NL7920112A - Vlakke paneelelectrode voor electrostatische neer- slaginrichtingen. - Google Patents

Description

Γ» * , ' N.O. 29160 79 AO 1 12

Vlakke paneelelectrode voor electrostatische neerslaginrichtingen.

Technisch gebied.

De uitvinding heeft betrekking op vlakke paneelelectroden \ voor electrostatische neerslaginrichtingen voor het verwijderen van deeltjes vormige materie uit gasstromen. ^ 5 Achtergrond.

Bij het electro-neerslagproces komen door gas gedragen deeltjes een kamer binnen en worden daarin blootgesteld aan een elec-trisch veld tussen ontladings- en collectorelectroden. Negatieve corona-ontlading treedt bij de ontladingselectroden op, terwijl de 10 collectorelectroden normaliter op aard-potentiaal worden gehouden.

Deeltjes worden nabij de ontladingselectroden opgeladen en zij bewegen daarna onder invloed van het veld naar de collectorelectroden. De deeltjes die de collectorelectroden bereiken, geven hun lading op en verzamelen zich daarop. Van tijd tot tijd worden de 15 deeltjes van de collectorelectroden verwijderd door toepassing van inrichtingen die op de electroden kloppen en de verwijderde deeltjes worden verzameld in een put voor de periodieke verwijdering uit de kamer.

Electrostatische neerslaginrichtingen van het type met enkel-20 voudige en meervoudige trappen zijn bekend, maar .afgezien van hun type hebben alle commerciële electrostatische neerslaginrichtingen het kenmerk van rijen van evenwijdige electroden die aangrenzend aan elkaar zijn geplaatst. In practische neerslaginrichtingen zijn de electroden groot en wanneer zij de vorm hebben van platen, kunnen 25 zij zeer onhandig worden gehanteerd in begrensde ruimten, wanneer de neerslaginrichtingen worden opgesteld. Eenmaal samengesteld kunnen grote electrodeplaten zulke problemen opleveren, zodat zij nauwelijks practisch zijn. Bijvoorbeeld kunnen zij tijdens bedrijf buigen, krom trekken of knikken zelfs indien maatregelen kunnen 30 worden genomen om deze te verstijven. Zulke deformaties kunnen de electrische voorwaarden binnen een neerslaginrichting verstoren en leiden tot een ondoelmatig functioneren. Bovendien kunnen variaties in kritische afmetingen optreden en vonkoverslag . aanmoedigen en dit zou een brand of explosiegevaar kunnen opwekken.

35 De uitvinding.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een electrode-constructie die stijf is en die binnen nauwe toleranties kan worden samengesteld.

7 9 2 0 1 1 2 2

De uitvinding heeft ook ten doel te voorzien in een stijve electrodeconstructie die uit een aantal onderling vergrendelde modulaire paneelelementen kan worden samengesteld.

Volgens de uitvinding is voorzien in een vlakke paneel-5 electrode voor een eleetrostatische neerslaginrichting, bestaande uit een rij van tegen elkaar aanliggende subpanelen die voorzien zijn van middelen voor het met de randen tegen elkaar onderling vergrendelen van aangrenzende subpanelen en middelen die samenwerken met aangrenzende einden van de subpanelen aan twee tegen-10 over elkaar gelegen zijden van de electrode om buiging van de electrode evenwijdig aan de vergrendelde randen van de subpanelen te verhinderen.

De uitvinding voorziet eveneens in een vlakke paneelelectrode voor een eleetrostatische neerslaginrichting, bestaande uit een rij 15 aanliggende, dubbelwandige holle subpanelen die middelen omvatten die de aangrenzende subpanelen met hun randen tegen elkaar onderling vergrendelen, welke vergrendelmiddelen de subpanelen tezamen houden, die binnen de dikte van de electrode zijn aangebracht, en middelen die samenwerken met aangrenzende einden van de subpanelen aan twee 20 tegenover elkaar gelegen zijden van de electrode om een buiging van de electrode evenwijdig aand de onderling vergrendelde randen van het subpaneel te verhinderen.

De uitvinding omvat een eleetrostatische neerslaginrichting die voorzien is van één of meer electroden volgens één van de voor-25 afgaande twee allinea's.

