NL7905883A - Ritssluiting met eindaanslag. - Google Patents

Ritssluiting met eindaanslag. Download PDF

Info

Publication number
NL7905883A
NL7905883A NL7905883A NL7905883A NL7905883A NL 7905883 A NL7905883 A NL 7905883A NL 7905883 A NL7905883 A NL 7905883A NL 7905883 A NL7905883 A NL 7905883A NL 7905883 A NL7905883 A NL 7905883A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
zipper
edge
end stop
along
slide
Prior art date
Application number
NL7905883A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Yoshida Kogyo Kk
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Yoshida Kogyo Kk filed Critical Yoshida Kogyo Kk
Publication of NL7905883A publication Critical patent/NL7905883A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A44HABERDASHERY; JEWELLERY
    • A44BBUTTONS, PINS, BUCKLES, SLIDE FASTENERS, OR THE LIKE
    • A44B19/00Slide fasteners
    • A44B19/24Details
    • A44B19/38Means at the end of stringer by which the slider can be freed from one stringer, e.g. stringers can be completely separated from each other
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A44HABERDASHERY; JEWELLERY
    • A44BBUTTONS, PINS, BUCKLES, SLIDE FASTENERS, OR THE LIKE
    • A44B19/00Slide fasteners
    • A44B19/24Details
    • A44B19/36Means for permanently uniting the stringers at the end; Means for stopping movement of slider at the end
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T24/00Buckles, buttons, clasps, etc.
    • Y10T24/25Zipper or required component thereof
    • Y10T24/2561Slider having specific configuration, construction, adaptation, or material
    • Y10T24/2582Slider having specific configuration, construction, adaptation, or material having specific contour or arrangement of converging channel, separator island, or wing
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T24/00Buckles, buttons, clasps, etc.
    • Y10T24/25Zipper or required component thereof
    • Y10T24/2593Zipper or required component thereof including complementary, aligning means attached to ends of interlocking surfaces

Landscapes

  • Slide Fasteners (AREA)
  • Slide Fasteners, Snap Fasteners, And Hook Fasteners (AREA)
  • Bag Frames (AREA)

