: 2
Wanneer deze materialen "bovendien buiten worden opgeslagen, worden zij bevochtigd door regen, dauw en sneeuw. Dergelijke natte deeltjes kunnen iet direkt worden gebruikt. Bij het sinteren of tot cokes omvormen van deze materialen bijvoorbeeld, zelfs wanneer zij direkt 5 in een oven worden geladen, is het nodig deze materialen voorafgaande aan het feitelijke gebruik te drogen. Dit vereist extra warmte-ener-gie, dat wil zeggen brandstof. Zoals hierna gedetailleerder wordt „ 'ibeschrêveh,'is bij het gebruiken van een fijn aggregaat, bestaande ' ...' uitJ*riVier-·'of bergzand, voor de bereiding van mortel en cement, 10 de hoeveelheid afgezet of oppervlaktewater een belangrijke factor, die de kwaliteit van het produkt beïnvloedt. Hoewel de samenstelling r,s ^ köïrrèlgrootte van zand ook de kwaliteit van het produkt beïn-, '. vloedt' zolang zand, verkregen van dezelfde bron wordt gebruikt, „j. ;· ^ isL-het'•gemakkelijk het zand te gebruiken met dezelfde samenstelling : r|5 ·’ ren korrelgrootte, waarbij zelden zand van verschillende bronnen wordt gemengd. Wanneer het zand deeltjes van verschillende grootten . -bevat;nié' het gemakkelijk dezé met een zeef te klasseren in fijne, . λ ' ..tussenmaat sé én grove deeltjes, waarbij een klein verschil in de . ·:dtorrelérootte niet een groot verschil in de kwaliteit van het pro-2Q .".vdttkfe· tot-· gevolg heeft. De hoeveelheid oppervlaktewater is echter : sterk· veranderlijk in afhankelijkheid van de bron, en de werkwijzen = . r -· -‘vato' het"vergaren, transporteren en opslaan van het zand. Bovendien v is'hét sooftèïïjke oppervlaktegebied van de fijne deeltjes zand _crvV--r groot, Zódat de betrokken hoeveelheid afgezet water groot is. Boven-. 25 ;~~di«n Bevéfë’zand water' in de tussenruimten van de zanddeeltjes, het-ri. :M.gee» rvan' tijd tot tijd veranderlijk is in afhankelijkheid van de -_ -weersomstandigheden. Wanneer meer in het bijzonder zand van dezelfde : brroiT'it^r'de grond wordt' gestort, verschilt het watergehalte daarvan λ . . tussen- 'dë'bovenkant en de onderkant, en tussen ’s-morgens en t*··-3o ·- 's-mid'dags.‘ Bij het bereiden van cementmortel en beton onder gebruik- • making-'vhh een fijn aggregaat, hebben de verhouding van water tot ; cement-'£W/6);, dé verhouding van cement tot zand (C/Z) en de verhouding van-cêiftënt en/of zand tot een grof aggregaat (Z/G of C/G) een ? . . .grote invloéd^op de stérkte van het verkregen produkt op de vloei- . .35-, . baarhei'd, ©p dé':Vdrmbaarhéid en op de bewerkbaarheid. Wanneer dus badcris^ 5 00
ÜJ
3 een bovenmatige hoeveelheid water is opgenomen, zijn ontmenging en briesvorming onvermijdelijk, waardoor dus de ..mechanische sterkte van het produkt wordt verminderd. Aan de andere„kant verzwakt ontoe-. reikend water de vormbaarheid en de storteigenschap, zodat zelfs ^ * 5 wanneer trillen of druk wordt toegepast tijdens h^t^vomen of storten, het moeilijk is een dichte structuur teverkrijgen, hetgeen ö eveneens de mechanische sterkte vermindert. Zoals.hiervoor beschre- ven, is het niettegenstaande het feit, dat het essentieel is de ~ ' *" *’ juiste W/C, enz. te kiezen moeilijk de ideale verhoudingen W/C en 10 Z/C, enz, te verwezenlijken, omdat de hoeveelheid afgezet water sterk veranderlijk is, en het moeilijk is de hoeveelheid oppervlaktewater eenvoudig en nauwkeurig te meten. Hoewel is voorgesteld het fijne aggregaat volledig te drogen of het geyichjt; daarvan in water te meten, zijn dergelijke werkwijzen niet-.geschikt voor het 15 gebied, waarop een grote hoeveelheid zand wordt gebruikt. Meer in het bijzonder vereist de eerstgenoemde werkwijze j^ep^grot e hoeveelheid warmte-energie en tijd, waarbij de laatstgenoemde werkwijze een stap vereist van het op volkomen wijze in zand ^dpen doordringen van water voor het uit drijven van lucht, yaarb.ij hot, volgens de 2o JIS (Japanse Industrienom) is voorgeschreven het- zand gedurende 2h uur in water te dompelen, en een stap van het jafvperen van het in het zand vervatte water.
\
Het is derhalve een doel van de uitvinding, een verbeterde werkwijze en inrichting te verschaffen voor-het snel en nauwkeurig 25 aanpassen van de hoeveelheid water, afgezet op^een.^jn korrelig aggregaat. ...
Een ander doel van de uitvinding i^.betrhQjseiden van cementmortel en beton met een verbeterde kwaliteit door het toepassen van het fijne aggregaat, waarvan de hpeveelheid^pppervlakte-.--,v30 water aan een gewenste .waarde is aangepast .^ , . Overeenkomstig een aspect . vau,.d^.ui^in^ing.: is een werk- ..... ,- wij ze verschaft voor het aanpassen van.-een·, hoeveelheid vloeistof, afgezet op fijne deeltjes, dat wil zeggen zag4r-welke werkwijze dë rf .t, „ stappen-omvat van het . opeenvolgend leverep·. -yan een voorafbepaalde 35 hoeveelheid fijne deeltjes^w.8^pj^-vlppi?tirf‘.,fis.Tafge.zet, en. het dan BADOniGig/fl.Q.jj u op de fijne deeltjes uitoefenen van een stootkracht, die groter is 'J‘: dan de hecht kracht van de vloeistof voor het zodoende verwijderen -··'·' van de af gezette vloeistof.
Overeenkomstig een ander aspect van de uitvinding is een 5 'inrichting verschaft voor het van fijne deeltjes scheiden van vloeistof, welke inrichting middelen omvat voor het afscheiden van de '"•y" ' vloeistof, welke middelen een stootkracht uitoefenen op de fijne r deeltjes voor het zodoende verwijderen van overmaat vloeistof, af gezet op de deeltjes, en middelen voor het opeenvolgend leveren 10 van de fijne deeltjes aan de middelen voor het afscheiden van de vlóéistof.
- v " De stootkracht kan worden aangebracht door centrifugaal-- kracht, opgewekt door een draaiende schijf, een transporteur die met een hoge snelheid loopt of onder druk geplaatst gas.
15 ·'s- De uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het aan- " passen van de hoeveelheid water op zandde&tjes, die worden gebruikt voor het bereiden van cementmortel en een vers betonmengsel. De hoeveelheid water, die achterblijft op het oppervlak van de zand-deèltjes, wordt gebruikt voor het bepalen van de hoeveelheid water, j 20 die vervolgens moet worden toegevoegd aan een mengsel van zand, - grint en cement.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de " tekening, waarin: ··4Γ. λ·- :’=· fig. 1 een zijaanzicht is van één voorbeeld van de inrich- ** · J'25 tihg voor het uitvoeren van de onderhavige werkwijze, fig. 2 een lengtedoorsnede is van de in fig. 1 weergegeven r-i' Vater^cheider, - -v τ ·'>>: f - fig. 3 een" lengtedoorsnede is van een andere uitvoerings- • r - "* ; vorm: vhif dè waterscheider, 30 fig, U eeh lengtedoorsnede is van een gedeelte van een ' ” - · ahdfe'rè’ uitvoeringsvorm van de in fig. 3 weergegeven waterscheider, ·'- '* · ‘ " /:,c fig^ 5 een zijaanzicht is van de waterscheider met hulp- 3 uitrusti/ngy ' "··- ' ·-' 'fig3. 6 een lengtedoorsnede is van het bovenste gedeelte *-·· - - · 35-· • v'ah eèn andère: uitvoeringsvorm van de waterscheider , * bad ori<8KJu0 1 5 0 0 δ £ c » ü 0 2 5 fig. 7 een ruimtelijk aanzicht is van het in fig. 6 weergegeven stootgestel, fig. 8 een doorsnede is volgens de lijn. VIII-VIII in fig· 6, 5 fig. 9 een doorsnede is volgens de lijn IX-IX in fig. 6, fig. 10 een zijaanzicht is, gedeeltelijk in lengtedoorsnede, van een andere uitvoeringsvorm van de waterscheider, fig. 11 een ruimtelijk aanzicht is voor het verduidelijken van de wijze van bevestigen van een gedeelte van een stootoppervlak, 10 fig. 12 een doorsnede is voor het verduidelijken van het verband tussen het stootoppervlak, een voorraadhouder met schoon-maakwater, een houder voor het opnemen van het water, en een ver-gaarhouder, fig. 13 een doorsnede is van een gedeelte van middelen 15 voor het verwijderen van af gezette zanddeeltjes, de fig. lU en 15 andere uitvoeringsvormen tonen van de middelen voor het verwijderen van afgezette zanddeeltjes, fig. 16 een doorsnede is van een andere uitvoeringsvorm van de waters cheider, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een 20 draaischijf, de fig. 17» 18A, 18b, 19 en 20 weer andere uitvoerinhs-vormen tonen van de waterscheider, c fig. 21 een grafiek is, die het resultaat weergeeft van het verwijderen van het water, - •.ή·*· 25 fig. 22 een lengtedoorsnede is van een voorbeeld van een menginrichting, - -i '····’·' fig. 23 een doorsnede is volgens de ;lijfc:XXIII-XXIII in fig. 22, rAX'.:. vt .·· fig. 2h een dwarsdoorsnede is van een-iander&.uitvoerings-30 vorm van de drukuitoefenende kamer, . :· de fig. 25 en 26 lengtedoorsneden zijn-van -andere uitvoeringsvormen van de menginrichting, U : :>; fig. 27 een lengtedoorsnede is van nog ?eeii .andere uitvoeringsvorm van de menginrichting, : : ·-.» · -
35 fig. 28 een doorsnede is .volgens.4e lijn -XXVIII-XXVIII
bad°r.g^0 i 5 oo i : 6 in fig. 27, de fig. 29 en 30 ruimtelijke aanzichten zijn van de onderlinge opstelling van de hoofd- en hulpmengdelen, fig. 31 een lengtedoorsnede is van een andere uitvoerings-5 vorm van de mengkamer, fig. 32 een ruimtelijk aanzicht is van de in fig. 31 weergegeven mengkamer, en fig. 33 en 3^ doorsneden zijn van andere uitvoeringsvor-jq men van de mengdelen.
Voordat de tekening gedetailleerd wordt beschreven, worden eerst het beginsel en de voordelen van de uitvinding beschreven.
Wanneer bovenmatig oppervlaktewater wordt verwijderd door warmte- of windenergie, is het niet alleen moeilijk nauwkeurig 15 de hoeveelheid water, afgezet op het fijne aggregaat, aan te passen, maar vereist het tevens een grote hoeveelheid warmte-energie en tijd. Zoals hiervoor beschreven, wordt overeenkomstig de uitvinding de hoeveelheid water aangepast door het uitoefenen van een stootkracht of snelheidsenergie op het fijne aggregaat, met welke ver-20 beterde werkwijze echter de hoeveelheid water, die doeltreffend kan worden verwijderd, veranderlijk is in afhankelijkheid van de hoeveelheid oorspronkelijk opgenomen water. Om deze reden, moet de stootkracht, uitgeoefend op het zand, worden bepaald in afhankelijkheid van de hoeveelheid oorspronkelijk opgenomen water. De stoot-25 kracht of schok kan worden uitgeoefend door slaan, waarbij het . echter voordeliger is deze uit te oefenen als snelheidsenergie.
Wanneer de hoeveelheid afgezet water betrekkelijk groot is, is het r; .' .gebruik van snelheidsenergie, veroorzaakt door de zwaartekracht, werkzaam voor het verwijderen van een bepaalde hoeveelheid water.
30 Een voordelige snelheidsenergie is die bij gebruikmaking van windkracht, draaikracht en centrifugaalkracht. Een of een samenstel van twee of meer van deze snelheidsenergiën kan worden gebruikt.
Het is ook mogelijk de deeltjes van het grove aggregaat te verstuiven door het daarop uitoefenen van de snelheidsenergie van een 35 draaikracht of centrifugaalkracht voor het doen botsen van de verstoven deeltjes tegen een oppervlak voor het verwijderen van BAD ORKglQtQ 1 5 0 0 C D ?. r 7 oppervlaktewater. Ook 'kan wanneer de deeltjes stilliggen of langzaam vallen onder invloed van de zwaartekracht, een stootkracht worden uitgeoefend voor het doen hotsen van de deeltjes tegen een draaiend ·*- = lichaam. In ieder geval wordt het oppervlaktewater overgedragen ^ aan het oppervlak of het lichaam, waartegen de deeltjes stoten, voor het aanpassen van de hoeveelheid water, die achterblijft op het oppervlak daarvan. De hoeveelheid achterblijvend water is dus omgekeerd evenredig aan de sterkte van de stootkracht, waardoor de hoeveelheid achterblijvend water kan worden aangepast aan een 10 gewenste waarde door het op passende wijze kiezen van de sterkte van de stootkracht. Het water kan met andere woorden ongeacht de korrelgrootte(fijn·, tus senmaats of grof) van een fijn aggregaat, dat gewoonlijk een betrekkelijk kleine hoeveelheid water bevat, bijvoorbeeld 2-h%, op juiste wijze worden verwijderd door het toe-^ passen van een passende stootkracht. Wanneer echter de hoeveelheid afgezet water groot is, bijvoorbeeld 7-8# en meer, kan het water voorbij een bepaalde grens door de stootenergie worden verwijderd, waarbij de mate van verwijdering evenredig is aan de stootenergie.
Een fijn aggregaat, waarvan de hoeveelheid afgezet water binnen een 2q betrekkelijk klein bereik, bijvoorbeeld tussen 2,5 en 6%, veranderlijk is, is voordelig voor het bepalen van de hoeveelheden water en cement, die vervolgens moeten worden opgenomen. Wanneer de hoeveelheid water, afgezet op de deeltjes van het fijne aggregaat, wordt verminderd of aangepast aan een voorafbepaalde waarde, is het mogelijk gemakkelijk gewenste verhoudingen van W/C, C/Z en G/Z te verkrijgen, waardóór dus een gelijkblijvende kwaliteit van het verkregen produkt wordt verzekerd.
‘-r Vanuit het gezichtspunt van de installtiekosten en het ~Λ r bedieningsvermogen is het voordelig de deeltjes van het fijne aggre- ·' gaat te laten botsen tegen een vast oppervlak door het gebruikmaken van een draaiende schijf, in welk geval de deeltjes worden geleverd aan het middengedeelte van de schijf voor het naa'r buiten doen vlie-gen daarvan door de cent rifugaalkracht. Het zand bevat veelal mod-. : . - £er en klei, afgezet op het oppervlak van dé' zahddeeltjes, waarbij --'gj'1in'een uiterste geval de :laag afgezèttë modder of klei de deeltjes
BAD ORIGINAL
800 1 5 00 8 van het fijne aggregaat, die daarop botsen, samenbinden voor het vergroten van de dikte van de laag. Verder werkt de afgezette laag als een demplaag voor het verkleinen van de stootkracht, uitgeoefend op de deeltjes, waardoor de hoeveelheid afgezet water zelfs met de 5 dezelfde stootkracht veranderlijk wordt. In een dergelijk geval is het nodig het vaste oppervlak schoon te maken met water of met een draaibare veger of door het doen draaien van het oppervlak.
