NL7908113A - Slijpinrichting. - Google Patents

Description

H.O. 28.413

Sli.j-pinriohting.

De onderhavige uitvinding heeft "betrekking op een inrichting voor het slijpen van scharen en dergelijke snijgereedschappen met twee scharnierend met elkaar verbonden bladen. Voor het gemak van de beschrijving zal hierna steeds gesproken worden van scharen.

5 Het slijpen van scharen is reeds lang een probleem en tot nu toe moest ieder blad afzonderlijk worden behandeld. Indien ieder blad over zijn gehele lengte geslepen moet worden, is het in het algemeen noodzakelijk de bladen van elkaar los te maken. Vanwege deze moeilijkheden is het slijpen niet gemakkelijk en wordt het 10 beoogde effect niet altijd bereikt met als gevolg dat voor bepaalde toepassingen de nuttige levensduur van scharen aanzienlijk wordt beperkt.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaffen die scharen en dergelijke op een gemakkelijke en effec-15 tieve wijze kan slijpen en die het in het bijzonder mogelijk maakt beide bladen in één enkele werking te slijpen.

Volgens één aspect van de uitvinding wordt een slijpinrichting voor scharen verschaft, bestaande uit een hol huis voor het opnemen van de bladen van de schaar, een paar slijpeenheden, opgesteld bin-20 nen het huis naast een open vooreinde daarvan en zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld dat zij de bladen tussen zich in kunnen opnemen, middelen voor het monteren van ten minste één van de slijpeenheden om naar en vanaf de andere slijpeenheid te bewegen en voorspanmiddelen die inwerken op de beweegbare slijpeenheid teneinde 25 deze naar de andere slijpeenheid te bewegen.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een werkwijze voor het slijpen van scharen verschaft, bestaande uit het sluiten van de bladen van de schaar, zodat de snijrand van ieder blad in hoofdzaak in hetzelfde vlak ligt als de achterrand van het 30 andere blad en uit het bewegen van de bladen tussen de paren slijpeenheden, die ieder dienen om tegelijkertijd materiaal te verwijderen van een respectievelijke snijrand en van de aangrenzende achterrand.

De belangrijkste kenmerken en voordelen van de uitvinding zul-35 len nu in detail worden beschreven aan de hand de tekening, waarin slechts een uitvoeringsvo'orbeeld van de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 79 0 8 1 1 3 1,- * t% 2 fig. 2 is een langsdoorsnede van de konstruktie volgens fig.

fig. 3 is een aanzicht overeenkomende met fig. 2, waarbij de schaar in . de schede is gestoken; 5 fig. 4 is een dwarsdoorsnede over de lijn IY-IT van fig. 2; fig. 5 is het een dwarsdoorsnede over lijn Y-Y van fig. 3; fig. 6 is een perspectivisch aanzicht van een deel van de schaar van het type volgens fig. 3; fig. 7 is een aanzicht overeenkomende met fig. 2, waarin een 10 andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is getoond.

Een slijpinrichting volgens de uitvinding, zoals getoond in de tekening, omvat een huis 2 en een paar slijpeenheden 3» die tegenover elkaar binnen het huis 2 zijn opgesteld. Ten minste één eenheid 3 is beweegbaar naar en vanaf de andere eenheid en deze een-15 heid kan worden aangedrukt door een veer 4, zodat de eenheid in de eersigpnoemde richting wordt gedrukt. De opstelling is zodanig dat de bladen 5 en 6 van de schaar in de gesloten siand kunnen worden opgenomeiykussen de slijpeenheid 3 (fig. 3) en de twee bladen 5 en 6 worden gelijktijdig geslepen tijdens de beweging van de bladen 5 en 20 6 ten opzichte van de slijpeenheden 3· Dat wil zeggen de bladen 5 en 6 worden geslepen, wanneer zij in en uit het huis 2 worden bewogen. Het is duidelijk dat de uitvinding op diverse wijzen kan worden uitgevoerd..

