NL7906475A - Inrichting voor het in hoogterichting verstelbaar ophangen van een met lampen, straalorganen of dergelijke uitgerust gestel. - Google Patents

Description

-1- 20910/CV/tj *

Aanvrager: Fa. Lohmann-Werke GmbH & Co., Bielefeld, Bondsrepubliek Duitsland. Korte aanduiding: Inrichting voor het in hoogterichting verstelbaar ophangen van een met lampen, straalorganen of dergelijke uitgerust gestel.

5

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in hoogterichting verstelbaar ophangen van een met lampen uitgerust gestel, in het bijzonder een gestel met bestralingsbuizen en eventueel daaraan toegevoegde reflectors, welke aan een plafond van een ruimte, een draaggestel of dergelijke 10 kan worden opgehangen.

Dergelijke inrichtingen zijn in de meest verschillende uitvoeringen bekend, waarbij het mogelijk is, het gestel ten opzichte van het plafond van de ruimte of dergelijke in hoogterichting met behulp van electrische stuur-en bewegingsinrichtingen zodanig te verstellen, dat het gestel in de gewenste 15 stand kan worden vastgezet. Bij een bekende inrichting van deze soort zijn in de nabijheid van het bovenste vasthoudorgaan nabij het plafond van de ruimte of dergelijke twee ophangbanden bevestigd, welke op afstand van elkaar ieder op een wikkelrol op te wikkelen zijn voor het omhoog bewegen van het gestel of van deze wikkelrol af te wikkelen zijn voor het naar beneden bewegen van 20 het gestel. Deze wikkelrollen zijn bevestigd op een wikkelas, welke is gekop peld met een electrische aandrijfmotor en die gemeenschappelijk in een direct onder het plafond van de ruimte of dergelijke of op afstand daarvan bevestig-baar vasthoudgestel zijn gelegerd.

De ondereinden van de ophangwanden ondersteunen een vrij zwevend ge-25 stel met bestralingsbuizen.

Bij een dergelijke inrichting is ondanks een constructief gecompliceerde uitvoering, eventueel met een tussengeschakelde trekveer (als terugstel-veer) en telescoopbuizen voor de geleiding het de bestralingsbuizen dragende gestel niet slechts in beide horizontale bewegingsrichtingen labiel (zwevend) 30 opgehangen, maar kan het gestel zich ook gemakkelijk in een nadelige schuine stand instellen.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting voor het in hoogte verstellen volgens bovenstaande soort te verkrijgen, welke inrichting constructief eenvoudig opgebouwd is, veilig werkt en waarbij het gestel een hoge eigen 35 stabiliteit vertoont en de horizontale stand daarvan boven een te bestralen 7906475 , „ « k a -2- 20910/CV/tj object gewaarborgd is.

Volgens de uitvinding is dit bij een inrichting voor het in hoogte-richting verstelbaar ophangen van een met lampen, straalorganen of dergelijke uitgerust gestel met een uit wikkelas met wikkelrollen en een met de 5 wikkelas gekoppelde electromotor gevormde wikfcelinrichting, welke aan het gestel bevestigde ophanglampen of dergelijke ter verkorting of de verlenging van de werkzame lengte van de ophangbanden ten opzichte van een aan een plafond van een ruimte, een draaggestel of dergelijke te bevestigen vasthoud-orgaan op resp. afwikkelt, daardoor opgelost, dat de wikkelinrichting in het 10 met de straalorganen uitgeruste gestel tussen twee het gestel dragende tra versal in het midden draaibaar aangebracht is, de onderste gordeleinden van de ophangbanden aan wikkelrollen van de wikkelas en de bovenste gordeleinden aan vasthoudrails zijn bevestigd, terwijl aan iedere traverse althans een -.ü ·. een-veiligheidsgordel'opnemend' huis;toegevoegd is.

15 Het verdient de voorkeur de ophangbanden bij hun onderste gedeelte op een zekere afstand van de wikkelrol om aan de traversen aangebrachte om-leidrollen te geleiden teneinde het gestel tegen ongewenst zweven geborgd op te hangen.