In het koude seizoen bevriest water, dat zand bevat, in welk geval het zand met stoom wordt ontdooid voor het afscheiden IQ van de deeltjes daarvan. Wanneer zeezand wordt gebruikt, kan daarin vervat zout worden verwijderd wanneer de hoeveelheid afgezet water-door de onderhavige werkwijze wordt verminderd.
Fig. 1 is een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm, toegepast voor het uitvoeren van de onderhavige werkwijze, welke uit-15 voeringsvorm een waterscheider A omvat, waarin onafgebroken een fijn aggregaat wordt toegevoerd door een transporteur en dergelijke, en een menginrichting B. Het is van voordeel/, dat de menginrichting B van een ononderbroken soort is, en is voorzien van mechanismen C, D en E voor het opnemen van een poeder van een hydraulische stof, 20 va11 water en van toevoegingen, zoals een dispersiemiddel.
Hoewel een willekeurige soort waterscheider A volgens de uitvinding kan worden gebruikt, omvat de in fig. 2 weergegeven voorkeursscheider een vultrechter 1, en een draaischijf 2, die onder de vultrechter 1 is opgesteld. De draaischijf 2 is voorzien van een 25 middenopening 12 voor het opnemen van het fijne aggregaat uit de vultrechter, en van een aantal radiale schoepen 7. De draaischijf 2 wordt gedragen door een draaibare huls 13, die via legers 3 wordt gedragen door een vaste huls 1U. De huls 13 wordt gedraaid door een electromotor U via schijven 5 en 15 en een rond deze schijven lopen-30 de riem. Een ring 6 is aangebracht rond de draaischijf 2 op een passende afstand daarvan, welke ring losmaakbaar is gemonteerd aan de binnenzijde van een onderste, afgeknot kegelvormig, hol huis 10. Een trechtervormig opneemorgaan 8 is opgenomen in het onderste gedeelte van het onderste huis 10 met een passende spleet daartussen. 35 Bij de afvoeropening 18 aan het onderste einde van het opneemorgaan BAD ORI93A0 1 5 00 I,·..?' 9 8 is een transporteur 11 aangebracht voor het opnemen van het fijne aggregaat, dat naar beneden valt na het botsen tegen de ring 6.
De ring 6 staat enigszins schuin, waarbij, indien gewenst, de bovenste rand daarvan naar binnen kan zijn gebogen voor het voorkomen ^ van het naar boven verstuiven van de zanddeeltjes. Met deze constructie kunnen de schoepen 7 worden weggelaten. Door het vergroten van de hellingshoek van de ring, kan het opvangen van de zanddeeltjes door het opneemorgaan 8 worden verbeterd. Een watersproeipijp 16 is aangebracht bij het onderste einde van de vultrechter 1, waar-10 bij, indien gewenst, een schroefvormig of bandvonnig roerorgaan kan zijn aangebracht bij het onderste einde van de vultrechter voor het regelmatig aanbrengen van een passende hoeveelheid water op de zanddeeltjes. Bet door de botsing tegen de ring afgescheiden water valt naar beneden, zoals is weergegeven door de streep-stippellijnen, ^ naar de bodem van het onderste huis 10. -
Pig. 3 toont een andere uitvoeringsvorm van de volgens de uitvinding toegepaste waterscheider A, waarbij de onderlige opstelling van de vultrechter 1, de draaischijf 2, de huls 13 en de motor U in het algemeen gelijk is aan die van de eerste uitvoerings-20 vorm. De ring of stootplaat 6, waartegen de zanddeeltjes worden gegooid door de centrifugaalkracht, opgewekt door de draaischijf 2, is echter opgesteld tussen gescheiden bovenste gedeelten van een klokvormig opneemorgaan 10, en versterkt door een buitenring 18a, die door schroeven 19 daaraan is vastgezet. Deze constructie maakt 25 het gemakkelijk verwisselen mogelijk van de ring 6. Het onderste einde 20 is naar buiten gebold voor het opnemen van het bovenste einde van een vergaarhouder 9« gedragen door een gestel 22. Een smalle spleet is bepaald tussen het bovenste einde van de vergaarhouder 9 en het uitgebolde einde 20 voor het mogelijk maken van de 30 doorgang van het afgescheiden water, waarbij ontwaterde zanddeel-tjes in de vergaarhouder naar beneden vallen.
Hoewel niet weergegeven in fig. 3 is het duidelijk, dat een transporteur is gemonteerd onder de vergaarhouder op dezelfde -.'wijze als in fig. 2 voor het naar de in fig. 1 weergegeven meng-35 . inrichting B transporteren van de zanddeeltjès.
BAD0R,Wb 15 00 10
Het huis 10 van de in fig. 3 weergegeven waterseheider kan op de in fig. ^ veergegeven wij2e zijn gewijzigd, waarbij verschillende hulpuitrustingen kunnen zijn aangebracht, zoals is weergegeven in fig. 5· Zoals is weergegeven in fig. U is dus een 5 aantal telescopische ringvormige delen 9a en 9b, verbonden door verbindingsdelen 31 met de bovenste rand 9c van de vergaarhouder 9» geplaatst binnen de ring 6. De bovenste einden van de betrokken ringvormige delen 9a, 9b en 9c zijn puntig gemaakt voor het bepalen van een doorgang voor de doorgang van lucht en water samen 10 met het binnenoppervlak van het huis 10. Deze mesrandvoimige bovenste einden werken verder voor het afbuigen van de zanddeeltjes, die langs het binnenoppervlak van het huis 10 bewegen, naar het inwendige van de vergaarhouder 9.
Een ringvormige draaischijf 2a, die enigszins schuin 15 staat naar beneden, zoals weergegeven door de streep-stippellijnen, kan zijn bevestigd aan de draaischijf 2 voor het naar de onderzijde richten van de zanddeeltjes. Met deze constructie worden de uitgestoten zanddeeltjes tegen het onderste gedeelte van de ring 6 geblazen, waarbij echter een centrifugaalkracht, voldoende voor het 20 afscheiden van de zanddeeltjes, kan worden uitgeoefend door de schuinstaande hulpdraaischijf 2a, zodat de schoepen 7 kunnen worden weggelaten. In dit geval kunnen de afstanden tussen de ringvormige delen 9a, 9b en 9c en het huis 10 kleiner worden uitgevoerd dan die, welke zijn weergegeven in fig. fc.
25 Wanneer de in fig. k weergegeven waterscheider onder optimale bedrijfsomstandigheden, die hierna worden beschreven, wordt gedreven, bestaat de stof, die naar beneden vloeit langs het binnenoppervlak van het huis, in hoofdzaak uit water en modder, die kunnen worden weggevoerd.
30 Optimale bedrijfsomstandigheden worden echter niet altijd bereikt in afhankelijkheid van de eigenschappen van de zanddeeltjes. In een dergelijk geval wordt de stof, die buiten de vergaarhouder 9 valt door de spleet tussen het onderste binnenoppervlak van het huis 10 en het mesrandvomige gedeelte 9c gescheiden in water, 35 modder en zanddeeltjes, welke laatste weer in de vultre'chter 1 BADoigqfgvq 500 11 kunnen vorden geladen door een transporteur en dergelijke. De watercomponent, afgescheiden door de vaterscheider, kan worden gebruikt voor het bereiden van betonmortel in een daaropvolgende stap.
5 Fig. 5 toont een voorbeeld van een praktijkinstallatie, ontworpen onder rekeninghouding met de hiervoor beschreven factoren. Meer in het bijzonder is een langwerpige, schuine goot 3^ gemonteerd onder het onderste einde van het huis 10, waarbij de ver-gaarhouder 9 is uitgevoerd als een trechter met het onderste einde 10 löb daarvan tegenover een transporteur 11, zodat een bepaalde hoeveelheid zanddeeltj es .met de waterhoeveelheid daarvan aangepast,, zich ophoopt in: het Onderste gedeelte van de vergaarhouder 9 voor het in hoofdzaak afdichten daarvan. Een afvoerpijp 3^a is verschaft tussen het onderste einde van de goot 3¾ en een trechtervormig 15 wateropneemorgaan 36, dat zich bevindt in een afvoerwaterhouder 35 voor het ophopen van het afgescheiden water in het wateropneemorgaan 36. Een hellende transporteur 33 zonder einde met meenemers 33a is aangebracht voor het afvoeren van vaste componenten, verzameld in het bodemgedeelte van het opneemorgaan 36 uit de waterhouder 18.
20 Een afvoerpijp 32, voorzien van een zuigpoort 23 is hierbij aangebracht voor het afvoeren van het water in de waterhouder 35 door een passende pomp, niet weergegeven, voor het gebruiken van het water voor het bereiden van cementmortel en beton. Een watertoevoerpijp 25, voorzien van een hoogtewaarneemorgaan 2b, is voorzien voor 25 de waterhouder 35 voor het altijd op een gelijkblijvende hoogte handhaven van het pèiï van het daarin zich bevindende water. Indien gewenst, kan de watertoevoerpijp 25 uitmonden in de goot 3^ voor het schoonmaken daarvan, of uitmonden nabij het afvoereinde van een transporteur 30, gebruikt voor het laden van zanddeeltjes in de vul-30 trechter 1, voor het aan deze zanddeeltjes toevoegen van water.
Hoewel het doel van de onderhavige vaterscheider bestaat uit het aanpassen van de hoeveelheid water, afgezet op de zanddeeltjes, dat wil zeggen het oppervlaktewater, is het wanneer het zand in hoo'fdzaak droog is, dat wil zeggen slechts een kleine hoeveel-: 35, heid water bevat , nodig water toe te voegen aan het in de vultrechter BADORlWo 1 5 00 12 1 zich bevindende zand. Zoals hiervoor beschreven bevat het zand in bepaalde gevallen modder of klei, die de neiging heeft te hechten aan het oppervlak van de ring 6, in het bijzonder wanneer het watergehalte van het zand laag is, zodat toevoeging van water doel-tj matig is. Het toegevoegde water verwijdert dus de modder of klei, afgezet op de ring.
Wanneer de neiging tot afzetting van modder of klei op het binnenoppervlak van de ring 6 groot is, wordt een schraper 28 gemonteerd aan het onderste einde van een as 27, die kan worden 1q gedraaid door een motor l*a met een betrekkelijk lage snelheid, bijvoorbeeld minder dan 10 omwentelingen per minuut. Een laag modder, afgezet op de ring 6, is werkzaam als een demplaag, zodat de uitwerking van het aanpassen van de hoeveelheid water door het toepassen van een stootkracht, wordt verzwakt. Bovendien houdt de aanhechtende laag afgezette modder de zanddeeltjes vast. Wanneer een dergelijke aanhechtende modderlaag wordt verwijderd door de schraper 28, kan de doelmatigheid van het aanpassen van de water-hoeveelheid worden verbeterd.
Een schroef 29 kan zijn gemonteerd aan de vertikale as 20 27 voor het onafgebroken toevoeren van het zand op de draaischijf 2 vanuit de vultrechter 1. Een verandering in de hoeveelheid zand, geleverd aan de draaischijf 2, voorkomt een regelmatige aanpassing van het watergehalte.
Details van een andere uitvoeringsvorm van de waterschei-2^ der zijn weergegeven in de fig. 6-9. Zoals is weergegeven in fig.
6, is een vertikale toevoerpijp 51a, verbonden met de bodem van een vultrechter 51, gericht naar het middengedeelte van een draaischijf 52, waarbij aan het onderste einde van de toevoerpijp 51a aan weerszijden een afvoeropening 51b is gevormd. Zoals is weergegeven in 30 fig· 8 is de draaischijf 52 voorzien van een aantal radiale schoepen 57 voor het verdelen en uitstoten van zanddeeltjes, geleverd door de afvoeropeningen 51t· Zoals is weergegeven in de fig. 7 en 9 is de draaischijf 52 opgenomen in een omgekeerd schotelvormig, rechthoekig stootgestel 60, zodat de uitgestoten zanddeeltjes botsen 35 tegen het binnenoppervlak 60a van het stootgestel 60. Het onderste BAD origip$Q 0 15 00 13 einde daarvan omgeeft het bovenste einde van een vergaarhouder 59 met spleten 59a daartussen, vateropnemende goten 58 zijn gemonteerd nabij de bovenste einde van de kortere zijden van de vergaarhouder voor het opnemen van afgescheiden water door de spleten 59a. Een 5 naafbus 5^ voor het dragen van de draaischijf 52 wordt draaibaar gedragen door een draagcilinder 56 bij het bovenste midden van het stootgestel 60 via legers 53, waarbij een schijf 55 is vastgezet aan het bovenste einde van de naafbus 5*» voor het draaien van de draaischijf met een voorafbepaalde snelheid vanaf een niet weerge-10 geven electromotor.
De in de fig. 6-9 veergegeven uitvoeringsvorm is alsvolgt_ werkzaam.
De vanuit de vultrechter 51 geleverde zanddeelttjes worden dus afgevoerd op de draaischijf 52 in de bepaalde richting, 15 dat wil zeggen ongeveer het midden van de langere zijden van het stootgestel 60 in het geval van het in fig. 9 weergegeven voorbeeld, waarbij de door de draaischijf 52 uitgestoten zanddeeltjes in hoofdzaak worden gericht naar de kortere zijden van het stootgestel 60.
De op de langere zijden uitgestoten zanddeeltjes worden naar de 20 kortere zijden geleid door een hoek tussen het uitstoten en de langere zijden. Met andere woorden botsen in hoofdzaak alle gedeelten van de uitgestoten zanddeeltjes op de kortere zijden, waar een overmaat water wordt verwijderd door de stootkracht, waardoor zand deeltjes met een aangepaste hoeveelheid water worden vergaard in de 25 vergaarhouder. Het afgescheiden water vloeit naar beneden langs het binnenoppervlak 60a van het stootgestel 60 en wordt dan opgenomen door de goten 58. Modder of klei, vervat in het oorspronkelijke zand, wordt eveneens opgevangen in de goten 58. Bij deze uitvoeringsvorm kan, omdat nagenoeg alle uitgestoten zanddeeltjes worden ge-30 dwongen te botsen op de kortere zijden, de doelmatigheid van de waterhoeveelheidaanpassing worden verbeterd.