Het huis 2 is hol en bij voorkeur aan alle zijden en achter-25 einden gesloten, zodat het huis een schede of omhulling vormt voor de schaar 7, teneinde de bladen 5 en 6 te beschermen, wanneer de schaar niet wordt gebruikt. Een lang-werpige een bladopnemende doorgang 8 is gevormd binnen het huis 2 en de bladen 5 en 6 van de schaar worden in de doorgang 8 bewogen via het open vooreinde 9 30 van het huis 2 . Indien gewenst kan ten minste één van de zijwanden 10 en 11 van het huis 2 beweegbaar of verwijderbaar zijn om toegang te verschaffen naar het inwendige voor onderhoud, zoals schoonmaken en reparatie of vervanging van de slijpeenheden 3, Dit is vooral nuttig bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 7· 35 Iedere slijpeenheid 3 bevat een hoon- of slijpelement 12, dat dient om de snijrand 13 (fig. 6) van een blad 5 of é te behandelen, wanneer dat blad over het element 12 wordt bewogen.

Deze twee elementen 12 zijn naast de open voorzijde 9 van het huis • 2 opgesteld, zodat zij over vrijwel de gehele lengte van de bladen 5 en 6 werkzaam zijn, wanneer deze bladen in het huis 2 worden be- 7908113 3 «· ft wogen. Bij voorkeur is ieder element 12 van het snijdende type, waarbij het metaal wegneemt van een blad ^bf 6 om deze bladen scherp te maken. Bij de getoonde konstruktie bevat ieder snij-ele-ment 12 een snijplaat, die stijf bevestigd is aan een draagblok 14 5 en dit blok 14 is bij 15 scharnierbaar gemonteerd, zodat het kan bewegen om een as die loodrecht staat op de langsas van het hui ^2.

Be snijplaat 12 strekt zich in dwarsrichting op de langsas van het huis 2 uit en een deel van die plaat 12 steekt uit boven zijn draagblol^4 om de werkrand 16 van de plaat 12 te begrenzen (zie •jO fiS· 4)· De rand 16 is opgesteld in overeenstemming met de soort van de bladen 5 en 6, waarvoor de inrichting moet worden gebruikt, . maar in het algemeen helt de rand naar beneden naar één zijde van het huis 2 en in dat geval helt de rand 16 van de andere snijplaat 15 in dezelfde richting (fig. 4)· Dat wil zeggen de scherp-15 makende randen 16 van de respectievelijke slijpeenheden 5 zijn in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar.

De scharnierende bevestiging 15 van iedere snij-eenheid 3 maakt het mogelijk een schaarblad 5 of 6 te slijpen gedurende de beweging van de schaar 7 in en uit het huis 2. Aanslagmiddelen 17 2o zijn aanwezig om de grootte van de schamierbeweging aan iedere zijde van een middenstand te begrenzen en een voorspanveer 18 ( fig. 7·) kan bevestigd zijn aan of samenwerken met het draagblok 14 om dit naar de middenstand te bewegen.

Bij de konstruktie volgens de fig. 1 tot en met 5» is iedere 25 slijpeenheid 3 gemonteerd op een draagorgaan 19» dat zodanig is opgesteld binnen het huis 2, dat iedere eenheid 3 beweegbaar /naar en vanaf de andere eenheid 3· De draagorganen 19 zijn aan hun achtereinden via een schamierpen 20 met elkaar verbonden, welke het mogelijk maakt de draagorganen op de wijze volgens fig. 2 van 2o elkaar te verwijderen. Het scharnier 20 kan zich uitstrekken door één of door beide zijwanden 10 en 11 van het huis om het geheel van draagorganen 19 te bevestigen binnen het huis 2, maar bij varkeur is het achtereinde van de draagorganen 19 vrij van het huis 2. Bij de bijzonder uitvoeringsvorm volgens fig. 1 tot en 25 met 5 > is het geheel van draagorganen losneembaar bevestigd aan het huis 2 naast de open voorzijde 9 van het huis 2 en wel op een zodanige wijze dat het vrije achtereinde van het geheel 19» 19 omhoog en omlaag kan zwaaien. Hierdoor is het mogelijk dat het geheel 19>19 een niet- centrale stand ten opzichte van het huis 2 ^0 inneemt, wanneer de schaar 7 helt ten opzichte van de langsas van 7 9 0 8*1 1 3 4 het huis gedurende het invoeren in het huis of ver-wijderen uit het huis.

