NL7901278A - Trekker. - Google Patents

Trekker. Download PDF

Info

Publication number
NL7901278A
NL7901278A NL7901278A NL7901278A NL7901278A NL 7901278 A NL7901278 A NL 7901278A NL 7901278 A NL7901278 A NL 7901278A NL 7901278 A NL7901278 A NL 7901278A NL 7901278 A NL7901278 A NL 7901278A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tractor
tractor according
coupling
torque converter
control device
Prior art date
Application number
NL7901278A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL7901278A priority Critical patent/NL7901278A/nl
Priority to GB8004298A priority patent/GB2042691B/en
Priority to DE19803004946 priority patent/DE3004946A1/de
Priority to US06/120,930 priority patent/US4582141A/en
Priority to FR8002920A priority patent/FR2448277A1/fr
Publication of NL7901278A publication Critical patent/NL7901278A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B67/00Devices for controlling the tractor motor by resistance of tools
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/627Devices to connect beams or arms to tractors or similar self-propelled machines, e.g. drives therefor
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F9/00Component parts of dredgers or soil-shifting machines, not restricted to one of the kinds covered by groups E02F3/00 - E02F7/00
    • E02F9/20Drives; Control devices
    • E02F9/22Hydraulic or pneumatic drives
    • E02F9/2253Controlling the travelling speed of vehicles, e.g. adjusting travelling speed according to implement loads, control of hydrostatic transmission

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Lifting Devices For Agricultural Implements (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

' C. van der Lely N.V., Maasland m Trekker
De uitvinding heeft betrekking op een trekker of ^ dergelijk voertuig met een aankoppelinrichting, waaraan
Ieen werktuig, “machine of voertuig aankoppelbaar is.
Volgens de uitvinding is de aankoppelinrichting met 5 een regelinrichting verbonden die afhankelijk van de trekkracht de voortbewegingssnelheid van de trekker automatisch instelt.
; I; ί 79 0 1 2 78
BAD ORIGINAL
2 '
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren:
Pig. 1 is een zijaanzicht van een eerste uitvoerings-voorbeeld van een trekker volgens de uitvinding.
5 Pig. 2 is een zijaanzicht van een trekker volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld, resp. een aanvulling van het eerste uitvoeringsvoorbeeld.
Pig. 3 is een zijaanzicht van een trekker volgens een derde uitvoeringsvoorbeeld.
10 Pig. 4 is gedeeltelijk een aanzicht en gedeeltelijk een doorsnede van een deel van de koppelomvormer van de trekker volgens fig. 3.
De trekker, in het bijzonder landbouwtrekker, volgens fig. 1 omvat een gestel dat wordt ondersteund door bestuur-15 bare voorwielen 1 en achterwielen 2, die aandrijfbaar zijn door middel van een aandrijfmotor 3» bij voorkeur een dieselmotor. De aandrijfmotor 3 is via een door de bestuurder be-diênbare aan/uit-koppeling 3A door middel van een koppelomvormer 4 verbonden met de aandrijfbare achterwielen 2. De - 0 koppelomvormer 4 omvat een continue variabele hydrostatische aandrijving 5 en een schakelbak 6 met twee of meer door de bestuurder inschakelbare versnellingen, alsmede met een zodanig instelbare achteruit-versnelling, dat ook met gebruikelijke werksnelheden achteruit kan worden gereden; dit 25 geldt voor alle uitvoeringsvoorbeelden. De hydrostatische aandrijving 5 is tussen de aandri jfmotor 3 en de schakelbak 6 aangebracht. De voortbewegingsenergie kan vanuit de aan-drijfmotor 3 achtereenvolgens via de koppeling 3A, de hydrostatische aandrijving 5» de schakelbak 6 en een tussen de 30 beide achterwielen 2 aangebracht differentieel naar deze ach terwielen worden gevoerd. Door middel van de aandrijfmotor 3 is tevens een aftakas 7 aandrijfbaar, die aan de achterzijde van het gestel van de trekker is opgesteld.
Ongeveer recht boven de koppelomvormer 4 is een be-35 stuurderscabine 8 opgesteld, die een bestuurderszitplaats 9 7 9 0 1 2 78
BAD ORIGINAL
3
« V
alsmede een stuurinrichting 10 omvat. Nabij de stuurinrichting 10 zijn tevens de overige bedieningsorganen van de trekker opgesteld. Het samenstel van de bestuurderszitplaats 9» de stuurinrichting 10 en ten minste een deel van de bedienings-5 organen is verzwenkbaar om een ongeveer verticale zwenkas 11, die in het verticale symmetrievlak van de trekker en tussen de bestuurderszitplaats 9 en de stuurinrichting 10 is gelegen. Door middel van een vastzetinrichting kan het samenstel van i! de zitplaats 9 en de stuurinrichting 10 en de bedieningsor- 10 ganen in twee standen worden vastgezet, waarin de bestuurder uitzicht heeft in de richting van de voorzijde van de trekker resp. in de richting van de achterzijde van de trekker en waarbij het genoemde samenstel in deze standen ten opzichte van de zwenkas 11 twee 180° verschillende standen inneemt.