Nog een andere uitvoeringsvorm van de waterscheider en verschillende uitvoeringen van de onderdelen daarvan zijn weergegeven in de fig·. 10-15· Bij de in de fig. 10-12 weergegeven uitvoe-35 ringsvorm, heeft het stootgestel 60b de vorm van een omgekeerde BAD ORIGIN^ 0 1 5 00 afgeknotte kegel, en is het zodanig uitgevoerd, dat de stoot-opperblakken daarvan kunnen worden verwisseld. De zanddeeltjes uit de vultrechter 51 worden gedwongen te botsen op het binnenoppervlak van het stootgestel voor het verwijderen van overmaat water. Omdat 5 de zanddeeltjes schuren op het binnenoppervlak van het stootgestel 60b, slijt dit snel. Derhalve is een stootplaat 68 verdeeld in een aantal gedeelten, waarbij elk gedeelte is vastgezet aan het stootgestel via een pakking 68b door een bevestigingsorgaan 68e, zoals is weergegeven in de fig. 10 en 11. Voor het verwisselen van een 10 gedeelte, wordt dit schuin geplaatst door een handgreep 68a en dan uit het stootgestel 60b getrokken door een opening 60c. Rondom het onderste randgedeelte 60d, is een gedeelte van het stootgestel 60b voorzien van een ringvormige waterhouder 62. Schoonmaakwater wordt in de waterhouder 62 geleverd door een inlaatpoort 62a tot een 15 hoogte, die hoger ligt dan de bovenste rand van het randgebied 60d over een afstand h. Het doel van het schoonmaakwater is het voorkomen van stilstand van modder, die zich in het water bevindt. Het water vloeit over door een afvoerpoort 62b in een wateropneemgoot 58. Ook vloeit het water langs het binnenoppervlak van het rand-20 gedeelte 62d naar de wateropneemgoot 58.-
Wanneer de waterscheider in het veld wordt gebruikt, hebben de zanddeeltjes de neiging aan het binnenoppervlak te hechten van de vergaarhouder 59· Voor het voorkomen van deze neiging, is een trilorgaan 61 gemonteerd in de vergaarhouder 59· De zanddeeltjes 25 hechten in het bijzonder aan het bovenste gedeelte van de vergaarhouder, zodat middelen voor het verwijderen van de afgezette zanddeelt jes zijn aangebracht voor het bovenste gedeelte, zoals is weergegeven in de fig. 13, 1U en 15·
Bij het in fig. 13 weer-gege-βι voorbeeld, is een lucht-30 zak 67 geplaatst tussen de zijwand 59a van de vergaarhouder 59, en een hard rubberen ring 66. Door het met tussenpozen veranderen van de luchtdruk in de luchtzak 67, kunnen de zanddeeltjes, afgezet op het binnenoppervlak van de hard rubberen ring 66, gemakkelijk worden verwijderd. Bij het in fig. 1U weergegeven voorbeeld, is alleen de 35 hard rubberen ring 66 vastgezet aan de bovenste rand van de vergaar- BAD0R,<Wu 15 00 15 houder 59. Zelfs met deze eenvoudige constructie, vordt de hard rubberen ring 66 tot trillen gebracht door de daarop geblazen zanddeelt jes, waardoor dus de afgezette zanddeeitjes los komen. Bij het in fig. 15 weergegeven voorbeeld, is een hard rubberen ring 66a vastgezet aan het bovenste gedeelte 59a van de vergaarhouder 59 met een passende luchtspleet 65 daartussen. Met de in fig. 15 weergegeven constructie, kan de hard rubberen ring 66a vrijer trillen voor het doeltreffender verwijderen van de afgezette zanddeeltjes.
Omdat in de hiervoor beschreven waterscheider, de op het randgebied 60 afgezette modder, en de op het bovenste gedeelte van de vergaarhouder afgezette zanddeeltjes, met de tijd in volume_ toenemen, voorkomen deze af gezette stoffen een regelmatig vloeien van water en zanddeeltjes, zodat het dus duidelijk is, dat het gebruik van de middelen voor het verwijderen van afgezette stoffen, zeer voordelig is. Wanneer een draaischijf, voorzien van schoepen, wordt gebruikt, wordt een luchtstroming verschaft langs de wandopper-vlakken, welke luchtstroming in meer of mindere mate doeltreffend is voor het voorkomen van het afzetten, waarbij echter wanneer de zanddeeltjes toch worden afgezet, dit een regelmatig stromen van 20 de lucht voorkomt, en snel aangroeit.
Fig. 16 toont een ander voorbeeld van de waterscheider, die overmaat water verwijderd door een stootkracht zonder toepassing van de centrifugaalkracht, opgewekt door de draaischijf. Bij deze uitvoeringsvorm wordt een fijn aggregaat, dat wil zeggen zand, 25 geladen in de vultrechter 1 door een transporteur 71., en dan geleverd aan een horizontale rotor 77,voorzien van een aantal radiale schoepen 79 door een doseerorgaan 76, dat het zand opeenvolgend in een bepaalde hoeveelheid levert. De rotor 77 wordt gedraaid door een electromotor 7*», voor het uitoefenen van een bepaalde stoot-30 kracht op de door de rotor opgenomen zanddeeltjes. Aan de voorkant van de rotor 77 zijn eerste tot en met derde vultrechters 81», 85 en 86 opgesteld voor het opnemen van zanddeeltjes, die door de rotor 77 in voorwaartse richting worden uitgestoten. Elke vultrechter is voorzien van een afvoerschuif 83 voor het afvoeren van in de vul-35 trechter vergaarde zanddeeltjes.
BADORIGIN/&0 0 1 5 00 16
Meer in het bijzonder wordt de eerste vultrechter 8U gebruikt voor het opnemen van water en modder, afgezet op de zand-deeltjes, waarbij de tweede en derde vultrechters 85 en 86 worden gebruikt voor het opnemen van zanddeeltjes, waarvan het oppervlakte-5 water is aangepast. De vultrechter 86 vergaart grove zanddeeltjes.
In het algemeen gesproken, worden de zanddeeltjes, waar de rotor tegen stoot, over verschillende afstanden uitgestoten in afhankelijkheid van de massa van de zanddeeltjes. Het watergehalte hecht aan de schoepen en verzamelt zich bij de punt daarvan door centri-10 fugaalkracht, en wordt dan af gevoerd in de vultrechter 81» in de vorm van druppels. Een deksel 200 is verschaft voor het afdekken- _ van de vultrechters 8U, 85 en 86, die door verstelbare tussenplaten 8l zijn afgescheiden.
Zoals hiervoor beschreven wordt met de in fig. 16 weer-15 gegeven waterscheider, een overmaat water verwijderd door een stootkracht, waarbij de zanddeeltjes overeenkomstig een korrelgrootte worden geklasseerd. Omdat de hoeveelheid water, die achterblijft op de behandelde zanddeeltjes, verschilt in afhankelijkheid van de korrelgrootte, is deze uitvoeringsvorm van de waterscheider in het 20 bijzonder geschikt voor een fijn aggregaat, dat deeltjes van verschillende grootten bevat, omdat de zanddeeltjes overeenkomstig hun grootte worden geklasseerd. Dienovereenkomstig hebben de zanddeeltjes, vergaard in elk der vultrechters 85 en 86, in hoofdzaak dezelfde korrelgrootte, waarbij de hoeveelheid water, die achter-25 blijft op de zanddeeltjes, eveneens in hoofdzaak gelijkblijvend is.
Nog andere uitvoeringsvormen van de waterscheider zijn weergegeven in de fig. 1T en 18.
Volgens fig. 17 wordt het fijne aggregaat, dat wil zeggen zand, gedwongen tussen een paar evenwijdig op onderlinge af-30 stand liggende, hard rubberen rotoren 75 door te vallen, welke rotoren worden gedraaid met een snelheid, die hoger ligt dan die van het vallende zand, dat vervolgens naar beneden wordt afgevoerd om te botsen op een schuine stootplaat 78, vastgezet door een be-vestigingsorgaan 78e. Daardoor wordt het op het oppervlak van de 35 zanddeeltjes afgezette water, afgescheiden, waarbij de zanddeeltjes BAD originA® 0 15 00 17 naar links worden afgebogen, zoals is weergegeven door de getrokken pijlen en naar buiten gevoerd door een afvoerpoort 73. Het afgescheiden water en de afgescheiden modder worden opgevangen in een goot 7^· Schoonmaakwater wordt geleverd aan en afgevoerd uit een 5 opslaghouder 62 door inlaat- en uitlaatpoorten 62a en 62b op dezelfde wijze als bij de in fig. 12 weergegeven uitvoeringsvorm voor het wegwassen van op de achterzijde van het randgedeelte 62d opgehoopte modder. De zanddeeltjes kunnen in de horizontale 1 richting worden uitgestoten of iets naar beneden op dezelfde wijze als in de fig.
10 6-15· Verder kunnen twee óf meer paren rotoren 75 naast elkaar zijn opgesteld voor het vergroten van de hoeveelheid te behandelen_ zand.
Bij nog een andere, in fig. 18a weergegeven uitvoeringsvorm, worden de uit de vultreehter vallende zanddeeltjes met een 15 hoge snelheid uitgestoten tegen een schuine stootplaat 78, vastgezet door een bevestigingsorgaan 78e, door middel van een paar transporteurs 72, dat met een hoge snelheid loopt, waarbij schoonmaakwater wordt geleverd aan een randgedeelte 62d op een lagere plaats dan de stootplaat 78 om te voorkomen, dat modder hecht 20 aan het binnenoppervlak van het randgedeelte. Door de met hoge snelheid lopende transportbanden 72 wordt een hoge snelheidsenergie uitgeoefend op de uitgestoten zanddeeltjes ongeacht de hoeveelheid daarvan. Wanneer het niet wenselijk is de transportbanden 72 met een hoge snelheid werkzaam te laten zijn, wordt de bovenste trans-25 portband 72 vervangen door een draaibaar deel 80, aangebracht bij het afvoereinde van de onderste transportband voor het zodoende verschaffen van de vereiste snelheidsenergie. Wanneer de transportbanden met een hoge snelheid werkzaam zijn, hebben de zanddeeltjes de neiging terug te stoten en te spatten waardoor de doelmatigheid 30 van het verschaffen van de snelheidsenergie wordt verminderd. Met de in fig. 18B weergegeven constructie is het mogelijk water doeltreffend te verwijleren zonder dat de zanddeeltjes van de transporteur wegvallen. Wanneer het niet wenselijk is de zanddeeltjes in de horizontale richting tegen de zwaartekracht uit te stoten, 35 kunnen de zanddeeltjes op dezelfde wijze als in fig. 17 naar beneden
BAD ORIGINAL
80 0 1 5 00 18 worden gestoten.
Bij de in fig. 19 weergegeven uitvoering, worden de zanddeeltjes uit de vultrechter 1 geleverd aan een hoge druk luchtmondstuk 98 via een doseerorgaan 97 voor hetuitstoten van de deeltjes tegen de stootplaat 78 door de snelheidsenergie van de hoge druk-5 lucht, waardoor overmaat oppervlaktewater wordt verwijderd. Evenals hiervoor wordt het binnenoppervlak van het randgedeelte schoongemaakt door het schoonmaakvater.
Omdat overeenkomstig de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, nagenoeg alle zanddeeltjes, voorzien van een hoge snelheids-10 energie, worden gedwongen te botsen op de stootplaat, slijt deze snel, zodat het nodig is deze met korte tussenpozen te vervangen.
De in fig. 20 weergegeven uitvoeringsvorm is ontworpen voor het opheffen van dit vraagstuk, welke uitvoeringsvorm een paat op onderlinge afstand liggende transportbanden 95 omvat voor het geven 15 van een hoge snelheidsenergie aan de zanddeeltjes, zodat deze met elkaar botsen in een ruimte tussen de transporteurs, waardoor dus het van de zanddeeltjes in de ruimte verwijderde water, wordt ver-sproeid. Een motorisch gedreven ventilator 2kl wordt gebruikt voor het afvoeren van lucht, die het versproeide water meeneemt, naar 20 buiten door een leiding 212, die een nevelscheider kan bevatten, niet weergegeven. Hoewel met deze constructie niet alle uitgestoten zanddeeltjes met elkaar botsen, botst slechts een kleine hoeveelheid van de uitgestoten zanddeeltjes op een omgekeerd trechtervormige stootplaat 212, zodat de slijtage daarvan klein is.
25 Met de in fig. 20 weergegeven uitvoeringsvorm is de stootkracht verschillend voor verschillende zanddeeltjes, zodat de hoeveelheid op de zanddeeltjes achterblijvend water, niet altijd gelijk is. Voor het opheffen van dit vraagstuk, kan een stootplaat 23^, weergegeven door streep-stippellijnen, zijn opgesteld tussen 30 de transportbanden 235· Wanneer zanddeeltjes worden uitgestoten, die modder bevatten, wordt de stootplaat 9^ uitgenomen door een venster, niet weergegeven, en schoongemaakt. De stootplaat 23^ kan een dik gietstuk zijn.
Bij elk der hiervoor beschreven uitvoeringsvormen wordt 35 bad originSiO 0 15 00 19 een in hoofdzaak gelijkblijvende stootkracht geleverd aan het fijne aggregaat voor het zodoende verwijderen van overmaat water. Zolang de stootkracht groter is dan de hechtkracht van het water aan de deeltjes van het fijne aggregaat, is het mogelijk overmaat 5 water te verwijderen. Het verwijderde water vloeit naar beneden langs de stootplaat, waarbij de deeltjes van het fijne aggregaat naar beneden kunnen vallen of naar buiten worden bewogen.
fèt resultaat van de waterscheiding, tot stand gebracht door de onderhavige waterscheider, is weergegeven in fig. 21.
10 Zoals is te zien aan de hand van de in fig. 21 weergegeven krommen, blijft ongeacht het verschil in de hoeveelheid oppervlaktewater,, hetgeen afhankelijk is van de korrelgrootte, na de behandeling een in hoofdzaak gelijkblijvende hoeveelheid water achter op de zandde eitjes zolang de hoeveelheid oppervlaktewater een voorafbepaalde 15 grens voorafgaande aan de behandeling overschrijdt. Zeis wanneer de hoeveelheid oorspronkelijk water minder is dan de voorafbepaalde grens, kan een hoeveelheid water in evenredigheid met de oorspronkelijke waterhoeveelheid, worden verwijderd. Wanneer de stootkracht wordt vergroot door het verhogen van de snelheid van de draaischijf, 20 neemt de hoeveelheid water, die na de behandeling achterblijft af, en omgekeerd, waarbij echter de gedaante van de daaruit voorvloeiende krommen overeenkomt met die, welke zijn weergegeven in fig. 21. Teneinde de hoeveelheid water, die achterblijft na de behandeling, gelijkblijvend te maken, wordt om deze reden een hoeveelheid water 25 toegevoegd aan het fijne aggregaat voor het aanpassen van de oorspronkelijke waterhoeveelheid daarvan op meer dan bijvoorbeeld 152.
Bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm wordt water aan de menginrichting B in twee fasen toegevoegd om te worden ge-30 mengd met het fijne aggregaat, behandeld door de waterscheider A.
Meer in het bijzonder wordt in de eerste fase water toegevoegd aan het behandelde fijne aggregaat met een watersproeier D1, waarbij het aggregaat innig wordt vermengd voor het aanbrengen van een gelijkblijvende hoeveelheid water op de betrokken deeltjes.
35 Vervolgens wordt een poeder van een hydraulische stof, bijvoorbeeld BAD ORIGIN^j-Q 015 00 20 cement, toegevoegd, door een toevoeger C, en vermengd met het fijne aggregaat voor het vormen van cementomhulsels rond de deeltjes van het fijne aggregaat. Een aanvullende hoeveelheid water wordt toegevoegd door een vatertoevoeger D,,, waarna het mengsel wordt ge-5 kneed. De zodoende gevormde omhulsels zijn voldoende stabiel voor het weerstaan van het daaropvolgende toevoegen van water en kneden. Dienovereenkomstig heeft de met dit mengsel gevormde constructie een grote mechanische sterkte. Na het opnemen van de hydraulische stof, kan het mengsel worden getransporteerd naar een op afstand 10 liggende plaats.