Yoorspanmiddelen in de vorm van een hladveer 4 werken in op ieder draagorgaan 19 om deze organen naar de gesloten stand te be-5 wegen, zoals getoond in fig. 2. Zoals ook getoond in de fig. 2 en 3 dienen de veren 4 als de middelen voor het bevestigen van de draag-organen 19 aan het huis 2. Dat wil zeggen iedere veer 4 heeft een doorgebogen deel 21 tussen zijn einden, dat een ligplaais vindt binnen een verdieping 22 van een respectievelijk draagorgaan 19 om het 10 geheel 19» 19 losneembaar vast te houden op hun plaats binnen het huis 2. Deze vorm van bevestiging maakt het mogelijk dat het geheel van draagorganen 19, 19 wordt gezwenkt indien dit nodig is, wanneer de schaar 17 niet geheel in één lijn met de langsas van het huis 2 wordt bewogen tijdens het inbrengen of verwijderen. Verder 15 maakt de bevestiging het mogelijk dat het geheel 19,19 wordt verwijderd uit het huis 2 via het open vooreinde 9 om reparatie- of vervangingsredenen.

Iedere veer 4 heeft één arm 23, die steunt tegen de onderzijde van de respectievelijke wal 24 van het huis 2 en een andere arm 25, 20 die samenwerkt met een respectievelijke aanslag 26 binnen het huis 2. Iedere aanslag 26 is zodanig opgesteld, dat deze zich bevindt tussen de aangrenzende draagorganen 19 en de respectievelijke veerarm 25.

Bij een variatie van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 tot 5, •25 kan één enkele vomrspanveer of een ander orgaan inwerken op beide draagorganen 19·

Een andere uitvoeringsvorm is getoond in fig. 7, waarbij één slijpeenheid 103a niet beweegbaar is ten opzichte van het huis 102 en de andere slijpeenheid 103 gemonteerd is op een draagorgaan 119, 30 waarvan het achtereinde 120 schamierbaar verbonden is met het huis 102. Een bladveer 104 werkt tussen het draagorgaan 119 en een wand 124 van het huis 102, zodat de beweegbaar eenheid 103b naar de andere eenheid 103a wordt gedrukt. Het lichaam 127, waaraan de eenheid 103a is bevestigd, kan bevestigd zijn aan één of meer wanden 35 van het huis 102, of één geheel daarmee vormen.

Bij beide getoonde uitvoeringsvormen is een bladgeleiding aanwezig om ermede voor te zorgen dat de schaarbladen 5 ©n 6 tijdens het slijpen precies in één lijn liggen met de snijplaten 12.

Bij de eerste uitvoeringsvorm wordt de geleiding bijvoorbeeld ge-40 vormd door een paar op afstand van elkaar gelegen flenzen 28 van ieder draagorgaan 19· Overeenkomstige flenzen kunnen aangébracht

79 0 8 1 1 J

5 ·* -te zijn in het draagorgaan 119 van de uitvoeringsvorm volgens fig. 7·

Een inrichting volgens de uitvinding is zeer werkzaam, wanneer deze gebruikt wordt hij scharen 7» waarvan de snijrand 19 van ieder blad 5 en 6 ligt langs of uitsteekt voorbij de achterrand 29 van 5 het andere blad, wanneer de schaar 7 geheel gesloten is (fig. 5)· Scharen van dit type vormen het onderwerp van een samenhangende octrooiaanvrage .