15 Nabij de achterzijde van de trekker is aan het gestel van de trekker een driepuntshefinrichting 12 aangebracht.
• Bij voorkeur is aan de voorzijde van het trekkergestel eveneens een hydraulisch bedienbare driepuntshefinrichting aangebracht. De hefinrichting 12 omvat op bekende wijze twee 20 onderste hefarmen 13 en één of twee bovenste hefarmen 14 die aan hun achterste uiteinden zijn voorzien van aankoppelmid-delen, door middel waarvan een werktuig, een machine of een voertuig aan de driepuntshef inrichting 12 kan worden bevestigd. De onderste hefarmen 13 zijn nabij het midden van hun 25 lengten scharnier baar gekoppeld aan schuin naar voren en naar boven gerichte hef stangen 15 die aan hun boveneinden schar-nierbaar zijn bevestigd aan hefbomen 16, die op bekende, hydraulische wijze door de bestuurder kunnen worden verzwenkt via het hydraulische systeem van de trekker, waarop hydrau-30 lische cilinders 17 zijn aangesloten die de hefbomen 16 ver stellen.
Aan de driepuntshefinrichting 12 is tevens een trek-inrichting 18 bevestigd. De trekinrichting 18 omvat een zich dwars op het verticale symmetrievalk van de trekker uitstrek-35 kende koppelbalk 19, die bijvoorbeeld nabij het symmetrie- BAD ORIGftffeO 12 78
« V
4 vlak van de trekker is voorzien van trekogen 20 waaraan een trekarm 21 van een machine, werktuig of voertuig om een ongeveer verticale as verzwenkbaar kan worden gekoppeld. De koppelbalk 19 is uitsluitend aan de beide onderste hefarmen 5 13 van de hef inrichting 12 bevestigd en zodanig gevormd, dat het aankoppelpunt van de trekarm 21, dat tussen de trekogen 20 is gelegen, op afstand boven een vlak door de beide onderste hefarmen is gelegen, bij voorkeur op een afstand vanaf dit vlak die gelijk is aan 10 - 40$ van de verticale afstand tussen de onderste hefarmen 13 en de bovenste hefarm of hefarmen 14.
Een nabij het trekkergestel gelegen, voorste schar-nieras 22 van elk der beide onderste hefarmen 13 is gelegerd in een korte arm 23, die nabij zijn bovenste uiteinde schar-15 nierbaar is om een zwenkas 24, die is bevestigd aan het trek kergestel. Gezien in de in fig. 1 getekende onbelaste stand, ligt de schamieras 22 ongeveer verticaal beneden de zwenkas 24. De assen 22 en 24 strekken zich ongeveer horizontaal en dwars op het verticale symmetrievlak van de trekker uit. De 20 afstand tussen de assen 22 en 24 bedraagt ongeveer 30 - 80$ van de in verticale richting gemeten afstand tussen de hartlijnen van de hefarmen 13 en de trekarm 21. De schamieras 22 kan een doorlopende as zijn, die de aan weerszijden van het gestel gelegen armen 23 en de onderste hefarmen 13 ver-25 bindt.
Aan elke schamieras 22 resp. aan de doorlopende as 22 is een stang 25 bevestigd, die zich vanaf de schamieras 22 in ongeveer horizontale richting voorwaarts uitstrekt en waarvan het voorste uiteinde axiaal verschuifbaar is ge-?Q legerd in een legering 26 die vast aan het trekkergestel is bevestigd, ühissen de schamieras 22 en de legering 26 is een star aan het trekkergestel bevestigde steun 27 aangebracht, die voorzien is van een gat, waardoor de stang 25 verschuifbaar is. De steun 27 is midden tussen de schamieras 22 en 35 het naar deze as toegekeerde einde van het huis van de lege- 790 1 2 78
BAD ORIGINAL
5 ring 26 opgesteld. Tussen de schamieras 22 en de steun 27 is een schroeflijnvormige veer 28 gelegen en tussen de steun j 27 en het naar deze steun toegekeerde eindvlak van het huis van de legering 26 is een schroeflijnvormige veer 29 gelegen.
5 De veren 28 en 29 liggen coaxiaal om de stang 25 heen en be vinden zich beide bij voorkeur onder enige drukspanning. Het van de steun 27 afgelegen einde van elk der veren 28 en 29 is aan de stang 25 bevestigd, terwijl het andere eind van elke veer tegen de steun 27 rust. De veren 28 en 29 kunnen 10 desgewenst van dempingsmiddelen zijn voorzien. In fig. 1 is een middenstand getekend, waarbij de beide veren 28 en 29 op gelijke wijze zijn belast; deze middenstand behoort * bij een onbelaste hefinrichting en een onbelaste trekarm 21. Het zich in de legering 26 bevindende uiteinde van de stang 15 25 bevindt zich hierbij in een middenstand die behoort bij een opstelling, waarbij de schamieras 22 ongeveer verticaal onder de zwenkas 24 is gelegen.