Het is duidelijk, dat het volgens de uitvinding niet altijd nodig is water in twee fasen toe te voegen en de hydraulische stoffen tussen de watertoevoegingen toe te voegen. Water kan dus in een keer worden toegevoegd. Het fijne aggregaat, waarvan de 15 hoeveelheid oppervlaktewater is aangepast aan een voorafbepaalde waarde door een stootkracht, bepaald de hoeveelheid water, die vervolgens moet worden toegevoegd voor het bereiden van een gekneed mengsel, waardoor op aanvaardbare wijze de water tot cementverhou-ding W/C, de verhouding van zand tot cement Z/C en andere factoren 20 van de mengselvorming worden bepaald voor het verschaffen van gelijkblijvendheid en het vergroten van de mechanische tserkte van de produkten. Hoewel een grof aggregaat tijdens elke fase kan worden toegevoegd, is het voordelig dit direkt voorafgaande aan de toevoeging van het primaire water, toe te voegen.
25 Een voorkeursvoorbeeld van de menginrichting is weergege- , ven in fig. 22, welke inrichting een mengkamer 110 omvat, die een schroeftnechanisme 10U bevat. Zoals is weergegeven in fig. 23, heeft de mengkamer 110 een U-vormige dwarsdoorsnedegedaante, gevoerd met een veerkrachtige foelie 105- Drukuitoefende kamers 106 zijn aange-30 bracht aan de buitenkant van de veerkrachtige foelie 105 voor het naar binnen drukken daarvan. Fijn aggregaat, dat voor wat betreft het oppervlaktewater daarvan is aangepast, en grof aggregaat worden in de mengkamer 110 gevoerd bij het linkereinde daarvan uit vul-trechters 101 en 103 door een transportband 111.Een voorafbepaalde 25 hoeveelheid water wordt dan toegevoegd vanuit een waterhouder 11k BAD ORIGINAL 0 0 1 5 00 21 door een pijp 115, die een klep 115a "bevat. Secondair water wordt toegelaten in het tussengedeelte van de mengkamer 110 vanuit de waterhouder 11U via een aftakpijp 116, die een klep 116a bevat.
Een of meer toevoegingen, zoals een dispersiemiddel, een vertrager, 5 een versneller, enz, worden geleverd aan de aftakpijp 116a uit een houder 117 door een pijp 11Ö, die een klep 118a hevat. Wanneer het niet gewenst is gelijktijdig een aantal soorten toevoegingen op te nemen, kan een aantal onafhankelijke houders, elk een bepaalde toevoeging bevattende, worden gemonteerd. Bij het achter of rechter-10 einde is een afvoerpoort 109 gevormd voor het afvoeren van gekneed mengsel in een opneemorgaan 120. Het mengsel in het opneemorgaan· -wordt getransporteerd naar een werkplaats door een houderwagen, een pijp, een transporteur en dergelijke.
De drukuitoefendende kamer 106 is afgedicht, en wordt 15 voorzien van perslucht of-water. Wanneer een pulserend persfluïdum wordt geleverd is het gemakkelijk het aan de veerkrachtige foelie 105 hechtende mengsel te verwijderen. De druk uitoefenende kamers 106 bevatten veerkrachtige buizen 8. De buizen 8 kunnen echter worden vervangen door sponsrubber of een haarsteen (een mengsel met 20 menselijke en dierlijke haren gebonden door latex of een kunstharsbindmiddel, en voorzien van een aanzienlijke veerkracht). Hoewel de drukuitoefenende kamer 106 langs de gehele bodemlengte van de mengkamer 110 kan zijn aangebracht, is het van voordeel een aantal op onderlinge afstanden liggende drukuitoefenende kamers 106 aan 25 te brengen, zoals is weergegeven in fig. 22. Deze constructie voorkomt het bovenmatig uitbollen van de veerkrachtige foelie in de mengkamer voor het zodoende belemmeren van de werking van het schroeftaechanisme 10H.
Wanneer de in fig. 22 weergegeven menginrichting wordt 30 gebruikt voor het bereiden van mengsels, zoals mortel en beton, wordt een cementpoeder geleverd aan de mengkamer 110 vanuit een ljouder 102 via een doseerorgaan 112.De werking tussen de zandvul-trechter 101 en de cementhouder 102 omvat een eerste stap I, waarbij de werking tussen de tenenthouder 102 en de secondaire water-35 toevoerpijp 116 een tweede stap II omvat, en de werking tussen de
BAD ORIGINAL
800 1 5 00 22 pijp 116 en de afvoerpoort 109» een derde stap III omvat. Meer in het bijzonder vordt voor het bereiden van mortel of cement, in de eerste stap I een hoeveelheid water, nodig voor het bereiden van het uiteinedelijke mengsel, toegevoegd aan het mengsel van zand en 5 grint door de pijp 115, waarbij het vatergehalte van het mengsel gelijkmatig wordt gemaakt door het schroefmechanisme IOU. Vervolgens wordt een gedoseerde hoeveelheid cement opgenomen in het mengsel voor het vormen van een stabiele cementomhulsels rond de betrokken zanddeeltjes in de tweede stap II.
•jq Bij het bereiden van een cementmortel, wordt in de derde stap het secondaire water toegevoegd door de pijp 116 samen met een of meer gewenste toevoegingen. Met de in fig. 22 weergegeven verbinding, wordt de toevoeging: eerst vermengd met een grote hoeveelheid secondair water in de pijp 116, zodat zelfs een toevoeging ^ met een hoge viscositeit, regelmatig kan worden vermengd.
Inplaats van één enkele veerkrachtige buis 108 toe te passen, zoals is weergegeven in fig. 23, kan een aantal naast elkaar geplaatste buizen 108 worden gebruikt, zoals is weergegeven in fig. 2k. Bij deze constructie is het niet nodig de drukuitoefenende kamer 2Q 106 voldoende luchtdicht uit te voeren. Verder kunnen de buizen 108, die luchtdicht moeten zijn, niet worden beschadigd door de wrijving, veroorzaakt door het schroefhiechnisme 10U. Wanneer water vordt gevuld in de buizen 108, kan de inwendige druk daarvan gemakkelijk worden aangepast door het eenvoudig veranderen van de 25 hoogte van een waterhouder. De waterhouder kan zich bijvoorbeeld op een plaats bevinden, die over 1,5 tot 2 meter hoger ligt dan die vam de buizen 108. Gebleken is, dat deze hoogte van de waterhouder voldoende is voor het bereiden van een aanvaardbare cementmortel en beton.
2o Zoals is weergegeven in fig. 23, kunnen aanvullende druk uitoefenende kamers 126, die elk een veerkrachtige buis bevatten, zijn aangebracht boven het schroefmechanisme 10U. De veerkrachtige buizen 128 ondersteunen niet alleen de werking van de veerkrachtige buis 108 bij de bodem van de mengkamer, maar versterken tevens de 35 U-vormige veerkrachtige foelie* 105, in het bijzonder wanneer deze BAD ORIGIN^ 0 1 5 00 23 in meer of mindere mate is verouderd of gerekt·, waardoor dus een gewenst afdichtverband met het schroefmechanisme 10U wordt gehandhaafd.
De afvoerpoort 109 kan zijn aangebracht aan één zijde ^ van de mengkamer 110, zoals is weergegeven in fig. 22, omdat deze constructie het mengsel over de gehele lengte van de mengkamer kan bevatten, zodat zélfs wanneer het mengsel een aanzienlijk hoge vloeibaarheid heeft, de totale lengte van de mengkamer doeltreffend kan worden gebruikt.
De fig. 25 en 26 tonen andere uitvoeringsvormen van de menginrichtingen. Terwijl de mengkamer 110 in fig. 22 bestaat uit een enkel eendelig deel, bestaat dus de in de fig. 25 en 26 weergegeven mengkamer 110 uit een aantal gedeelten. Bij het in fig. 25 weergegeven voorbeeld onvat de mengkamer 110 meer in het bijzonder 15 een aantal naar beneden verspringend verbonden gedeelten 110a, 110b en 110c, welke gedeelten op verschillende hoogten liggen. Een zand-houder 101, een waterhouder 121 en een eerste gedeelte 1OU a, aangedreven door een motor , zijn voorzien voor het eerste gedeelte 110a. Een meetorgaan 122 voor het watergehalte is aangebfacht 20 voor de zandhouder 101 voor het meten van het watergehalte van het zand, behandeld door de vaterscheider A, zoals hiervoor beschreven, voor het zodoende regelen van de hoeveelheid water, geleverd uit de waterhouder 121. Het tweede gedeelte 110b omvat een tweede gedeelte lOUb van het schroefmechanisme, en een vultrechter 110e voor het 25 opnemen van het mengsel met zand en water uit het eerste gedeelte 110a, en een gedoseerde hoeveelheid cement uit de cementhouder 102. Het derde gedeelte 110c is voorzien van een vultrechter 110d voor het opnemen van gekneed mengsel uit het tweede gedeelte 110b, en secondair water uit een waterhouder 123 en een afvoerpoort 109 aan 3q het einde van het derde gedeelte en verbonden met een afvoerpijp 12U voor het naar een opneemorgaan 120 transporteren van het verkregen mengsel.
Het gedeelte 10Ub van het schroefmechnisme is vastgezet Mn een holle buis, die het tweede gedeelte omvat, welke holle buis 35 wordt gedraaid door een motor Mg via een rondsel en een tandkrans BAD ORIGIN A 0 0 15 00 2h 13I*, vastgezet aan de "buis. Een horizontale as 135 strekt zich uit door het derde gedeelte 110c en wordt aangedreven door een motor My De horizontale as 135 is voorzien van een aantal schoepen 36, welke schoepen onder een voorafbepaalde hoek zijn geplaatst voor het ver-^ zekeren van een regelmatig mengen.
Bij de in fig. 26 weergegeven uitvoeringsvorm, zijn de gedeelten 110a, 110b en 110c coaxiaal opgesteld voor het vormen van een ononderbroken mengkamer. De gedeelten 10Ua, 10^b en 10Uc zijn gemonteerd aan een gemeenschappelijk as 1kO, aangedreven door een 10 motor Mjy die zich bevindt bij het linkereinde van de mengkamer.
De tweede en derde gedeelten 110b en 110c worden gedraaid door de motoren en in een richting tegengesteld aan die van de sch roe fge deelt en 10*tb en 10Uc teneinde de doelmatigheid van het mengen te verbeteren. Voor het toevoegen van het secondair water ^ op dezelfde plaats als weergegeven in fig. 25, is de as 1U0 in althans het derde gedeelte hol uitgevoerd voor het toevoeren van water vanuit een waterhouder 133 door openingen 133a aan een einde van het derde gedeelte 110c.
Hoewel de constructie met een aantal gedeelten van de 2o in de fig. 25 en 26 weergegeven mengkamer in meer of mindere mate ingewikkeld is, is het omdat het volume van de inhoud van de betrokken gedeelten veranderlijk is door de daarin toegevoegde bestanddelen, mogelijk de betrokken gedeelten uit te voeren voor het opnemen van een inhoud met een veranderlijk volume. Menginrichting van ver-25 schillende soorten kunnen worden gebruikt in de betrokken gedeelten, zoals weergegeven.
Een ander voorbeeld van de bij de uitvinding toe te passen menginrichting is weergegeven in de fig. 27 en 28. Zoals weergegeven, heeft de mengkamer een U-vormige doorsnedegedaante, en een lengte, 30 die voldoende is voor het voltooien van het volledig mengen en kne den. Een horizontale draaibare as 159 strekt zich uit door de mengkamer 160, en is voorzien van een aantal mengdelen 158, welke delen in hoofdzaak volgens een schroeflijn zijn opgesteld. De hellings-hoeken en de spoed van de betrokken mengdelen zijn overeenkomstig 35 de mengstappen verschillend. Zand waarvan het watergehalte door de hiervoor beschreven waterscheider A is aangepast, wordt geleverd aan BAD ORIGINA? 0 0 1 5 0 0 25 het linkereinde van het eerste gedeelte I door een transportband 151· Het primaire water wordt toegevoegd op in hoofdzaak dezelfde plaats door een waterpijp 155· Grof aggregaat, dat wil zeggen grint, wordt toegevoegd vanuit een grindhouder 155a op de verbinding tussen de U eerste en tweede gedeelten I en II, waarbij cement wordt toegevoegd vanuit een cementhouder 155c bij de grindhouder 155a. Het secondaire water en de toevoeging worden opgenomen op de verbinding tussen de tweede en derde gedeelten II en III door pijpen 155b en 155d. Nasstde mengdelen 158 zijn nog betrekkelijk kleine hulpmengdelen 10 157 gemonteerd aan de gedeelten van de as 159 in de eerste en tweede gedeelten I en II. Deze hulpmengdelen 157 staan schuin in een richting tegengesteld aan die van de hoofdmengdelen 158. Indien de richting van de hulpmengdelen dezelfde is als die van de hoofdmengdelen, wordt de hellingshoek van de hulpmengdelen groter gemaakt dan die van de hoofdmengdelen. De hoofd- en hulpmengdelen staan schuin en zijn opgesteld volgens ononderbroken schroeflinnvonnige lijnen.
Zoals is weergegeven in de fig. 29, 30 , 33 en 3^, zijn de hoofdmengdelen over meer dan 30° langs de omtrek van de draaias 159 gescheiden en zodanig uitgevoerd, dat elk hoofdmengdeel zich uitstrekt 20 over een hoek van althans 360°. Zoals is weergegeven in de fig. 29 en 30, hebben de hulpmengdelen 157 een kleinere hoogte dan de hoofdmengdelen 158, waarbij de hulpmengdelen 157 in het in fig. 30 weergegeven geval worden gebruikt voor het dragen van de hoofdmengdelen 158.
25 Zoals is weergegeven in de fig. 33 en 3^, zijn zowel de hoofd- als hulpmengdelen 158 en 157 aan de draaias 159 vastgezet door middel van passende bevestigingsorganen 156.
Bij de in de fig. 27-37 weergegeven constructie, is de bewegingssnelheid van het mengsel naar de afvoeropening 166 afhanke-30 lijk van de hellingshoek van de mengdelen 157 en 158 ten opzichte van de draaias 159» overeenkomende met de verandering in de massa van de gemengde geladen samenstelling. Wanneer alleen het gewicht wordt beschouwd, is de bewegingssnelheid minimaal bij het laadeinde, en maximaal bij het afvoereinde, waarbij echter bij de onderhavige 35 werkwijze, waarbij het watergehalte van het mengsel veranderlijk is, bad original 8()0 15 00 26 het vraagstuk niet 20 eenvoudig ligt. Het volume is dus ook veranderlijk tussen een geval, vaarhij 2and een betrekkelijk kleine hoeveelheid water heeft, bijvoorbeeld 2-3¾, en een geval, waarbij zand veel meer water bevat. In een betrekkelijk droog mengsel, voorzien van cement, dat omhulsels vormt, vertoont het volume daarvan een maximum, waarbij wanneer water wordt toegevoegd voor het verhogen van de vloeibaarheid van het mengsel, het gewicht daarvan toeneemt, maar het viume sterk afneemt. In de in fig. 27 weergegeven stap, waarbij het primaire water wordt toegevoegd voor het gelijkmatig maken van het oppervlaktewater, is de hellingshoek van de hoofdmeng- 10 delen 157 als norm genomen, waarbij de hulpnengdelen 157 in tegengestelde richting schuin staan voor het verwezenlijken van een betrekkelijk lage toevoersnelheid. In de tweede stap II, is de hellingshoek van de hoofdmengdelen 158 betrekkelijk groot uitgevoerd, zoals -|cj is weergegeven in fig. 29, waarbij de hellingshoek van de hulpmeng-delen 157 groter is gemaakt voor het zodoende verkrijgen van een hogere toevoersnelheid, waardoor dus een massa toeneming in stap II mogelijk is. In de stap III neemt na het opnemen van het secondaire water, de vloeibaarheid toe waardoor dus het volume verder wordt 2o verminderd. Om deze reden wordt in stap III de hellingshoek van de hoofdmengdelen 158 als norm genomen voor het verlagen van de toevoersnelheid ten opzichte van die in de stap II. Om de hiervoor beschreven reden, kan met een mengkamer 160, voorzien van een gelijkblijvend doorsnedegebied, het mengsel worden gemengd met een gelijk-25 blijvende oppervlaktehoogte ongeacht de verandering van de massa.