De uitvinding zal thans uitsluitend bij wijze van voorbeeld aan de hand van de vergezellende tekeningen worden beschreven. In de tekeningen is:

Fig. 1 een fragmentarisch vooraanzicht van een electrode 30 van een eleetrostatische neerslaginrichting volgens de uitvinding! fig. 2 een doorsnede op vergrote schaal volgens de lijn II- II van fig. 1; fig. 3 een doorsnede op vergrote schaal volgens de lijn III- III van fig. 1; 35 fig· 4 een doorsnede op vergrote schaal volgens de lijn IV- IY van fig. 1; en fig. 5 een doorsnede op vergrote schaal volgens de lijn Y-Y van fig. 1.

7920112 5

Bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm.

De geïllustreerde electrode 10 kan één zijn uit een groep van evenwijdige, aangrenzend aan elkaar geplaatste, identieke col-lectorelectroden in de neerslaginrichting. De electrode 10 heeft de vorm van een hoofdzakelijk vlak, stijf paneel en kan worden ge-5 hangen aan een ondersteuning (niet getoond) aan de "bovenzijde van de kamer van de neerslaginrichting. Hiervoor heeft de electrode 10 een paar hangbevestigingsorganen of bouten 11 die zich van de bovenwand 12 daarvan uitstrekken.

De electrode 10 kan wezenlijke afmetingen hebben, bijvoor-10 beeld 30 feet hoog bij 6 of 9 feet breed, en kan ongeveer 1 inch dik zijn. (9»15 m x 1>83 cm of 2,75 m x 2,5 cm en 2,54 cm dik).

Het zal duidelijk zijn, dat het inbrengen van een electrode van zulk een afmeting in de nauwe begrenzingen van een opgestelde neerslaginrichting aanzienlijke moeilijkheden zal kunnen opleveren en om 15 deze te verlichten heeft de electrode 10 een modulaire gemakkelijk samen te stellen constructie. Samenstelling ter plaatse is rechtuit en de constructie verschaft een grote stijfheid en stabiliteit bij de voltooide fabricage.

De electrode 10 bestaat uit een groot aantal modulen, te 20 weten subpanelen 15 elk met tegenover elkaar liggende, op afstand gelegen wanden 16, 17 van plaatmetaal. Er kunnen 10 van zulke subpanelen 15 zijn, die onder elkaar zijn gerangschikt en de electrode 10 vormen. Nabij gelegen subpanelen 15 worden tijdens samenstelling met elkaar verbonden langs hun. bij elkaar komende boven- en onder-./ > 25 randen door middelen 20 die de randen onderling vergrendelen.

De vergrendelingsmiddelen 20 kunnen diverse vormen aannemen zoals onderling vergrendelende strookelementen die langs de bovenen onderranden van de subpanelen 15 zijn bevestigd. Bij voorkeur zijn de genoemde middelen geheel ,opgenomen binnen de dikte van de 30 electrode 10, zoals in fig. 2 is getoond. Bij de geïllustreerde constructie vormen de middelen 20 één geheel met de wanden 16, 17· Langs de hierboven genoemde randen zijn de wanden voorzien van onderling grijpende flenzen die in elkaar haken. Gemakshalve zullen de onderling grijpende flenzen hierna haakformaties worden:genoemd. 35 Van alle subpanelen behalve het bovenste subpaneel 15 con vergeren de wanden 16, 17 in binnenwaartse richting naar elkaar toe aangrenzend aan hun bovenranden. De wanden 16, 17 van elk subpaneel 15 ontmoeten elkaar in een centraal vlak dat in het paneel 792 0 1 1 2 4 ligt, en een dwarse lijn 21 van puntlassen 22 houdt de wanden tegenover elkaar. Buiten de lijn van puntlassen 22 zijn de vrije bovenranden van de wanden 16, 17 gebogen tot in haakformaties 24. Zoals getoond zijn de genoemde vrije bovenranden van elkaar weggebo-5 gen in tegengestelde richtingen en elk is naar beneden gedraaid.