De hydrostatische aandrijving of variator 5 van de koppelomvormer 4 omvat een door de aandrijfmotor 3 aandrijf-20 bare hydraulische pomp 30 en een hydraulische motor 31, die onderling op bekende wijze door middel van hydraulische verbindingen met elkaar zijn verbonden. Een uitgaande as van de p hydraulische motor 30 drijft via de schakelbak 6 de achterwielen 2 aan. De pomp 30 is voorzien van een hydraulische 25 regelschuif 32, door middel waarvan een steiinrichting in de vorm van een kantelschijf van de pomp 30 kan worden versteld van een stand, waarin de kantelschijf loodrecht staat op de hartlijn van de pomp (in welke stand de pomp geen op-! brengst geeft) naar standen, waarin de kantelschijf scherpe 30 hoeken insluit met de hartlijn van de pomp (waarbij de vloei stof opbrengst van de pomp van kleine waarden tot een maximum kan worden gevariëerd) en omgekeerd. In dit uitvoeringsvoor-beeld is de hydraulische motor 31 eveneens voorzien van een steiinrichting of kantelschijf die door middel van een regel-35 schuif 33 op analoge wijze kan worden versteld.
i I BAD ORiafi&lP 12 73
« V
β
Het in het huis van de legering 26 gelegen einde van de stang 25 vormt een deel van een verplaatsingsopnemer die op electrische wijze is uitgevoerd en gevoed wordt vanuit een accu 34 van de trekker, welke voeding aan- en uitschakelbaar 5 is door middel van een schakelaar 35 die nabij de bestuurder is opgesteld. De verplaatsingsopnemer kan electro-magnetisch uitgevoerd zijn maar ook in de vorm van een door de stang 25 bedienbare schuifweerstand, door middel waarvan de stroomsterkte in electrische verbindingen 36 en 37 naar de variator wordt 10 ingesteld. De electrische verbindingen 36 en 37 zijn gekoppeld met bijvoorbeeld differentiaalspoelen die de regelschuiven 32 resp. 33 verstellen in afhankelijkheid van de verplaatsing van de stang 25 ten opzichte van zijn legering 26. De onderlinge koppeling is zodanig, dat indien het in het huis van de 15 legering 26 gelegen einde van de stang 25 vanuit zijn middenstand in elk der beide richtingen verplaatst, de regelschuiven 32 en/of 33 zodanig worden versteld, dat de kantel-schijf van de pomp 30 en/of de kantelschijf van de motor 31 wordt versteld in de richting van de stand waarin de kantel-20 schijf zich loodrecht op de hartlijn van de pomp resp. motor uitstrekt.
Indien de trekker een voertuig of andere last voortbeweegt, zal indien het geheel zich over een ongeveer horizontaal vlak beweegt, de koppelomvormer 4 in een bepaalde stand 25 zijn ingesteld doordat de bestuurder de hydrostatische aandrijving 5 en de schakelbak 6 zodanig heeft geregeld, dat een door hem gekozen rijsnelheid op gunstige wijze wordt bereikt. Bij elke ingestelde overbrenging van de schakelbak 6 wordt daarbij een afzonderlijk traploos bereik van snel-30 heden verkregen door de hydrostatische aandrijving 5. Indien de last bijvoorbeeld bestaat uit een voort ge trokken ploeg, kunnen op deze wijze ploegsnelheden worden ingesteld die afhankelijk van de aard van de te bewerken grond op gunstige wijze aan de eigenschappen van de aandrijfmotor kunnen 35 worden aangepast. Indien nu de trekkracht vermeerdert, bijv.
790 1 2 78
BAD ORIGINAL
- 7 - in het geval van ploegen doordat de ploeg in vastere grond komt, of indien door middel van de trekarm 21 bijvoorbeeld een wagen wordt voortgetrokken en het geheel tegen een helling op moet rijden, zal ten gevolge van de toeneming van de trek-5 kracht in de trekarm 21 de arm 23 om de zwenkas 24 verzwenken, en wel zodanig dat de schamieras 22 zich gerekend ten opzichte van de voorwaartse rijrichting en ten opzichte van het overige deel van de trekker achterwaarts beweegt. Hierdoor wordt tevens de stang 25 ten opzichte van de legering 26 vanuit zijn 10 middenstand tegen de werking van de veren 28, 29 in naar achteren verplaatst. De in de legering 26 opgenomen verplaat-singsopnemer zal via de verbindingen 36 en 37 de regelschui-ven 32 en/of '33 zodanig verstellen, dat de kantelschijf van de hydraulische pomp 30 en/of die van de motor 31 verzwenkt 15 in de richting van de stand waarin de kantelschijf zich loodrecht op de hartlijn van de bijbehorende pomp of motor bevindt, zodat het uitgaande toerental van de motor 31 vermindert waardoor de voortbewegingssnelheid van de trekker automatisch afneemt.
20 Indien de trekker bijvoorbeeld een voertuig, zoals bijvoorbeeld een zware maaidorser, voortbeweegt en het geheel rijdt een helling af, dan zal het voertuig de trekker via de trekarm 21 opduwen, zodat de arm 23 zodanig om de zwenkas 24 beweegt, dat de schamieras 22 zich ten opzichte van het gestel 25 naar voren beweegt. Ook in dit geval wordt deze verplaatsing door de verplaatsingsopnemer in de legering 26 vastgesteld, waarbij de regelschuiven 32 en/of 33 eveneens zodanig worden verplaatst, dat de kantelschijf van de pomp 30 en/of die van de motor 31 zich bewegen in de richting van de stand waarin 30 deze kantelschijven zich loodrecht op de hartlijn van de bijbehorende pomp of motor bewegen, zodat het uitgaande toerental van de motor 31 ook in dit geval afneemt en de combinatie van trekker en voertuig langzamer gaat rijden.
De regelinrichting, die de hefinrichting 12, de koppel-35 balk19, de arm 23, de stang 25, de verplaatsingsmeter in de badorig0iA-O 12 78
O V
- 8 - legering 26 en de regelschuiven 32 en 33 omvat, bewerkstelligt derhalve een directe automatische aanpassing die naar keuze zonder vertraging een juiste snelheid instelt, die overeenkomt met de op dat moment aanwezigs trekkracht.
