NL7907646A - Canule- of catheter-samenstel. - Google Patents

Description

* i ? N/29.294-dV/f.

Canule- of catheter-samenste1.

De uitvinding heeft betrekking op een canule-of catheter -samenstel/ voorzien van een bij een patiënt inbrengbare canule- of catheter-buis en een bus met een rechte doorgang, waarop de buis is aangesloten.

5 Voor een groot aantal toepassingen van een canule- of catheter-samenstel van deze soort is het gewenst, dat het samenstel een orgaan bezit, waarmee een vloeistof-stroom naar of van de patiënt door de canule- of catheter-buis kan worden gestopt of afgesloten. Een dergelijk af-10 sluitorgaan dient een goedkope en eenvoudige constructie te hebben, zodat het samenstel na gebruik kan worden weggegooid. Voorts dient dit afsluitorgaan betrouwbaar te zijn en een snelle afsluiting mogelijk te maken, om vloei-stofverlies te vermijden en in het bijzonder te waarborgen, 15 dat een door middel van een spuitje of dergelijke aan de 'patiënt toe te dienen dosis op veilige wijze kan worden bepaald. Tevens dient te worden vermeden, dat lucht bij de patiënt wordt ingebracht of dat delen van de uitrusting of de patiënt zelf worden bevuild met vloeistof, zoals 20 bijvoorbeeld bloed, dat moeilijk is te verwijderen en aanleiding kan geven tot bacteriegroei. Het afsluitorgaan dient voorts zodanig te zijn uitgevoerd, dat, wanneer bijvoorbeeld een slang of een spuitje met het samenstel moet worden verbonden of hiervan moet worden losgemaakt, dit 25 verbinden en losnemen, evenals de bediening van het afsluitorgaan mogelijk is, zonder de wijze, waarop het samenstel wordt vastgehouden, te wijzigen, zodat één persoon alle benodigde handelingen gemakkelijk kan uitvoeren. Tevens dient het mogelijk te zijn, om het afsluitorgaan gemakke-30 lijk te bedienen, zonder het risico, dat de canule- of katheterbuis een zijdelingse verplaatsing of rotatie rond een as dwars op de langsas van de buis ondergaat.

De bekende samenstellen van de bovenaangeduide soort, die met afsluitmiddelen zijn uitgerust, voldoen 790 76 46 ψ ^ 't 2 geen van alle aan alle bovengenoemde eisen.

De uitvinding beoogt een canule- of kathe-ter-samenstel van de in de aanhef genoemde soort, waarbij dit bezwaar is ondervangen.

5 Volgens de uitvinding wordt het canule- of catheter-samenstel hiertoe gekenmerkt door een verbindings-huis, dat één geheel vormt met of losneembaar verbonden is met de bus en dat een recht, door een wand omsloten doorlopend kanaal bezit, dat co-axiaal met de doorgang van de 10 bus verloopt en waarvan één uiteinde met deze doorgang is verbonden, terwijl het tegenoverliggende uiteinde een ver-bindingsorgaan voor het aansluiten van een slang, een spuitje of dergelijke bezit, waarbij in dit kanaal een bijzonder flexibel stuk slang is aangebracht, welk slang-15 stuk afdichtend tegen de kanaalwand ligt, terwijl in de het kanaal omsluitende wand van het verbindingshuis tussen de uiteinden van het slangstuk ten minste één doorgaande opening is gevormd, waarin een druklichaam beweegbaar is aangebracht tussen een positie, waarin het druklichaam in 20' het kanaal uitsteekt en een deel van het slangstuk in een samengeperste, gesloten toestand houdt,, en een positie, waarin dit deel van het slangstuk althans nagenoeg niet wordt beïnvloed door het druklichaam en waarbij op de buitenzijde van de het kanaal omsluitende wand een schuif-25 orgaan is gemonteerd, welk schuiforgaan in langsrichting van het kanaal heen en weer beweegbaar is en ten minste één schuin vlak bezit, dat tegenover het druklichaam ligt en bij verschuiven van het schuiforgaan het druklichaam tussen de beide posities kan verplaatsen.

30 De uitvinding wordt hierna nader toege licht aan de hand van de tekening, waarin een tweetal uit-voeringsvoorbeelden is weergegeven.