Bij de afvoerpoort 166, neemt de oppervlaktehoogte van het mengsel snel af wanneer het mengsel wordt afgevoerd, zodat het voordelig is een hulpmengdeel 157a in dit gedeelte aan tebrengen voor het zo langdurig mogelijk maken van de verblijfstijd van het mengsel in 30 dit gedeelte. Het door de poort 166 afgevoerde mengsel wordt opgenomen door het opneemorgaan 170, waarbij het afgevoerde mengsel ook door een leiding of een pomp kan worden getransporteerd.
Terwijl bij de in de fig. 27-30 weergegeven uitvoeringsvorm, de verandering in de massa wordt verffend door het veranderen 35 van de hellingshoek van de mengdelen 158, wordt bij de in fig. 31 en badorTOi500 27 32 weergegeven uitvoeringsvorm, de verandering in de massa vereffend door het veranderen van het volume van de mengkamer 160. Meer in het bijzonder is de hoogte van de zijwanden léOd van de mengkamer 160 bij het gedeelte II vergroot voor het vergroten van het volume 5 daarvan. Omdat in de stap, waarbij cementomhulsels worden gevormd rond de zanddeeltjes en de hoeveelheid water tussen de zanddeeltjes zeer klein is, de vloeibaarheid daarvan zelfs wanneer het volume van het mengsel toeneemt, klein is, kan de verandering van de massa worden vereffend door het eenvoudig vergroten van de hoogte van de 10 zijwanden l60d. Zelfs wanneer de hoge zijwanden l60d zijn aangebracht, is de dwarsdoorsnedegedaante van de mengkamer 160 in het _ algemeen U-vormig, zodat het overbrengen van het mengsel doeltreffend kan worden uitgevoerd door de schuine mengdelen 158, waarbij het gedeelte van het mengsel, dat bol vormig naar boven rèikt 15 in het gedeelte II, wordt onderworpen aan een doeltreffende mengwer-king. Vanneer de spoed van de mengdelen in het gedeelte II op juiste wijze wordt gekozen, kan een doeltreffend mengen en kneden van het mengsel worden verzekerd bij een betrekkelijk korte lengte van het gedeelte II.
20 De in de fig. 27-30 weergegeven uitvoeringsvormen zijn geschikt voor het bereiden van een grote hoeveelheid cementmortel en cementmengsel met een uitstekende kwaliteit.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de volgende voorbeelden.
25 VOORBEELD I. .
Voor dit voorbeeld werd de in fig. 2 weergegeven inrichting gebruikt, die was voorzien van een draaischijf 2 met een diameter van UOO mm, en aangedreven door de motor ^ met een snelheid van 1100 omwentelingen per minuut. Fijn rivier-zand, dat 3,98? __ water bevatte en een fijnheidsmodulus (FM) had van 1,28 mm, welke W .. . i FM werd bepaald overeenkomstig de vergelijking FM = P^/100, waarin P het gewichtspereentage aggregaat is-, dat in een zeef n blijft met een maaswijdte van 0,15, 0,3, 0,6, 1,2, 2,5 of 5,0 mm, waarbij de hoeveelheid oppervlaktewater veranderlijk was tussen h% 25 en 25?, werd geleverd aan de draaischijf 2 voor het tegen de stoot- BADOBK3'^01500 28 plaat doen botsen van de zanddeeltjes. De toevoersnelheid van het water, dat het zand bevatte, aan de vultrechter 1, werd veranderd in een bereik van 50 tot ΐ6θ kg/min, waarbij het watergehalte van het zand, getransporteerd door de transporteur 11, op 9,^-10,1/5 werd gemeten, hetgeen aantoonde, dat de hoeveelheid oppervlaktewater in hoofdzaak gelijkblijvend was. Toen de snelheid van de draaischijf 2 werd opgevoerd tot 5000 omwentelingen per minuut, werd de hoeveelhèid oppervlaktewater gemeten op 6,06-6,38/5, hetgeen aantoonde, dat de hoeveelheid oppervlaktewater in aanzienlijke mate •jQ was verminderd ten opzichte van de hoeveelheid bij het met een lagere snelheid draaien van de draaischijf, en de verandering in de hoeveelheid oppervlaktewater veel kleiner was.
VOORBEELD II
Met dezelfde inrichting als gebruikt in voorbeeld I, werden •jtj zanddeeltjes met een tussenmaatse grootte en bevattende 2,25? water en met een FM van 2,28 mm, op dezelfde wijze behandeld. Bij dit voorbeeld werd water aan het zand echter toegevoegd bij de uitgang van de vultrechter 1 met een snelheid van U liter/min. Toen de draaischijf 2 werd gedraaid met een snelheid van 1100 omwentelingen per 2Q minuut, was het watergehalte van het behandelde zand gelijk aan U,7-5,3?, hetgeen aantoonde, dat de hoeveelheid oppervlaktewater was verkleind, omdat het behandelde zand een grotere korrelgrootte had. Het bleek echter, dat het bereik, waarbinnen de hoeveelheid oppervlaktewater veranderlijk was, was versmald. Toen de snelheid van de 25 draaischijf 2 werd verhoogd tot 5000 omwentelingen per minuut, was in tegenstelling daarmee de hoeveelheid oppervlaktewater binnen een smaller bereik van U,33 tot lt,85? veranderlijk.
VOORBEELD III
Grof zand, afkomstig van een andere bron dan dat, gebruikt 20 in voorbeeld I en met een watergehalte van 3,31? en een FM van 2,96 mm, werd op dezelfde wijze behandeld als in voorbeeld II. Meer in het bijzonder was bij het draaien van de draaischijf 2 met een betrekkelijk lage snelheid van 1100 omwentelingen per minuut, de hoeveelheid oppervlaktewater 3,3-1»,2?, welke hoeveelheid bij een 35 hogere draaisnelheid van 5000 omwentelingen per minuut 3,2-3,52? was, BADORIGlftfi® ^ 5 00 29 hetgeen een smaller bereik aantoonde.
VOORBEELD IV
Bij dit voorbeeld verd de in de fig. 1* en 5 weergegeven inrichting gebruikt, waarbij de draaischijf 2 met een diameter van cj 1*50 mm door de motor 1» werd gedraaid met een snelheid van 1250 omwentelingen per minuut. Rivierzand met een tussenmaatse grootte,J een watergehalte van 2,25? en een FM van 3,2755 werd tot botsen gebracht tegen de stootplaat 6. Water, dat zand bevatte, werd in de 3 vultrechter 1 gevoerd met een snelheid van 25 m /uur. 5,1*0 Liter/min, 1q water werd op het zand gesproeid tijdens het transporteren daarvan door de transporteur 30. Het behandelde zand, vergaard in het bodem-gedeelte van de vergaarhouder 9» werd getransporteerd door de transporteur 11. Het getransporteerde zand werd elke minuut bemonsterd voor het meten van het watergehalte van het behandelde zand. Het 15 gemeten watergehalte lag in het bereik van 8,79-8,9355, waarbij bleek, dat de hoeveelheid oppervlaktewater in hoofdzaak gelijkblijvend was, dat wil zeggen van 6,5** tot 6,5855. De hoeveelheid gewonnen zand na de behandeling was 2U,1 m /uur, hetgeen een hoge opbrengst aantoonde van 96,2$. De niet-gewonnen hoeveelheid bestond in hoofdzaak uit 20 modder.
Toen de snelheid van de draaischijf 2 werd verhoogd tot 15ΟΟ omwentelingen per minuut, was het watergehalte van het behandelde zand 6,92-7»01*55 (de hoeveelheid oppervlaktewater was 1*,66-1* ,77?). Bij een hogere snelheid van 1750 omwentelingen per minuut, 25 was het watergehalte van het behandelde zand 5,79-5,8855 (de hoeveelheid oppervlaktewater was 3,53-3,625*). In ieder geval was dus de hoeveelheid oppervlaktewater verminderd en in hoofdzaak gelijkblijvend. De hoeveelheid behandeld en gewonnen zand was 2U,28 m^/uur voor 1500 omwentelingen per minuut, en 2l*,52 m /uur voor 1750 omwen-30 telingen per minuut.
VOORBEELD V
Dezelfde inrichting als gebruikt in voorbeeld IV werd gebruikt voor het behandelen van zeezand met een tussenmaatse grootte, een watergehalte van 2,1*6?, een zoutgehalte van 0,33? en een 35 FM van 2,62 mm. Bij dit voorbeeld werd 30 liter/minuut water toegevoegd BAD ORIGII&0 0 1 5 0 0 30 aan het zand tijdens het transport daarvan door de transporteur.
Toen bij dit voorbeeld de draaischijf met een lage snelheid werd gedraaid, was het watergehalte van het behandelde zand 8,56-8,71# (de hoeveelheid oppervlaktewater was 6,HO-6,55#). Omdat ^ het zand grof was, was zelfs bij dezelfde draaisnelheid van de schijf, de hoeveelheid oppervlaktewater daarvan verminderd. Hoewel het behandelde zand nog 0,03# zout bevatte, kon het worden gebruikt voor het bereiden van verse mortel en verse beton op grond van de vorming van de cementomhulsels, waarbij de hoeveelheid gewonnen 3 •IQ zand 23,8 m /uur was.
Toen de draaischijf 2 werd gedraaid met een snelheid van 1500 omwentelingen per minuut, was het watergehalte van het behandelde zand 6,76-6,83# (de hoeveelheid oppervlaktewater was k,30-U,37#), waarbij toen de snelheid van de draaischijf werd verdij hoogd tot 1750 omwentelingen per minuut, het watergehalte van het behandelde zand 5,51-5,58# was (de hoeveelheid oppervlaktewater was 3,05-3,12#, hetgeen aantoonde, dat de verandering in het watergehalte eveneens klein was). De zoutgehalten waren 0,028# en 0,027# voor 1500 omwentelingen per minuut en 1750 omwentelingen per minuut, 2o waarbij zand met een dergelijk zoutgehalte kon worden gebruikt voor het bereiden van een betonmengsel.
Voor het verwijderen van zout is het nodig schoon water te gebruiken in een hoeveelheid, die althans gelijk is aan die van .3 het zeezand, zodat het voor het verwijderen van zout uit 25 m 3 25 zeezand nodig is, 25-80 mJ schoon water te gebruiken. Overeenkomstig dit voorbeeld was in tegenstelling daarmee de hoeveelheid aan het zeezand toegevoegde water slechts 30 liter/min. of 1,8 cm /uur.
Wanneer zout wordt verwijderd door het sproeien van water op zeezand, wordt het zout niet regelmatig verwijderd. Hoewel de 30 gemiddelde hoeveelheid van het achterblijvende water 0,03# is, is dit bijvoorbeeld veranderlijk tussen 0,002# en 0,150#, hetgeen betekent, dat een aanzienlijke hoeveelheid van het uitgewaste water meer dan 0,0*1# van het achterblijvende zout bevat, hetgeen de toelaatbare bovenste grens is. Overeenkomstig dit voorbeeld was wanneer 35 water werd toegevoegd aan het zeezand, dat werd getransporteerd door 800 1 5 00
BAD ORIGINAL
31 de transporteur, met een snelheid van slechts 30 liter/min, de hoeveelheid van het achterblijvende zout slechts 0,007-0,030$, omdat de afscheiding van vater doeltreffend werd uitgevoerd door de stootkracht.
5 VOORBEELD VI
Fijne deeltjes van een met water verpoederde slak, voorzien van een FM van 2,53 mm en met 2,90$ water, werd op dezelfde wijze behandeld als in voorbeeld IV.
Meer in het bijzonder was het watergehalte toen het water 1q werd verwijderd bij een draaisnelheid van 1250 omwentelingen mer minuut van de schijf 2, van de slakdeeltjes 099-9,27$ (de hoeveel- _ heid oppervlaktewater was 6,09-6,37$), waarbij het watergehalte .bij een snelheid van 1750 omwentelingen per minuut, was afgenomen tot 6,19-6,28$ (de hoeveelheid oppervlaktewater was U,29-h ,38$),
O O O
15 en de hoeveelheid gewonnen zand 2^,0 m , 2k,3 m en 2k,51nr was nij de snelheden van 1250, 1500 en 1750 omwentelingen per minuut.
VOORBEELD VII
Bij dit voorbeeld werd de in de fig. 6-9 weergegeven inrichting gebruikt. Koolstof met een korrelgrootte van 0,15-5nnn 20 en 3-15$ oppervlaktewater, werd met de inrichting behandeld. De toevoersnelheid werd gekozen in het bereik van 80-200 kg/min.
Het draaideel 52 was voorzien van schoepen met een lengte van 250 mm tussen de hartlijn en het buiteneinde, welk draaideel werd gedraaid met een snelheid van 1500 omwentelingen per minuut 25 voor het uit het koolstof verwijderen van water. Na de behandeling bevatte het koolstof U,2-l»,3$ oppervlaktewater, hetgeen een regelmatige waterverwijdering aantoonde. Modder op de deeltjes van het koolstof was dus doeltreffend afgescheiden.
VOORBEELD VIII
30 Bij dit voorbeeld werd de in de fig. 10, 11 en 12 weer gegeven inrichting gebruikt voor het verwijderen van water uit hoogovenslak, die 20,5-57,5$ oppervlaktewater bevatte.
Het draaideel 52 had een straal van 300 mm en werd gedraaid met een snelheid van 2000 omwentelingen per minuut. De behandelde 35 slak bevatte 12-15$ oppervlaktewater. De korrelgrootte van de slak BADORIG0WO 15 00 32 was meer dan 0,1 meter, hetgeen kan worden geklasseerd.
VOORBEELD IX
De in de fig. 6-9 weergegeven inrichting werd gebruikt, waarbij bij dit voorbeeld mineraaldeeltjes met een watergehalte j van 2&-k6% en een korrelgrootte van minder dan 3 mm, vooraf werden verwarmd tot ongeveer 8o°C en vervolgens geleverd aan de vultrech-ter 1.
Het draaideel 52 was voorzien van schoepen met een lengte van 250 mm tussen de hartlijn en de einden daarvan. Het draailichaam werd gedraaid met een snelheid van 1850 omwente-lingen per minuut, waarbij de stoötplaat 60a werd verwarmd op ongeveer 60°C. Na de . behandeling was de hoeveelheid op de minerale deeltjes achterblijvende olie 4,8-5,355, hetgeen een in hoofdzaak regelmatig verwijderen van olie aantoonde.