Description

* -..- ' -f
Yoshida Kogyo K.K. te Tokio, Japan Ritssluiting met eindaanslag
De uitvinding heeft betrekking op een ritssluiting met eindaanslag, van het type waarbij afzonderlijke samenwerkende sluit-elementen op de draagbanden worden gegoten via de daaraan bevestigde zomen,van de ritssluiting met behulp van een met druk op een matrijs 5 uitgevoerd gietproces. De eindaanslag dient, zoals algemeen bekend is, voor het onlosmaakbaar bevestigen van de twee helften van de ritssluiting alsmede voor het gelijktijdig begrenzen van de bewegingen , van de schuif.
Altijd is in dit gebied de techniek voor zeker aange-10 nomen,.dat een half voltooide ritssluiting zonder een schuif verre de voorkeur verdient boven een voltooide ritssluiling met een schuif die daarin reeds is opgenomen, indien de ritssluiting moet worden onderworpen aan een naaibehandeling waarbij de ritssluiting aan een voorwerp zoals een kledingstuk moet worden bevestigd, omdat in het geval 15 van een voltooide ritssluiting de reeds aanwezige schuif de naai- machinenaald of -naalden kan blokkeren, hetgeen leidt tot een lager productierendement. Tot van daagde dag is dit echter een vrome wens van de fabrikanten gebleven, aangezien het bekende praktijk is om een eindaanslag van metaal of kunststof pas aan de draagbanden te bevestigen "*20 nadat op de laatste een schuif is gemonteerd, hetgeen betekent dat het productierendement onomstotelijk wordt verwaarloosd ten koste van de aanwezigheid van de schuif, zoals hierboven reeds, werd op ge merkt.
Een poging om het probleem aan te vatten is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.10^.k38, waarin wordt beschreven dat 25 een ritssluiting met een eindaanslag van het type dat bestaat uit drie delen, waarvan de ene is bevestigd aan de ene draagband en de andere twee aan de andere draagband, die in staat zijn om samen te worden gesteld om tè worden gestoken door de schuif en permanent vervolgens te worden verbonden, waardoor een eindaanslag wordt geleverd.
790 5 8 83 ·>' A· 2
Het moet echter worden opgemekt, dat deze eindaanslag van bekend type over tenminste een deel daarvan een constructief uiterlijk. moet hebben met een zodanig grotere zijdelingse maat ten opzichte van de langshartlijn van de ritssluiting dat, indien de eindaanslag-5 delen door de schuif in samenwerking zijn gebracht, een positieve eindaanslag wordt verkregen die geschikt is voor het op directe wijze stoppen van de beweging van de schuif in de richting voor het openen van de ritssluiting, hetgeen betekent dat tenminste één onderdeelbrèder is dan de afstand tussen de zijde van het nekgedeelte van de schuif en 10 de bijbehorende flens, en dientengevolge met kracht en samendrukking moet worden geperst door de schuif indien hij wordt aangebracht tezamen met de andere onderdelen gedurende het s amenstellen voor het léveren van de permanente eindaanslag.
Het doorpersen zal aanzienlijke schade kunnen ver-* 15 oorzaken aan de eindaanslagdelen zelf, de flens en/of de zijde van het nekgedeelte van de schuif waardoorheen hij wordt geperst, hetgeen uiteraard de werking als eindaanslag kan benadelen. Bovendien zijn twee van de drie onderdelen van de bekende aanslag niét ontworpen om stevig ten opzichte van elkaar op hun plaats te worden gehouden loodrecht op het 20 vlak van de ritssluiting aan de ondergedeelten, hoewel zij wel op deze wijze aan het bovengedeelte zijn ontworpen, zodat de onderdelen cp verwerpelijke wijze kunnen zwenken rond een denkbeeldige hartlijn over de ritssluiting uit de juiste koppelende samenwerking met elkaar.
De uitvinding beoogt in de eerste plaats een ritssluiting 25 te leveren met een eindaanslag die drie onderdelen omvat die een zo danige constructie hebben dat zij gemakkelijk de schuif kunnen binnentreden zonder met kracht te worden samengedrukt gedurende het assembleren daartussen, en indien zij de schuif binnentreden, worden samengesteld teneinde een eindaanslag te leveren die gedurende een langer-e 30 tijdsperiode een betrouwbare werking heeft.
Het is een tweede oogmerk van de uitvinding om een ritssluiting te leveren met een eindaanslag die drie onderdelen omvat waarvan de constructie zodanig is dat zij worden belet om ten opzichte van elkaar en loodrecht op het vlak van de ritssluiting te worden verplaatst 35 zelfs indien zij worden onderworpen aan hoge belastingen die de neiging 7905883 * \ * 3 hebben om de respectieve onderdelen loodrecht op dat vlak van elkaar af te bewegen.
Het is een derde oogmerk van de uitvinding om een ritssluiting te leveren met een eindaanslag die drie onderdelen omvat die c- op de draagbanden worden aangebracht gelijktijdig en in dezelfde be handeling als de sluitelementen, zodat het niet meer nodig is cm een aansluitende bevestigingshandeling uit te voeren, waardoor het productierendement wordt verhoogd.
Het is een vierde oogmerk van de uitvinding om een 1Q ritssluiting te leveren met een eindaanslag van specifieke constructie de doorgang van een schuif toestaat in aansluiting op het aanbrengen van de eindaanslag pp de draagbanden, waardoor het mogelijk wordt om de draagbanden zonder een schuif vast te stikken en te komen tot een half voltooide ritssluiting zonder schuif, die cp een voorwerp kan worden bevestigd, hetgeen leidt tot een verbetering van het productierendement.