De fig. 1-3 geven een axiale doorsnede weer van een infusiecanule-samenstel volgens de uitvinding, 35 waarbij bepaalde beweegbare delen van het samenstel in ver schillende posities zijn afgebeeld; 790 7 6 46 t 3 fig. 4 is een doorsnede volgens het vlak IV-IV uit fig. 1; de fig. 5 en 6 geven een axiale doorsnede weer van een alternatieve uitvoeringsvorm van een infusie-5 canulesamenstel volgens de uitvinding, waarbij bepaalde delen van het samenstel in verschillende posities zijn afge-beeld; en fig. 7 is een doorsnede volgens het vlak VII-VII uit fig. 5.

10 In de fig. 1-4 is een infusie-canulesamenstel weergegeven, dat is voorzien van een canulebuis 1, die is vervaardigd uit een elastisch, flexibel materiaal en waarvan ëën uiteinde op op zichzelf bekende wijze is gemonteerd in een bus 2, welke uit een materiaal, zoals bijvoor-15 beeld polyethyleen is vervaardigd, dat in vergelijking met de buis 1 relatief stijf is. De bus 2 bezit een rechte doorgang 3, waarmee de buis 1 is verbonden. De bus 2 is als ëën geheel gevormd met een verbindingshuis 4, dat een recht, door een wand omsloten doorlopend kanaal 5 bezit, dat 20 co-axiaal met de doorgang 3 van de bus 2 verloopt en waarvan ëën uiteinde met deze doorgang is verbonden. Het tegenoverliggende uiteinde van het kanaal 5 is voorzien van een binnenwaarts conisch lopende verbindingshuis 6 ter aansluiting van een spuit, een slang of dergelijke. Het 25 kanaal 5 van het verbindingshuis 4 bevat een bijzonder flexibel stuk slang 7, dat afdichtend tegen de kanaalwand ligt.

Tussen de beide uiteinden van het slangstuk 7 bezit de het kanaal 5 omsluitende wand van het verbin-30 dingshuis 4 twee diametraal tegenover elkaar gelegen ope-ningen 8, in elk waarvan een, druklichaam 9 is aangebracht, dat is uitgevoerd als een sferische kogel. Op de buitenzijde van het huis 4 zijn op diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen geleidingen 10 gevormd voor een met II 35 aangeduid schuiforgaan, dat in de geleidingen 10 in langs-richting van het kanaal 5 heen en weer beweegbaar is. Het 790 76 46 4 r . * schuiforgaan 11 bezit een ongeveer U-vormige doorsnede met een lijf 12 en twee flenzen 13. De naar elkaar toe gerichte binnenzijden van-de flenzen 13 dragen ribben, die tussen de geleidingen 10 grijpen voor het geleiden van het schuif-5 orgaan 11, waarbij tevens het schuiforgaan op het huis 4 wordt vastgehouden. De tegenover elkaar gelegen zijden van de ribben van de flenzen 13 zijn voorzien van schuine vlakken 14, die tegen de druklichamen 9 liggen en hellend verlopen ten opzichte van de langsas van het kanaal 5, zoals 10 in de fig. 1-3 is weergegeven.

Het -in de fig. 1-4 afgebeelde canule-samenstel omvat voorts een punctuur-naaldeenheid, welke een kop 15 bezit, die losneerabaar is aangebracht in de verbin-dingshuls 6 van het verbindingshuis 4, alsmede een metalen 15 canule-buis 16, die vanuit de kop 15 uitsteekt. De canule- buis 16 heeft aan het van de kop 15 afgekeerde vrije uiteinde een scherpe punt en loopt vanaf de kop 15 door het kanaal 5, het hierin opgenomen slangstuk 7, de doorgang 3 van de bus 2 en door de flexibele canule-buis 1, waarbij 20 het scherp gepunte uiteinde uit het distale uiteinde van de flexibele canule-buis 1 uitsteekt. Twee vingergreep-vleugels 17 uit elastisch materiaal verlopen vanaf de kop 15 in langsrichting aan weerszijden van het verbindingshuis 4 tot voorbij de flenzen 13 van het schuiforgaan 11, 25 waarbij de vleugels 17 tegen deze flenzen 13 liggen. Zoals in fig. 1 zichtbaar is, ligt elk van de vleugels 17 met een nokvlak 18 tegen een overeenkomstig nokvlak van de betreffende flens 13, terwijl een eindrand van elk van de flenzen 13 in aangrijping is met een nokvlak 19.