De haakformaties 24 wanneer gezien met het einde naar voren of in doorsnede volgens fig. 2, hebben een omgekeerde, haar beneden open U- of V-vorm.

Aan hun onderranden convergeren de wanden van de subpanelen 10 15 eveneens, maar hier zijn zij niet aan elkaar gepuntlast. De wanden zijn naar binnen en naar boven gebogen, teneinde naar boven open U- of V-vormige haakformaties 25 te vormen. De onderranden van de wanden zijn binnen de dikte van de subpanelen 15 aangebracht. Het zal duidelijk zijn, dat een spleet aanwezig is tussen de haak-formaties 25 om haakformaties 24 toe te laten.

De haakformaties 24 kunnen worden beschouwd als een deel van een insteekverbindingselement en de hoekformaties 25 als een over-enkomstig opneemverbindingselement. Tijdens samenstelling wordt het insteekverbindingselement van elk subpaneel 15 ingestoken in 20 het opneemelement aan de onderzijde van het volgende aangrenzende subpaneel door het op voldoende wijze openen van de spleet tussen de haakformaties 25 om de haakformaties 24 te laten passeren. De wanden 16, 17 zijn op geschikte wijze flexibel om de haakformaties 25 van elkaar af te halen. Wanneer de haakformaties 24 éénmaal in ih 25 cLe ruimte 28 boven de haakformaties 25ajjn geplaatst, veroorzaakt de beweging van de aangrenzende subpanelen in tegengestelde richtingen een onderling grijpen van de haakformaties 24 en 25, zoals in fig. 2 is getoond.

De samengestelde subsecties 15 worden voorts aan elkaar be-^0 vestigd, teneinde een stijf geheel te vormen door middel van laterale kapelementen 30· De kapelementen 30 strekken zich in verticale richting en in lengterichting van de electrode 10 uit langs de twee tegenover elkaar gelegen zijden daarvan.

De kapelementen 50 hebben een kanaalvormige doorsnede en 35 hebben tegenover elkaar liggende leden 315 32 die veerkrachtig tegen de tegenover elkaar liggende wanden 16, 17 van de subpanelen 15 aanliggen. De leden 31> 32 worden onderling verbonden door een ribbe 33 die op intervallen van gaten is voorzien om klembouten 34 van holten bevestigingen 36 door te laten. In de samengestelde electrode 10 7920 1 1 2 5 zijn de bonten 34 nagenoeg in het midden van de hoogten van de subpanelen 15 aangebracht. Behalve de bonten 34 omvatten de holtehe-vestigdnge n 36 korte staven 37 die van schroefdraad voorziene gaten hebben, die de bonten 34 opnemen. De staven 37 zijn langer maar I \ 5 smaller dan de afstand tussen de wanden 16, 17· Wanneer de bouten zijn vastgemaakt, worden de staven 37 tegen naar binnen gekeerde aanslagen aan de tegenover elkaar gelegen randen van de wanden getrokken. De genoemde aanslagen kunnen op diverse wijzen worden gevormd, bijvoorbeeld door ingedraaide lippen aan de genoemde tegen-10 over elkaar liggende randen. Bij het geïllustreerde voorbeeld worden de aanslagen gevormd door korte.lengten van hoekorganen 38 die aan de wanden zijn bevestigd door middel van bijvoorbeeld lassen. Tijdens bedrijf dienen de staven 37 voor het op afstand houden van de wanden 16, 17 en bovendien voor het op hun plaats bevestigen van 15 de kappen 30·

Het in fig. 3 getoonde orgaan 40 tussen de randen van de wanden en de ribbe 33 is een versterkende metalen staaf die zich in lengterichting van de electrode 10 uitstrekt. Deze heeft ten doel op veilige wijze klopkrachten langs de electrode over te brengen, 20 teneinde beschadiging aan de electrode te voorkomen. Het orgaan 40 is op intervallen voorzien van gaten of sleuven om de bouten 34 door te laten.

In afwijking van de andere subpanelen 15 eindigt het bovenste niet in een insteekverbindingselement. In plaats daarvan heeft het 25 bovenste subpaneel 15 ingedraaide wanden 16, 17, die versterkt zijn door in dwarsrichting zich uitstrekkende platen 42 die deel uitmaken van een gelaste constructie die een bus 43 omvat waaraan de hangbouten 11 zijn gemonteerd. De gelaste constructie is ontworpen opdat de ene, of de andere, of beide bouten voldoende kunnen tuime-30 len om tijdens installatie bij te dragen aan de instelling van de electrode voor de nauwkeurige verticale stand. De ene of de andere of beide bouten kunnen in de bus .43 worden geschroefd, weer om bij te dragen aan de instelling tijdens installatie.

Het onderste subpaneel 15 is inwendig versterkt aangrenzend 35 aan zijn onderrand. De versterking kan diverse vormen aannemen en bij wijze van voorbeeld is deze voorgesteld door een steunbalk 44 met doosvormige doorsnede, die op de wanden 16, 17 is gelast.

Uit fig. 2 zal de afwezigheid blijken van in het bijzonder naar boven gekeerde, vuil-opnemende lijsten aan de verbindingen 40 tussen aangrenzende subpanelen 15· Dank zij de binnenwaarts en 712 011-2 - 6 bovenwaarts; convergerende delen van de wanden is de waarschijnlijkheid van vuil-verzameling daarop minimaal en elk opgezameld vuil wordt gemakkelijk verwijderd door kloppen.

Bij de geïllustreerde uitvoeringsvorm hebben de subpanelen 5 15 een rechthoekige vorm en hun langere afmetingen zijn dwars op de electrode 10 gericht. De subpanelen zouden zich in plaats daarvan in lengte-richting van het paneel kunnen uitstrekken, waarbij de verbindingen tussen de subpanelen verticaal zijn. De zij aan zij liggende subpanelen zouden dan onderling kunnen worden verbonden 10 door kappen langs de bovenzijde en onderzijde van de electrode.

Indien de noodzaak aanwezig is, zouden de afzonderlijke subpanelen inwendige verbanden kunnen omvatten, teneinde een bijdrage te leveren aan het evenwijdig aan elkaar en op uniforme afstand van elkaar houden van de wanden.

15 Voor sommige neerslaginrichtingen kan een dubbelwandige electrodeconstructie onnodig zijn. Een electrode met een enkelvoudige wand kan volgens de richtlijnen van de geïllustreerde uitvoeringsvorm worden gefabriceerd uit subpanelen met een enkelvoudige wand. Deze kunnen bijvoorbeeld onderling worden vergrendeld door in elkaar 20 grijpende haakformaties en kunnen worden verstijfd door middel van kapelementen die langs tegenover elkaar liggende randen van de electrode zijn geklemd.

Toepassingen.

Een collector-configuratie in een neerslaginrichting met 25 verscheidene trappen kan worden samengesteld uit electroden die zijn geconstrueerd zoals hierboven is beschreven. Indien de constructie van de vlakke paneelelectrode in een bovenstroomse collectortrap zal worden gebruikt, bijvoorbeeld in de eerste trap, dan zal de neer- een slaginrichting gewoonlijk voor-ionizeerinrichting vereisen. Bij voor-30 keur echter wordt de onderhavige electrodeconstructie slechts toegepast in de zuiverende eindtrap van een neerslaginrichting, immers wanneer aldus toegepast, wordt de zuiveringsefficientie in totaliteit verbeterd. Een eindtrap uitgerust met de onderhavige electrodeconstructie in plaats van een meer bekende draadelectrodeconstructie 35 kan beter kleinere deeltjes of fijne deeltjes uit lichtgeladen gas verwijderen, dat de eindtrap binnenstroomt.

De hierboven beschreven electrodeconstructie heeft een wezenlijke stijfheid en aldus worden wijzigingen in de functieparameters van de neerslaginrichting veroorzaakt door het buigen van electroden, 7020112 - :· ' 7 zo klein mogelijk gehouden. Doordat een modulaire constructie is toegepast, is samenstelling ter plaatse van grote electroden binnen de begrensde ruimten in electrostatische neerslaginrichtingen mogelijk en electroden van verschillende afmetingen kunnen gemakkelijk 5 worden opgesteld uit een klein aantal standaard componenten uit voorraad. Het ontwerp is eenvoudig op te stellen door relatief niet-op-geleide arbeids-dsrachten. Dit is een belangrijk practisch voordeel, omdat neerslaginrichtingen dikwijls in op afstand gelegen gebieden moeten worden opgesteld, waarbij lokale niet-opgeleide werkers wor-10 den gebruikt.

