NL7811018A - Werkwijze en inrichting voor het inspuiten van een fluidum in vleeswaren. - Google Patents

Description

'V' ---η TOWNSEND ENGINEERING COMPANY, te Dee Moines, Iowa, Ver. St. v. Amerika

Werkwijze en inrichting voor het inspuiten van een fluidum in vleeswaren.

Be uitvinding heelt betrekking op het inspuiten van fluidum in vleeswaren en met name op een werkwijze en een inrichting voor het inspuiten van fluïdum in vleeswmren.

In de vleesverwerkinpsindustrie worden huikspek en andere 5 vleeswaren ingespoten met een pekeloplossing ten einde de vleeswaren te pekelen en te aromatiseren. Tenseinde een juist pekelen en aromatiseren te verkrijgen is het zeer venaLijk dat een geregelde hoeveelheid fluidum wordt ingespoten en gelijkmatig over de vleeswaar wordt verdeeld.

Te genvoor dig bestaat de werkwijze voor het pekelen van huikspek 10 en andere vleeswaren uit het inspuiten met behulp van een reeks naalden van een pekeloplossing en het vervolgens pekelen van de vleeswaar in een rookhuis.

Het is zeer gewenst dat een geregelde hoeveelheid fluidum in de vleeswaar wordt ingespoten en dat de gewenste hoeveelheid of percentage 15 zal variëren met verschillende factoren.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 3.863.556, op nsam van dezelfde Aanvrager, is een machine bekend voor het inspuiten van fluidum in vleeswaren, waarbij de dikte van de vleeswaren wordt waargenomen en waarbij een daarmee overeenkomende hoeveelheid fluidum daarin wordt ge-20 spoten. In de inspuitinriditing volgens dit octrooischrift wordt de hoe veelheid in te spuiten fluidum bepaald door de tijdsduur gedurende welke een regelklep openstaat, waarbij de tijdsduur, gedurende welke de regel-klep openstaat, bepaald wordt door de dikte van de vleeswaar. Er is in de bekende inrichting een strijkstaaf aanwezig die benedenwaarts verplaatst 25 en op het oppervlak van de vleeswaar rust, waarbij de gemiddelde hoogte van de strijkstaaf de tijdsduur bepaald gedurende welke het fluidum stroomt. Een nokconstructie wordt gebruikt voor de regeling van de gewenste - " -Sfï 7811018 2

A

% - tijdsperiode gedurende velke de klep openstaat, gebaseerd op de dikte van de vleesvaar en eveneens op andere factoren, zoals de ui tb loe dkarakte ri s -tiek van een dik^uikspek vergeleken set een dur(buiKapek. Zoals vermeld is de hoeveelheid injt^'spuiten fluïdum in de bekende machine afhankelijk 5 van de tijdsperiode gedurende velke de klep openstaat. Deze tijdsfactor zal niet in een nauwkeurige verhouding variëren net de dikte van de vleesvaar en vel vanvege de aanwezigheid van de verking van een kruk die een fluidusnrerdeelstuk en de naalden opvaarts en benedenvaarts beveegt. Met andere voorden de naalden zouden, vanneer een kruk zich aan het einde van 10 zijn slag bevindt, in een 1,2^Sikke vleesvaar veL langer zijn dan in een 1,26 cm dikke vleesvaar in het midden van de slag. Deryhalve wordt de afstelling van de tijd, gedurende velke de klep openstaat, een ingevikkelde zaak en vordt de regeling van de nokconstructie zeer moeilijk.

Het is niet praktisch de naalden set een constante snelheid 15 in de vleesvaar te bewegen. Aldus is het in techniek gebruikelijk een nok of kruk te gebruiken vaarbij de naalden in en uit de vleesvaar vorden verplaatst met behulp van de verking van een kruk. Dit betekent dat de snelheid van de naalden gedurende de binnendringende en terugtrekkende slagen varieert. De snelheid van de naalden "verloopt van nul bij de boven- 20 zijde van de indringslag, verplaatst naar een maximale snelheid halverwege de indringslag, en vertraagt tot een snelheid nul vanneer de maximale indringing is bereikt, vaarbij de teruggaande slag begint . De teruggaande slag is een copie van de snelheidskroanen van de indringslag.

Daar de snelheid van een door een kruk bediende groep naalden 25 varieert, zal een continu verkzame fluiduivtoevoen^pomp een variërende hoeveelheid fluidum in verschillende lagen van de vleesvaar verschaffen.

De lagen, waardoorheen de naalden het snelst verplaatsen, zullen de kleinste hoeveelheid fluidum ontvangen, tervijl de lagen waardoorheen de naalden het üaqgzamst verplaatsen meer fluidum zullen ontvangen. Hierdoor vordt het 30 uiteindelijke doe1 met betrekking tot het verkrijgen van een gelijkmatige verdeling van het fluidum over de dikte van de vleesvaar niet bereikt.

De uitvinding verschaft een inrichting voor het inspuiten van fluidum in vleeswaren of dergelijke velke een tafel bevat met een transport orgaan dat daarop is aangebracht en dat de vleesvaar kan verplaatsen 35 van het ene einde daarvan naar het ander einde. Een fluidum^verdeelorgaan 781 10 18 3 ; jsï

A

r dat bestaat uit era aantal Huiduaverdeclstukken is aangebracht qp de einden van heen ra weer verplaatsbare armen die draaibaar zijn verbonden loet de tafel zodanig dat de iaspuitnaalden van de HtddunwerdeelstTikken op en neerwaarts ten opzicht· Ten de vleeswaar znllra -verplaatsen in 3 gevolge de heen en weergaande verplaatsing van de arnra. ErafjfSSp staat via een klep in era Hui dumverbin ding set elk der fluidumverdeeIstukken ten^einde inspuit-fluidun daaraan toe te voeren vanneer de bijbehorende regelklep openstaat* Elk van de ponden staat in era flmdtaaverbinding net de bron net inspuitfluidm, Ben strijkplaatconstructie is aangebracht 10 op elk der flui dnm-verdeelst Aken en verplaatst benedenwaarts net het

Huidunvwhels tA totdat de strijkplaat in aanraking is net het bovenoppervlak van de vleeswaar, «adat de aftastplaat in aanraking is net de vleeswaar gaat het HuidumverdeelstA voort net zijn benedenwaartse verplaatsing tenppzichte daarvan zodat de naalden in de vleeswaar steken.

13 De continne beweging van het Hui dumverdeelst A dóet een bedieningsorgaan voor de klep, dat is aangebracht op de afstrijkplaat, de bijbehorende regelklep opengaan zodat de bijbehorende pomp flui dun zal toevoeren aan het Huidunverdeelstuk. Elke pomp wordt bediend door era draaibare verbinding mei^nok welke wordt aengedrevra door dezelfde kruk die het fluidun-20 verdeelstuk op ra neerwaarts aandrijft. De stroomsnelheid van het Huidua door de naalden hangt samen «et de snelheid Van de naalden wanneer zij binnendringen in ra uit de vleeswaar worden teruggetrokken.

De inrichting ra werkwijze volgens de uitvinding heft de bezwaren van de bekende inrichting» op door het doen variëren van de hoeveel-23 heid fluidnm die door de naalden wordt afgegeven in verhouding tot de variërende snelheid van de naalden wanneer zij in en uit de vleeswaar bewegen.

De uitvinding verschaft era inrichting ra werkwijze voor het inspuiten van Hui dun in vleeswaren ' . waarin de Hui dunst room door de 30 inspuitnaalflen plaats heeft net een snelheid die evenredig is aan die van de naalden.

In de onderhavige inrichting worden ponpen gebruikt die worden aangedreven door dezelfde kruk welke het Huidunverdeelstuk op en neerwaarts beweegt, of ten^ninste door era ander orgaan dat samen net bet 35 flui dumver deels tuk verplaatst.

78110 18 Η >► k

Er wordt voorts gebruik genaakt van een strijkplaat die het oppervlak van de vleeswaar waarneemt of aftast en die de verplaatsing van een pomp in overeenstemming net de dikte van de vleeswaar regelt.

Be behoefte aan een regeling van de tijdsduur, gedurende welke de klep 5 openstaat, komt te vervallen. Be onderhavige inrichting voor het inspuiten van fluidum in vleeswaren of dergelijke is economisch te vervaardigen en duurzaam in gebruik. Het inspuiten van fluidum in vleeswaren of dergelijke kan zowel bij de indringende slag als bij de teruggaande slag van de naalden, of bij beide slagen plaats hebben.

10 Ce hoeveelheid fluidum, welke in de Vleeswaar wordt ingespoten, kan worden ingesteld.

Be uitvinding zal thans nader worden toe ge licht aan de hand van de tekening.

Tig. 1 toont een zijaanzicht van de inrichting vólgens de 15 uitvinding.

Hg. 2 toont een aanzicht van de inrichting, gezien volgens de pijlen 2-2 van lig. 1.

Hg. 3 toont een doorsnede op grote schaal, gezien volgens de pijlen 3-3 van fig. 2.

20 Fig. H toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen U-U van fig. 3.

Hg. 5 toont een doorsnede van een deel van de constructie voor het bevestigen van elk der strijkplaten.

Hg. 6 toont een gedeeltelijke doorsnede van de ρσπφ constructie 25 Hg. 7 toont een gedeeltelijke doorsnede van de pomp met ge sloten regelklep.

Fig. 8 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen >8-8 van fig. 7.

Hg. 9 toont schematisch de fluidunketen.

30 Fig. 10 toont op grote schaal een aanzicht volgens de pijlen 10-10 van fig. 1.

Fig. 11 toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen 11-11 van fig. 10·.

Hg. 12 toont een perspectivisch aanzicht van de organen voor 35 de regeling van het fluiduaverdeelstuk en de ponpconstructie.

781 1018 5 ' «h *

De inspuitinrichting volgens de mtvinding, die met 10 is aangegeven, is nagenoeg gelijk aan de inapui tinrichting 10 -volgens het Amerikaanse octrooischrift 3«68*f.058 en nageaaoe^ gelijk aan de inapuit-inrichting ΊΟ rolgens het Amerikaanse octrooischrift 3.863.556. Derhalve 5 zal deze inrichting net -wordenbeschreven.

De inrichting 10 bevat een tafel 11 met een daarop aangebracht transportorgaan 12 voor het transport van de vleeswaren van rechts naar links in ilg. 1.

Sen aandrijfbron ib ia voorzien van een aandrijfas 16 die een 10 fluidumpomp 18 bedient en dia is voorzien van een ketting 20 die zidi daarvan uit naar een kettingviel 2¼ rótstrekt dat is aan gebracht op een as 26 die draaibaar op de machine 10 is aangebracht. De as 26 is op zga overstaande einde voorzien van excentriek» 28 en 30. Heen en weergasnde armen 32 en 3b zijn verbonden met de reep. excentrieke 28 en 30 en hebben 15 boveneinden die draaibaar zijn verbonden net steun armen 36 en 38 voor het fluidumverdeelstuk, aan welksarmen 6en einde draaibaar is verbonden met de in de tekening getoonde michine. Een fltdduutver dcelorgaan 1(0 is aange-bracht op de vxije einden van de armen 36 en 38, zoals getoond in fig. 12, en zal hierna in meer bijzonderheden worden beschreven. Staven b2 en IA 20 zijn op de gebruikelijke wijze ook verbonden met de excentrieke! 28 en 30 en zijn werkzaam verbonden met het transportorgaan 12 voor de aandrijving daarvan.

Een nok 1(6 is op de as 26 aahgebracht, zoals getoond in de figuren 11 en 12 . Een as 1(8 is draaibaar op de machine 10 bevestigd en 25 heeft een kruk arm 50 die op één einde daarvan is vsstgezet, en een kruk- axm 52 die daarop is bevestigd tussen da einden daarvan. Een nok rol 5b is vastgezet op een krukarm 52 én is in aanraking met het nok-oppervlak van de nok b6. Een staaf 56 is draaibaar verbonden met een einde ven de krukarm 52 en strekt zich daarvan uit benedenwaarts uit en is bevestigd 30 in een pneumatische of van veren voorzien®schokdemper 57, die de krukarm 52 veerkrachtig benedenwaarts drukt zodat de rol 5b in aanraking wordt gehouden met bet nokqppervlsfc van de nok b6.

Een staaf 58 is aan zijn beadeneinde draaibaar verbonden met de krukarm 50 en strekt zich daarvan uit opwaarts uit, zoals getoond in 35 de tekening. Als aangegeven in de figuren 1 en 11 is de krukarm 50 voor- 781 1 0 18

"V

6 zien ran een langwerpige sleuf 60 die de staaf 58 instelbaar opneemt teneinde oogelijk te oaken dat de "slag” van de staf 58 wordt gewijzigd. Het boveneinde van de staaf 58 is verbonden met een tuimelaar 62. De tuimelaar 62 bevat een driehoekige plaat 6b waarbij het boveneinde van de staaf 5 $8 bij 66 daarmede draaibaar is verbonden. De plaat 6b is bij TO stijf verbonden oet de as 68 zodat een draaiing van de plaat 6b een draaiing van de as 68 tot gevolg zal hebben. De as 68 is op zijn overstaande einden werkzaam, draaibaar aangebracht op de machine, zoals getoond in fig. 12.

Een steun 72 is stijf bevestigd op de as 68 en strekt zich daarvan bene-10 denvaarts uit en heeft een staaf 7b die daarmede draaibaar is verbonden, welke staaf zich horizontaal daarvan uit uitstrekt. De staaf 76 is op één einde van de plaat 6b draaibaar verbonden en strekt zich daarvan uit horizontaal en evenwijdig aan de staaf 7b uit. De as 78 is bevestigd op en strekt zich uit tussen de staven 7b en 76 en heeft pospstaven 80 , 82, 15 8b, 86, 88 en 90 die daarop zijn vastgezet en zich daarvan uit uitstrekken.

De pospstaven 80, 82, 8b, 86, 88 en 90 strekken zich uit vanuit de pospen resp. 92, 9b, 96, 98, 100jej02. Aangezien alle pospen hetzelfde zijn zal slechts één posp en zijn bijbehorende onderdelen in bijzonderheden worden beschreven. De fig. 6, 7 en 8 tonen de posp. De posp 92 is aange-20 bracht in een gestel 10b en bevat een zuiger 106 die met de staaf 80 ver bonden is voor een verplaatsing daarmede. Zoals getoond in fig. 6 is de posp 106 op zijn binnenende voorzien van een afdichting 108 die afdichténd in aanraking is met heb inwendige wandoppervlak van de posp 92. De inwendige afdeling van de posp 92 is met 110 aangegeven. De posp 92 bevat een binnen-25 wand 112 met een poort 11b daarin . De poort 1 lb staat in verbinding met een boring 116 die zich benedenwaarts uitstrekt en die in verbinding staat met een poort 118 die is aangebracht in een klephuis 120. Een klep 122 is verplaatsbaar aangebracht in het huis 120 en heeft een daarmede verbonden veer 12b die de klep 122 vauit de in fig. 6 getoonde stand naar de in 30 fig. 7 getoonde stand drukt. De klep 122 is voorzien van eenjringvormige spoel 126 die zich bevindt tussen de einden daarvan. De klep 122 is voorzien van een buiteneinde 128, Het binneneinde van het klephuis 120 staat in verbinding met een fluidum-kamer 130 die in verbinding staat met een bron met inspuit-fluidum onderjdruk. Het Hephuis 120 heeft een afvoezpoort 132 35 die in verbinding staat met de leiding 13b die zich daarvan uit uitstrekt.

7811018 % ..

Τ'.

Door een instelling van de "slag" van da staaf 58 vanneer deze is aangebracht in de sleuf 60 van de knikarm 50, kan de hoeveelheid fluïdum, toe gevoerd door elk der poapen, nauwkeurig vorden geregeld en ingesteld. Dit is een aanzienlijk verschil met de inrichting volgens het 5 Amerikaanse octrooischrift 3.381.603, waarin geen orgaan aanwezig is voor het instellen van de hoeveelheid fltactua die aan de vleeswaar met behulp van de ponpen wordt toegevoerd.

Het fltdduaverdeelorgaan Λθ bevat zes afzonderlijke fluidumver-deelstukken die zijn aangegeven met 136, 138, 1^0, Aki, 1¾¾ en 1½.

10 Aangezien alle flui dumverdeelstukken aan elkaar gelijk zijn alsmede hun steun constructie zal alleen het fluiduaverdeelstuk 1½ met zijn bijbehorende onderdelen inbijzonderheden worden beschreven. Elk fluidumverded-stuk verplaatst op en neerwaarts als een eenheid en wel vanwege de bevestiging daarvan op de armen 36 en 30. Elk fluiduaverdeelstuk is voorzien 15 van een aantal iaspmtnaalden 150 die zidi daarvan uit uitstrekken en die in de vleeswaar 152 of dergelijke kunnen steken. Zoals getoond in fig. k is elke inspuitnaald 150 verschuifbaar aangebracht in beringen die in verbinding staan met de leiding 13¾. Elk fluidumverdeelstuk heeft een strijkplaat 15¾ die daarop verplaatsbaar is aangebracht en die daarmede 20 verbonden is op een wijze zoals aangegeven in de figuren 3 en k, De strijk plaat 15¾ is voorzien van een aantal openingen waardoorheen die inspuit-naalden 150 zich uitstrekken. De 'strijkplaat 15¾ bevat een zich bovenwaarts uitstrekkend deel 156 met een staaf 158 die is bevestigd op het boveneinde daarvan en die zich binnenwaarts in een cilinder 160 uitstrekt.