5 In het volgende geval wordt aangenomen, dat de hef stang 15 van de hefinrichting 12 vanaf zijn scharnierende bevestiging aan elk der onderste hefarmen 13 schuin naar boven en ten opzichte van voorwaartse rijrichting naar voren is gericht. Indien een ploeg wordt voortgetrokken die zich in een werk-10 zame stand bevindt en aan het einde van de ploegvoor wordt de ploeg door de driepuntshefinrichting 12 geheven, dan zal een component van de kracht in elke hef stang 15 de scharnier-as 22 ten opzichte van het gestel van de trekker naar voren bewegen. Ook in dit geval zal de verplaatsingsmeter in de 15 legering 26 de regelschuiven 32 en/of 33 zodanig verstellen, dat het uitgaande toerental van de motor 31 afneemt. Hierbij wordt voorkomen dat, doordat de relatief grote trekkracht plotseling wegvalt bij het heffen van de ploeg, de rijsnelheid van de trekker zich op ongewenste wijze zou verhogen, hetgeen 20 bijvoorbeeld op de kopakker van een grondstuk, waarbij de aandacht van de bestuurder op het uitvoeren van een bocht is gericht, tot ongelukken zou kunnen leiden. In de hefarmen 13 kunnen meerdere naast elkaar gelegen gaten zijn aangebracht om de schuine stand van de hefstangen 15 naar behoefte te 25 kunnen instellen.
Opgemerkt wordt dat indien het in het huis van de legering 26 gelegen einde van de stang 25 aan een schuifweer-stand is gekoppeld, deze schuifweerstand weerstanden kan bevatten, die aan weerszijden van een aftakking naar de min-pool 30 van de accu 34 zijn gelegen, terwijl de van deze aftakking af gelegen einden van deze weerstanden met de plus-pool van de accu zijn verbonden en de loper van de weerstand gekoppeld is met de verbindingen 36 en 37. Op deze wijze wordt aan weerszijden van de genoemde aftakking eenzelfde gedrag van de 35 regelschuiven 32 en 33 bereikt. De waarden van de beide weer- BADORtcÜl&P 12 78 - 9 - standen kunnen dezelfde zijn, maar ook verschillend zijn uitgevoerd indien bij het trekken resp. bij opduwen van de trekker reacties van de koppelomvormer worden gewenst die verschillend zijn.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 is nog een | 5 uitvoeringsvorm getekend, waarbij de door de hydrostatische aandrijving 5 bewerkstelligde automatische regeling van de aandrijf snelheid van de aangedreven wielen 2 wordt uitgeschakeld, indien de hefinrichting 12, waaraan een ploeg is bevestigd, vanuit een werkstand wordt geheven. In fig. 2 voor-10 komende onderdelen, die overeenstemmen met die volgens fig.
1, zijn van dezelfde verwijzingscijfers voorzien. De arm 23 is aan zijn bovenzijde verlengd met een arm 38 die in een bepaalde stand van de vast aan elkaar bevestigde armen 23 en 38 een aan het gestel van de trekker bevestigde schakelaar· 15 kan bedienen. De contactpunten van de schakelaar zijn via electrische verbindingen 39 en 40 verbonden met de regel-schuiven 32 en 33 van de pomp 30 resp. de motor 31.
Indien na het uitoefenen van een grote trekkracht, bijvoorbeeld het bedrijven van een ploeg in zware grond, aan 20 het einde van het grondstuk de ploeg wordt geheven ten einde een bocht te kunnen beschrijven, waarbij de trekkracht plotseling wegvalt, zou de rijsnelheid van de trekker plotseling op ongewenste wijze kunnen toenemen ten gevolge van een door een koppelomvormer bewerkstelligde automatische regeling 25 of ten gevolge van de door de centrifugaalregeling van de dieselmotor 3 bewerkstelligde reactie, waarbij het uitgaande toerental van deze motor binnen zijn regelbereik plotseling zou toenemen. Ten einde deze voor de bestuurder onaangename , situatie te vermijden, wordt door middel van de constructie ! 30 volgens fig. 2 bewerkstelligd dat deze ongewenste regeling ! uitvalt dan wel de trekker langzaam doet rijden bij een i I stand van de hefinrichting die hoger ligt dan de werkstand ' tijdens bedrijf van de ploeg. Indien namelijk de ploeg wordt geheven, zal door het gewicht van dit werktuig een kracht 35 optreden in elke hefstang 15. Indien deze hefstang 15 vanaf BAD origÜiA-O 12 78 - 10 - zijn scharnierende verbinding met de hefarm 13 in de geheven stand schuin voorwaarts en opwaarts is gericht, zal een component van deze kracht de scharnieras 22 in voorwaartse richting drukken, waarbij de armen 23 en 38 tegen de werking 5 van de veren 28 en 29 in zullen verzwenken tot in de in fig.' 2 getekende stand, waarbij de arm 38 de schakelaar sluit, zodat de door de accu 34 gevoede stroc^keten wordt gesloten en waarbij de regelschuiven 32 en/of 33 via de electrische verbindingen 39 resp. 40 zodanig worden bekrachtigd, dat de 10 kantelschijven van de pomp 30 en/of die van de motor 31 zich bewegen in de richting van een stand, waarin deze schijven zich loodrecht op de hartlijn van de pomp resp. de motor bevinden respectievelijk deze stand bereiken. Hierbij wordt bereikt, dat de trekker zonder vertraging langzamer gaat I 3 rijden, dan wel tot stilstand komt, aangezien de opbrengst van de pomp 30 sterk vermindert of tot nul wordt gereduceerd.
