NL8000992A - Blokkeringsmiddelen voor een bekerhouder. - Google Patents

Description

V, T Tj/Se/JPJ Hüls -1

Blokkeringsmiddelen voor een bekerhouder.

De uitvinding heeft betrekking op blokkeringsmiddelen voor een houder voor bekers, bij voorkeur van kunststof , die in elkaar stapelbaar zijn en een kraag, een rand of dergelijke aan de buitenzijde hebben. De houder, die nor-5 maal vertikaal wordt geplaatst, is bij voorkeur voorzien van een kap aan één einde en van blokkeringsmiddelen aan het andere einde voor het één voor ëén afgeven van een beker.

Gewoonlijk werken blokkeringsmiddelen in derge-lijke houders samendrukkend op de kraag van de beker, die 10 daarom een bepaalde elasticiteit moeten hebben. Om de door deze samendrukking veroorzaakte weerstand te overwinnen bij het uitnemen van een beker, wordt’vaak zo hard aan de beker getrokken, dat tegelijkertijd meerdere bekers worden afgegeven. Om dit probleem te overwinnen zijn blokkeringsmiddelen 15 vervaardigd, die de op een na onderste beker blokkeren bij het afgeven van de onderste beker. Deze blokkeringsmiddelen zijn uitgevoerd als verende elementen of armen, die bij het afgeven van de onderste beker gedwongen worden naar binnen te bewegen, onder de kraag van de op één na onderste beker.

20 Om deze beweging uit te voeren, zijn deze blokkeringsmidde- . len verdraaibaar om een horizontale hartlijn aangebracht, hetgeen het gevolg heeft, dat de beweging van de blokkeringsmiddelen binnenwaarts , naar de kraag toe, wordt gecombineerd met een beweging eveneens in vertikale richting. Een 25 dergelijke beweging resulteert in een vertikale verplaatsing van de hele stapel bekers, die worden ondersteund door de blokkeringsmiddelen , waardoor de kraag van de op ëën na onderste beker kan worden gedeformeerd. Hierdoor kunnen de blokkeringsmiddelen ook klem raken in de blokkerende stand en 30 het verder afgeven van bekers hinderen. Bovendien vereisen deze bekende blokkeringsmiddelen, die als verende middelen of armen zijn uitgevoerd een tamelijk ingewikkelde constructie, hetgeen bovendien een risiko met zich meebrengt voor een zodanige vermoeidheid van de blokkeringsmiddelen na een rela- 800 0 9 92 -2- t tief korte tijd, dat de blokkeringsmiddelen niet bevredigend werken.

De huidige uitvinding is bedoeld om bovengenoemde nadelen te overwinnen door blokkeringsmiddelen te gebruiken, 5 die eenvoudig van konstruktie en betrouwbaar van werking zijn. De kenmerken van de uitvinding waarmee dit doel wordt bereikt blijken uit de conclusies.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is hieronder beschreven aan de hand van de bijgevoegde figu-10 ren.

Figuur la toont een vertikale doorsnede en

Figuur lb een horizontale doorsnede van de uitvoeringsvorm in een normale blokkeringsstand, waarin de blokkeringsmiddelen alle in de houder aangebrachte bekers vast-15 houden, en

Figuur 2a en 2b tonen in overeenkomende doorsneden de blokkeringsmiddelen in de positie, waarin de onderste beker in de houder juist afgegeven is uit dehouder.

Fig.l toont een wand 1 van een boud,er, waarin een 20 aantal bekers 2 op elkaar zijn gestapeld. Ea inwendige maat van de houder is enigszins groter dan de uitwendige maat van de bekers en de vorm is hetzelfde, bijvoorbeeld rond of rechthoekig. De bekers zijn voorzien van een kraag 3, rand of dergelijke.

25 Getoond wordt, dat de houder vertikaal is aange bracht en aan de bodemrand van de houder is op een geschikte wijze een uitvoeringsvorm 4 van een blokkeringsinrichting volgens de uitvinding aangebracht. De blokkeringsinrichting omvat een draaglichaam 5, dat als een plaat wordt getoond, 30 en aan de wand 1 van de houder is bevestigd, en een blokke-ringslichaam 6, dat kan draaien om een as 7 die aangebracht is door het draaglichaam en het blokkeringslichaam en zich tenminste nagenoeg evenwijdig aan de wand 1 uitstrekt.

Het blokkeringslichaam 6 heeft een gebogen oppervlak 8, dat 35 zoals getoond, begrensd wordt door een gebogen rand 9. -

Deze rand kan scherp in dwarsdoorsnede zijn of uit een smal oppervlak bestaan. Het gebogen oppervlak 8 en de rand 9 strekken zich uit van de aanslag van de kraag van de beker onder een scherpe* hoek met de wand 1, waarbij die hoek overgaat in 80 0 0 9 92 V.

- · · Λ -3- een richting meer en meer evenwijdig aan de wand.