De bovengenoemde oogmerken worden volgens de uitvinding bereikt door een ritssluiting die bestaat uit; a) een paar van flexibele draagbanden die veerkrachtige 2q langs ran den dragen waarop en waarlangs de respectieve inwendige lan ga randen lopen, b) twee reeksen van afzonderlijke samenwerkende sluit-e lemen ten die zijn gemonteerd pp en langs de langs ran den, c) een schuif die schuifbaar is gemonteerd op de reeksen £ van samenwerkende sluit elementen en heen en weer kan schuiven over de samenwerkende sluitelementreeksen voor het koppelen of ontkoppelen daarvan gedurende het openen respectievelijk sluiten van de ritssluiting, welke schuif een verbreed fronteinde heeft en een taps achtereinde en een nékgedeelte bezit dat in het midden is gevormd op het verbrede 2o fronteinde en een paar van tegenover elkaar gelegen zijflenzen die aan beide zijden zijn gevormd voor het begrenzen van een Y-vormig kanaal voor de heen en weergaande schuivende doorgang van de samenwerkende s-sluitelementreeksen, en d) een eindaanslag die is bevestigd aan de langs randen 22 aan het ene einde van de reeksen van samenwerkende sluitelementen, welke 790 58 83 > k eindaaaslag een eerste onderdeel bezit dat is bevestigd op de ene rand en kan samenverken aan zijn bovengedeelte met de onderste samenverkende sluitelementen die op de andere rand zijn aangebracht, een tveede onderdeel dat is gemonteerd op de ene rand op een bepaalde afstand onder het 5 eerste onderdeel en een derde onderdeel dat op de andere rand is aange bracht pp een bepaalde afstand onder het onderste element en ligt tegenover het onderste gedeelte van het eerste onderdeel en het tveede onderdeel, welk derde onderdeel aan zijn bovengedeelte kan samenverken met het eerste onderdeel teneinde in dwarszichting van en langs het vlak van 10 de ritssluiting te schuiven en aan zijn ondergedeelte samen te verken met het tveede onderdeel teneinde te roteren in het vlak van de ritssluiting, welk derde onderdeel de vorm heeft van een veelhoek die een inwendige zijde heeft die naar binnen ligt van de andere rand, een uitwendige zijde die naar buiten ligt van de andere rand, een bovenste 15 inwendige hoek die samenvalt met de inwendige zijde, en een bovenste inwendige hoek die samenvalt met de uitwendige zijde, welk derde onderdeel in de buurt van de bovenste inwendige hoek is voorzien van een aanslag voor de samenwerking met het nekgedeelte van de schuif, welke bovenste inwendige hoek ligt boven de bovenste uitwendige hoek zodat 20 een veerkrachtige rand in stand wordt gelaten naast deze, waarbij de afmeting van het derde onderdeel loodrecht op de zijde van het nekgedeelte moet worden gemeten terwijl hij is opgesteld gedurende het passeren tussen de zijde van het nekgedeelte en de corresponderende flens, iets kleiner is dan de afstand tussen de zijde van het nekge-25 deelte en de corresponderende flens.
De uitrinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een ritssluiting volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: 30 fig, 1 een frontaanzicht van een complete ritssluiting met een eindaanslag volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm, welke ritssluiting gedeeltelijk door de schuif is gesloten, fig. 2 op grotere schaal een gedeeltelijk frontaanzicht van de ritssluiting van fig, 1, waarin is weergegeven dat drie aiders 35 delen van de eindaanslag geheel samenwerken met de schuif voor het le- 790 5 8 83 5 veren van een eindaanslag aan het ondereinde van de sluitelementreeksen, waarbij de schuif alweer omhoog is bewogen en niet samenwerkt met de eindaanslagonderdelen, fig. 3 in perspectief qp grotere schaal de drie eind-5 aanslagdelen van fig. 2 in de on gekoppelde toestand, de fig. Ha-c front aan zichten van de eindaanslagonderdelen van fig. 2 met een schuif in horizontale doorsnede, waarbij de opeenvolgende beweging is weergegeven van de respectieve onderdelen indien een van de onderdelen in samenwerking wordt gebracht nebbet 10 nekgedeelte van de schuif, fig. 5 hetzelfde als in fig. 2 doch van een eindaanslag volgens een tweede uitvoeringsvorm, fig.6 hetzelfde als in fig. 3 doch van de eindaanslag van fig. 5, 15 de fig. Jb-c front aanzichten van de eindaanslagdelen van fig. 5 net een schuif in horizontale doorsnede, waarbij de opeenvolgende beweging is weergegeven van de respectieve onderdelen indien de eindaanslagonderdelen eerst naar binnen worden gebracht in de schuif en dan een van de eindaanslagdelen in aanraking wordt gebracht 20 met het nekgedeelte van de schuif, en fig. 8 een frontaanzicht van een eindaanslag volgens een derde uitvoeringsvorm met een schuif in horizontale doorsnede.