Het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 kan ook worden beschouwd als een aanvulling op de regelinrichting . volgens fig. 1, waarbij, afhankelijk van de opstelling van 20 de schakelaar voor of achter de arm 38, de door de arm 38 gesloten stroomketen de kantelschijf van de pomp 30 en/of die van de motor 31 direct naar de stand doet verzwenken waarbij het uitgaande toerental van de variator nul is, indien een grote trekkrach'. of duwkracht plotseling optreedt.
2^ In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 3 zijn delen die overeenkomen met delen van de voorgaande uitvoerings-voorbeelden voorzien van dezelfde verwijzingscijfers. De legering 26 is hierbij, niet aanwezig en de veren 28 en 29 zijn opgespannen tussen de steun 27 en op de stang 25 30 aangebrachte steunschotels.
Elke onderste hefarm 3 is weer op dezelfde wijze als hiervoor is beschreven door middel van de arm 23 verbonden met de veerbelaste stang 25. Een arm 41 is star met de arm 23 verbonden en is derhalve eveneens zwenkbaar om de 35 zwenkas 24. In een middenstand is de arm 41 vanaf de BADORIÖII&P 12 78 -11.- zwenkas 24 gericht in de richting van een uiteinde van een arm 42 door middel waarvan een regelschuif 43 bedienbaar is, waarmee de kantelschijf van de hydraulische pomp 30 kan worden ingesteld. Kaast de arm 42 is de regelschuif 43 ook regelbaar 5 door middel van een door de bestuurder beweegbare hefboom 44 die samen met de arm 42 op dezelfde zwenkas is bevestigd.
De regelschuif 43 is bevestigd op de pomp 30. De hydraulische motor 31> die door middel van hydraulische verbindingen met de pomp 30 is verbonden, bevindt zich recht onder de pomp 10 30. Zowel de motor 31 als de pomp 30 zijn in het uitvoerings- voorbeeld volgens fig. 3 bevestigd aan een verticaal opgestelde zijplaat van het huis van een planetair tandwiel-stelsel 45 dat tussen de hydrostatische aandrijving 5 en de schakelbak 6 is opgesteld. De uitgaande as 46 van de aandrijf-1 5 motor 3 loopt door het planetaire tandwielstelsel 45 heen en is via de schakelbak 6 en een tandwieloverbrenging verbonden met de aftakas 7. De hartlijn van de uitgaande as 46 valt samen met de hartlijn van het huis van het tandwielstelsel 45. De hydrostatische aandrijving 5 is tussen het planetaire 20 tandwielstelsel 45 en de aandrijfmotor 3 opgesteld.
Tussen het van de zwenkas 24 af gelegen uiteinde van de arm 41 en het vrije uiteinde van de arm 42 is een stang 47 aangebracht die zowel met de arm 41 als met de arm 42 verzwenkbaar is verbonden. In de getekende middenstand 25 (fig. 3) liggen de hartlijnen van de koppelelementen (de arm 41 en de stang 47) in eikaars verlengde. De stang 41 is eventueel in lengte instelbaar (bijv. door middel van een spanschroef) in verband met de afregeling van de regel-inrichting.
30 Het planetaire tandwielstelsel 45 is in combinatie met de pomp 30, de motor 31 en de uitgaande as 46 van de aandrijfmotor 3 als volgt samengesteld (fig. 4). De uitgaande aandrijfas 46 van de motor 3 is gekoppeld met een hoofdas 48 van het tandwielstelsel 45 en de hoofdas 48 is 25 weer gekoppeld met een as 49 die via een tandwielover- BAD ORIGIN&I? 0 12 78 - 12 - * brenging de aftakas 7 kan aandrijven. De hartlijnen van de assen 46, 48 en 49 en die van het planetaire tandwielstelsel 45 liggen in eikaars verlengde. Het huis van het tandwielstelsel 45 bezit een zijplaat 50 waaraan de pomp 30 en de motor 5 31 zijn bevestigd en wel zodanig dat de hartlijn van de pomp, de hartlijn van de as 46 en de hartlijn van de motor 31 in hetzelfde verticale vlak zijn gelegen. De ingaande as 51 van de pomp 30 draagt een tandwiel 52 dat in aangrijping is met een tandwiel 53 dat coaxiaal om de hartlijn van de as 48 is IQ opgesteld. Evenals het tandwiel 53 is een naast dit tandwiel gelegen tandwiel 54, dat eveneens coaxiaal om de hartlijn van de as 48 is opgesteld, door middel van axiale spiebanen aan de as 48 bevestigd. Het tandwiel 54 is een zonnewiel van een planetair tandwielstelsel. Het tandwiel 54 is in 1 5 aangrijping met een aantal satelliettandwielen 55» waarvan de draaiingsassen 56 zijn bevestigd in een satellietdrager 57 die coaxiaal om de hartlijn van de as 48 ligt. Aan de van de drager 57 af-gekeerde zijde worden de satellietwielen 55 ondersteund door een ring 58.-· De satellietdrager 57 20 vormt één geheel met een holle aandrijfas 59, die coaxiaal om de samenvallende hartlijnen van de assen 46, 48, 49 is gelegen en die in het huis van het tandwielstelsel 45 is gelegerd. De aandrijfas 59 bewerkstelligt een aandrijvende verbinding met de achterwielen 2 van de trekker en is verbon-25 den met de ingaande as van de schakelbak 6. De satellietwielen 55 zijn aan hun het verst van de as 48 gelegen zijden in aangrijping met een rondlopende vertanding die is aangebracht aan de binnenzijde van een ringwiel 60, dat draaibaar is gelegerd op de as 48, op de buitenzijde van de 30 aandrijfas 59 en op de binnenzijde van een deel van het huis van het tandwielstelsel 45. Een uitgaande as 61 van de motor 31 draagt een star aan deze as bevestigd tandwiel 62, dat eveneens in aangrijping is met de inwendige vertanding van het ringwiel 60. In de bovenzijde van het huis van het 35 tandwielstelsel 45 is een zwenkas 63 gelegerd, die star ver— BAD 0RIG1Ü& 0 12 78 - '13 - verbonden is met een arm 64 en met een buiten het huis gelegen, door de bestuurder bedienbare, hefboom 65· Aan het van de zwenkas 63 af gekeerde einde van de'arm 64 is een remschoen 66 bevestigd, die gezien evenwijdig aan de hartlijn van de 5 as 48, een werkzaam remoppervlak heeft in de vorm van een deel van een cilinderoppervlak. De remschoen kan door ver-zwenking van de hefboom 65 in aanraking worden gebracht met het cilindrische buitenoppervlak van het ringwiel 60.