Bijzonder de voorkeur verdienenden doelmatig is het gestel met be-20 hulp van vier ophangbanden vast te houden waarvan telkens twee ophangbanden met ondereinden om een wikkelrol op te wikkelen zijn, welke wikkelrollen op de wikkelas zijn bevestigd.

Door de geleiding van deze vier ophangbanden is het mogelijk het gestel aan vier buitenste punten op te hangen en daarmede in zijn horizonta-25 le stand in verregaande mate te borgen. Daarbij is het voordelig en ver dient het de voorkeur, dat de wikkelas zich ongeveer in de middenlangsas van het gestel uitstrekt, terwijl de omleidrollen binnen het gestel op afstand daarvan, bij voorkeur spiegelbeeldvormig zijn aangebracht.

Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zijn de wikkel-30 , inrichtingjtwee ophangbanden in de lengterichting van het gestel en op af stand achter elkaar aangebracht, waaraan op geringe afstand naast de wikkelrol en de ophangband een aan de traverse bevestigde trommel met zich automatisch op en afwikkelende^zich in iedere stand van het gestel vergrendelende, evenwijdig aan de ophangband verlopende gordelband als veiligheidsinrichting toe-35 gevoegd is.

7906475 -3- 20910/CV/tj

Een dergelijke uitvoering volgens de uitvinding bezit meerdere voordelen. De wikkelinrichting als geheel is binnen het gestel en daarmede enerzijds tegen vervuiling en anderzijds onzichtbaar ondergebracht. De de wikkelinrichting dragende traversen,die aan het gestel aan de binnenzijde zijn be-5 vestigd versterken het gestel aanzienlijk, in het bijzonder wordt de torsie- stijfheid van het gestel vergroot.

De uitvinding zullen hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de constructie volgens de uitvinding.

10 Fig. 1 toont in perspectief een gestel met bestralingsbuizen en een met banden uitgeruste ophanginrichting.

Fig. 2 toont een verticale doorsnede over het gestel, gezien volgens de lijn II-II in fig. 3-

Fig. 3 toont een bovenaanzicht op het gestel bij afgenomen afscherro- 15 plaat.

Fig. 4 toont een doorsnede door een bovenste vasthoudorgaan met aanhangende banden.

Fig. 5 toont een doorsnede over hetzelfde gestel volgens de snijlijn V-V in fig. 3.

20 Fig. 6 toont een deel van een doorsnede over het gestel gezien vol gens lijn.VI-VI in fig. 3 met een deel van een aanzicht op de schakelinrich-ting.

Fig. 7 toont een bovenaanzicht bp fig. 6 met toegangsopening.

Fig. 8 toont in perspectief een aanzicht op een bestralingsinrichting 25 en een de inrichting via vasthoud en gordelbanden dragende vasthoudrail.

Fig. 9 toont een verticale doorsnede over de in fig. 8 afgeheelde inrichting .

Fig. 10 toont in perspectief een aanzicht op een ü-vormige beugel met een gordeldoorlaat en sleufgaten.

30 Fig. 11 toont een bovenaanzicht op de bestralingsinrichting met ge deeltelijk opengesneden afschermplaat met daaraan bevestigde ü-vormige beugel.

Fig. 12 toont een bovenaanzicht op de U-vormige beugel met geleidings- rollen.

In fig. 1 is een rechthoekig gestel uit hout of dergelijke van een cos- 35 metische of medicinale bestralingsinrichting 10 afgebeeld, waarin een aantal 7906475 . <. Η* -4- 20910/CV/tj bestralingsbuizen 11 in de lengterichting van het gestel naast elkaar liggend uitneembaar zijn opgenomen.

Het gestel 10 is naar onderen toe open, zodat de stralen van de bestralingsbuizen 11 vrij naar onderen op een zich daaronder bevindend =ob-5 ject, zoals een liggend persoon (niet weergegeven) kunnen vallen.

