NL7900868A - Inrichting voor het verpakken van voorwerpen in materiaal dat onder invloed van warmte gelast kan worden. - Google Patents

Description

% - 1 -

Nr IT.0 . 27144 __

Instituut voor Bewaring en Yerwerking van Landbouwprodukten te Wageningen.

Korte aanduiding; Inrichting voor het verpakken van voorwerpen in materiaal dat onder invloed van warmte gelast kan worden.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verpakken van voorwerpen in materiaal dat onder invloed van warmte 5 gelast kan worden; in het bijzonder kunststoffolie.

Bekende inrichtingen van dit soort zijn bestemd voor het vormen en met deeltjes vullen van zakjes en omvatten een ongeveer verticale metalen vulbuis evenals een toevoermechanisme voor het toevoeren en om die vulbuis vouwen van een folievel. Er zijn ver- 10 der lasbekken om de overlappende randen van het folievel aan elkaar te lassen evenals lasbekken om de foliehuls onder het ondereinde van de vulbuis te sluiten en naar beneden te trekken. Zodra een deel van de hulsvormige folie is gesloten en over de hoogte van een zak naar beneden is getrokken, wordt een gedoseerde hoeveelheid 15 deeltjes, zoals pinda's of zoutjes, via de vulbuis in het zakje gedeponeerd. De inmiddels naar de uitgangsstand teruggekeerde lasbekken brengen opnieuw een lasverbinding tot stand, waarbij tegelijkertijd de bovenrand van het zojuist gevulde zakje en de onderrand van het zich daarboven bevindende foliehulsdeel worden dicht- 20 gelast. Yerder zal gewoonlijk een snijmechanisme aanwezig zijn, om het gevulde, geheel gesloten zakje van de aan de onderzijde gesloten foliehuls af te snijden. Dit afgesneden zakje valt naar beneden op bijvoorbeeld een afvoertransporteur. Zo een inrichting is slechts geschikt voor het verpakken van produkten, die door de zwaarte- 25 kracht in een verticale vulbuis kunnen worden verplaatst.Yoor het in folie verpakken van relatief grote blokvormige lichamen, die in ~een horizontaal systeem worden aangevoerd, zoals zgn. balen uit 7900868 . % 2 vezelmateriaal, is de bekende inrichting ongeschikt.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting voor het in folie verpakken van in een horizontaal systeem aangevoerde voorwerpen te verschaffen.

Hiertoe omvat een inrichting voor het in folie of derge- 5 lijk lasbaar materiaal verpakken van voorwerpen een in hoofdzaak horizontale koker voor een rij te verpakken voorwerpen, transportmiddelen om de voorwerpen stapsgewijs naar het afvoereinde van de koker te verplaatsen, bij twee tegenoverelkaar gelegen zijden van de koker aangebrachte toevoermiddelen voor folievellen, middelen 10 om elk van de beide folievellen zodanig om de koker te vouwen, dat de langsranden van de folievellen elkaar overlappen, zijlas-bekken voor het aan elkaar lassen van de overlappende randen van de folievellen en het aldus vormen van een foliehuls, aan het afvoereinde van de koker aangebrachte eindlasbekken die zich lood- 15 recht op de zijlasbekken uitstrekken, een nabij het afvoereinde van de koker aangebrachte houder met klemorgaan, welke houder verplaatsbaar is tussen een overbrengstand, waarin een verpakt voorwerp door een uit de koker gedrukt voorwerp uit de houder kan worden geduwd, een doortrekstand, waarin een in de houder vastgeklemd voor- 20 werp is doorgetrokken over een afstand, die ten minste met de hoogte van een voorwerp overeenkomt en een lasstand, waarin de eindlasbekken een lasverbinding tussen de op elkaar geduwde delen van de foliehuls teweeg kunnen brengen.

De inrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder 25 geschikt om aan te sluiten op een in de Nederlandse octrooiaanvrage 78.09933 beschreven inrichting voor het persen van vezelmateriaal tot balen.

Voor de verplaatsing van de houder tussen de genoemde standen kan de houder zijn verbonden met ten minste twee stangen 30 die door middel van een hydraulische cilinder verstelbaar zijn.

Om een geheel verpakt voorwerp te kunnen losmaken van de foliehuls verdient het de voorkeur dat twee paren eindlasbekken aanwezig zijn, en dat tussen de bekken van één van die paren een mesje voor het doorsnijden van de folie tussen de door de eindlas- 35 bekken aangebrachte lasverbindingen is gemonteerd.

790 0 8 68 '3 3

Het mesje kan zijn bevestigd op een tussen de bekken van een paar eindlasbekken aangebrachte aan te drijven ketting, terwijl dat paar eindlasbekken verticaal verend met het bedie-ningsorgaan is verbonden.

Het zal duidelijk zijn, dat het mesje zich normaal tussen 5 de bekken van een paar bevindt en dat het met zijn snijrand vrijkomt indien die bekken door het andere paar bekken over kleine verticale afstand worden weggeduwd.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuur, waarin schematisch een perspektivisch aanzicht is weergegeven, nader 10 worden toegelicht.

De weergegeven inrichting is bestemd om blokvormige lichamen, in het bijzonder balen uit vezelmateriaal te verpakken in kunststof folie of een ander lasbaar materiaal.

De inrichting omvat een horizontale uit metaalplaat ge- 15 vormde koker 1, die onder een rechte hoek aansluit op een perskamer 2 voor het persen van balen, waarbij de in de perskamer gevormde balen door een hydraulische cilinder 3 in ie koker kunnen worden geduwd.

De perskamer maakt bijvoorbeeld deel uit. van een in de 20

Nederlandse octrooiaanvrage 78.09933 beschreven persinrichting.

De uitvinding is echter niet tot het verpakken van vezelbalen beperkt.

Zowel boven als onder de koker 1 is een rol 4 respektie-velijk 5 voor het toevoeren van een folievel aangebracht. Tan deze rollen afgetrokken vellen lopen achtereenvolgens over een 25 geleidingsrol 6 respektievelijk 7 en schouders 8 respektievelijk 9. Een over een schouder aangetrokken folievel wordt ïï-vormig gevouwen. De afmetingen van de schouders zijn zodanig gekozen, dat de ïï-vormige vellen passend om de koker 1 komen te liggen, waarbij hun met 10, 11 aangegeven langsranden elkaar overlappen. 30

Aan weerszijden van de koker 1 zijn lasbekken 12 opgesteld, die de overlappende randstroken van de folievellen aan elkaar kunnen lassen. Deze bekken zijn door middel van hydraulische cilinders 13 verplaatsbaar.

790 0 8 6 8 «f 4

Aan het einde'van de koker bevindt zich een houder 14*' die, gezien in de lengterichting van de koker, open is. Deze houder is opgehangen aan een aantal onderling verbonden stangen 15, die met elkaar twee parallellogrammen vormen en door een hydraulische cilinder 16 verplaatsbaar zijn volgens banen, waarvaü er 5 twee in de figuur met een streep-puntlijn zijn aangegeven.

Aan het einde van de koker 1 zijn boven elkaar twee paar eiïndlasbekken 17» 18 aangebracht. Deze kunnen door hydraulische cilinders 19» 21 op en neer worden verplaatst tussen een met punt-streeplijnen aangeduide stand en een met getrokken lijnen aange- 10 duide stand. De onderste bekken zijn verticaal verend verbonden met de zuigerstang van de cilinder 21.

Voor het afvoeren van de verpakte balen is een afvoer-baan 22 aanwezig.

Tussen het onderste paar eindlasbekken 18 is een ketting- 15 zonder einde 25 op kettingwielen gemonteerd. Op het bovenpart van deze ketting is een niet weergegeven mesje bevestigd. De ketting kan door niet weergegeven middelen, bijvoorbeeld door een door hydraulische cilinder verplaatsbare heugel of ketting, die in een op de as van één van de kettingwielen bevestigd tandwiel 20 grijpt, worden aangedreven over ongeveer een met de breedte van een baal overeenkomende afstand.

De houder 14 is voorzien van een klemcilinder 24 met klemplaat die bestemd is om een in de houder aanwezige baal vast te kunnen klemmen. '25

De inrichting werkt als volgt:

De koker 1 is met behulp van de uitstootcilinder 3 gevuld met een rij balen, die in de perskamer 2 zijn gevormd. Om de koker wordt met behulp van de toevoerrollen 4» 5» de geleidings-rollen 6, 7» de schouders 8, 9 en de zijlasbekken 12 eeniblie- 30 huls gevormd.

Periodiek wordt een nieuwe baal in de koker gevoerd, waarbij de voorste baal die aan zijn voorvlak reeds door de gelaste folie is bedekt uit de koker wordt geduwd in de houder 14, die zich op dat moment in de meest linkse stand (overbrengstand) bevindt. 35

Ook het einde 'van de foliehuls bevindt zich uiteraard binnen de houder.

790 0 8 68 5 >

Nadat de klemcilinder 24 is bediend en als gevolg daarvan de baal met folie in de houder 14 is vastgezet, wordt de cilinder 16 bedient ten einde de stangen 15 te doen scharnieren naar een stand waarin de houder zich uiterst rechts van zijn bewegingsbaan bevindt (doortrekstand). Door deze beweging is de gehele folie- 5 huls doorgetrokken over een afstand, die ten minste gelijk is aan de hoogte van een baal. Met behulp van de zijlasbekken 12 wordt een langslasnaad tot stand gebracht. De aan de stangen 15 opgehangen houder 14 wordt door de cilinder 16 teruggetrokken naar een zogenaamde lasstand, die zich op kleine afstand rechts 10 van de overbrengstand bevindt. In deze lasstand van de houder 1 worden de cilinders 19 en 21 bedient, zodat de twee paar eindlas-bekken 17 en 18 naar elkaar worden bewogen, waarbij de tussen de koker 1 en de houder 14 aanwezige foliedelen van de foliehuls op elkaar worden gedrukt en aan elkaar worden gelast, waardoor 15 tegelijkertijd de dwarse lasnaad in de folie aan het achtervlak van de in de houder 14 bevindende baal en de dwarse lasnaad in de folie van het voorvlak van de voorste baal in de koker 1 tot stand worden gebracht. Deze dwarse lasnaden worden ten slotte van elkaar gescheiden door het op de ketting 23 bevestigde mesje. 20

Zodra de paren lasbekken beide op de folie aangrijpen worden de onderste lasbekken 18 tegen veerwerking in naar beisden geduwd waardoor het mesje in de folie tussen de twee bovengenoemde dwarse lasnaden prikt. De ketting wordt over de breedte van een baal verplaatst, waardoor de scheiding tot stand komt. 25

Nadat de lasbekken 17, 18 in hun uitgangsstand zijn teruggebracht, de klemcilinder 24 is ontlast en de houder 14 in de meest linkse overbrengstand is aangebracht, kan een nieuwe cyclus aanvangen met het uitstoten van de geheel verpakte baal uit de houder 14 op de afvoerbaan 22 en het inbrengen van een 30 nieuwe baal uit de koker 1 in de houder 14·

Het is niet uitgesloten, dat de overbrengstand en de lasstand van de houder 14 met elkaar samenvallen.

4 790 0 8 68

Claims (4)

1. Inrichting voor het verpakken van voorwerpen in mate riaal dat onder invloed van warmte gelast kan worden, in het bijzonder kunststoffolie, gek enmerkt,door een 10 in hoofdzaak horizontale koker (1) voor een rij te verpakken voorwerpen, transportmiddelen (3) om de voorwerpen stapsgewijs naar het afvoereinde van de koker te verplaatsen, aan twee tegenover elkaar gelegen zijden van de koker aangebrachte toevoermid- -delen (4,5) voor folievellen, middelen (8,9) om elk van de beide 15 folievellen zodanig om de koker (1) te vouwen dat de langsranden van de folievellen elkaar overlappen, zijlasbekken (12) voor het aan elkaar lassen van de overlappende randen van de folievellen en het aldus vormen van een fohèhuls, aan het afvoereinde van de koker(l) aangebrachte eindlasbekken (17518) die zich loodrecht op de zij- 20 lasbekken uitstrekken, een nabij het afvoereinde van de koker aangebrachte houder (14) met klemorgaan (24),welke houder verplaatsbaar is tussen een overbrengstand, waarin een verpakt voorwerp door een uit de koker gedrukt voorwerp uit de houder kan worden geduwd, een doortrekstand waarin een in de koker vastgeklemd voorwerp is 25 doorgetrokken over een afstand, die ten minste met de hoogte van één voorwerp overeenkomt en een lasstand, w'aarin de eindlasbekken een lasverbinding tussen de op elkaar geduwde delen van de folie-huls teweeg kunnen brengen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t h e t 30 kenmerk, dat de houder is verbonden met ten minste twee stangen (15)> die door middel van een hydraulische cilinder (16) verstelbaar zijn. nO 08 58

3- Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat twee paren eindlasbekken (17> 18) aanwezig zijn, en dat tussen de hekken van één van die paren een mesje voor het doorsnijden van de folie tussen de door de eindlasbekken aangebracht lasverbindingen is gemonteerd. 5

4· Inrichting volgens conclusie (3), met het kenmerk dat het mesje is bevestigd op een tussen de bekken van een paar eindlasbekken (18) aangebrachte aan te drijven ketting (23) en dat dat paar eindlasbekken (18) verticaal verend met het bedieningsorgaan (21) is verbonden. 10 > 790 0 8 68