Gerekend vanuit de in fig. 3 getekende werkzame 10 middenstand van de aan de hefinrichting 12 bevestigde ploeg is de werking van dit uitvoeringsvoorbeeld als volgt.
Indien de ploeg tijdens bedrijf dieper in de grond wordt getrokken, waardoor de door de trekker uit te oefenen trekkracht zou stijgen, verplaatsen de onderste hefarmen 13 15 achterwaarts, waardoor de arm 41 in de richting A zal verzwenken. Tengevolge van het feit dat de stang 47 in de in fig. 3 getekende middenstand in het verlengde ligt van de arm 41, zal de stang 47 in de richting B verschuiven, waardoor de arm 42 in de richting C verzwenkt. Hierdoor 20 wordt de regelschuif 43 zodanig hydraulisch bekrachtigd, dat de stelinrichting (kantelschijf) van de pomp 30 verzwenkt wordt in een richting waarbij de hoek tussen het vlak van de kantelschi jf en de hartlijn van de pomp vergroot, zodat de opbrengst van de pomp kleiner wordt en het uitgaande 25 toerental van de uitgaande as 61 van de motor 31 zal verminderen. Aangezien de uitgaande as 61 van de motor 31 door middel van het tandwiel 62 met het ringwiel 60 is gekoppeld, zullen de eveneens met dit ringwiel 60 in aangrijping satellietwielen 55 langzamer draaien, waardoor het toerental 30 van de satellietdrager 57 en daarmede dat van de aandrijfas 69 van de achterwielen 2 vermindert, aangezien het zonnewiel 54 dat rechtstreeks met de aandrijfmotor 3 is gekoppeld het toerental van de aandrijfmotor 3 behoudt. Bij het dieper zakken van de ploeg zal de rijsnelheid van de trekker ver-35 minderen, zodat het aandri jf koppel van de achterwielen 2 stijgt.
bad originZl9 0 1 2 78 - Η -
Indien de hefinrichting 12 wordt geheven, zal de arm 41 verzwenken in de richting D zodat de stang 47, uitgaande van de in fig. 3 getekende werkzame middenstand, opnieuw in de richting B verschuift, zodat dezelfde gevolgen optreden 5 in de planetaire aandrijving 45 als die welke hiervoor zijn beschreven. Bij het heffen van de ploeg gaat de trekker derhalve zonder vertraging eveneens langzamer rijden.
De veren 28 en 29 trachten de armen 23 en 41 in de middenstand terug te drukken.
10 Ihdien de onderste hefarm in voorwaartse richting wordt gedrukt, bij voorbeeld in het geval waarbij een aan de trekker gekoppeld voertuig tijdens het rijden van een helling kf de trekker opduwt, verzwenkt de arm 41 in de richting D, waardoor de stang 47 weer in de richting B 15 verschuift en de rijsnelheid van de trekker eveneens ver mindert.
Tengevolge van een blokkeerinrichting, die gevormd wordt door de remschoen 66, de arm 64 en de hefboom 65 kan de hiervoor beschreven rege^richting worden uitgeschakeld.
20 Indien de hefboom 65 door de bestuurder in de in fig. 4 getekende stand wordt bewogen, waarbij de remschoen 66 aanligt op het buitenoppervlak van het ringwiel 60, zal het toerental van dit ringwiel tot nul verminderen. De aandrijfas 59 wordt in dit geval via de tandwielen 54 en 55 rechtstreeks door de 25 uitgaande as 46 van de aandri jfmotor 3 aangedreven onder uitschakeling van de hydrostatische aandrijving 5 waarbij de bestuurder in staat is om de rijsnelheid te bepalen door middel van de door hem in te stellen schakelbak 6. De hefboom 65 kan aan de de hefboom 65 kruisende bedieningshefboom 30 44 van de variator zodanig worden gekoppeld, dat de laatste daarbij in de stand verzwenkt waarin de pompopbrengst nul is. In deze situatie is een werkstand ingesteld, waarbij een gunstige werksnelheid (ongeveer 6km/u) wordt bereikt.