7920112

Claims (10)

1. Een electrode voor een electrostatische neerslag-inrich-ting, welke electrode de vorm heeft van een vlak paneel dat gekenmerkt is door de aanwezigheid van een rij aanliggende subpanelen (15) die middelen (20) omvatten voor het onderling ver-5 grendelen van aangrenzende subpanelen met hun randen tegen elkaar, en middelen (30) die samenwerken met aangrenzende einden van de subpanelen (15) aan twee tegenover elkaar gelegen zijden van de electrode. (10) om buiging van de electrode evenwijdig aan de vergrendelde randen van de subpanelen (15) te verhinderen.

2. Een electrode volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de subpanelen (15) dubbelwandige holle componenten zijn en de vergrendelingsmiddelen die de subpanelen (15) tezamen houden, binnen de dikte van de electrode (10) zijn geplaatst.

3· Een electrode volgens conclusie 1 of 2, met het 15 kenmerk, dat de vergrendelingsmiddelen (20) haakformaties (24, 25) langs de randen van de aangrenzende subpanelen (15) omvatten.

4· Een electrode volgens conclusie 3> met het kenmerk, dat de haakformaties (24, 25) één geheel met de subpanelen 20 (15) vormen en overgebogen flenzen zijn die IJ- of V-vormige onderling vergrendelbare kanalen langs de aanliggende randen van de aangrenzende subpanelen (15) vormen.

5· Een electrode volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat de middelen (30) die met de aangrenzende einden 25 van de subpanelen (15) samenwerken kappen met kanaalvormige doorsnede omvatten, die zich in lengterichting van de twee tegenover elkaar gelegen zijden van de electrode (10) uitstrekken, welke kappen klemmiddelen (36) omvatten, die met elk van de subpanelen (15) kunnen samenwerken. 3° é. Een electrode volgens conclusie 55 wanneer afhankelijk van conclusie 2, met het kenmerk, dat de klemmiddelen van schroefdraad voorziene holte-bevestigingen (36) omvatten, die samenwerken met inwendige aanslagen (38) aan de einden van de holle subpanelen (15)· 35 7· Een electrode volgens conclusie 6, met het ken merk, dat de aanslagen (38) inwendige van flenzen voorziene elementen zijn aan aangrenzende eindranden van twee wanden (16, 17) die de dubbelwandige subpanelen (15) vormen.

8. Een electrode volgens conclusie 2, met het ken- 79 2 0 1 1 2 merk, dat het middel dat elk paar subpanelen (15) onderling vergrendelt, een insteekverbindingselement aan de rand van één subpaneel vormt en een opneemverbindingselement aan de rand van het andere subpaneel, waarin het insteekelement kan worden inge-d;oken.

9· Een electrode volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de twee wanden (16, 17) van het genoemde ene subpaneel convergeren en aan elkaar zijn gepuntlast en aan de buitenzijde voorbij de puntlassen (22) de wanden (l6, 17) zijn gevormd in een paar tegengesteld gerichte haakflenzen (24)> welke constructie het insteekelement vormt.

10. Een electrode volgens conclusie 9» met het kenmerk, dat de twee wanden (16, 17) van het genoemde andere subpaneel convergeren en eindigen in binnenwaarts gedraaide haakflenzen (25) die in het inwendige van het subpaneel zijn aangebracht, waarbij de naar binnen gedraaide haakflenzen (25) op een onderlinge afstand liggen en de constructie het opneemelemt vormt.

11. Een electrostatische neerslaginrichting omvattende een rij van electroden elk volgens één van de voorafgaande conclusies 1, 2, 8, 9 en 10.

12. Een uit verscheidene trappen bestaande electrostatische neerslaginrichting die als zijn eindtrap-collector de electrode volgens één van de voorafgaande conclusies 1, 2, 8, 9 en 10 heeft. 7920112