Naar boven toe is het gestel 10 met behulp van een afschermplaat af-gedekt, zodat tussen bestralingsbuizen 11 en deze afschermplaat 12 een vrije ruimte is gevormd. In deze vrije ruimte 13 ligt boven de bestralingsbuizen 11 een doorgaande reflectieplaat 14, die aan zijn einden aan het gestel 10 kan 10 zijn bevestigd en die is uitgerust met langslijsten 15, waartussen de be stralingsbuizen 11 zich uitstrekken. De langslijsten 15 houden daarbij de bestralingsbuizen 11 op een zekere afstand van elkaar. Op de reflectieplaat 14, die in plaats van loodrechte langslijsten 15ook met assen(niet weergegeven)' üitgërust kan' zi jny zitten aan -de eindzijden dè aan de bestra-15 lingsbuizen toegevoegd condensatoren 16, starters en dergelijke.

Tussen de afschermplaat 12'en de reflectieplaat 14 is een klein versterkingsgestel 17 gelegen, waarvan de langslijsten 17a aan het gestel 10 in het middengedeelte daarvan aan de binnenzijde zijn bevestigd en waarvan dwarstraversen 17b als hoekijzer in dwarsdoorsnede zijn uitgevoerd 20 (fig. 6).

De dwarstraversen 17b zijn telkens met twee buitenste legerboringen 18, 19 en met een middelste legerboring 20 uitgerust, welke, telkens tegenover elkaar liggend zodoende twee buitenste assen 21 en 22 en een middelste as 23 opnemen. ' · 25 De buitenste assen 21 en 22 dragen in de nabijheid van de dwars- traversen 17b vrij draaiende omleidrolllen(-schijven) 24, waar om telkens een ophangband 25 resp. 26 is geleid.

Het hinneneinde van de ophangband 25 is evenals het binneneinde van de andere ophangband 26 vastgezet aan een bevestigingsstift 27 resp. 28, 30 welke telkens tussen de eindschijven 29a van een omwikkelingsrol 29 zijn bevestigd. Deze omwikkelingrol 29 is star op de middelste as 23 bevestigd, welke as als wikkelas dienend met een aan de dwarstraverse 17b gelegerde electromotor 31, zoals bijvoorbeeld een poolomschakelbare motor (onder tussenschakeling van een vertragingsdrijfwerk 30) is gekoppeld.

35 Op het van de motor 31 afgekeerde einde van de as 23 is een schroef- 7906475 -5- 20910/CV/tj draad 32 aangebracht, welke een moer 33 geleidt,waarvan een daaraan bevestigde schakelstift 34 in een sleuf 35 van een draaglijst 36? afhankelijk van de draairichting van de as 23» heen en weer loopt en afwisselend een schakelaar 37 en 38 (microschakelaars), in werking stelt, waardoor 5 het gestel 10 in zijn diepste stand resp. zijn hoogste stand inloopt voor zover de motor 31 niet vroeger met behulp van een schakelaar 39 wordt uitgeschakeld.

Aangezien de diepste stand van het gestel 10 van de desbetreffende ophanging van de vasthoudrail 43 aan bijv. een gestel, of aan het plafond 10 van een ruiinte afhangt is het noodzakelijk het gestel in de onderste hoogte in te kunnen stellen en te kunnen begrenzen. Dit vindt plaats door het verschuiven van een microschakelaar 38 in sleufgaten 36a van de draagplaat 36 in de lengterichting van de as 23.

Door de verschuiving van de micro schakelaars 38 wordt de ver-15 schuifweg van de schakelstift 34 voor het onderbreken van de stroomkring gewijzigd en daarmede het aantal mogelijke omwentelingen van de as 23 beïnvloedt. Een opening 12a in de afschermplaat 12 waarborgt hierbij de toegang tot de draagplaat 36 van buitenaf.