Opgemerkt wordt dat de hydraulische pomp 30 wordt 25 aangedreven via de tandwielen 52 en 53 vanaf de motoras 46.
7901278
BAD ORIGINAL
- 15 -
V V
In de hiervoor beschreven stand is de koppelomvormer 5 zonder verliezen toepasbaar. De blokleerinrichting 63 - 66 kan worden toegepast indien de hydrostatische aandrijving 5 niet zou functioneren.
5 Indien de blokkeerinrichting niet in werking is gesteld, zal de rijsnelheid van de trekker zich automatisch aanpassen aan de gevraagde trekkracht en eveneens de rijsnelheid doen verminderen indien een plotselinge vermindering van de trekkracht optreedt of indien een negatieve trekkracht zou 10 voorkomen.
De instelling van de veren 28 en 29 is zodanig, dat indien de trekker volgens fig. 3 volkomen onbelast is, de arm 41 enigszins in de richting D is uitgeweken en wel zodanig, dat indien een normale, voor ploegen gebruikelijke, «15 trekkracht optreedt de arm 41 en de stang 47 in eikaars verlengde liggen.
De trekker volgens de uitvinding kan ook worden toegepast indien de trekker ten opzichte van de uit de figuren blijkende voorwaartse rijrichting achteruit rijdt. In dit 20 geval kan eveneens een aan de ten opzichte van de hefin- richting 12 andere zijde van het gestel bevestigde hefinrichting, voorzien van een van de beschreven regelinrich-tingen, worden gebruikt. Het samenstel van bestuurderszitplaats, stuurinrichting en bedieningsorgaan wordt dan 180° verzwenkt 25 opgesteld, zodat de hef inrichting 12 zich dan aan de voor zijde van de trekker bevindt. Dit heeft geen invloed op de regelinrichting daar deze in beide richtingen werkt.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in de beschrijving en/of in de conclusies is vermeld, maar heeft 30 ook betrekking op de details van de figuren al dan niet beschreven.
Conclusies 79 0 1 2 71 bad origina!

Claims (25)

1. Trekker of dergelijk voertuig met een aankoppelinrichting waaraan een werktuig, machine of voertuig aan-koppelhaar is, met het kenmerk, dat de aankoppelinrichting met een regelinrichting is verbonden, die afhankelijk van 5 de trekkracht de voortbewegingssnelheid van de trekker automatisch instelt.
2. Trekker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat althans een deel van de aankoppelinrichting in de voort-bewegingsrichting ten opzichte van het overige deel van de 10 trekker verplaatsbaar is.
3. Trekker volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aankoppelinrichting een driepuntshefinrichting is.
4. Trekker volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat onderste tenminste een der/hefarmen ten opzichte van het overige 15 deel van de trekker in voorwaartse richting verplaatsbaar is.
5. Trekker volgens een der conclusies 2- 4, met het kenmerk, dat het deel van de aankoppelinrichting tegen veerwerking in verplaatsbaar is.
6. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een trekinrichting in de voortbewegings-richt-ing ten opzichte van het overige deel van de trekker verplaatsbaar is·
7. Trekker volgens een der conclusies 2-6, met het 25 kenmerk, dat het deel van de aankoppelinrichting met een verplaatsingsopnemer is gekoppeld.
8. Trekker volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de verplaatsingsopnemer met een verstelinrichting van een koppelomvormer van de trekker is verbonden. 30 9· Trekker volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verstelinrichting een kantelschijf van een hydrostatische aandrijving is.
10. Trekker volgens een der conclusies 2 - 9* met het kenmerk, dat een zodanige overbrenging tussen het deel van BAD ORIGINAL® 0 12 78 b ¥ *» -I de aankoppelinrichting en een koppelomvormer zodanig is uitgevoerd, dat verplaatsing van het deel van de aankoppel-| inrichting het uitgaande toerental van de koppelomvormer i doet verminderen.
11. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aankoppelinrichting een hefinrichting omvat met een regelinrichting waarbij de regelinrichting uitvalt dan wel de trekkersnelheid doet verminderen in' een stand van de hefinrichting die hoger is dan de normale 10 werkstand.
12. Trekker of dergelijk voertuig met een aankoppel inrichting, waaraan een werktuig, machine of voertuig aankoppelbaar is, met het kenmerk, dat de aankoppelinrich-I ting een hefinrichting omvat met een regelinrichting waarbij 15 de regelinrichting uitvalt dan wel de trekkersnelheid doet :! verminderen in een stand van de hefinrichting die hoger is dan de normale werkstand.
13. Trekker volgens een der voorgaande conclusies Π: |: 2 - 12, met het kenmerk, dat het verplaatsbare deel van de * 20 aankoppelinrichting met een verstelinrichting van een koppelomvormer van de trekker is verbonden via twee onder- | ling verzwenkbare koppelelementen, die in een middenstand in eikaars verlengde zijn gelegen.
14. Trekker volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 25 de middenstand overeenkomt met een tijdens normaal bedrijf I uit te oefenen trekkracht van de trekker, j 15. · Trekker volgens conclusie 13 of 14, met het ken merk, dat verzwenking in beide richtingen van een der ' koppelelementen vanuit de middenstand om een ten opzichte t 30 van het irekkergestel vast opgestelde zwenkas het andere koppelelement in dezelfde richting doet verplaatsen.