Gezegd kan worden, dat de rand zich volgens een schroeflijn uitstrekt. Bovendien heeft het blokkeringslichaam 6 een horizontaal bovenoppervlak 10. Een schroefveer 11 is om de 5 as 7 aangebracht en met de einden 12 en 13 bevestigd in resp. het draaglichaam 5 en het blokkeringslichaam 6.

In de in fig.l getoonde stand, wordt het blokkeringslichaam 6 door middel van de voorgespannen veer 11 tegen het oppervlak 14 van het draaglichaam 5 aangedrukt.

10 Het gebogen oppervlak 8 met een rand 9 heeft een zodanige vorm, dat , bij het af geven van de .onderste beker, waarbij de kraag 3 langs een glijdoppervlak glijdt , dat wordt gevormd door het oppervlak 8 of de rand 9, het blokkeringslichaam 6 om de as 7 zal roteren. Bij deze rotatie, 15 zal de veer 11 worden gespannen. Met het glijdoppervlak wordt het oppervlak of de lijn bedoeld, waarlangs de kraag 3 en het blokkeringslichaam 6 kontakt met elkaar hebben tijdens het glijden.

Fig.2 toont de stand van het blokkeringslichaam 6 20 na de rotatie in de blokkerende stand. Het horizontale bovenoppervlak 10 van het blokkeringslichaam heeft een zodanige vorm, dat bij de rotatie het blokkeringslichaam onder de kraag van de op êen na onderste beker is bewogen en deze beweging van het oppervlak 10 vindt plaats in een horizontale richting. 25 De kromming van het oppervlak 8 of de rand 9 kan zodanig zijn aangepast, dat de binnenwaartse beweging van het oppervlak 10 plaatsvindt met een gewenste beweging, die afhangt van de vertikale afstand tussen de kragen van de bekers in de stapel Een blokkeringsinrichting met een variërende kromming van het 30 oppervlak 8 is ook mogelijk, waardoor de houder gemakkelijk aangepast kan worden, aan bekers met een andere kraagvorm en een andere vertikale afstand tussen de bekers in de stapel.

Zodra de kraag van de onderste beker, bij het afgeven daarvan, niet meer in kontakt is met het gebogen opper-35 vlak of de rand, draait de veer 11 het blokkeringslichaam 6 terug uit de in fig.2 getoonde stand, naar de in fig.l getoonde normale stand.

800 0 9 92

Claims (4)

1. Blokkeringsmiddelen voor een houder voor be -kers, die in elkaar stapelbaar zijn en een kraag, rand of dergelijke aan de buitenzijde hebben, waarbij de blokkeringsmiddelen aangebracht zijn aan de afvoeropening van de houder 5 en een blokkeringslichaam omvatten met twee op een afstand van elkaar liggende blokkeringsoppervlakken, waarvan er één zodanig is aangebracht, dat deze in een normale stand alle bekers in de houder vast kan houden en een glijdoppervlak vormt voor de kraag van de uiterste beker, bij het verwijderen 10 van die uiterste beker, waarbij het glijdoppervlak, tijdens het afvoeren van de bekers buitenwaarts verplaatst wordt dwars op de afvoerrichting, en het tweede blokkeringsopper-vlak bij het verplaatsen van. het glijdoppervlak binnenwaarts onder de kraag van de op één na uiterste beker verplaats kan 15 worden voordat deze beker het tweede blokkeringsoppervlak bereikt, waarbij het blokkeringslichaam voorzien is van verende middelen, waar het blokkeringsoppervlak tegen in wordt verplaatst en die het blokkeringslichaam terugbewegen nadat de uiterste beker het glijdoppervlak heeft verlaten, met 20 het kenmerk, dat het blokkeringslichaam door. middel van een zich tenminste nagenoeg evenwijdig aan de afvoerrichting uitstrekkende as verdraaibaar aangebracht is aan een in de af-voerrichting verlopende zijkant van een draaglichaam, en dat de glijdoppervlakken zich in de normale stand onder een 25 scherpe hoek vanaf de kontaktplaats met de kraag uitstrekken in de afvoerrichting, welke hoek geleidelijk zodanig verandert, dat het glijdoppervlak zich steeds meer in een richting evenwijdig aan de afvoerrichting uitstrekt.

2. Blokkeringsmiddelen volgens conclusie 1, met 30 het kenmerk, dat het tweede oppervlak zich tenminste nagenoeg loodrecht op de afvoerrichting uitstrekt.

3. Blokkeringsmiddelen volgens conclusie 1 of 2, met het'kenmerk, dat de verende middelen in de normale stand de blokkeringsoppervlakken met een voorspankracht belasten. 35

’4. Blokkeringsmiddelen volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verende middelen een schroefveer zijn,die om de as is aangebracht en waarvan de einden in resp. het draaglichaam en het blokkeringslichaam zijn bevestigd. 8 00 0 9 92