In fig. 1 is een ritssluiting F weergegeven die in hoofdzaak bestaat uit een paar draagbanden t en t' die langs randen 25 b, b’ hebben waarop en waarlangs de twee reeksen van samenweikende afzonderlijke sluitelementen e zijn bevestigd, bijvoorbeeld door het uitoefenen van druk of door middel van een gietproces, en een schuif S, die indien hij in de ene richting wordt bewogen tot gevolg heeft dat de sluitelementen e qp de band t afwisselend samenwerken met de 30 sluitelemeenten e' op de andere band t', en indien hij wordt bewogen in de tegengestelde richting tot gevolg heeft dat de sluitelementen e van elkaar loskomen. Elk van de sluitelementen e omvat in fig. 2 een verankeringslichaam 11 dat is gemonteerd qp de ene rand b en een kqppelkqpgedeelte 12 dat naar binnen zich daarvan uitstrekt voor 35 koppelende samenwerking met het corresponderende kqpgedeelte 12 van 7905883 \ 6 twee aangrenzende sluitelementen e op de tegenovergelegen rand b’, waarbij de genoemde samenwerking positief teweeg wordt gebracht door een geschikte uitsteeksel-uitsparing samenwerking die algemeen bekend is en vaak door een deskundige wordt toegepast. Onmiddellijk boven 5 de reeksen van de samenwerkende sluitelementen zijn in Üg. 1 twee bovenaanslagen 13 en 13' aangebracht die moeten voorkomen dat de schuif S in bovenwaartse richting de twee samenwerkende sluitelementreeksen e verlaat. Direct onder de sluitelementreeksen e is een uit drie delen bestaande eindaanslag B bevestigd die in staat is om de twee draagbanden 10 samen te houden aan het einde en te voorkomen dat de schuif S in neer waartse richting de sluitelementreeksen e verlaat, welke eindaanslag de uitvinding vertegenwoordigt en hieronder in detail zal worden beschreven.
De schuif S bestaat volgens fig. 1 in hoofdzaak uit een 15 schuiflichaam 1k en een t re klip 15 die draaibaar met het schuiflichaam is verbonden en beschikbaar is voor het hanteren van de schuif langs samenverkende sluitelementreeksen e. Het schuiflichaam Ik heeft, zoals duidelijker zichtbaar is in de fig. ka-c een verbreed fronteinde 16 en een taps achtereinde 17» waardoor een naar voren breder wordende 20 configuratie wordt geleverd, en bezit een nek gedeelte 18 dat zich be vindt in het midden van het verbrede fronteinde 16, en twee flenzen 19 en 19' die zijn aangebracht op en langs de tegenover elkaar gelegen zijranden van het schuiflichaam 1k en naar boven divergerend zijn opgesteld teneinde tezamen met het nëgedeelte een ï-voimig horizontaal 25 kanaal 20 te begrenzen waardooriieen de twee reeksen van sluitelementen e schuifbaar kunnen worden geleid voor hetzij koppeling of ontkoppeling charvan voor het openen en sluiten van de ritssluiting F. Het nekgedeelte 18 heeft in hoofdzaak de vorm van een omgekeerde gelijkbenige driehoek, gezien in de dwarsdoorsnede van fig. k, met zijn even lange zijden 30 21 en 21' naar achteren convergerend of in de richting van het tapse achtereinde 17» en in hoofdzaak opgesteld op evenwijdige afstand tot de corresponderende gedeelten van de respectieve flenzen 19 en 19'.
Volgens de eerste uitvoeringsvorm omvat de eindaanslag B (fig. 2 en 3) drie eindaanslagonderdelen 22, 27, 33 die zijn gemon-35 teerd op beide randen b en b' bijvoorbeeld door persen of spuitgieten 790 5 8 83 7 gedurende dezelfde 'behandeling als het monteren van de samenverkende sluitelementen e. De sluitelementen en de eindaanslaganderdelen kunnen zijn gemaakt van een geschikt metaal, bijvoorbeeld van een zinklegering, of een kunststof, zoals polyamide of dergelijke materiaal.
5 Met het oog op de duidelijkheid wordt in fig. 2 de linkerrand aangeduid als de eerste rand b en de rechter rand als de tweede rand b'.
Een eerste onderdeel 22 van de eindaanslag B is op de eerste rand b gemonteerd onmiddellijk onder het onderste element e' 10 dat op de tweede rand b' is gemonteerd voor koppelende samenwerking daarmede. Het eerste onderdeel 22 omvat een lichaam 23 dat in hoofdzaak een gelijke constructie heeft als de bovenhelft van het sluit-element e en een verankering gedeelte 2k bevat dat is bevestigd aan de eerste rand b en een kcppelgedeelte 25 dat integraal daarmede is 15 gevormd teneinde naar binnen uit te steken voor grendelende samenwerking met het onderste element e', en een tand 26 die is gevormd aan het ondereinde van het koppelgedeelte teneinde naar beneden uit te steken evenwijdig aan de eerste rand b voor samenwerking met een nader te beschrijven derde onderdeel. De tand 26 is dunner in het vlak loodrecht 20 o»p het vlak van de ritssluiting en is gevormd met een convexe top 26'.
Een tweede onderdeel 27 is ook op de eerste rand b gemonteerd op een bepaalde afstand onder het eerste onderdeel 22 en omvat een ve ranke rings gedeelte 28 dat op de eerste rand b is gemonteerd en in hoofdzaak de vorm heeft van een langwerpig vierkant prisma, 25 en een koppelgedeelte 29 dat integraal is gevormd aan het en de re inde daar van teneinde naar binnen loodrecht er op uit te steken. Het koppelgedeelte 29 is omgebogen teneinde met het verankeringsgedeelte 28 een naar boven geopende groef 30 te begrenzen. Een uitsteeknok 32 is integraal gevormd met en steekt in het midden uit van het inwendige 30 zijvlak 31 van het verankezangsliehaam 28, welke nek elke geschikte dwarsdoorsnede kan hebben, zoals een driehoek of een sector die is aangepast voor samenwerking met een uitsparing in het later te beschrijven derde onderdeel. Het gebogen koppelgedeelte 29 is gevorkt, zoals is weergegeven in fig. 3, teneinde een gleuf 27' te leveren die 35 loept langs het vlak van de ritssluiting F.
79 0 5 ê 83 8