16. Trekker volgens conclusie 15, met het kenmerk, | dat het andere koppelelement met een stelinrichting van een koppelomvormer is verbonden. 35 17· Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met 9 0 1 2 78 BAD ORIGINAL 1 « ^ het kenmerk, dat de aankoppelinrichting een trekinrichting en een regelinriehting omvat, die zodanig is uitgevoerd, dat ze zowel bij verhoging van de trekkracht als bij het opduwen van de trekinrichting de trekker langzamer doet 5 voortbewegen · 18. trekker of dergelijk voertuig met een aankoppel inrichting, waaraan een werktuig, machine of voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat de aankoppelinrichting een trekinrichting en een regelinriehting omvat, die 10 zodanig is uitgevoerd, dat ze zowel bij verhoging van de tr elder acht als bij het opduwen van de trekinrichting de trekker langzamer doet voortbewegen.
19· Trekker volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de trekinrichting door middel van een electri-15 sche verbinding met de koppelomvormer kan worden verbonden.
20. Trekker volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat een schakelaar is aangebracht die door het zich verplaatsende deel van de aankoppelinrichting kan worden bediend.
21. Trekker volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de stelinrichting van de koppelomvormer electrisch wordt bewogen.
22. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trekker een koppelomvormer bezit, 25 die een hydrostatische aandrijving omvat, voorzien van een combinatie van een hydraulische pomp en een daarmee gekoppelde hydraulische motor.
23. Trekker volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat tussen de hydrostatische aandrijving en de aandrijfbare 30 wielen van de trekker een door de bestuurder bedi-enbare schakelbak is aangebracht.
24. Trekker volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat de hydrostatische aandrijving zowel door de regelinriehting als door de bestuurder instelbaar is. 35 25· Trekker volgens een der voorgaande conclusies, 790 1 2 78 BAD ORIGINAL met het kenmerk, dat de koppelomvormer door de regelinrichting zodanig verstelbaar is dat de trekker bij een grotere trekkracht dan een ingestelde, bij normaal bedrijf uit te oefenen trekkracht langzamer gaat rijden.
26. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de koppelomvormer door de regelinrich-ting zodanig verstelbaar is dat de trekker bij een kleinere trekkracht dan een ingestelde, bij normaal bedrijf uit te oefenen trekkracht of bij ontbrekende trekkracht langzamer 10 gaat rijden.
27. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de regelinrichting bij een kleinere trekkracht dan een ingestelde, bij normaal bedrijf uit te oefenen trekkracht of bij ontbrekende trekkracht wordt 15 uitgeschakeld.
28. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de regelinrichting met een hydraulische bedienbare regelschuif van de koppelomvormer is gekoppeld.
29. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de regelinrichting door de bestuurder uitschakelbaar is.
30. Trekker volgens een der conclusies 9-29, met het kenmerk, dat de hydrostatische aandrijving uitschakelbaar is. 25 31 · Trekker zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. BAD ORIGINAL ? 9 0 12 78
NL7901278A 1979-02-12 1979-02-19 Trekker. NL7901278A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7901278A NL7901278A (nl) 1979-02-19 1979-02-19 Trekker.
GB8004298A GB2042691B (en) 1979-02-12 1980-02-08 Motor vehicles for towing implements
DE19803004946 DE3004946A1 (de) 1979-02-12 1980-02-09 Schlepper
US06/120,930 US4582141A (en) 1979-02-12 1980-02-10 Motor vehicle with driving speed responsive to change in attachment load
FR8002920A FR2448277A1 (fr) 1979-02-12 1980-02-11 Tracteur muni d'un dispositif de reglage de la vitesse en fonction de la charge

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7901278A NL7901278A (nl) 1979-02-19 1979-02-19 Trekker.
NL7901278 1979-02-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7901278A true NL7901278A (nl) 1980-08-21

Family

ID=19832655

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7901278A NL7901278A (nl) 1979-02-12 1979-02-19 Trekker.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL7901278A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9089095B2 (en) Tractor-implement control system method
CA2796134C (en) Header transport for a crop harvesting machine
US4582141A (en) Motor vehicle with driving speed responsive to change in attachment load
US9119348B2 (en) Tractor-implement control system and method
US5353580A (en) Mower with an improved locking device
US8291991B1 (en) Walk-behind soil aerator
NL8300453A (nl) Trekker of dergelijk voertuig.
WO2001072112A1 (en) Tiller
NL1034636C2 (nl) Getrokken landbouwmachine.
NL7901278A (nl) Trekker.
DE1632764A1 (de) Hoehenverstellbare Vorrichtung zum Befestigen von Arbeitsgeraeten an Traktoren
NL7901277A (nl) Trekker.
EP2457428B1 (en) Coupling assembly for coupling an implement for driving to a work vehicle
US5092111A (en) Mowers
US4472930A (en) Lawn comb
NL8300732A (nl) Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden.
FR2482326A1 (fr) Dispositif pour la commande d'une charrue trainee par un tracteur
NL8500758A (nl) Trekker.
US2369436A (en) Power lift
EP0274299B1 (fr) Système d'attelage à une charrue brabant d'un appareil agricole à remorquer
US1553919A (en) Garden tractor
US4042253A (en) Weight transfer system for coupling a gang plow to a towing vehicle
US4974400A (en) Hydraulic valve control linkage
FR2550910A1 (fr) Dispositif pour l'attelage automatique d'une machine portee et tractee, notamment de type agricole
DE3744419A1 (de) Einachsgeraet

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed