NL7907699A - Veiligheidsmechanisme voor een bouwlift of een dergelijk hijstoestel. - Google Patents

Description

< — N/29.317-St/lb '. J ) * I o. V. d. i*

Veiligheidsmechanisme voor een bouwlift of een dercfêTijk hijstoestel.

De uitvinding betreft een veiligheidsmechanisme voor een bouwlift of een dergelijk hijstoestel bestaande uit een althans nagenoeg verticale mast met een langs deze mast verrolbaar of verschuifbaar platform, dat 5 aan een hijskabel is verbonden, die over een aan de top van de mast gemonteerde kabelschijf loopt.

Het door kabelbreuk omlaagvallen van een hijsplatform van een hijstoestel van de bovenbedoelde soort kan zeer ernstige gevolgen hebben, zodat het van be-10 lang is om hiertegen veiligheidsmaatregelen te treffen.

Ook bij een tijdelijk optredende kabelspeling moet worden voorkomen, dat het platform over een te grote afstand omlaag, kan vallen. De vrije val van het platform dient daarbij tot een zo klein mogelijke valweg te worden beperkt, 15 zodat geen grote schokken in de hijskabel en in de mast van de bouwlift kunnen optreden.

De uitvinding beoogt voor dit doel een veiligheidsmechanisme te verschaffen, dat betrouwbaar werkt en een eenvoudige en goedkope constructie heeft.

20 Het veiligheidsmechanisme volgens de uitvinding is gekenmerkt door een verschuifbaar aan het platform gemonteerde verticale stang, waarvan de bovenzijde aan de hijskabel is verbonden en die onder de werking staat van een tegen een vast deel van het platform steunen-25 de, in de werkstand van het platform gespannen veer, die bij kabelbreuk of slap hangende hijskabel de stang verschuift en met zijn ondereinde tegen een scharnierend aan het platform bevestigd zwenkstuk drukt, dat bij zijn daardoor optredende zwenkbeweging de mast aangrijpt en het 30 platform ten opzichte van de mast blokkeert.

Bij voorkeur is daarbij volgens de uitvinding het veiligheidsmechanisme zo uitgevoerd, dat het om 79076 99 # * 2 een horizontale as draaibaar ondersteunde zwenkstuk twee armen heeft, waarvan de ene onder de schuifstang uitsteekt en waarvan de andere een blokkeerorgaan vormt, dat de mast kan aangrijpen, waarbij de verdraaiing van het zwenkstuk 5 vanuit de ruststand naar de blokkeerstand onder de werking van de de stang omlaagdrukkende veer door een op het platform aangebrachte aanslag wordt begrensd.

In de tekening is een uitvoeringsvoor-beeld van het veiligheidsmechanisme volgens de uitvinding 10 afgebeeld, bij de beschrijving waarvan nog andere bij voorkeur toegepaste constructieve bijzonderheden naar voren zullen komen.

Fig. 1 is een schematisch zijaanzicht van een bouwlift uitgerust met het veiligheidsmechanisme 15 volgens de uitvinding; fig. 2 is op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1; fig. 3 is een langsdoorsnede door het veiligheidsmechanisme bij nomale werking van de bouwlift; 20 en fig. 4 is een langsdoorsnede door het veiligheidsmechanisme in de geblokkeerde stand van het platform van de bouwlift.

Het veiligheidsmechanisme volgens de 25 uitvinding dient om het omlaagvallen van een platform 1 in een bouwlift 2 te voorkomen of althans tot een korte valweg te beperken. De bouwlift is van op zichzelf bekend type en heeft een mast 3 gevormd door twee verticale U-bal-ken 4 met naar buiten gekeerde flenzen, die door een rij 30 aangelaste horizontale dwarsbalken 5 zijn verbonden. De afstand tussen twee opeenvolgende dwarsbalken 5 bedraagt ca. 24 cm. Aan de top van de mast is een kabelschijf 6 aangebracht, waarover een hijskabel 7 is geslagen. De hijskabel 7 is enerzijds over een kabelschijf 8 met het platform 1 35 en anderzijds met een hijslier 9 verbonden.

Het platform 1 wordt bij zijn verticale beweging door rollen 10 en 11 langs de ü-balken 4 van de 790 76 99 * 9 3 mast 3 geleid, welke rollen draaibaar zijn gelegerd in aan het platform 1 vastzittende armen 12 en 13. Daarbij lopen de rollen 10 langs de binnenzijden en de rollen 11 langs de buitenzijden van de voorste flenzen van de beide ü-balken 5 4, zoals fig. 1 laat zien.

Het eigenlijke veiligheidsmechanisme is in de fig. 3 en 4 in de ruststand en in de blokkeerstand getekend. Dit mechanisme omvat een verticale stang 14, die door een bovenste samengestelde holle dwarsbalk 15, 16 10 van het platform 1 heensteekt, welke dwarsbalk zich tussen twee verticale zijprofielbalken 17 van het platform 1 horizontaal uitstrekt. Aan deze zijbalken zijn ook de armen 12 en 13 vastgelast.

De stang 4 wordt verticaal verschuifbaar 15 in openingen in de dwarsbalk 15, 16 geleid en draagt aan zijn boven deze dwarsbalk uitstekende einde de kabel-schijf 8 voor de verbinding van de hijskabel 7. Onder de dwarsbalk 15, 16 is om de stang 14 een drukveer 18 geplaatst, die enerzijds tegeir het balkdeel 16 en anderzijds tegen 20 een door een moer op de stang 14 vastgehouden veerschotel drukt. Onder normale omstandigheden, als het platform 1 aan de hijskabel 7 hangt, neemt de stang 14 ten opzichte van de dwarsbalk 15, 16 resp, het platform 1 zijn hoogste stand in, waarin de veer 18 is samengedrukt, zoals fig. 3 25 laat zien.

Tegen de achterzijde van de zijbalken 17 van het platform 1 zijn verticale delen 23 bevestigd, waarin een horizontale as 22 is ondersteund, waarop een zwenkstuk 20 draaibaar is gelegerd. Dit zwenkstuk is ééndelig uitge-30 voerd en heeft twee een hoek met elkaar insluitende armen 19 en 21, waarbij de arm 19 zich tot onder de stang 14 uitstrekt en de am 21 een blokkeerorgaan vormt, dat tussen twee dwarsbalken 5 van de mast 2 kan grijpen. De blokkeer-arm 21 heeft bij voorkeur de vorm van een brede plaat (in 35 fig.2 gestippeld aangeduid)/ terwijl de am 19 smaller is 790 76 99 4 uitgevoerd, omdat deze alleen onder het ondereinde 14' van de stang 14 hoeft te grijpen.

In de ruststand van het zwenkstuk 20, als afgebeeld in fig. 3, hangt de blokkeerarm 21 onder de 5 werking van de zwaartekracht vrij langs de mast 2 omlaag, waarbij de arm 19 tegen het ondereinde 14' van de stang 14 aanligt. Desgewenst kan ook een op het zwenkstuk 20 werkende veer worden toegepast, die het zwenkstuk met zijn ' arm 19 tegen de stang 14 gedrukt houdt. Bij kabelbreuk 10 · of een tijdelijk optredende kabelspeling kan de veer 18 zich ontspannen en de stang 14 van de stand van fig. 3 naar de stand van fig.4 omlaag schuiven. Hierdoor wordt het zwenkstuk 20 door het onderste stangeinde 14' verdraaid, waardoor de blokkeerarm 21 naar de mast 2 toe wordt gedraaid en 15 tussen twee dwarsbalken 5 van de mast kan grijpen. De uiter ste stand van de blokkeerarm 21, waarin deze ongeveer horizontaal loopt (in fig. 4 gestippeld aangeduid) wordt bepaald door een aanslag 23' voor deze arm 21, welke aanslag aan een niet-getekende dwarsbalk is bevestigd, die mede om construc-20 tieve redenen tussen de delen 23 is aangebracht.

Als aldus de blokkeerarm 21 tussen twee dwarsbalken 5 van de bouwmast 2 grijpt wordt het platform 1 verhinderd verder omlaag te vallen. De valbeweging van het platform 1 wordt derhalve beperkt tot een afstand, 25 die ten hoogste gelijk is aan de afstand tussen twee op elkaar volgende mastdwarsbalken 5.

Onafhankelijk van een optredende kabelbreuk of kabelspeling kan het veiligheidsmechanisme ook op elk moment met de hand naar de blokkeerstand worden ge-30 draaid als het gewenst is om het platform 1 ten opzichte van de mast 2 van de bouwlift vast te zetten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, als men de lengte van de mast 2 wil vergroten of inkorten.

Het beschreven veiligheidsmechanisme kan 35 ook met voordeel worden gebruikt bij het oprichten en neer laten van de mast 2. In dat geval kan het zwenkstuk 20 met 790 76 99 5 de hand naar een blokkeerstand worden gedraaid, waarin de blokkeerarm 21 bijvoorbeeld in de ruimte boven de onderste dwarsbalk 5' van de mast 2 naar binnen steekt. Tussen deze onderste mastdwarsbalk 51 en de plaatvormige blokkeerarm 5 21 kan dan een U-vormig hulpstuk 24 worden geschoven (zie ook fig. 2), die de blokkeerarm 21 tegen de onderzijde van de daarboven liggende mastdwarsbalk 5 aangedrukt houdt. Het U-vormige hulpstuk 24 heeft in zijn langs de verticale mastbalken 4 liggende zijflenzen openingen 25, die samen-10 vallen met in deze mastbalken aangebrachte openingen 26.

