NL7811349A - Werkwijze en inrichting voor het selectief afwerpen van door een continu bewegende transporteur meegevoerde vogels. - Google Patents

Description

' 4 '· %

Pieter Meyn te Oostzaan

Werkwijze en inrichting voor het selectief afwerpen van door een continu bewegende transporteur meegevoerde vogels

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het selectief afwerpen van door een continu bewegende transporteur meegevoerde vogels, waarbij de vogels elk met tenminste één van de beide poten in een ten opzichte van de bewegingsrichting van de trans-5 porteur, zijwaarts gerichte gaffel van een draaghaak van de transporteur wordt ondersteund.

In pluimveeslachterijen is het algemeen gebruikelijk dat de vogels met de poten aan draaghaken van een transporteur hangend, achtereenvolgens verschillende behandelingen en bewerkingen ondergaan, waarna 10 de vogels tenslotte weer uit de draaghaken moeten worden vrijgemaakt.

Hiertoe zijn verschillende inrichtingen bekend, waarbij de vogels met behulp van vaste, op dé poten van de vogels aangrijpende geleidingen, geleidelijk uit de haken worden getild, terwijl de haken zelf zodanig worden tegengehouden, dat zij niet tezamen met de vogels kunnen worden 15 opgetild. Het nadeel van deze inrichtingen is, dat zij niet selectief kunnen werken, daar zij steeds alle door de transporteur meegevoerde vogels uit de draaghaken vrijmaken.

In de praktijk'worden de vogels echter, na het slachten en panklaar maken, naar gewichts- en/of kwaliteitsklasse gesorteerd. Hier-20 bij worden de vogels, al naar gelang van hun gewicht en/of kwaliteit, op verschillende punten langs de baan van de transporteur uit de draaghaken vrijgemaakt. Voor een dergelijk selectief afwerpen van vogels wordt in de praktijk gebruik gemaakt van zogenaamde zelflossende draaghaken. De meest veelvuldig toegepaste haken van deze soort, zijn in de regel voor-25 zien van een zwenkbare gaffel, die normaal in een werkstand is vergrendeld, waarin hij enigszins schuin omhoog steekt en de poot van een vogel kan ondersteunen. Bij het bereiken van het punt waar de vogel moet worden afgeworpen, wordt de vergrendeling van de gaffel opgeheven, waardoor 78 1 1 3 4 9 < * r r · ' 2 - -de gaffel naar beneden zwenkt en de poot van de vogel vanzelf uit de gaffel glijdt. Het gebruik van dergelijke zelflossende haken heeft het nadeel, dat de haken door de zwenkbare gaffel en de vergrendeling daarvan betrekkelijk gecompliceerd van construktie zijn, waardoor in de 5 praktijk, waar niet zelden wordt gewerkt met installaties, die enkele duizenden van dergelijke haken omvatten, storingen niet kunnen worden vermeden. Bovendien zijn dergelijke haken betrekkelijk duur.

De uitvinding heeft ten doel de beschreven nadelen op te heffen.

10 Volgens de uitvinding wordt dit doel bij een werkwijze van de genoemde soort verwezenlijkt, door op het punt waar een bepaalde vogel moet worden afgeworpen, elk van de vastgehouden poten van de vogel uit de bijbehorende gaffel te stoten, met een korte, snelle, slagvormige beweging, die dicht onder de gaffel op de poot aangrijpt.

15 De uitvinding is gebaseerd op het inzicht, dat het mogelijk is de poot van de vogel uit de draaghaak te stoten, zelfs indien de gaffel schuin omhoog is gericht, mits dit met voldoende snelheid geschiedt, zodat de traagheid van de vogel er toe bijdraagt de poot uit de gaffel vrij te maken.

20 De inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze is volgens « de uitvinding voorzien van tenminste ëën naast de transporteur opgesteld afwerporgaan met een beweegbare uitwerparm, die bij bekrachtiging door een met het afwerporgaan verbonden regelorgaan, met een snelle, op de vrij te maken poot van de vogel aangrijpende beweging, de vogel uit de 25 draaghaak van de transporteur stoot, op het moment dat deze het afwerporgaan passeert. Hierbij kan de uitwerparm worden aangedreven door een snelwerkende pneumatische cilinder, terwijl het regelorgaan deel kan uitmaken van een weeginstallatie, die het gewicht van elk van de door de transporteur meegevoerde vogels bepaalt en zo het punt waar de vogel 30 moet worden afgeworpen vastlegt.

Bij voorkeur is ter plaatse van het afwerporgaan aan weerszijden van de transporteur op verschillende hoogte een vaste geleider aangebracht, welke geleiders tezamen bij het uitstoten van de poten het zijwaarts meezwenken van de draaghaken verhinderen, 35 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven.

78 1 1 3 49 . - ' '·* ♦ 3

Fig.l toont een inrichting volgens de uitvinding.

Fig.2 toont een doorsnede volgens de lijn II-II in fig.l.

De in de tekening weergegeven inrichting dient voor het naar keuze afwerpen van een vogel, die met één of beide poten aan een draag-5 haak van een transporteur hangt.

De inrichting is voorzien van een jukvormig draaggestel 1, dat over de T-profiel rail 2 van de transporteur gestulpt en daaraan bevestigd is. De transporteur bestaat verder uit een trekkabel 3 of -ketting, waarop op regelmatige afstanden trolleys 4 zijn bevestigd, waarvan de 10 steunrollen 5 over de rail 2 lopen.

Elke trolley 4 draagt een tussenstang 6 waaraan een draaghaak 7 is opgehangen. De draaghaak 7 heeft ongeveer de vorm van een stijgbeugel, waarvan de onderstang tot een gaffel 8 is uitgebogen, zoals het duidelijkst in fig. 2 is aangegeven. In de gaffel 8 kan op de in fig. 1 15 aangegeven wijze de poot 9 van een vogel worden gehangen.

Een snelwerkende pneumatische vijzel 10 is met behulp van een montageplaat 11 op zodanige wijze aan een van de benen van het juk 1 bevestigd, dat de zuigerstang 12 van de vijzel 10 ongeveer horizontaal, dwars op de bewegingsrichting van de transporteur is gericht en vlak 20 onder het niveau van de onderuiteinden van de draaghaken 7 ligt. Aan het vrije uiteinde van de zuigerstang 12 is een uitwerparm 13 bevestigd, die in hoofdzaak evenwijdig is met de bewegingsrichting van de transporteur.

Aan weerszijde van de transporteur is een eveneens in hoofdzaak met de bewegingsrichting van de transporteur evenwijdige geleidings-25 stang 14, respectievelijk 15, aan het naaste been van het juk 1 bevestigd met behulp van een verbinsingsstang 16. De onderlinge afstand van de ge-leidingsstangen 14 en 15 is zo gekozen, dat de draaghaken 7 van de transporteur, dat de draaghaken 7 van de transporteur met slechts geringe speling tussen de stangen 14 en 15 doorlopen, waarbij de aan de zijde van de 30 vijzel 10 liggende geleidingsstang 14 iets hoger is aangebracht dan de stang 15.

Wanneer nu op het moment dat een draaghaak- 7 de vijzel 10 passeert, de vijzel wordt bekrachtigd door een niet in de tekening weergegeven regel- en bedieningsorgaan via op de poorten 17 van de vijzel 10 35 aangesloten luchtleidingen, zal de zuigerstang 12 met grote snelheid uitschieten naar de in fig. 2 met stippellijnen aangegeven stand, waardoor de uitwerparm 13 tegen de poot 9 van de aan de draaghaak 7 hangende 781 1 3 49 ΐ ' - 4 vogel stoot en de poot uit de gaffel 8 van de draaghaak 7 wordt geschoven. Indien de poot 9 van de vogel door deze plotselinge stoot niet geheel uit de gaffel wordt vrijgemaakt en de haak met de vogel mee naar buiten zwenkt, zal de haak tegen de geleidingsstang 15 stuiten, waarna 5 de traagheid van de vogel er voor zorgt, dat de poot 9 geheel uit de gaffel 8 wordt vrijgemaakt. Hierbij wordt door de tweede geleidingsstang 14, die aan de andere zijde van de draaghaak 7 boven de stang 15 ligt, verhindert dat de haak 7 om de geleidingsstang 15 gaat kantelen. In de praktijk is gebleken dat ook indien, zoals in fig. 1 is weergegeven, de 10 gaffel 8 schuin omhoog is gericht, een altahns nagenoeg horizontaal gerichte stoot voldoende om de poot uit de gaffel vrij te maken, mit dit met voldoende snelheid geschiedt..

Het zal duidelijk zijn, dat in de praktijk, bij voorbeeld bij het naar gewicht sorteren van geslacht en uitgenomen gevogelte, een aan-15 tal inrichtingen volgens de uitvinding·, op verschillende punten langs de transporteur zijn opgesteld, die worden bediend door een gemeenschappelijk regelorgaan, dat deel uitmaakt van een weeginstallatie, die van elk van de vogels het gewicht bepaalt en aan de hand van het bepaalde gewicht het gewenste afwerppunt vastlegt, waarna het regelorgaan de bij 20 dat afwerppunt behorende inrichting bekrachtigt op het moment dat deze door de daar af te werpen vogel wordt gepasseerd.

Ofschoon in het voorgaande de inrichting werd beschreven voor het afwerpeh van vogels, die slechts met ëën poot zijn opgehangen, is de inrichting evenzeer geschikt voor het afwerpen van vogels, die met beide 25 ' poten aan een draaghaak zijn opgehangen, in welk geval deze draaghaak met twee gaffels is uitgerust.

78 1 1 3 49

Claims (3)

5 Λ \

1. Werkwij ze voor het selectief afwerpen van door een continu bewegende transporteur meegevoerde vogels, waarbij de vogels elk met tenminste één van de beide poten in een ten opzichte van de bewegingsrichting van de transporteur, zijwaarts gerichte gaffel van een draag-5 haak van de transporteur wordt ondersteund, met hetkenmerk, dat op het punt waar een bepaalde vogel moet worden afgeworpen, elk van de vastgehoudén poten van de vogel uit de bijbehorende gaffel wordt gestoten, met een korte, snelle, slagvormige beweging, die dicht onder de gaffel op de poot aangrijpt.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens con clusie l,met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een naast de transporteur opgesteld afwerporgaan met een beweegbare uit-werparm, die bij bekrachtiging door een met het afwerporgaan verbonden regelorgaan, met een snelle, op de vrij te maken poot van de vogel aan-15 grijpende beweging, de vogel uit de draaghaak van de transporteur stoot, op het moment dat deze het afwerporgaan passeert.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat ter plaatse van het afwerporgaan aan weerszijden van de transporteur op verschillende hoogte een vaste geleider is aangebracht, welke beide 20 geleiders tezamen, bij het uitstoten van de poten, het zijwaarts meezwenken van de draaghaken verhinderen, waarbij de hoogste geleider aan de zijde van.de uitwerparm ligt. 78 1 1 3 49