Het zal duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding een geschikt en werkzaam middel verschaft om scharen te slijpen. Het feit 10 dat/JiSiaar geslepen kan worden, terwijl deze gesloten is, is van bijzonder belang.

Ten slotte zal het duidelijk zijn dat diverse wijzigingen en toevoegingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

7908113

Claims (9)

1. Slijpinrichting voor scharen en dergelijke, met het kenmerk, dat de inrichting bestaat nit een hol huis voor het opnemen van de bladen van de schaar, een paar slijpeenheden, die zijn opgesteld binnen het huis naast een open vooreinde daar- 5 van en die zodanig ten opzichte van elkaar zijn geplaatst dat zij de bladen tussen zich kunnen opnemen, middelen om ten minste één van de slijpeenheden beweegbaar naar en vanaf de andere slijpeen-heid te monteren, en voorspanmiddelen, die inwerken op de beweegbare slijpeenheid om deze te bewegen in een richting naar de an- 10 dere slijpeenheid.

2. Slijpinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de montagemiddelen een draagorgaan omvatten, dat zodanig is opgesteld binnen het huis en bevestigd/aan het huis, dat het een beperkt relatieve beweging kan uitvoeren, waarbij de slijp- 15 eenheid bevestigd is aan het draagorgaan.

3. Slijpeenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de slijpeenheid, die gemonteerd is op het draagorgaan, een draagblok omvat en een plaatelement, dat bevestigd is aan en uitsteekt vanaf het draagblok om samen te werken met een 20 blad van de schaar, waarbij sehamiermiddelen het draagblok verbinden met het draagorgaan voor het uitvoeren van een voorwaartse en achterwaartse scharnierende beweging ten opzichte van het draagorgaan, terwijl aanslagmiddelen aanwezig zijn op het draagorgaan, die kunnen samenwerken met de slijpeenheid om de grootte van de 25 scharnierbeweging te beperken.

4. Slijpinrichting volgens conclusie 2 of 3> met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen een veer omvatten, die werkzaam is tussen het draagorgaan en een wand van het huis, waarbij het draagorgaan via de veer bevestigd is aan het huis. 30

5· Slijpinrichting volgens conclusie 4> met het kenmerk, dat de veer tussen zijn einden een uitgebq^n deel heeft, waarbij het draagorgaan een verdieping heeft, die het uitgebogen deel opneemt om een losneembare verbinding te vormen tussen het draagorgaan en het huis, waarbij een arm van de veer, 35 die zich achterwaarts vanaf het uitgebogen deel uitstrekt, steunt tegen de wand van het huiden een andere arm van de veer, die zich voorwaarts vanaf het uitgebogen deel uitstrekt, samenwerkt met een aanslag, die bevestigd is aan het huis en die is opgesteld tussen 79 0 8 1 1 3 ·9 de naar voren gerichte arm en het draagorgaan.

6. Slijpinrichting volgens een of meer voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat iedere sli 3'peenheid zodanig is gemonteerd dat het beweegbaar is naar en vanaf de andere een- 5 heid waarbij afzonderlijke voorspanmiddelen inwerken op iedere slijpeenheid.

7. Slijpinrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat ieder draagorgaan langwerpig van vorm is en zich achterwaarts van de respectievelijke slijpeenheid uitstrekt, waarbij 10 de draagorganen aan hun achtereinden scharnierbaar met elkaar zijn verbonden.

8. Slijpinrichting volgens conclusie 7>met het kenmerk, dat de draagorganen als één geheel uit het huis verwijdert kunnen worden. 15

9· Werkwijze voor het slijpen van scharen en dergelijke, met het kenmerk, dat de bladen van de schaar worden gesloten, zodat de snijrand van ieder blad zich in hoofdzaak in hetzelfde vlak bevindt als de achterrand van het andere blad, dat de bladen worden bewogen tussen het paar slijpeenheden, die ieder 20 werkzaam zijn om tegelijkertijd materiaal te verwijderen van een respectievelijke snijrand en van de aangrenzende achterrand. 7908113