De vrije boveneinden van de ophangbanden 25 resp. 26 zijn telkens 20 aan stiften 40 resp. 41 bevestigd, welke verschuifbaar en vastzetbaar zijn in sleufgaten 42. Omleidstiften 43 leiden de ophangbanden 25, 26 naar beneden om.

Deze stiften 40, 41 en 43 zijn telkens in een in doorsnede U-vor-mige vasthoudrail 44 gelegerd, in de zijbenen waarvan de sleufgaten verlo-25 pen en die een vasthoudorgaan van de ophangbanden 25, 26 vormt. Dit vast- houdorgaan kan aan het plafond van een ruimte of dergelijke met behulp van bouten of dergelijke worden bevestigd.

Daar de afstand van de as 21 en 22 van elkaar binnen het gestel 10 bij voorkeur groter kan zijn dan de afstand van de omleidstiften 43 in het 30 vasthoudorgaan (vasthoudrail 44) verlopen bij opgehangen gestel 10 de op hangbanden 25, 26 naar boven in een naar elkaar toegekeerde richting. Hierdoor veriest de totale inrichting een kleinere ruimte en ziet er optisch gezien voor de waarnemer ook aantrekkelijker uit.

De werkings- en arbeidswijze van de inrichting volgens de uit-35 vinding zal aan de hand van het hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeeld 7906475 -6- 20910/CV/tj r~ * nader worden uiteengezet: de vasthoudrail 4¾ wordt in gewenste legers aan het plafond van een ruimte of dergelijke met behulp van bouten of dergelijke bevestigd. De vrije einden van de vasthoudbanden 25 en 26 (vier vrije einden) worden 5 telkens paarsgewijs met behulp van stiften 40 en 41 aan de vasthoudrail 44 bevestigd, waarbij de lengte van de ophangbanden 25, 26 door een verschuiven en vergrendelen van de stiften 40, 41 in de tegenover elkaar liggende sleufgaten 42 op elkaar afgestemd kan worden.

Met het inschakelen van de motor 31 met behulp ven een handscha-10 kelaar 39 draait de wikkelas 23 zich in de ene of de andere richting afhan kelijk van de schakeling van de motör 31, waarvan de 'polen omschakelbaar zijn. Hierbij wikkelen de vasthoudbanden 25, 26 zich gemeenschappelijk op de omwikkelingsrol 29 op of van deze rol af, zodat de werkingslengte daar-" ‘ ·; 'van verkort of yërïéngd wórdt 'en daarmede het gestel omhoog of omlaag be-15 wogen wordt.

Tijdens de draaiing van de wikkelas 23 loopt de moer 33 op de schroefdraad 32 in de ene of de andere richting totdat’ zij met de schakelstift 34 de ene of de andere schakelaar 36 resp. 37 omschakelt en daarmede de 'motor 31 in een gewenste onderste of bovenste eindstand van het gestel 10 af-20 schakelt.

Bij een gewijzigd uitvoeringsvoorbeeld van de wikkelas 23 zijn aan beide einden de star bevestigde wikkelrollen 29 met het telkens onderste einde van de beide in de lengterichting van de wikkelas achter elkaar liggende vasthoudbanden 45' verbonden, welke met een aan de dwarsbalk 17b van het 25 verstekingsgestel 17 gelegerde electromotor 31 met vertragingsdrijfwerk 30 met de wikkelas 23 gekoppeld is.

De vrije en uit het gestel 10 stekende einden van de beide vasthoudbanden 45 zijn lusvormig uitgevoerd en bezitten aangezette oren 46 en zijn via deze met behulp van bouten 47 of dergelijke met een vasthoudrail 48 vast 30 maar losneembaar verbonden.

Binnen het raam van de uitvinding is voor iedere wikkelrol 29 een trommel 49 aangebracht, waarbij deze trommel 49 is uitgerust met een gordelband 50 die parallel aan de overeenkomstige vasthoudband 45 verloopt (zie fig. 8 en 9). De trommel is met een flensplaat 51 of dergelijke üitgerust en 35 vindt via deze zijn bevestiging aan het versterkingsgestel 17. Het bovenste 7906475 . ** -7- 20910/CV/tj en vrije einde van iedere gordelband 50 is op gelijke wijze als de vast-houdbanden 45 met de vasthoudrail 48 verbonden. De met een gordelband 50 uitgeruste trommel dient als een soort van veiligheidsinrichting voor de desbetreffende vasthoudband 45, indien het hier tot beschadigingen komt.