Een derde onderdeel 33 is op de tweede rand b' gemonteerd op een bepaalde afstand onder de onderste sluitelementen e’ en ligt tegenover het onderste deel van het eerste onderdeel 22 en het belangrijkste gedeelte van het tweede onderdeel 26. Het derde onderdeel 33 heeft in hoofdzaak het uiterlijk van een trapezium waarvan de in-5 vendige zijde 31* die naar binnen is geplaatst van de tweede rand V, langer is dan de buitenzijde 35 aan de buitenkant daarvan, en de bovenste binnenhoek 36 samenvalt met de inwendige zijde 3^ en ligt boven de bovenste uitwendige hoek 37 die samenvalt met de uitwendige zijde 35, 10 waardoor de tweede rand b’ in takt wordt gelaten onmiddellijk naast de bovenste inwendige hoek 36 voor het leveren van een in-takt rancL-gedeelte kj. Het derde onderdeel 33 is van een uitsparing voorzien in de buurt van de bovenste binnenhoek 36 in de begrenzing die complementair is aan de bodem van het nekgedeelte 18, waardoor een aanslag b 35 wordt geleverd die kan samenwerken met het nekgedeelte ik na het samenstellen van de eindaanslagonderdelen 22, 27 en 33 binnen de schuif S. In het midden van de inwendige zijde 3¼ is een uitsparing 39 gevormd waarvan de omtrek zodanig is, dat de uitstekende nok 32 van het tweede onderdeel 27 in passende samenwerking wordt gebracht met de 2) uitsparing 39*
Het derde onderdeel 33 is ook aan de bovenste inwendige hoek 36 gevorkt teneinde een kanaal U0 te leveren dat loopt langs het vlak van de ritssluiting F en in staat is om de verdunde tand 26 te ontvangen voor het zijdelings schuifbaar heen en weer bewegen van de <5 laatste door de eerste langs het vlak van de ritssluiting F. In het derde onderdeel 33 is samenvallend met en buitenwaarts van de aanslag 38, een ruimte ^5 gevormd die naar boven open is voor passende samenwerking met de convexe top U6' van het eerste onderdeel 22 indien de schuif S zodanig naar boven wordt bewogen weg van de eindaanslagonder-30 delen dat deze niet worden beïnvloed.
Het derde onderdeel 33 is bij het punt b6 op beide oppervlakken getrapt uitgevoerd en gedeeltelijk langs het ondereinde daarvan teneinde een verdunde flens M te leveren en een uitstekende velg b2 die daarmee samenvalt en naar beneden loopt langs de inwendige 35 zijde 3^ van het derde onderdeel 33. De uitstekende velg b2 van het 790 5 8 83 9 derde onderdeel 33 kan in losse samenwerking kamen met de naar boven open groef 30 van het tweede onderdeel 27, terwijl de verdunde flens kl van de eerste losjes kan worden ontvangen door en binnen de gleuf 27 van de laatste voor roterende beweging van de eerste ten opzichte 5 van de laatste.
Volgens de eerste uitvoeringsvorm is het belangrijk dat de afineting van het derde onderdeel 33 loodrecht op de tweede rand b' iets kleiner is dan de afstand tussen de betreffende zijde 21' van het nekgedeelte 18 en het tegenovergelegen deel van de corresponderende 10 flens 19»
Met de hierboven beschreven details werkt de einhanslag B als volgt. Opgemerkt wordt in verband met het vierde oogmerk van de uitvinding» dat de twee afzonderlijke draagbanden die de drie eind-anslagonderdelen 22, 27 en 33 bevatten, reeds kunnen zijn vastgestikt 15 aan een voorwerp, zoals een (niet weergegeven) kledingstuksweefsel, welk feit zijn invloed zal hébben op het verbeteren van het productierendement. Voor het verbinden van de afzonderlijke draagbanden tot een voltooide ritssluiting, worden de eindaanslagonderdelen 22, 27 en 33 die onmiddellijk onder de sluitelementreeksen worden gemonteerd, eerst 20 naar binnen gebracht door het Y-vormige kanaal 20 in de schuif S vanaf het verbrede fronteinde 17, waarna de afmetingseigenschap van het derde onderdeel 33 er voor zorgt dat het derde onderdeel 33 gemakkelijk wordt gestoken tussen de betreffende zijde 21' van het nekgedeelte 18 en het tegenovergelegen gedeelte van de corresponderende flens 19, $ waardoor geen kracht nodig is om de eerste door de laatste te bewegen.
Indien de drie onderdelen 22, 27 en 33 eenmaal zijn ingestoken teneinde de stand in te nemen van flg. ka, gaan zij samenwezken met elkaar zoals eerder is toegelicht, zodat de twee afzonderlijke draagbanden worden voltooid tot een ritssluiting F. Het trekken van de draagbanden naar 30 boven zoals is aangeduid door de pijl in flg. kb, leidt er toe dat het intacte randgedeelte k7 naast de aanslag 38 van het derde onderdeel 33 omhoog beweegt juist langs de naar boven verbrede flens 19, waardoor hij cp progressieve wijze op een afstand komt van de langshartlijn van de schuif S. Anderzijds wordt het derde onderdeel 33 zelf in de 35 oorspronkelijke zijdelingse stand gehouden, aangezien hij niet wordt 7905883 10 beïnvloed door bet scheidende intacte randgedeelte Vf. Een verdere trek van de draagbanden brengt de aanslag 38 in samenwerking met het einde van het nekgedeelte 18, waardoor de schuif S op positieve wijze wordt geblokkeerd voor het betrouwbaar beletten dat hi j van de sluit-5 elementreeksen e komt, zoals is weergegeven in fig. Uc.
Opgemerkt moet worden, dat nietytegenstaande het af-metingskenmezk een gemakkelijk insteken toestaat, het derde onderdeel 33 een betrouwbare functie kan vervullen als eindaanslag in samenwerking met de rest van de twee onderdelen 22 en 27. Uitgaande van dit aspect 10 van de voordelen van de uitvinding ten opzichte van de stand der techniek, worden noch beschadigingen veroorzaakt pp het derde onderdeel 33 zelf, noch pp de zijde van het nekgedeelte 1d en de daartegenover gelegen flens 19 indien de laatste wordt gestoken tussen de laatste twee in de schuif S voor samenwerking met de andere twee onderdelen 15 22 en 27, hetgeen bij de bekende eindaanslag wel het geval zou zijn.
Fig. 2 toont de relatieve stand van de drie onderdelen 22, 27 en 33 nadat zij reeds door de schuif S zijn samengesteld tot de werkzame eindaanslag en de schuif S vervolgens zo ver naar boven langs de sluitelementreeksen zo ver naar boven langs de sluitelement-20 reeksen e is bewogen dat de eindaanslag niet wordt beïnvloed. Hierbij treden de volgende samenwerkingen pp; (I) de verdunde tand 26 van het eerste onderdeel 22 is ontvangen binnen het kanaal U0 van het derde onderdeel 33, (II) de verdunde flens Ui van het derde onderdeel 33 25 is ontvangen binnen de gleuf 27' van het tweede onderdeel 27, (III) de convexe top 26' van het eerste onderdeel 22 is ontvangen binnen de holte ^5 van het derde onderdeel 33» (IV) de uitstekende velg k2 van het derde onderdeel 33 is ontvangen binnade groef 30 van het tweede onderdeel, en 30 (V) de uitstekende nok 32 van het tweede onderdeel 27 is ontvangen binnen de uitsparing 39 van het derde onderdeel 33.
De samenwerkingen I en II voorkomen de relatieve verplaatsing van de onderdelen 22, 27 en 33 loodrecht op het vlak van de ritssluiting, en de samenwerkingen III en IV de relatieve verplaatsing 35 van de onderdelen dwars op de ritssluiting, terwijl de samenwerking 790 5 8 83 11 V beide verplaatsingen voorkomt. Deze zijn gecombineerd in de betekenis, dat alle drie onderdelen, indien zij eenmaal zijn samengesteld, goed vorden beschermd door de vederzi jdse samenwerking tegen verplaatsing ten opzichte van elkaar zowel loodrecht op het vlak van de ritssluiting 5 als dwars van de ritssluiting, zodat een betrouwbare werking als eind- aanslag wordt bereikt gedurende een lange tijdsperiode.
De fig. 5-7 tonen een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding die een identieke constructie heeft als de eerste uitvoeringsvorm behalve de hellende stand van het derde onderdeel 33 ten opzichte D van de tweede rand b' en het dienovereenkomstig aanbrengen van een hellend oppervlak U3 op het inwendige zijvlak 31 van het tweede onder-d eel 27. De hellende opstelling van het derde onderdeel leidt tot het leveren van een inwendig hellend zijvlak 3^' dat kan samenwerken net het schuine vlak ^3 van het tweede onderdeel 27. Tengevolge van 15 ie hellende opstelling van het derde onderdeel 33 ten opzichte van de tweede rand b', moet het derde onderdeel 33 met kracht worden gericht teneinde de helling te compenseren, door zich in te stellen met de veerkracht!gheid van de tweede rand b' indien hij passeert tussen de zijde 211 van het nekgedeelte 18 en de corresponderende flens 19‘, 20 zoals is aangegeven in Ég. Ta. Bij het passeren voorbij en loskamen uit de bodem van het nekgedeelte 18, wordt het derde onderdeel 33 automatisch teruggebracht naar de hellende stand van fig. 7b door de veerkrachtigheid van de tweede rand b’, waarbij de aanslag 38 van het derde onderdeel 33 in samenvalling wordt gebracht met het nekgedeelte 25 18 van de schuif S . Een bovenwaartse trekkracht van de draagbanden door de schuif S brengt de aanslag 38 van het derde onderdeel 33 in aanslaande samenwerking met de bodem van het nekgedeelte 18 van de schuif S (fig. 7c), waardoor het derde onderdeel 33 wordt geblokkeerd, zodat wordt voorkomen dat de schuif 5 loskomt van de sluitelementreeksen e.
30 Het automatisch terugkomen van het derde onderdeel 33 met behulp van de tweede rand b' draagt bij tot de zekerheid van het brengen van de aanslag 38 in samenvalling met het nekgedeelte 18, zodat de betrouwbare werking van de eindaanslag op zichzelf nog verder wordt gewaarborgd.
35 Fig. 8 toont de derde uitvoeringsvorm van de uitvinding 790 5 8 83 4· · 12 waarin het onderste element é’ aan het ondereinde van het verankerings-lichaam 11 daarvan is uitgerust met een verlengstuk dat integraal daaxmee is gevormd en naar beneden ten opzichte daarvan loopt in de onmiddellijke nabijheid van de tweede rand b' en halverwege eindigt 5 tussen het onderste element e' en het derde onderdeel 33. Het aan brengen van het verlengstuk M langs de tweede rand b' haalt bij de verstijving daarvan tussen het onderste sluitelement e' en het derde onderdeel 33, hetgeen helpt bij het voorkomen dat de tweede rand b* zich zijdelings verplaatst, hetgeen verwerpelijk zou zijn omdat het 10 derde onderdeel 33 buiten samenwerking zou komen met de andere twee onderdelen 22 en 27, zodat de werking van de eindaanslag zou worden benadeeld. Verder draagt dit bij tot de veerkracht van de tweede rand b', hetgeen pp doelmatige wijze leidt tot het houdenvan het derde onderdeel 33 in de hellende stand, waardoor de stopweiking van U de eindaanslag wordt gewaarborgd.
linnen het kader van de conclusies vallen ook andere uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven.
790 5 8 83

Claims (8)

1. Ritssluiting, met het kenmerk dat hij testaat uit: a) een paar van flexibele draagbanden die veerkrachtige langsranden dragen vaarop en waarlangs de respectieve inwendige langs- 5 randen lopen, b) twee reeksen van afzonderlijke samenwerkende sluit» elementen die zijn gemonteerd op en langs de langsranden, c) een schuif die schuifbaar is gemonteerd op de reeksen van samenwelkende sluitelementen en heen en weer kan schuiven over de 10 samenwerkende sluitelementreeksen voor het koppelen of ontkoppelen daar van gedurende het openen respectievelijk sluiten van de ritssluiting, welke schuif een verbreed fronteinde heeft en een taps achtereinde en een nekgedeelte bezit dat in het midden is gevormd op het verbrede fronteinde en een paar van tegenover elkaar gelegen zijflenzen die aan 15 beide zijden zijn gevormd voor het begrenzen van een Y-vormig kanaal voor de heen en weergaande schuivende doorgang van de samenwerkende sluitelementreeksen, en d) een eindaanslag die is bevestigd aan de langsranden aan het ene einde van de reeksen van samenwerkende sluitelementen, welke 20 eindaanslag een eerste onderdeel hezit dat is bevestigd pp de ene rand en kan samenwerken aan zijn bovengedeelte met de onderste samenwerkende sluitelementen die pp de andere rand zijn aangebracht, een tweede onderdeel dat is gemonteerd op de ene rand pp een bepaalde afstand onder het eerste onderdeel en een derde onderdeel dat pp de andere rand is aange-25 bracht pp een bepaalde afstand onder het onderste element en ligt'tegen over het onderste gedeelte van het eerste onderdeel en het tweede onderdeel, welk derde onderdeel aan zijn bovengedeelte kan samenverken met het eerste onderdeel teneinde in dwars richting van en langs het vlak van de ritssluiting te schuiven en aan zijn ondergedeelte samen te werken 30 met het tweede onderdeel teneinde te roteren in het vlak van de rits sluiting, welk derde onderdeel de vorm heeft van een veelhoek die een inwendige zijde heeft die naar binnen ligt van de andere rand, een uitwendige zijde die naar buiten ligt van de andere rand, een bovenste inwendige hoek die samenvalt met de inwendige zijde, en een bovenste 35 inwendige hoek die samenvalt met de uitwendige zijde, velk derde onder- 790 5 8 83 ' \k deel in de buurt van de bovenste inwendige hoek is voorzien van een aanslag voor de samenwerking met het nekgedeelte van de schuif, welke bovenste inwendige hoek ligt boven de bovenste uitwendige hoek zodat een veerkrachtige rand in stand wordt gelaten naast deze, waarbij de 5 aftasting van het derde onderdeel loodrecht op de zijde van het nek gedeelte moet worden gemeten terwijl hij is opgesteld gedurende het. passeren tussen de zijde van het nekgedeelte en de corresponderende flens, iets kleiner is dan de afstand tussen de zijde van het nekgedeelte en de corresponderende flens.
2. Ritssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste onderdeel een verankeringsgedeelte bezit dat is bevestigd aan de ene rand, een koppelgedeelte dat integraal daarmee is gevormd en naar binnen daarvan uitsteekt voor grendelende samenwerking met het onderste sluitelement, en een tong die integraèl is gevormd 15 aan het ondereinde van het koppelgedeelte teneinde naar beneden daar van uit te steken op een afstand evenwijdig aan de ene rand, en met een dunnere dimensie gemeten loodrecht op het vlak van de ritssluiting, welk derde deel aan zijn bovenste inwendige hoek gevorkt is teneinde een kanaal te leveren dat loopt langs het vlak van de ritssluiting 20 waarbinnen de tong wordt op genomen voor het zijdelings schuifbaar heen en weer bewegei/van de laatste door de eerste in het vlak van de ritssluiting.
3. Ritssluiting volgens conclusie 2, met het kenmerk» dat het derde onderdeel in de buurt van en naar buiten van het kanaal 25 is voorzien van een holte die naar boven open is, waarbij de tong een convexe top heeft voor passende samenwerking met de naar boven geopende holte van het derde onderdeel indien de schuif zodanig naar boven wordt bewogen vanaf de eindaanslag dat de laatste niet wordt beïnvloed. b. Ritssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 30 dat het tweede onderdeel een verankeringslichaam omvat dat is bevestigd aan de ene rand, en een koppelgedeelte dat is gevormd aan zijn ondereinde integraal daarmede teneinde zich naar binnen daarvan uit te strekken loodrecht daarop, welk koppelgedeelte in bovenaanzicht gezien gebogen is voor het met het verankeringslichaam leveren van een naar 35 boven geopende groef, waarbij het derde onderdeel op beide oppervlakken 7905883 getrapt is uitgevoerd en gedeeltelijk langs het ondereinde daarvan voor het leveren van een verdunde flens en een uitstekende velg die daarmee samenvalt en naar beneden loopt langs de inwendige zijde van het derde onderdeel, welke uitstekende velg losjes wordt ontvangen 5 binnen de naar boven geopende groef van het tweede onderdeel voor het roterend samenwerken van het derde onderdeel ten opzichte van hst tweede onderdeel.
5. Ritssluiting volgens conclusie U, met het kenmerk. dat het tweede onderdeel een uitstekende nok bevat die integraal is 10 gevormd op het inwendige zijvlak van het verankeringslichaam teneinde naar binnen daarvan uit te steken, welk derde onderdeel is weggesneden in het inwendige zijvlak daarvan teneinde een uitsparing te leveren voor het ontvangen van de uitstekende nok.
6. Ritssluiting volgens conclusie U, met het kenmerk. 15 dat bet koppelgedeelte van het tweede onderdeel gevorkt is voor het leveren van een gleuf die loopt langs het vlak van de ritssluiting, door welke gleuf de verdunde flens van het derde onderdeel losjes wordt ontvangen.
7. Ritssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk. 20 dat het derde onderdeel hellend is ten opzichte van de andere rand waardoor een inwendig hellend zijvlak wordt geleverd, waarbij het verankeringslichaam van het tweede onderdeel aan zijn baenste inwendige zijvlak is afgeschuind voor het leveren van een schuin oppervlak dat samenwerkt met het inwendige hellende zijvlak van het 25 derde onderdeel.
8. Ritssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het onderste sluitelement aan het ondereinde is voorzien van een uitsteeksel dat naar beneden loopt in hoofdzaak dicht langs de anders rand.
9. Ritssluiting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. ƒ 790 5 8 83
NL7905883A 1978-07-31 1979-07-31 Ritssluiting met eindaanslag. NL7905883A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP1978105407U JPS5925219Y2 (ja) 1978-07-31 1978-07-31 スライドフアスナ_の下止
JP10540778 1978-07-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7905883A true NL7905883A (nl) 1980-02-04