30 Wanneer het infusie-canulesamenstel zich volgens de fig. 1-4 in de beschreven beginstand bevindt, welke in fig. 1 is afgebeeld, is de kop 15 in de verbindingshuis 6 gestoken, waarbij de punt van de canule-buis 16 uit het vrije uiteinde van de canule-buis 1 steekt, ter-35 wijl het schuiforgaan 11 zich volgens het aanzicht uit fig. 1 in de linkerpositie bevindt, waarin de druklichamen 790 7 6 46 5 t 9 in aanraking zijn met die delen van de schuine vlakken 14 van het schuiforgaan 11, die zich op de grootste afstand van elkaar bevinden, zodat de druklichamen 9 het slangstuk 7 practisch niet beïnvloeden. Het samenstel kan nu worden ^ gebruikt, waartoe de gebruiker de vleugels 17 met de vingers van één hand beetpakt en de punt van de canule-buis 16 en het vrije uiteinde van de canule-buis 1 in een bloedvat van een patiënt steekt, waarna de gebruiker met een vinger van dezelfde hand of met de andere hand stevig de bus 2 vast- houdt, terwijl de naaldeenheid volgens het aanzicht op fig.

1 naar rechts wordt getrokken, ten einde deze eenheid in zijn geheel uit het samenstel te verwijderen. Gedurende het eerste deel van de uittrekbeweging van de naaldeenheid nemen de nokvlakken 18 en 19 op de vleugels 17 het schuif-15 orgaan 11 mee -naar rechts, totdat het schuiforgaan 11 in aanraking komt met een blokkeerorgaan 20 op het verbin-dingshuis 4, zoals in fig. 2 is aangeduid. Gedurende deze beweging van het schuiforgaan 11 zullen de schuine vlakken 14 de druklichamen 9 in het kanaal 5 drukken, zodat de druklichamen een deel van het slangstuk 7 tijdens het uittrekken van de buis 16 afdichtend tegen deze buis 16 aandrukken, zoals uit fig. 2 blijkt. Bij het verder verwijderen van de naaldeenheid zullen de nokvlakken 18 en 19 op de vleugels 17 over het schuiforgaan 11, dat door de blok-25 keerorganen 20 wordt vastgehouden, glijden, waardoor de vleugels 17 elastisch uiteen worden gebogen en de naaldeenheid kan worden uitgetrokken. Wanneer de punt van de canule-buis 16 de druklichamen 9 is gepasseerd, zullen deze lichamen door de veerwerking van de flenzen 13 van 30 het schuiforgaan 11 verder in het kanaal 5 worden gedreven, ten einde een deel van het slangstuk 7 tot een geheel afgesloten toestand samen te persen, zoals in fig. 3 is weergegeven. Het kanaal 5 van het canule-samenstel wordt derhalve automatisch, afgesloten, als de naaldeenheid wordt ver-35 wijderd, waarbij alle handelingen voor het verwijderen van de naaldeenheid en het afsluiten van het kanaal met één of 790 76 46 r _ ψ 6 beide handen kunnen worden uitgevoerd, zonder de wijze, waarop het samenstel wordt vastgehouden, te wijzigen. Alle uit te voeren bewegingen zijn zuiver axiaal, waardoor een eventuele schadelijke zijdelingse verschuiving of rotatie 5 van het samenstel om een dwars op de as van het samenstel gerichte rotatie-as kan worden vermeden.

Als het na verwijdering van de naaldeenheid gewenst is het kanaal 5 te openen, om bijvoorbeeld door middel van een met de kop of huls 15 verbonden slang of 10 spuitje een vloeistof in de bloedbaan van de patiënt te brengen, kan de gebruiker de bus 2 of het huis 4 met één hand beetpakken en het schuiforgaan 11 met één vinger vanuit de positie volgens fig. 3 naar de positie volgens fig.

1 verschuiven. De vinger, waarmee het schuiforgaan 11 wordt 15 verplaatst, kan op de flens 13 van het schuiforgaan of bij voorkeur op het lijf 12 aangrijpen, dat volgens fig. 4 met één of meer ribben 21 kan zijn uitgerust, ten einde een betere aangrijping van de vinger op het* schuiforgaan te verkrijgen. Op overeenkomstige wijze kan het kanaal 5 op-'20 nieuw worden gesloten door het schuiforgaan 11 uit de positie volgens fig. 1 naar de positie volgens fig. 3 te verschuiven. Wanneer het schuiforgaan 11 op deze wijze met de vinger wordt bediend, is slechts een axiale beweging nodig, waardoor een mogelijke nadelige zijdelings ver-25 plaatsing of rotatie van het samenstel kan worden vermeden.

De druklichamen 9 behoeven niet als ;s'feri-sche kogels of als andere rollichamen te zijn uitgevoerd, doch kunnen ook een andere geschikte vorm bezitten, zoals bijvoorbeeld in de fig. 5-7 is aangeduid. Voorts behoeft 30 het verbindingshuis niet als één geheel te zijn uitgevoerd met de bus van de canule- of catheterbuis, doch het huis kan ook losneembaar aan de bus zijn bevestigd. Een dergelijke uitvoeringsvorm is in de fig. 5-7 afgebeeld.

Een canule- of catheterbuis 22 is met één 35 uiteinde bevestigd in een bus 23 met een rechte doorgang 24, welke uitmondt in een verbindingshuis 25. Een verbin- 790 76 46 7 dingsstuk 26 van een verbindingshuis 27 is in de huls 25 gestoken en hiermee losneembaar verbonden door middel van een wrijvingspassing of door middel van een bajonet-ver-binding (niet weergegeven). Het verbindingshuis 27 bezit 5 een recht/ door een wand omsloten doorlopend kanaal 28, dat co-axiaal met de doorgang 24 van de bus 23 verloopt en waarvan één uiteinde op deze doorgang 24 is aangesloten, terwijl aan het tegenoverliggende uiteinde een verbindingsstuk 29 voor het aansluiten van een slang (niet weergege-10 ven) is gevormd. Nabij het verbindingsstuk 29 heeft het huis 27 een kop 30, welke als een vingergreeporgaan is uitgevoerd.

In het kanaal 28 is een stuk slang 31 opgenomen, dat afdichtend tegen de kanaalwand ligt.

15 Tussen de uiteinden van het slangstuk 31 zijn in de wand van het huis 27 twee diametraal tegenover elkaar liggende openingen gevormd, waarin platte, wigvormige druklichamen 32 beweegbaar zijn aangebracht tussen de positie volgens fig. 6, waarin de druklichamen uitsteken in het kanaal 28 20 en een deel van het slangstuk 31 in een samengeperste gesloten toestand houden en de positie volgens fig. 5, waarin dit gedeelte van het slangstuk 31 althans nagenoeg niet wordt beïnvloed door de druklichamen 32. Het verschuiven van de druklichamen 32 wordt mogelijk gemaakt, doordat 25 de naar buiten gerichte wigvlakken in aanraking zijn met overeenkomstige schuine vlakken 33 van flenzen 34 van een met 35 aangeduid schuiforgaan, dat een ongeveer U-vormige doorsnede bezit. Het verbindingshuis 27 heeft externe geleidingen 36, die het schuiforgaan 35 in axiale richting 30 van het kanaal 28 geleiden tussen de bovengenoemde posi ties voor het bedienen van de druklichamen 32.

Door de kop 30 met enkele vingers van de hand vast te houden, kan de canule- of catheterbuis 22 bij een patiënt worden ingebracht, waarbij het schuifor-35 gaan 34 naar wens met een andere vinger van dezelfde hand tussen de genoemde posities kan worden verschoven, ten ein- 790 76 46 + 8 de het kanaal 28 te openen en af te sluiten. De beweging voor het bedienen van het·schuiforgaan 34 is zuiver axiaal, waardoor een mogelijke schadelijke zijdelingse verplaatsing of een rotatie van het samenstel kan worden vermeden.