5 Op de afschermplaat 12 is in de nabijheid van de uit het gestel 10 uittredende vasthoudbanden 45 en gordelbanden 50 telkens een U-vormige beugel 52 met behulp van bouten 53 bevestigd. De beide beugels 52 nemen enerzijds de verticale geleiding van de banden 45, 50 over en dienen onder meer voor het vereffenen van het gestel 10 in het horizontale vlak en voor 10 de zwaartepuntverschuiving. Tot dit doel is als doorlaat voor de banden 45, 50 in het bovenste horizontale been 52a van iedere U-vormige beugel 52 een uitsparing 54 aangebracht terwijl in het onderste been 52b sleufgaten 55 zijn aangebracht. Met behulp van deze sleufgaten 55 zijn gewichtstoleran-ties met betrekking tot de ophanging van het gestel zonder moeite te ver-15 effenen.

In de onmiddellijke nabijheid van de uitsparing 54 bezit iedere U-vormige beugel 52 twee geleidingsrollen 56 waartegen de vasthoudbanden 45 en gordelbanden 50 liggen (zie fig. 1-12). Het aanligpunt van de vasthoudband 45 aan de geleidingsrol 56 in verbinding met het aanligpunt van de 20 gordelband 50 tegen de andere geleidingsrol 56 waarborgt een perfecte ho rizontale stand van het gestel. 10 en zodoende van de gehele bestralingsin-richting. Voor de parallelle loop van de gordels 45, 50 aan de geleidingsrollen 56 is het van voordeel deze naar het midden toe verjong! als geleidingsrol 56 of gebogen staaf uit te voeren (zie fig. 12).

25 De met de gordelband 50 uitgeruste trommel 49 dient als veilig heidsinrichting met betrekking daarop,dat het bij beschadiging van een vasthoudband 45 niet tot een plotseling eenzijdig afbreken van de bestralings-inrichting kan komen. In een dergelijk geval werkt de gordelband 50 als veiligheidsgordel, daar de trommel 45 en de gordelband 50 op de wijze van de 30 veiligheidsgordel voor een automobiel zijn uitgevoerd.

De wikkelinrichting en de veiligheidsinrichting zijn, zoals hierboven beschreven, bij de aflevering van de bestralingsinrichting reeds in het gestel 10 gemonteerd, zodat bij het ophangen van het gestel 10 nog slechts de vrije einden van de banden 45, 50 met de vasthoudrail 48 te ver-35 binden zijn. De vasthoudrail 48 kan aan het plafond van een ruimte of een 7906475 -8- 20910/CV/tj draaggestel met behulp van bouten of diergelijke zijn bevestigd.

Een fijnstelling van het gestel 10 met betrekking tot zijn zwaar-tepuntstand is,zoals hierboven beschreven, door verschuiving van de U-vormige beugel 52 in de nabijheid van zijn sleufgaten 55 gegeven. Zodoen-5 de laat het gestel 10 zich in iedere gewenste resp. vereiste horizontale stand instellen.

De beide gordelbanden 50, opgerold in de desbetreffende trommel 49, als bestanddeel van de veiligheidsinrichting volgens de uitvinding, passen zich zonder moeilijkheden aan de op en neer gaande beweging van de vast-10 houdbanden 45 in iedere fase aan.