Family

ID=14406751

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7905883A NL7905883A (nl) 1978-07-31 1979-07-31 Ritssluiting met eindaanslag.

Country Status (12)

Country Link
US (1) US4270248A (nl)
JP (1) JPS5925219Y2 (nl)
AU (1) AU527752B2 (nl)
BE (1) BE877992A (nl)
BR (1) BR7904911A (nl)
CA (1) CA1107482A (nl)
DE (1) DE2930918C2 (nl)
ES (1) ES245394Y (nl)
FR (1) FR2432281A1 (nl)
GB (1) GB2028418B (nl)
IT (2) IT7953491V0 (nl)
NL (1) NL7905883A (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5937064Y2 (ja) * 1980-02-01 1984-10-13 ワイケイケイ株式会社 スライドフアスナ−の下止
CH647938A5 (fr) * 1982-08-30 1985-02-28 Interbrev Sa Fermeture a glissiere a arret inferieur automatique.
JPH0216650Y2 (nl) * 1985-06-26 1990-05-09
JPH0527045Y2 (nl) * 1987-04-20 1993-07-09
US6375741B2 (en) * 1991-03-06 2002-04-23 Timothy J. Reardon Semiconductor processing spray coating apparatus
JP2835336B2 (ja) * 1992-06-30 1998-12-14 ワイケイケイ株式会社 スライドファスナーおよびその製造方法
US6872210B2 (en) 2001-02-23 2005-03-29 James P. Hearn Sternum fixation device
US20050049595A1 (en) 2003-09-03 2005-03-03 Suh Sean S. Track-plate carriage system
US7909860B2 (en) 2003-09-03 2011-03-22 Synthes Usa, Llc Bone plate with captive clips

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE460837A (nl) * 1944-10-06
US2701401A (en) * 1952-06-14 1955-02-08 Talon Inc End stop for slide fasteners
NL123518C (nl) * 1959-03-09
FR1333445A (fr) * 1961-12-23 1963-07-26 Yoshida Kogyo Kk Dispositif de verrouillage pour relier ensemble de façon libérable les rubans d'une fermeture à glissière
FR1396192A (fr) * 1963-05-28 1965-04-16 Ri Ri Werke A G Fermeture à glissière séparable
DE1435818B2 (de) * 1963-05-28 1975-06-26 Textron Atlantic Gmbh, 5600 Wuppertal Trennbarer Reißverschluß
US3175268A (en) * 1963-10-23 1965-03-30 Louis H Morin Dual slider stop
CH580403A5 (nl) * 1974-03-08 1976-10-15 Erde Sa
GB1565506A (en) * 1975-10-22 1980-04-23 Lightning Fasteners Ltd Sliding clasp fastener
DE2644965C3 (de) * 1976-06-23 1980-06-04 Optilon W. Erich Heilmann Gmbh, Cham (Schweiz) Teilbarer Reißverschluß

Also Published As

Publication number Publication date
FR2432281B1 (nl) 1983-10-07
IT7953491V0 (it) 1979-07-30
DE2930918A1 (de) 1980-02-21
ES245394Y (es) 1981-01-16
GB2028418A (en) 1980-03-05
ES245394U (es) 1980-07-16
IT1119332B (it) 1986-03-10
AU527752B2 (en) 1983-03-24
AU4910879A (en) 1980-02-07
BR7904911A (pt) 1980-04-22
BE877992A (fr) 1979-11-16
DE2930918C2 (de) 1984-10-25
US4270248A (en) 1981-06-02
JPS5925219Y2 (ja) 1984-07-25
CA1107482A (en) 1981-08-25
IT7968582A0 (it) 1979-07-30
FR2432281A1 (fr) 1980-02-29
GB2028418B (en) 1982-11-03
JPS5523110U (nl) 1980-02-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR101835175B1 (ko) 자기-정렬 지퍼
CN1883329B (zh) 拉链
NL7905883A (nl) Ritssluiting met eindaanslag.
EP0353730B1 (en) Slider for slide fasteners
US4742603A (en) Separable bottom-end-stop assembly for separable slide fastener
US6321419B1 (en) Brassiere fastener
CN107404979A (zh) 拉链
CN102858199B (zh) 隐形拉链
CN102469860B (zh) 拉链
US6009604A (en) Front closure for a brassiere
JP2007021023A (ja) スライドファスナー用エレメント
US3765062A (en) Fastening devices
US9364056B1 (en) Jewelry article
US3964136A (en) Sliding clasp fasteners
TW200414880A (en) Concealed type slide fastener
JPS6194605A (ja) スライドフアスナ用スライダ
WO2006016821A1 (en) Improvements to zips
US4104767A (en) Sliding clasp fastener
US3577609A (en) Hook and eye type fastener
GB1439904A (en) Bridge top stops in sliding clasp fastener
US3037255A (en) Covered separable fastener
CN110811082B (zh) 拉链
CN109788826A (zh) 拉头及拉链
US3969794A (en) Concealed zipper fastener
JP3191897U (ja) スライドファスナ

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed