NL7901094A - Koppeling, in het bijzonder voor het verbinden van een trekkend voertuig met een getrokken inrichting. - Google Patents

Description

....... 5 . t * 27217-HL.

Hendrikus Jan Zwaantinus iCEEIHS DETERS, te Ermelo.

Koppeling, in het bijzonder voor het verbinden van een trekkend voertuig met een getrokken inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een koppeling, in het bijzonder voor het verbinden van een trekkend voertuig met een getrokken inrichting.

De trekkende inrichting, kortweg trekker genoemd, kan bijvoorbeeld een in de landbouw of tuinbouw gebruikelijke twee- of 5 meerwielige trekker zijn en de getrokken inrichting, kortweg aanhanger genoemd, een twee- of meerwielige aanhangwagen of een landbouw- of tuinbouwwerktuig, zoals een ploeg of dergelijke.

Een aanhangwagen wordt gewoonlijk via een kogelkoppeling verbonden met de trekker, zodat de aanhangwagen alle bewegingen van de 10 trekker en de via de wielen daaraan opgelegde bewegingen kan volgen. Een dergelijke aanhangwagen kan ook op de gebruikelijke wijze met een auto worden gekoppeld.

Bij een aanhanger in de vorm van een ploeg of dergelijke is bovengenoemde beweeglijkheid tussen trekker en aanhanger ongewenst. 15 Een ploeg moet de trekker alleen in de bewegingsrichting volgen.

Daarvoor is het noodzakelijk een stijve koppeling te verschaffen, die alleen beweging in het horizontale vlak mogelijk maakt.

Zouden bewegingen in het verticale vlak mogelijk zijn, dan zou de ploeg niet op de gewenste ploegdiepte kunnen worden ingesteld, 20 respectievelijk de gewenste ploegdiepte niet kunnen handhaven.

Een trekker met een koppeling bedoeld voor ploegen of dergelijke kan dus niet worden gebruikt voor het trekken van een aanhangwagen omdat, als de trekker zou 'duiken', de aanhangwagen zou worden opgelicht, wat een zeer grote belasting op de koppel- 25 inrichting veroorzaakt. Omgekeerd kan een trekker met een koppe-'“lïng bedoeld voor een aanhangwagen niet worden gebruikt voor het 790 1 0 9 4 2 > ploegen, omdat de'koppeling bewegingsvrijheid in het verticale vlak toelaat.

De uitvinding beoogt, een koppeling van het bovenaangehaalde . type te verschaffen, waarmede het op eenvoudige wijze mogelijk is een trekker zowel voor het trekken van een aanhangwagen als voor 5 het trekken van een ploeg te gebruiken.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat met de achterzijde van het trekkende voertuig een verticale koppelplaat, die ligt in een vlak loodrecht op de voortbewegingsrichting van dit voertuig in genoemd vlak draaibaar en vastzetbaar is verbon- 10 den, welke koppelplaat nabij een einde is voorzien van een gebruikelijk kogelvormig koppeldeel dat met een overeenkomstig uitgevoerd koppeldeel van een getrokken inrichting kan samenwerken, en welke koppelplaat nabij het andere einde is voorzien van twee zich loodrecht daar vanaf uitstrekkende onderling evenwijdige 15 oren waartussen een koppeldeel van een getrokken inrichting kan worden geplaatst en met een door de openingen in de oren gaande pen of bout kan worden vastgezet.

Het is nu dus mogelijk dezelfde trekker zowel voor het trekken van een aanhangwagen, die ook met de gebruikelijke trekhaak 20 van een auto kan worden gekoppeld, als voor het trekken van een ploeg of dergelijke, te gebruiken en dit door op eenvoudige wijze de genoemde plaat in de daarvoor geschikte stand te draaien en vast te zetten. Het zal duidelijk zijn, dat dit economische voordelen geeft omdat een enkele· trekker, evenals de aanhangwagen, 25 voor meerdere doeleinden kan worden gebruikt.

Yoor het verkrijgen van een zo gunstig mogelijke uitvoering heeft het de voorkeur dat de hartlijn van het kogelvormige koppeldeel met die van de openingen in de oren samenvalt.

Om de krachten uitgeoefend op de· koppelplaat ti jdens ploegen 30 of dergelijke op te vangen, heeft het de voorkeur dat de koppelplaat in de stand voor het trekken van een aanhanger in de vorm van een ploeg of dergelijke vergrendelbaar is.

Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de koppeling volgens de uitvinding is weergegeven, zal de uit- 35 vinding hierna nader worden besproken.

7901094 * 5 -Λ

Fig. 1 toont een zijaanzicht van de koppeling in de stand voor het koppelen van een aanhangwagen.

Fig. 2 toont een vooraanzicht van de koppeling, waarbij de koppelplaat gedeeltelijk gedraaid is.

De koppelplaat 1 van de inrichting is via een tussenstuk; 2 5 verbonden met een deel 3 van een verder niet weergegeven trekker.

In de koppelplaat 1 is ongeveer in het midden van zijn hoogte een boring 4 aangebracht. In het tussenstuk 2 is eenzelfde boring 5 aangebracht. Door de openingen 4 5 is een moerbout 6 gestoken, waarmede de koppelplaat 1 op het tussenstuk kan worden vastgezet. 10 De koppelplaat 1 is nabij zijn ene einde (boveneinde in fig. 2) voorzien van een gebruikelijke kogel 7 met een haakvormige steel 8. Nabij het andere einde (ondereinde in fig. 1) is de koppelplaat 1 voorzien van twee oren 9, die evenwijdig met elkaar zijn geplaatst onder een hoek van 90° met de plaat 1. Deze oren zijn elk voor- 15 zien van een boring 10. De verticale hartlijn van de boringen 10 vallen samen, zoals blijkt uit fig. 1 en 2.

Als weergegeven in fig. 2, kan de koppelplaat 1 worden gedraaid om de moerbout 6. Naar wens kan hierdoor de kogel 7 (zie fig. 1), of kunnen de oren 9 naar de bovenzijde worden gedraaid. ' 20 In de stand als weergegeven in fig. 1, kan een aanhangwagen met de trekker worden verbonden.

Als de koppelplaat 1 zo wordt gedraaid dat de oren 9 is. ie bovenste stand zijn, kan een ploeg met de verticale plaat, en dus met de trekker, worden verbonden. Het bevestigingsorgaan van de 25 ploeg (niet weergegeven) is gevormd uit een cilindrisch buisstuk dat past tussen beide oren 9 en- kas. met een bout, die wordt gestoken door de boring 10 van het ene oor 9? het cilindrische buisstuk en door de boring 10 van het andere oor 9 met de koppelplaat 1 worden verbonden. Als gevolg van deze verbinding kan de ploeg 30 om de bout, die is gestoken door de boringen 10, in het horizontale vlak scharnieren. Scharnieren in verticale richting is echter onmogelijk, wat voor een ploeg of dergelijke gewenst is om goed ploegwerk te waarborgen. Om de koppelplaat 1 ondanks de daarop via de door de boringen 10 uitgeoefende krachten in de 35 juiste stand te houden, is in de koppelplaat 1 een boring 11 aan- 790 1 0 9 4

Claims (3)

1. Koppeling, in het bijzonder voor het verbinden van een trekkend voertuig met een getrokken inrichting, met het kenmerk, dat mèt de achterzijde, van het trekkende voertuig een verticale koppelplaat, die ligt in een vlak loodrecht op de 15 voortbewegingsrichting van dit voertuig in genoemd vlak draaibaar en vastzetbaar is verbonden, welke koppelplaat nabij een einde is voorzien van een gebruikelijk kogelvormig koppeldeel dat met een overeenkomstig uitgevoerd koppeldeel van een getrokken inrichting kan samenwerken, en welke koppelplaat nabij het 20 andere einde is voorzien van twee zich loodrecht daar vanaf uitstrekkende onderling evenwijdige oren waartussen een koppeldeel fan een getrokken inrichting kan worden geplaatst en met een door de openingen in de oren gaande pen of bout kan worden vastgezet. 25

2. Koppeling volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de hartlijn van het kogelvormige koppeldeel met die van de openingen in de oren samenvalt.

3. Koppeling volgens conclusie 1, met het ken- 30 merk, dat de koppelplaat in de stand voor het trekken van een aanhanger in de vorm van een ploeg of dergelijke vergrendelbaar is. 790 1 0 9 4