-CONCLUSIES- 7906475

Claims (11)

1. Inrichting voor het in hoogterichting verstelbaar ophangen van een met lampen, straalorganen of dergelijke uitgerust gestel met een uit-5 wikkelas met wikkelrollen en met een met de wikkelas gekoppelde electro motor gevormde wikkelinrichting, welke aan het gestel bevestigde ophang-banden of dergelijke ter verkorting of verlenging van de werkzame lengte van de ophangbanden ten opzichte van een aan een plafond van een ruimte, een draaggestel of dergelijke te bevestigen vasthoudorgaan op resp. af-•jq wikkelt, met het kenmerk, dat de wikkelinrichting in het met straalorga nen uitgeruste gestel tussen twee het gestel dragende traversen in het midden draaibaar is aangebracht, de onderste gordeleinden van de ophang-band aan wikkelrollen van de wikkelas en de bovenste gordeleinde aan vast-houdrails zijn bevestigd, en iedere traverse althans een een veiligheids-15 gordel opnemend huis toegevoegd is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de traversen (17b) als deel van een versterkingsgestel (17) zijn uitgevoerd, welk ver-sterkingsgestel aan de binnenzijde aan het gestel (10) is bevestigd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 2o wikkelas (23) zich in het langsmidden van het versterkingsgestel (17) uit strekt en de omleidrollen (24) op zijdelingse assen (22, 21) vrij draaibaar, zijn gelegerd.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de in het gestel aangebrachte wikkelinrichting twee in de leng- 25 terichting van het gestel (10) op afstand achter elkaar liggende vasthoud- banden (45) omvat, welke met hun ondereinden aan een in het gestel gelegerde wikkelrol (22) en met hun boveneindaiaan de vasthoudrail (48) zijn bevestigd en daarmede (48) een rechte hoek vormen.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat 30 op een aangepaste afstand voor of achter iedere wikkelrol (29) een trommel (49) met ingebrachte, zich automatisch op- en afwikkelende en in iedere stand van het gestel (10) zich vergrendelende, evenwijdig aan de vasthoud-band (45) verlopende gordelband (50) of dergelijke als veiligheidsinrichting is aangebracht.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het ken- 7906475 9 -1C- 20910/CV/tj merk, dat op een het gestel (10) naar boven afdekkende afschermplaat (12) als geleiding voor de parallel verlopende banden (45, 50) en de vaststelling van de band van het gestel (10) twee U-vormige beugels (52) met behulp van bouten (53) losneembaar zijn bevestigd, waarbij deze U-vormige 5 beugels (52) in hun bovenste horizontale lijf (52a) als doorlaat voor de banden (45, 50) ieder een uitsparing (54) of dergelijke en voor hun horizontale verschuiving en vergrendeling vast op de lengterichting van het gestel (10) in de onderste benen (52b) naast elkaar liggende sleufgaten (55) bezitten.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de met de starre wikkelrollen (29) uitgeruste wikkelas (23) in het langsmidden van het versterkingsraam (17) verlopend is aangebracht, waarbij de trommel (49) met zijn evenwijdig .aan de vasthoudband (45) verlopende gordelband (50) voor of achter ieder van de wikkelrollen (29)· is 15 aangebracht.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat iedere U-vormige beugel (52) direct onder de uitsparing (54) of dergelijke met de vasthoudband (45) en de gordelband (50) in aanraking staande en vrij draaiende geleidingsrollen(56) of dergelijke bezit. 20

9· Inrichting volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de boveneinden van de ophangbanden (25, 26) telkens aan een stift (40, 41) of dergelijke zijn bevestigd, welke in sleufgaten (42) van het vasthoudor-gaan (44) verschuifbaar en vastzetbaar gelegerd is en op afstand tot de stiften (40, 41) omleidstiften (43) aan de vasthoudrail zijn bevestigd.

10. Inrichting volgens een der conclusies 1 of 6, met het kenmerk, dat het vasthoudorgaan als in doorsnede U-vormige vasthoudrail (44) is uitgevoerd in de benén waarvan de sleufgaten (42) verlopen.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de omleidstiften (43) aan de vasthoudrail (44) op een kleinere 30 afstand van elkaar zijn gelegen dan de assen (21, 22) in het gestel (10) van elkaar zijn gelegen. 7906475