Aan de verticale zijstijlen 17 van het platform 1 zitten uitstekende platen 28 vast, waarin openingen 27 zijn aangebracht, die weer in êën lijn liggen met de openingen 25 en 26. Een borgstang 29 kan achtereenvolgens door de met 15 elkaar strokende openingen 27, 26 en 25 aan de ene zijde van de mast 3 en vervolgens door de corresponderende openingen aan de andere mastzijde worden gestoken, waardoor het platform 1 vast aan de mast 3 vergrendeld is. In deze aan de mast vergrendelde stand van het platform kan 20 de bouwlift gemakkelijk worden vervoerd en op het werk opgericht of neergelaten worden.

Bij het oprichten van de mast 3 wordt de hijskabel 7 tijdelijk over een kabelschijf 30 geleid, waarvan de as 32 losneembaar op een aan de mast 3 beves-25 tigde, naar achteren uitstekende arm 31 bevestigd is.

De hijskabel 7 loopt aldus van de kabelschijf 6 aan het boveneinde van de mast over de kabelschijf 30 naar de hijslier 9. In deze toestand kan de mast 3 van de bouwlift worden opgericht. Tijdens het gebruik van de bouwlift wordt 30 de as 32 van de kabelschijf 30 verwijderd.

Binnen het kader van de uitvinding zijn verschillende wijzigingen van het boven besproken uit-voeringsvoorbeeld mogelijk.

790 76 99

Claims (6)

1. Veiligheidsmechanisme voor een bouw-lift of een dergelijk hijstoestel bestaande uit een althans nagenoeg verticale mast met een langs deze mast verrolbaar of verschuifbaar platform, dat aan een hijskabel is ver- 5 bonden, die over een aan de top van de mast gemonteerde kabelschijf loopt, gekenmerkt door een verschuifbaar aan het platform gemonteerde verticale stang, waarvan de bovenzijde aan de hijskabel is verbonden en die onder de werking staat van een tegen een vast deel van het platform 10 steunende, in de werkstand van het platform gespannen veer, die bij kabelbreuk of slap hangende hijskabel de stang verschuift en met zijn ondereinde tegen een scharnierend aan het platform bevestigd zwenkstuk drukt, dat bij zijn daardoor optredende zwenkbeweging de mast aangrijpt en het 15 platform ten opzichte van de mast blokkeert.

2. Veiligheidsmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het om een horizontale as draaibaar ondersteunde zwenkstuk twee armen heeft, waarvan de ene onder de schuifstang uitsteekt en 20 waarvan de andere een blokkeerorgaan vormt, dat de mast kan aangrijpen, waarbij de verdraaiing van het zwenkstuk vanuit de ruststand naar de blokkeerstand onder de werking van de de stang omlaagdrukkende veer door een op het platform aangebrachte aanslag wordt begrensd.

3. Veiligheidsmechanisme volgens conclusie l 2, met het kenmerk, dat de voor het aangrijpen van de mast dienende blokkeerarm van het zwenkstuk wordt gevormd door een plaat, die in de ruststand van het zwenkstuk onder de werking van de zwaartekracht verticaal omlaaghangt.

4. Veiligheidsmechanisme volgens conclusie 2 of 3, waarbij de mast bestaat uit twee verticale balken, die door een aantal horizontale dwarsbalken zijn verbonden, 790 7 6 99 f· met het kenmerk, dat een U-vormig hulpstuk aanwezig is, dat, als het zwenkstuk naar de blokkeerstand van het platform is gedraaid, tussen de blokkeerarm en ëén der dwarsbalken van de mast kan worden geschoven en in deze 5 stand aan de mast kan worden vastgezet.

5. Veiligheidsmechanisme volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat aan het platform zijdelings langs de mast uitstekende platen vastzitten, waarbij in deze platen, in de mast en in het hulpstuk met el- 10 kaar strokende gaten zijn aangebracht, waardoor een gren-delstang kan worden gestoken.

6. Veiligheidsmechanisme volgens ëén der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het onderste deel van de mast een zijwaarts uit- 15 stekende arm is bevestigd, waarin een kabelschijf losneembaar is ondersteund, waarover de hijskabel van de bouwlift tijdens het oprichten en neerlaten van de mast kan worden geleid. 79076 99