^ Overeenkomstig een bekende werkwijze voor het verwijderen van olie, die zich bevindt in minerale deeltjes, wordt deze verwijderd door verdamping. Hiervoor is het nodig de deeltjes te verwannen op de hoge temperatuur van 500°C gedurende een aanzienlijke tijdsduur onder het roeren daarvan. Verder is het nodig de verdampte 20 olie te winnen door condensatie, hetgeen een kostbare uitrusting vereist. In tegenstelling daarmee is de onderhavige inrichting eenvoudig van constructie, en verbruikt deze minder bedieningsenergie.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de volgende voorbeelden, die toepassingen tonen van de fijne deeltjes, 25 waarvan het water met de beschreven werkwijze en inrichting is verwijderd.
VOORBEELD X
Voor het opeen gebruikelijke wijze bereiden van cement-mortel, werden vrijwel volkomen gedroogd rivierzand met een tussen-30 maatse grootte, verder water en 956 kg cement gebruikt bij een C/Z verhouding van 1:1 en een W/C verhouding van 35?. 765 kg van een dispersiemiddel in de vorm van ligniensulfonzuur werd toegevoegd, waarna het mengsel werd gekneed. Het verkregen mengsel ontwikkelde een aanzienlijke hoeveelheid luchtbellen en had een vloei-25 baarheid van 42 s bij meting met een J-trechter, die een diameter badorigi8A0 15 00 33 van 6,5 cm had aan de toevoerzijde, een hoogte van 65 cm en een diameter van 1,0 cm aan de afvoerzijde. Het percentage hriesvorming na 3 uur was 6?. Het met deze mortel gevormde produkt had een druk sterkte van 3*7 kïï/cm , 1»,8 kN/.em en 5,5 kN/cm naar respectieve-U lijk 3,7 en 28 dagen. De variatiecoëfficiënt na 28 dagen vas 15,3?.
Hetzelfde zand verd ontdaan van water overenkamstig de verkwijze van voorbeeld IV door het toepassen van de in fig. k weergegeven inrichting. Toen de draaischijf werd gedraaid met een snelheid van 1750 omwentelingen per minuut, was de/oppervlaktewater 10 na de behandeling 3,53?. Cement, water (totale hoeveelheid water min het achterblijvende water) en een dispersiemiddel werden aan. het behandelde zand toëgevoegd in hoeveelheden voor het verkrijgen van dezelfde W/Z en W/C verhoudingen, als hiervoor beschreven. Na . het gedurende 2 minuten kneden, werd een eementmortel verkregen 15 met een vloeibaarheid van 13 s bij meting met een J-trechter, waarbij het percentage bries 0,5? was na 3 uur. Met deze mortel gevorm- 2 2 de produkten hadden een druksterkte van 5,2 kN/cm ,6,8 kN/cm en 2 7.7 kN/cm na respectievelijk 3,7 en 28 dagen, waarbij de variatiecoëfficiënt U,8? was.— 20 Het watergehalte van hetzelfde zand met een tussenmaatse grootte werd bij een draaisnelheid van 1750 omwentelingen per minuut van de draaischijf verminderd voor het aanpassen van de hoeveelheid oppervlaktewater op 3,53?. Na het regelmatig opnemen van 16,U7? primair water door het zodoende behandelde zand, werd een 25 hoeveelheid cement toegevoegd, die voldoende was voor het verkrijgen van een verhouding C/Z*1:1 waarna het mengsel werd vermengd voor het vormen van cementamhulsels met een W/C verhouding van 20? rond de zanddeeltjes. Na het toevoegen van 15? secondair water en 0,8? van een dispersiemiddel, werd het mengsel gekneed voor het verkrijgen 30 van eementmortel met een vloeibaarheid van 19s en een percentage bries van 0 na 3 uur. De druksterkte van de met deze mortel gevormde produkten was 6,1 kN/cm , 7,2 kN/cm en 8,U kN/cm na respectievelijk 3.7 en 28 dagen, waarbij de variatiecoëfficiënt 2,2? was. In vergelijking met produkten, bereikt met een bekende werkwijze, hadden de 35 onderhavige produkten een grotere druksterkte, en waren zij stabieler.
badorigin^qq 1 5 00 3k
VOORBEELD XI
Dezelfde hoeveelheid van hetzelfde zand als in voorbeeld X, maar· niet overeenkomstig de onderhavige werkwijze ontdaan van water, 31*7 kg cement, 3,5 kg dispersiemiddel en water werden met 5 elkaar/gemengd voor het bereiken van een mortel met verhoudingen C/Z 1:2, C/G = 1:3,6 en W/C - h2% voor het bereiden van mortel met een zakkingsvaarde van 2,1 cm, en een aanzienlijke briesvorming en luchtbellen. De druksterkte van de met deze mortel gevormde produkten was 2,0 kN/cm , 2,8 kN/cm en 3,3 kN/cm naar respectie-10 velijk 3,7 en 28 dagen, waarbij de variatiecoëfficiënt 17 ,^¾ was.
Een soortgelijke mortel werd bereid, behalve dat het oppervlaktewater was verminderd tot 3,53¾. De mortel had minder dan 2,5 minuten na het kneden een zakkingswaarde van 8,2 cm, en vertoonde enige ontmenging en briesvorming. De met deze mortel gevormde 2 2 15 produkten hadden een druksterkte van 2,7 kN/cm , 3,1* kN/cm en 2 1*,7 kN/cm na respectievelijk 3,7 en 28 dagen, en een variatiecoëfficiënt van 8,2¾, hetgeen een vergroting van de sterkte aantoonde met 50¾ en een gelijkblijvende kwaliteit.
6,1*7¾ Van het primaire water werd toegevoegd aan hetzelfde 20 rivierzand, waarvan de hoeveelheid oppervlaktewater was aangepast op 3,53$, waarbij dezelfde hoeveelheid zand als hiervoor bexhreven werd toegevoegd voor het vormen van cementomhulsels, waarvan de W/C verhouding 20¾ was. Vervolgens werden grint, 22¾ secondair water en 1¾ van een dispersiemiddel, op grond van de hoeveel-25 heid cement, opgenomen en samengekneed voor het verkrijgen van een betonmengsel met een zakkingswaarde van 11,6 cm. Het met dit betonmengsel gevormde produkt had een druksterkte van 3,0 kN/cm , 2 2 3,7 kN/cm en 5,0 kN/cm , na respectievelijk 3, 7 en 28 dagen, en een variatiecoëfficiënt van 5,1¾, hetgeen een vergroting aantoonde van de druksterkte met 50¾ en een gelijkblijvendheid van de produkten.
VOORBEELD XII
Aan een betonmengsel met dezelfde samenstelling als die volgens voorbeeld XI, werd 1,5 volume procent staalvezels toegevoegd. Bij dit voorbeeld was het zand niet overeenkomstig de onderhavige 35 werkwijze ontdaan van water. Het verkregen betonmengsel had een BAD ORIGIN&lO 0 15 00 35 zakkingswaarde van 1,5 cm en vertoonde een sterke ontmenging en briesvorming. De buigsterkte van het met dit betonmengsel gevormde o betonnen produkt was 0,58 kïï/cm na 28 dagen.
In tegenstelling hiermee had een soortgelijk betonmengsel 5 onder toepassing van hetzelfde zand, met de onderhavige werkwijze ontdaan van water, een zakkingswaarde van 7,¾ cm direkt na het kneden, waarbij het een lichte ontmenging en briesvorming vertoonde. Een met deze betonsamenstelling gevormd betonnen produkt echter
O
vertoonde een buigsterkte van 0,7¾ kn/cm na 28 dagen.
10 Een betonmengsel onder gebruikmaking van ontwaterde zand- deeltjes, gevormd met cementomhulsels met een verhouding van W/C. van ongeveer 20% en opgenomen met staalvezels, had een zakkingswaarde van 12,8 cm, en vertoonde geen briesvorming. Het met dit betonmengsel gevormde betonnen produkt had een buigsterkte van 15 0,90 kïï/cm2 na 28 dagen.
VOORBEELD XIII
Hetzelfde rivierzand als in de voorbeelden X-XII werd gebruikt. 350 kg cement, 1120 kg zand, 700 kg grof aggregaat en 10,5 kg van een snelhardend middel werden in droge toestand ver-20 mengd. Het verkregen mengsel werd met hoge druk lucht getransporteerd naar een werkplaats, waar water werd toegevoegd in een hoeveelheid voor het verkrijgen van een W/C verhouding van 50?. Het verkregen betonmengsel werd door een blaasmondstuk tegen een vertikale wand geblazen. De hoeveelheid terugstoot was meer dan 25 35?· Bij het blazen tegen de wand van een tunnel, was de hoeveel heid opgewekt stof ongeveer 750 CPM. 28 Dagen na het blazen had 2 het beton een druksterkte van 2,3 kN/cm en een variatiecoëfficient van 1U,5?.
Het betonmengsel met dezelfde samenstelling als in de 30 voorbeelden X-XII behalve dat de hoeveelheid oppervlaktewater was aangepast op 3,53?, werd bereid, welk betonmengsel onder dezelfde omstandigheden werd geblazen, waarbij bleek, dat de hoeveelheid terugstoot 18? was en de hoeveelheid opgewekt stof 3^0 CPM. Het o geblazen beton had een druksterkte van 3,6 kïï/cm na 28 dagen, en 35 een variatiecoëfficient van 5,3?.
BAD ORIGiNAg 0 0 1 5 00 36
Hetzelfde zand met het oppervlaktewater aangepast op 3,53% en een hoeveelheid cement werden gemengd voor het vormen van cementomhulsels met een W/C verhouding van 20%. Vervolgens werd een hoeveelheid water voor het verzekeren van een W/C verhouding 5 van 3*» ,2% en 0,6% op grond van het gewicht van cement, van een dispersiemiddel toegevoegd voor het bereiden van een mortel met een hoge vloeibaarheid. De mortel werd onder druk getransporteerd door een pijp. Een ander droog mengsel werd bereid met verhoudingen C/Z * 1:3*01 en Z/A (A vertegenwoordigt een grof aggregaat) van 10 56%, en onder druk getransporteerd door een andere pijp. De twee mengsels werden vermengd op de werkplaats met een verhouding van.
1:1,75 in volume samen met een passende hoeveelheid van een snel hardend middel. De betonsamenstelling* passend voor het blazen* had een W/C verhouding van k2% en bevatte 352 kg cement, en werd .jij tegen een wand geblazen. De hoeveelheid terugstoot op het moment van blazen was 8,9%, waarbij de hoeveelheid opgewekt stof 72 CPM
2 was. De druksterkte van het geblazen beton na 28 dagen was 5,3 kN/cm , waarbij de variatiecoëfficiënt 3,2% was. De druksterkte was met 100% vergroot en de variatiecoëfficiënt tot 1/5 verminderd in ver-20 gelijking met een gebruikelijk betonmengsel.
VOORBEELD XIV
Bij dit voorbeeld werd de in fig. 16 weergegeven water-scheider A samen gebruikt met de in fig. 27 weergegeven menginrich-ting B. Een rivierzand met een tussenmaatse grootte (dat 23% water 25 bevatte en een hoeveelheid oppervlaktewater van 3-27%) met een FM van 2,1 werd door de waterscheider A behandeld.
Het draaideel 77 was voorzien van schoepen 79 met een lengte van 225 mm, en werd gedraaid met een snelheid van 1250 omwentelingen per minuut. Het water bevattende zand werd aan de 30 vultrechter 1 geleverd met een snelheid van 50-120 kg/min. Het zand in de vultrechter 85 bevatte 6,7-6,9% oppervlaktewater, en dat in de vultrechter 86 bevatte 6,14-6,8% oppervlaktewater. De hoeveelheid oppervlaktewater van het zand, dat zich in de vultrechter 86 bevond, kwam overeen met dat van zand met een tussenmaatse grootte.
35 Toen de snelheid van het draaideel werd verhoogd tot 1500 BAD ORIGIlAl? 0 15 00 37 omwentelingen per minuut, was het vatergehalte van het zand in de vultrechter 85 gelijk aan 5»6-5,9? en dat van het zand in de vul-tischter 86 gelijk aan 5,2-5 ,1*?. Toen de snelheid verder werd verhoogd tot 1750 omwentelingen per minuut, was het watergehalte van 5 het zand in de vultrechter 85 gelijk aan 3,9-^,2%, waarbij dat van het zand in de vultrechter 86 gelijk was aan l*,1-U,3Ji, hetgeen een in hoofdzaak gelijk vatergehalte aantoonde.
Cement, water en 1? op grond van het volume cement werden toegevoegd aan het zodoende behandelde zand voor het bereiken van 10 verhoudingen van C/Z = 1:2 en W/C = 1»3?. De hoeveelheid toegevoegd water kwam overeen met het verschil tussen het toegevoegde water, en het oppervlaktewater. Het geknede mengsel had een zodanige
Voelbaarheid, dat de schuif sterkte F gslijk was aan 15 mNfem bij een 0 ^ relative viscositeitscoefficiënt λ van 8,5 mN/s.cm , een relative 15 sluitcoëfficiënt Δρ van 33 VN/cm^ en een ontmenging en briesvor- o ming van 0,05¾. De druksterkte van een gevormd produkt onder toepassing van de zodoende bereide mortel, had een druksterkte van 1»*3-1»,1» kN/cm^ (gemiddelde U,35 kN/cm^) en 5,1-5,1» kN/cra^ (gemid- p delde 5,25 kN/cm ) na respectasrelijk 7 en 28 dagen. Hoewel enige 20 ontmenging en briesvorming werd waargenomen, had het produkt een gelijkblijvende sterkte.
Naast het kneden, waarbij de gehele hoeveelheid water tegelijk wordt toegevoegd, werd tevens een andere werkwijze uitge- voerd, die de stap omvatte van het vormen van de omhulsels, waar- 25 bij water in twee fasen werd toegevoegd.. Meer in het bijzonder werd secondait water toegevoegd door de pijp 155 voor het verzekeren van een oppervlaktewater van 10?, waarna een hoeveelheid portland- cement werd toegevoegd voor het bereiken van een W/C verhouding 20 van 20?. Tenslotte werden 153 kg secondair water en 1? op grond van het volume van cement, van een dispersiemiddel opgenomen voor het bereiden van een cementmortel met verhoudingen Z/C = 2, en W/C = U3?. De vloeibaarheid van de mortel was zodanig, dat de oor- snronkelijke schuifsterkte F' gelijk was aan 26 mN/cm bij een .....°.„ l* relatieve viscositeitscoefficiënt \ van 11 mN.s/cm en een relatieve 35 sluitcoëfficiënt AFq van 71 PN/cm\ Geen ontmenging en briesvorming BADOR.GTboi5oo 38 werd waargenomen. Het gevormde produkt had een druksterkte van 5,1- 5 kN/cm2 (gemiddelde 5,25 kN/cm2) en 6,2-6,5 kN/cm2 (ge- p middelde 6,35 kN/cm ) na respectievelijk 7 en 28 dagen.