5 Hoewel bij voorkeur twee druklichamen 9 en 32 worden toegepast, die ten aanzien van het slangstuk 7 resp. 31 diametraal tegenover elkaar liggen, zoals in de tekening is weergegeven , is het mogelijk om een druklichaam met de bijbehorende opening in de wand van het verbindings-10 huis weg te laten, waarbij het dan echter noodzakelijk is, dat het schuiforgaan het .resterende druklichaam voor het afsluiten van het slangstuk over een grotere afstand kan verplaatsen. Vervorming van het slangstuk ter waarborging van een goede afsluiting zal hierbij minder goed zijn dan 15 bij toepassing van twee druklichamen.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

790 76 46

Claims (5)

1. Canule- of catheter-samenstel, voorzien van een bij een patiënt inbrengbare canule- of catheter-buis en een bus met een rechte doorgang/ waarop de buis is aangesloten/ gekenmerkt door een verbindingshuis/ 5 dat ëén geheel vormt met of losneembaar verbonden is met de bus en dat een recht, door een wand omsloten doorlopend kanaal bezit, dat co-axiaal met de doorgang van de bus verloopt en waarvan een uiteinde met deze doorgang is verbonden, terwijl het tegenover liggende uiteinde een verbindingslij orgaan voor het aansluiten van een slang, een spuitje of dergelijke bezit, waarbij in dit kanaal een bijzonder flexibel stuk slang is aangebracht, welk slangstuk afdichtend tegen de kanaalwand ligt, terwijl in de het kanaal omsluitende wand van het verbindingshuis tussen de uiteinden 15 van het slangstuk ten minste één doorgaande opening is gevormd, waarin een druklichaam beweegbaar is aangebracht tussen een positie, waarin het druklichaam in het kanaal uitsteekt en een deel van het slangstuk in een samengepers-feftoesêand houdt, en een positie, waarin dit deel van het 20 slangstuk, althans nagenoeg, niet wordt beïnvloed door het druklichaam, en waarbij op de buitenzijde van de het kanaal omsluitende wand een schuiforgaan is gemonteerd, welk schuiforgaan in langsrichting van het kanaal heen en weer beweegbaar is en ten minste één schuin vlak bezit, dat 25 tegenover het druklichaam ligt en bij verschuiven van het schuiforgaan het druklichaam tussen de beide posities kan verplaatsen.

2. Samenstel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het schuine vlak op een veerkrach- 30 tig deel van het schuiforgaan is gevormd, ten einde het schuiforgaan elastisch meegevend tegen het druklichaam te drukken.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenm*erk, dat de het kanaal omsluitende wand 35 van het verbindingshuis twee diametraal tegenover elkaar 79076 46 >#* gelegen openingen bezit, in elk waarvan een druklichaara is aangebracht, waarbij het schuiforgaan tweë tegenover elkaar gelegen schuine vlakken heeft, die elk met één van de druk-lichamen in aanraking zijn.

4. Samenstel volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het schuiforgaan een althans nagenoeg ü-vormige doorsnede bezit en een lijf met twee flenzen omvat, op de binnenzijden waarvan de genoemde schuine vlakken zijn gevormd.

5. Samenstel volgens conclusie 3 of 4, dat is uitgevoerd als een infusie-canulesamenstel met een ca-nule-buis van flexibel materiaal, gekenmerkt door een naaldeenheid met een kop, die losneembaar beves-tigbaar is in het verbindingsorgaan van het verbindings-15 huis en een metalen canule-buis, welke vanaf de kop uitsteekt en aan het van de kop afgekeerde uiteinde een scherpe punt bezit, welke metalen canule-buis vanaf de kop door het kanaal van het verbindingshuis, het'zich hierin bevindende slangstuk, de doorgang van de bus en door de flexi-20 bele canule-buis verloopt, waarbij het scherp gepunte uiteinde uit het distale einde van de flexibele canule-buis uitsteekt, waarbij de kop van de naaldeenheid twee vingergreep-vleugels uit elastisch materiaal bezit, die zich vanaf de kop in langsrichting aan weerszijden in 25 dezelfde richting langs het verbindingshuis uitstrekken, waarbij de naar elkaar toe gerichte oppervlakken van de vleugels zijn voorzien van nokvlakken, welke bij het uit de infusie-canulebuis, de bus en het verbindingshuis trekken van de metalen canule-buis van de naaldeenheid, het 30 schuiforgaan kunnen meenemen en verplaatsen over het verbindingshuis naar een positie, waarin de druklichamen tegen het slangstuk worden geperst. 790 7 6 46 - * >