Een gedeelte gestort zand, 285 kg water, 66k kg cement 5 werden gemengd en gekneed voor het verkrijgen van een mortel met F van 7,3 mN/cm2, X van 13 mN.3/cni , AF van 137 WN/cm en een o o ontmenging en briesvorming van 1,U$. Het met deze mortel gevormde 2 produkt had een druksterkte van 2,6-3,5 kN/cm' (gemiddelde 3,05 2 o 2 kN/cm ) en 3,5-^,9 kN/cm (gemiddelde U,2 kN/cm ) na respectievelijk 10 7 en 28 dagen. De mechanische sterkte is dus aanzienlijk kleiner en sterk veranderlijk.
VOORBEELD XV
De in de fig. 6-9 weergegeven waterscheider A werd gebruikt voor het ontwateren. Fijn, waterbevattend zand (de hoeveelheid 15 oppervlaktewater was 3 tot 27$, het percentage waterabsorptie was 2,8# en de FM was 1,93) werd geleverd aan het bovenste gedeelte van de vultrechter 51, waarbij water op het zand werd gesproeid met een snelheid van 301/rain, tijdens het transporteren van het zand.
Het draaideel 52 werd gedraaid met een snelheid van 1500 omwente-20 lingen per minuut voor het uitstoten van het zand met een snelheid van 360-^50 kg/min. De hoeveelheid water, achterblijvende op de zanddeeltjes na het ontwateren, was 8,3-8,55?, hetgeen een klein verschil aantoonde. Dit betekent, dat zelfs wanneer de draaisnelheid in meer of mindere mate wordt veranderd, het mogelijk is de hoeveel-25 heid oppervlaktewater naar wens aan te passen.
Cement, grint en water werden toegevoegd aan het ontwaterde zand in hoeveelheden voor het bereiken van verhoudingen Z/C = 1/2? Z/G = 38,5# en W/C = i»3$. 1,25? Op grond van het volume van het cement, van een dispersiemiddel werd toegevoegd, waarna 30 werd gekneed. Het verkregen beton had een uitstekende vloeibaarheid en een zakkingswaarde van 15,6, waarbij slechts een lichte ontmenging en briesvorming werden opgemerkt. Het met dit betonmengsel ge- vormde produkt had een gemiddelde druksterkte van 2,8 kN/cm en 2 U,0 kN/cm na respectievelijk 7 en 28 dagen, waarbij de variatie-35 coëfficiënt daarvan 8,8$ was.
badorigi8/QlO 15 00 39
Bij toepassing van de in fig. 27 weergegeven mengin-richting, werd het primaire water aan het behandelde zand toegevoegd voor het aanpassen van het oppervlaktewater daarvan op 10#, waarna 1150 kg grint en een poeder van portlandcement werden toegevoegd 5 voor het aanpassen van de verhouding W/C op 20#. Vervolgens werden 83 kg secondair water en 1,2# op grond van het volume van het cement, van een dispersiemiddel toegevoegd voor het verkrijgen van een betonmengsel met verhouding Z/C = 2, Z/A = 38,5 en W/C * U3#, en een grote vloeibaarheid van 17,2 cm uitgedrukt in de zakkings-10 waarde. Het met dit betonmengsel gevormde produkt had een gemiddel-de druksterkte van 3,^ kN/cm na 7 dagen, en H,6 kN/cm na 28 dagen, waarbij slechts 5# variatiecoëfficiënt werd aangetoond.
Als een controle werd het watergehalte van hetzelfde zand gemeten en gecorrigeerd. Vervolgens werden 360 kg cement, 155 kg 15 water, 720 kg zand en 1150 kg grint vermengd in een menginrichting voor het produceren van een betonmengsel met dezelfde samenstelling als h5ervoor beschreven, en een zakkingswaarde van 12 cm. De gemid- o delde druksterkte van een gevormd produkt was 1,9 kN/cm en 2 3,^ kN/cm na respectievelijk 7 en 28 dagen. Niet alleen is dus de 20 variatiecoëfficiënt gelijk aan 15,6#, maar is ook de sterkte lager en veraaderlijk.
VOORBEELD XVI
De in de fig. 10-12 weergegeven waterscheider werd gebruikt voor het behandelen van een grof rivierzand, dat 3,8-26# water 25 bevatte (percentage absorptie van 1,7#9 en een grofheid had van 3,35.
Het draaideel 52 werd gedraaid met een snelheid van 1750 omwentelingen per minuut voor het aanpassen van het oppervlaktewater op 3,2-3,3# van het zand, geleverd uit de vultrechter 51 met 30 een snelheid van 360-^50 kg/min. Na het opnemen van het primaire water in het behandelde zand voor het aanpassen van het oppervlaktewater daarvan op 1U#, werd een poeder van portlandcement toegevoegd voor het produceren van een W/C verhouding van 20#. Vervolgens werden 290 kg secondair water en 1,2# op grond van het volume van 35 het cement, van een dispersiemiddel toegevoegd en gekneed voor het BAD originaS 0 0 1 5 00
Uo bereiken van een mortel met verhoudingen Z/C = 1,5» W/C = 38% en een zodanige vloeibaarheid, dat de oorspronkelijke schuifsterkte F gelijk was 6,8 mN/cm bij een relatieve viscositeitscoëfficiënt ° . k λ van 3,4 mNés/cm en eenrelatieve sluitcoëfficiënt AF van 31 k ° 5 μΝ/crn . De mortel werd getransporteerd door een pomp naar een plaats op een afstand van 120 meter door een pijp met een binnendiameter van 5 cm en bij een snelheid van 67 m/min. Op de bedoelde plaats werd êên deel zand, waarvan het oppervlaktewater was aangepast op 3,2-3,3%, verder 0,95 delen grint met een grootte van 1,15 mm en 10 een cementpoeder samengevoegd voor het vormen van cementomhulsels, waarbij de W/C ongeveer 18% was op een plaats 5 meter voor een . blaasmondstuk. Het betonmengsel werd vervolgens tegen de binnenwand van een tunnel geblazen.
De hoeveelheid van de geblazen betonsamenstelling was 3 15 ongeveer 8 m per uur, waarbij de verhouding W/C daarvan 33,^% was,
O
en de hoeveelheid cement 509 kg/~m. De hoeveelheid terugstoot tijdens het blazen was 6,5$, waarbij de hoeveelheid opgewekt stof 1,21 mg/m was. De ronde bovenwand van de tunnel werd bevredigend geblazen tot een dikte van 120 mm zonder afbladderen. De gemiddelde , 2 2 20 druksterkte van het geblazen beton was 3,2 kN/cm en 5,9 kN/cm na respectievelijk 3 en 8 dagen. De variatiecoëfficiënt was 3,2%, waarbij de gemiddelde sterkte met 1,U maal groter was dan van bekend beton met dezelfde samenstelling, en de variatiecoëfficiënt was verminderd tot 1/5· 25 Toen de hoeveelheid oppervlaktewater niet van alle gedeelten van het zand was aangepast, maar alleen van een bemonsterd gedeelte, en beton werd bereid door het vermengen van:*het zand en het dan blazen daarvan overeenkomstig de bekende natte of droge werkwijze, was de hoeveelheid stof, opgewekt bij het nat blazen 3 o 30 gelijk aan 6-10 mg/m , en bij het droog blazen eveneens 6-10 mg/m .
3
De hoeveelheid stof, dat wil zeggen 1,21 mg/m volgens de uitvinding is veel lager dan deze waarden. Terijl met gebruikelijk beton de hoeveelheid terugstoot 20-30% is bij zowel het nat als het droog blazen, is de mate van terugstoot volgens de uitvinding verminderd 35 tot een klein gedeelte van deze hoeveelheden. Bovendien is de op BAD ORIGI&4 0 15 00 het mondstuk uitgeoefende reactie veel kleiner dan bij het blazen van een bekend betonmengsel. De getransporteerde hoeveelheid van
O
Ui 3_U m /uur van het bekende beton kan worden verdubbeld wanneer een pijplijn wordt gebruikt met een binnendiameter van 5 cm.
5 VOORBEELD XVII
Ej dit voorbeeld werd de in fig. 10 weergegeven water-scheider gebruikt voor het behandelen van rivierzand, dat 3,15)? oppervlaktewater bevatte (percentage waterabsorptie 2,3ί en grofheid 2,1). Bij dit voorbeeld werd water toegevoegd aan het zand 10 in een hoeveelheid van 32 1/min, tijdens het door de transporteur transporteren van het zand. Het draaideel 52 werd gedraaid met e.en_ snelheid van 1780 omwentelingen per minuut, waarbij het zand daaraan werd geleverd met een snelheid van 36O-U50 kg/min. De hoeveelheid oppervlaktewater, die achterbleef op de zanddeeltjes, was 15 U,6-U,7%, hetgeen een gelijkmatig water verwijleren aantonen.
Na het toevoegen van het primaire water aan het behandelde zand, zodat het oppervlaktewater daarvan 7,6% was, werden 1196 kg grint en een hoeveelheid portlandcement toegevoegd, zodat de verhouding W/C 18% zou zijn. Het verkregen mengsel werd getrans-20 porteerd door vrachtwagens naar een werkplaats op een afstand van 2 uur rijden. 92,U kg Secondair water en 1,2% op grond van het volume van het cement, van een dispersiemiddel werden opgenomen in het mengsel op de werkplaats voor het bereiden van een betonmengsel met verhoudingen van W/C - 2,3U, Z/A = 38,5% en W/C * U6,82. Het 25 beton had een hoge vloeibaarheid, zoals aangetoond door de zakkings-waarde daarvan van 12,5 cm, waarbij geen ontmenging en briesvorming werden waargenomen. Het met het betonmengsel gevormde produkt had een gemiddelde druksterkte van 3,0 kN/cm en U,1 kN/cm na respectievelijk 7 en 28 dagen, en een variatiecoëfficiënt van U,3$.
30 Aan de andere kant was een vers beton met dezelfde samen stelling maar bereid overeenkomstig een bekende werkwijze, in zak-kingswaarde afgenomen in verhouding tot de tijd, die nodig was voor het transport, waardoor dus de bewerkbaarheid was teruggelopen. Om deze reden was het nodig het verse beton gedurende het transport 35 te roeren. Bovendien was het na het transport over een lange afstand BADowGijMg-o 1 5 oö U2 nodig verder water toe te voegen op de werkplaats, hetgeen de mechanische sterkte van het produkt verminderde. De druksterkte na 28 dagen van het produkt, bereid met een dergelijk vers beton, was bijvoorbeeld slechts 2,9 kN/cm , waarbij de variatiecoëfficiënt 5 daarvan ongeveer 15/ï was, hetgeen moet worden vergeleken met de onderhavige U,3JS. Bovendien is het volgens de uitvinding niet nodig de totale hoeveelheid water te transporteren.
VOORBEELD XVIII
Bij dit voorbeeld werd de in fig. 22 weergegeven mengin-10 richting gebruikt, voorzien van een binnendiameter van 350 mm voor de mengkamer 110 en een totale lengte van Uo meter. De as of schroef. 190 werd gedraaid met een snelheid van 70 omwentelingen per minuut. Rivierzand met het oppervlaktewater daarvan aangepast op 3,8-U,2£ door de in de fig. U en 5 weergegeven waterscheider, werd geleverd 15 aan de mengkamer vanuit de vultrechter 101 met een snelheid van 232 kg/min., waarbij grint werd geleverd uit de vultrechter 103 met een snelheid van U12 kg/min. Vervolgens werd water geleverd door de pijp 115 in een hoeveelheid van 1125 1/min, voor het aanpassen van het oppervlaktewater van het aggregaat op 11,6-12,6$. Vervolgens werd 20 cement toegevoegd aan het aggregaat uit de houder 102 met een hoeveelheid van 115 kg/min. voor het vormen van cementomhulsels, waarvan de W/C verhouding was aangepast op ongeveer 2\%.kèn het mengsel werd het secondaire water toegevoegd, evenals een mengsel lignien- en sulfnnzuur door de pijp 116 in hoeveelheden van 18,6 25 1/min. en 1,13 1/min. gevolgd door het onafgebroken kneden voor het vormen van een vers beton met een snelheid van 20 m /uur, waarin W/C = U2*t:C/Z =1:2 en Z/G = 1:1,78.
Dit verse beton had een zakkingswaarde van 12 cm en vertoonde geen ontmenging en briesvorming. Het met dit verse beton ge- 2 2 30 vormde produkt had een druksterkte van 2,5 kN/cm ,3,^ kN/cm en 2 U,3 kN/cm na respectievelijk 3, 7 en 8 dagen.
VOORBEELD XIX
Ife in fig. 25 weergegeven menginrichting werd gebruikt.
Een kunstmatig, licht wegend, fijn aggregaat(soortelijk gewicht 1,U), 35 dat 8% oppervlaktewater bevatte, en een ander kunstmatig, lichtvegend BADORIGIN&0 0 15 00 U3 grof aggregaat (soortgelijk gevicht 1,6) met een korrelgrootte van ongeveer 15 mm en met ongeveer 1$ oppervlaktewater, werden bereid.
Het fijne aggregaat werd geladen in de vultrechter 101 in een hoeveelheid van 159 kg/rain, waarbij het grove aggregaat werd geladen in de 5 vultrechter 101 in dezelfde hoeveelheid. Water werd op de aggregaten gesproeid vanuit de houder 121 in een hoeveelheid van 11 1/min. voor het aanpassen van het oppervlaktewater van de aggregaten op 15%*
Een cementpoeder werd toegevoegd aan het mengsel van de fijne en grove aggregaten vanuit de vultrechter 102 met een snelheid 10 van 117 kg/min. voor het vormen van cementomhulseis rond de aggregaten. Vervolgens werden water en naphthaleensulfonaat als middel vöor het verminderen van water vanuit de houder 123 opgenomen met snelheden van 31 1/min. en 6 1/min.
Het verkregen beton had een uitstekende vloeibaarheid, 15 zoals aangetoond door de zakkingswaarde daarvan van 15 cm, waarbij geen ontmenging en briesvorming werden waargenomen. De samenstelling van het verse beton omvatte 350 kg cement, U80 kg zand, 162 liter water en 18 liter van het middel voor het verminderen van water, in alle gevallen per m . De W/C verhouding daarvan was k6%, en het 20 percentage grof aggregaat was 50#. Het met dit verse beton gevormde produkt had een druksterkte van 2,1 kN/cm en 3,8 kN/cm na respectievelijk 7 en 28 dagen. Het met de bekende werkwijze bereide pro- 2 2 dukt had een druksterkte van 1,7 kN/cm en 3,25 kN/cm na respectievelijk 7 en 28 dagen.
25 VOORBEELD XX
BLj dit voorbeeld werd de in fig. 26 weergegeven meng-inrichting gebruikt. Meer in het bijzonder werden zand met een korrelgrootte van minder dan 5mm en met 6% oppervlaktewater, en grint met een korrelgrootte van 25 mm en 1# oppervlaktewater, bereid en gela-30 den in de vultrechter 101 met snelheden van 260 kg/min. en 3^8 kg/min. Water werd aan de houder 101 geleverd uit de houder 121 met een snelheid van 8 1/min. voor het aanpassen van het oppervlaktewater van de aggregaten. Vervolgens werd cement toegevoegd aan het mengsel van zand en grint vanuit de vultrechter 102 met een snelheid van 35 117 kg/min. voor het vormen van cementomhulsels rond de aggregaten.
800 1 5 00
BAD ORIGINAL
Μ
Een mengsel van water (met een snelheid van 31 1/min.) en ligniensulfonaat als middel voor het verminderen van water (met een snelheid van 6l/min.) werden aan de mengkamer geleverd vanuit de vultrechter 133. Het in het opneemorgaan 120 afgevoerde verse 5 beton had een zakkingswaarde van 17 cm, waarbij geen ontmenging en briesvonning werd waargenomen, hetgeen een grote vloeibaarheid aantoonde. De samenstelling van het verse beton was 350 kg cement, 780 kg zand, 10^ 3 kg grint, 162 liter water, 18 liter voor het mid- 3 del voor het verminderen van water, elk per m , waarbij de W/C 10 verhouding k6% was.
Het met dis verse beton gevormde produkt had een druk- .
O o sterkte van 2,2 kN/cm en ^,0 kN/cm na respectievelijk 7 en 28 dagen. De met de bekende werkwijze bereide betonnen produkten hadden een druksterkte van 1,8 kN/cm en 3,1* kN/cm na respectievelijk 7 15 en 28 dagen, hetgeen de uitstekende kwaliteit van het onderhavige produkt bewijst.
Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
BAD ORIGlfcA 0 15 00

Claims (32)

1+5 CONCLUSIES.
1. Werkwijze voor het aanpassen van de hoeveelheid vloeistof, afgezet op fijne deeltjes, gekenmerkt door de stappen van het opeenvolgend leveren van een voorafbepaalde hoeveelheid van de fijne 5 deeltjes, waarop de vloeistof is afgezet, en het vervolgens uitoefenen van een stootkracht, die groter is dan de hechtkracht van de vloeistof aan de fijne deeltjes voor het zodoende verwijderen van de afgezette vloeistof.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 10 . . . stootkracht in de vorm is van snelheidsenergie.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de snelheidsenergie wordt verschaft door centrifugaalkracht, windkracht of beide. U. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk„dat de ^ stootkracht op de fijne deeltjes wordt uitgeoefend door een draaideel.
5. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door de stappen van het aanbrengen van vloeistof op de fijne deeltjes in een hoeveelheid, die groter is dan de hoeveelheid water, die op de fijne deeltjes achterblijft na het uitoefenen van de stootkracht, en het dan weer opde fijne deeltjes uitoefenen van een in hoofdzaak gelijkblijvende stootkracht.
6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de fijne deeltjes verschillende hoeveelheden daarop afgezette vloeistof hebben.
7· Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de korrelgrootte van de fijne deeltjes gelijk wordt gemaakt.
8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stootkracht door centrifugaalkracht wordt uitgeoefend in een gesloten kamer.
9· Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een verontreiniging is afgezet op de fijne deeltjes, waarbij water aan de fijne deeltjes wordt toegevoegd, en vervolgens de stootkracht wordt uitgeoefend voor het gelijktijdig verwijderen van de verontreiniging en het aanpassen van een hoeveelheid vloeistof, die achterlij blijft op de fijne deeltjes. 8001500 BAD ORIGINAL U6
10. Werkwijze voor het "bereiden van een cementmengsel, gekenmerkt door de stappen van het aanpassen van een hoeveelheid water, afgezet op zanddeeltjes, op een voorafbepaalde waarde door het op deeltjes uitoefenen van een stootkracht, het toevoegen van cj een hoeveelheid water aan de zanddeeltjes voor het vergroten van het watergehalte daarvan, het vervolgens leveren van een vooraf-bepaalde hoeveelheid van de zanddeeltjes met toegevoegd water, en hét op de zanddeeltjes uitoefenen van een stootkracht, die groter is dan de hechtkracht van het water aan de zanddeeltjes voor het 10 verwijderen van overmaat water, en het met de zanddeeltjes mengen van cement. .
11. Werkwijze voor het bereiden van een hydraulisch mengsel, gekenmerkt door de stappen van het uitoefenen van een stootkracht op een fijn aggregaat voor het verwijderen van over- 15 maat water, afgezet op de deeltjes van het fijne aggregaat, het toevoegen van een hoeveelheid vater, nodig voor het bereiden van het hydraulische mengsel, het toevoegen van een hydraulische stof aan het verkregen mengsel van fijn aggregaat en water voor het vormen van omhulsels van de hydraulische stof rond de deeltjes 20 van he-fc fijne aggregaat, en het toevoegen van een achterblijvende hoeveelheid water, nodig voor het bereiden van het hydraulische mengsel, en het kneden van hfet verkregen mengsel.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een toevoeging wordt opgenomen samen met het achterblijvende 25 gedeelte water.
13. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de hoeveelheid van het vater wordt vastgesteld overeenkomstig de hoeveelheid water, die achterblijft op de deeltjes van het fijne aggregaat. 2o lU. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een grof aggregaat en/of een vezelige stof worden toegevoegd aan het fijne aggregaat.
15. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het fijne aggregaat, waarvan overmaat water is verwijderd, en 35 andere bestanddelen van het hydraulische mengsel worden getranspor- !'l BAD ORiqjftyg 15 00 U7 teerd naar een werkplaats door onafhankelijke transportmiddelen, en dan vermengd en op de werkplaats geblazen. 1$. Inrichting voor het van fijne deeltjes afscheiden van vloeistof, gekenmerkt door middelen voor het uitoefenen van 5 een stootkracht op de fijne deeltjes voor het verwijderen van overmaat vloeistof, afgezet op de deeltjes, en door middelen voor het opeenvolgend leveren van de fijne deeltjes aan de middelen voor het uitoefenen van de stootkracht,
17· Inrichting volgens conclusie 16, gekenmerkt door 10 middelen voor het leveren van de vloeistof aan de fijne deeltjes voordat deze worden geleverd aan de middelen voor het uitoefenen. van de stootkracht.
18. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de middelen voor het uitoefenen van de stootkracht een draai-15 schijf omvatten, evenals een stootplaat tegenover de draaischijf, zodat de fijne deeltjes tegen de stootplaat worden uitgestoten door de centrifugaalkracht, opgewekt door de draaischijf.
19· Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de draaischijf is voorzien van een aantal radiale schoepen, 20 waarbij de fijne deeltjes aan de draaischijf worden geleverd op een middengedeelte daarvan.
20. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de stootkracht wordt geleverd door persgas.
21. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, 25 dat de stootkracht wordt geleverd door een transportband, die met hoge snelheid beweegt.
22. Inrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door middelen voor het verdelen van de fijne deeltjes, uitgestoten tegen r de stootplaat, in de fijne deeltjes en water, dat daarvan is afge- 30 scheiden als gevolg van het botsen tegen de stootplaat.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de verdeelmiddelen zijn aangebracht aan een bovenste rand van een houder voor de fijne deeltjes, waarvan overmaat water is verwijderd. 35 2b. Inrichting volgens conclusieml8, met het kenmerk, 800 1 5 00 BAD ORICINAL V U8 date de stootplaat verwijderbaar is gemonteerd aan een omgekeerd schotelvormig deel, waardoor overmaat water, verwijderd van de fijne deeltjes als gevolg van het botsen daarvan tegen de stootplaat, langs het binnenoppervlak van het omgkeerd schotelvormige deel naar ^ beneden vloeit.
25. Inrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door een pijp voor het onafgebroken leveren van de fijne deeltjes aan het middengedeelte van de draaischijf, en door middelen voor het toevoegen van vloeistof aan de fijne deeltjes bij een uitgangseinde 10 van de pijp.
26. Inrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door. een opneemorgaan voor behandelde zanddeeltjes, waarbij een bovenste rand van de houder op afstand ligt van een onderste rand van het omgekeerd schotelvormige deel.
27. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de draaischijf is opgenomen in een huis, voorzien van een rechthoekige dwarsdoorsnedegedaante, en van binnenoppervlakken die schuin naar beneden staan voor het daartegen botsen van de fijne deeltjes, die door de draaischijf worden uitgestoten. 20 28· Inrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door middelen voor het aan de stootplaat leveren van een schoonmaakvloei-stof.
29. Inrichting volgens conclusie 18, gekenmerkt door een vergaarhouder voor het opnemen van de fijne deeltjes, die op de 25 stootplaat zijn geworpen, en door middelen voor het verwijderen van de fijne deeltjes, die hechten aan/Bovenste gedeelte van de vergaarhouder. * 30. Inrichting volgens conclusie 29. met het kenmerk, dat de verwijdemiddelen een veerkrachtige buis omvatten.
31. Inrichting volgens conclusie 30, gekenmerkt door middelen voor het opblazen van de veerkrachtige buis.
32. Inrichting volgens conclusie 19» met het kenmerk, dat de middelen voor het afscheiden van de vloeistof een draaiwiel omvatten, dat draaibaar is rond een horizontale hartlijn, en is 35 voorzien van een aantal radiale schoepen, verder middelen voor het BADORIGIN/JJ.QQ ^ g qq h9 leveren van de fijne deeltjes aan een ruimte tussen naburige schoepen, middelen voor het draaien van het wiel met een hoge snelheid, die voldoende is voor het verwijderen van overmaat water vanaf de fijne deeltjes, middelen van het voor het van het wiel 5 afvoeren van de fijne deeltjes in een in hoofdzaak horizontale richting, en een aantal opneemorganen voor de fijne deeltjes, naast elkaar geplaatst in de horizontale richting voor het overeenkomstig de grootte klasseren van de fijne deeltjes. 33.Inrichting voor het bereiden van cementmortel en een 10 betonmengsel, gekenmerkt door middelen voor het van een fijn aggregaat verwijderen van een overmaat water, en door een kneed-mechanisme voor het opeenvolgend toevoegen van water en cement aan het fijne aggregaat waarvan de overmaat water is verwijderd, voor het zodoende bereiden van een cementmortel of een betonmengsel. 15 3^. Inrichting volgens conclusie 33, gekenmerkt door middelen voor het toevoeren van primair en secondairwater en door middelen voor het toevoeren van cement, welke middelen zijn opgesteld tussen de middelen voor het primaire en secondaire water.
35. Inrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, 20 dat het kneedmechnisme middelen omvat voor het toevoegen van een dispersiemiddel, een snel hardend middel en/of een vertragings-middel.
36. INrichting volgens conclusie 33.met het’kenmerk. dat het kneedmechanisme een as omvat, voorzien van een aantal meng-25 delen, aangebracht volgens een schroeflijn. 3Γ. Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de mengdelen zijn verdeeld in een aantal gedeelten langs de as, waarbij despoed van de mengdelen anders is voor verschillende gedeelten.
38. Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de hellingshoeken van de mengdelen anders zijn voor verschillende gedeelten.
39· Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de as is opgenomen in een mengkamer, die langs de as is ver-35 deeld in een aantal gedeelten, waarvan de inhouden verschillend' 8001500 BAD ORIGINAL zijn overeenkomstig de massa van een mengsel, dat daarin wordt gekneed. i»0. Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de mengdelen grote en kleine,tussen elkaar geplaatste meng-5 délen omvat.
41. Inrichting volgens conclusie UO, met het kenmerk, dat de grote en kleine mengdelen in tegengestelde richtingen schuin staan. te. Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk. 10 dat de as is opgenomen in een mengkamer, waarbij de as en de mengkamer onderling kunnen worden gedraaid. U3. Inrichting volgens conclusie h2t met het kenmerk, dat de mengkamer de vorm heeft van een U-vormig deel, gevoerd met een buigzaam deel, waarbij een veerkrachtige buis is aangebracht 15 aan de buitenzijde van een bodemgedeelte van het buigzame deel, welke veerkrachtige buis kan worden opgeblazen met een persfluïdum. UI». Werkwijze in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 1*5. Inrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving 20 beschreven en in de tekening weergegeven. i) u 8001500 BAD ORIGINAL
NL8001500A 1979-03-13 1980-03-13 Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van de hoeveelheid vloeistof, afgezet op fijn korrelige materialen en werkwijze voor het bereiden van mortel en beton. NL8001500A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP2826679 1979-03-13
JP2826679A JPS55121374A (en) 1979-03-13 1979-03-13 Method and device for adjusting water content of fine grains such as sand
JP14762879 1979-11-16
JP14762879A JPS5673518A (en) 1979-11-16 1979-11-16 Separating method for liquid component or the like sticking to particle

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8001500A true NL8001500A (nl) 1980-09-16

Family

ID=26366320

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8001500A NL8001500A (nl) 1979-03-13 1980-03-13 Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van de hoeveelheid vloeistof, afgezet op fijn korrelige materialen en werkwijze voor het bereiden van mortel en beton.

Country Status (2)

Country Link
IT (1) IT1129748B (nl)
NL (1) NL8001500A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2021019003A1 (fr) * 2019-07-31 2021-02-04 Total Marketing Services Malaxeur et centrale d'enrobage comprenant un tel malaxeur

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN102092098B (zh) * 2010-12-02 2012-08-29 三一重工股份有限公司 一种干混砂浆的骨料仓
CN111941644A (zh) * 2020-08-14 2020-11-17 枞阳县天筑新型建筑材料有限公司 一种混凝土生产加工用搅拌设备及其工作方法

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2021019003A1 (fr) * 2019-07-31 2021-02-04 Total Marketing Services Malaxeur et centrale d'enrobage comprenant un tel malaxeur
FR3099497A1 (fr) * 2019-07-31 2021-02-05 Total Marketing Services Malaxeur et centrale d’enrobage comprenant un tel malaxeur

Also Published As

Publication number Publication date
IT8020570A0 (it) 1980-03-13
IT1129748B (it) 1986-06-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4384787A (en) Method and apparatus for adjusting the quantity of liquid deposited on fine granular materials and method of preparing mortar or concrete
CA2284507C (en) Axial flow, bi-rotor concrete reclaimer
TWI362965B (en) Method of removing unburned carbon from fly ash
US4543180A (en) Device for separating coarse and fine particles from ultrafines
CN211134112U (zh) 一种湿拌砂浆筛砂机构
GB2048446A (en) Drying fine granular material, particularly in the preparation of mortar or concrete
CN102345265A (zh) 隔档进料式热拌间歇式沥青混合料拌和机及其生产工艺
CN109423944A (zh) 一种改性沥青生产线
CN114345214A (zh) 一种建筑外墙干粉涂料生产用搅拌机械
CN105002807B (zh) 一种双滚筒再生沥青混凝土加工成套设备
NL8001500A (nl) Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van de hoeveelheid vloeistof, afgezet op fijn korrelige materialen en werkwijze voor het bereiden van mortel en beton.
CN108296161B (zh) 一种建筑用多级自动筛沙机
US3941536A (en) Rotary drum pelletizer with removable liners
CA1168523A (en) Method and apparatus for adjusting the quantity of liquid deposited on fine granular materials and method of preparing mortar and concrete
CN211362934U (zh) 干混砂浆生产设备
EP0048520A1 (en) Method for drying and size grading fly ash
CA1185541A (en) Method and apparatus for adjusting the quantity of liquid deposited on fine granular materials and method of preparing mortar or concrete
CN207079144U (zh) 一种粘性污泥的供给装置
CN206762449U (zh) 超细砂回收装置和砂水分离系统
CN206560915U (zh) 一种混凝土骨料尾料回收再利用装置
SU1052390A1 (ru) Поточна лини дл производства силикатного кирпича
JPH0262366B2 (nl)
JPS6345850B2 (nl)
CN106962964A (zh) 饲料用肉蛋白生产线
SU749666A2 (ru) Установка дл приготовлени бетонной смеси