25 Zoals aangegeven in fig. 5 heeft de staaf 158 een zuiger 162 die aan zijn boveneinde is aangebracht en die in aanraking is met het inwendige wand-oppervlak van de cilinder 160. De cilinder l60 is mat bouten 166 vastge-zet op de steun 16¾. De steun 16¾ is stijf bevestigd op het fluidumver-deelstuk en verplaatst daarmede. Een bedieningsarm 168 voor de klep is 30 aan zijn benedeneinde bij 170 draaibaarvïïbonden met de strijkplaat en strekt zich opwaarts en zijdelings daarvan uit, als aan ge ge ven in fig. k. Een rol 172 is draaibaar bevestigd op een steun 16U en is in aanraking met het oppervlak 17¾ van de bedieningsarm 168. Als aangegeven in fig. V is het oppervlak 176 van de bedieningsarm 168 in aanraking met 35 een van de kleppen die behoren bij de ponopen. De rol 172 kan steunen in 78110 1 8 8 t een groef 172A in de bedieningara 168 (zie fig. 1) op welk ogenblik geen fluïdum door de klep 122 zal stromen.

Wanneer het gewenst is een vlees vaar of dergelijke, zoals bijv. buikspek 152, in te spuiten wordt het buikspek 152 op het transportorgaan 5 12 geplaatst en wordt de motor 1b in bedrijf gesteld. Boor de vexking van de motor 1U treedt de pomp 18 in weriring zodat inspuit>rfluidum aan de kamer 130 wordt toegevoerd. De werking van de motor 1¾ doet eveneens de as 26 draaien waardoor het fluidumverdeelorgaan bO op en neer wordt verplaatst. Een draaiing van de as 26 doet eveneens de staven \2 en Uit heen 10 en weer verplaatsen zodat het transportorgaan in werking wordt gesteld en de vleeswaar van het ene einde daarvan naar het andere einde onder het op en neergaande fluidumverdeelorgaan beweegt. Aangenomen dat het fluidumverdeelorgaan ItO zich in zijn bovenste stand bevindt dan is de stand van de nok U6 ten opzichte van de knikarm 52 zodanig dat de staaf 58ach in 15 zijn bovenste stand bevindt teneinde de staven 80 , 82 , 8U, 86, 88 en 90 van de cilinders van de poepen terug te trekken. Wanneer de staaf is teruggetrokken zal fluidum uit de afdeling 130, door het binneneinde van het klephuis 120, opwaarts door de horing 116, door de poort 11U en in de afdeling 110 stromen. Een dergelijk bijvullen van de afdeling 110 met de 20 fluidum is mogelijk omdat de veer 12U cb klep 122 naar rechts drukt en omdat het fluidumverdeelorgaan U0 zich in zijn bovenste stand bevindt, de bedieningsarm 168 zal niet in voldoende mate in aanraking zijn met het buiteneinde van de klep om deze binenwaarts te drukken.

Wanneer het fluidumverdeelorgaan 1*0 naar beneden beweegt ver-25 plaatst elk der strijkplaten benedenwaarts met het daarbij behorende fluidumverdeelstuk en wel vanwege de weerstand die verschaft wordt door de zuiger 162 inde cilinder 160. Wanneer de strijkplaat 15U in aanraking is met het bovenoppervlak fen de vleeswaar 152 houdt de benedenwaartse beweging daarvan op, echter gaat het fluidumverdeelstuk voort met zijn 30 benedenwaartse verplaatsing. Wanneer het fluidumverdeelstuk over de strijk plaat beweegt zorgt de rol 172 op het fluidumverdeelstuk ervoor dat de bedieningsarm 168 tegen de beweging van de wijze» van een klok in wordt gedraaid zoals getoond in fig. U, waardoor de klep 122 binnenwaarts in zijn huis 120 beweegt zodat fluidum uit de afdeling 110, door de opening 35 1 lU, de boring 116, de opening 118, de opening 132 in de leiding 1$^ kan 7811 o 18

. V

'·» 9 ' stromen, hetgeen is toe te schrijven aan de stand ran de klep 122, zoals getoond in fig. 6. Indien op dit ogenblik niets meer werd gedaan zou fluïdum niet aan het fluidumvcrdeelstuk worden toegevoerd daar er geen dn* aanwezig is in de afdeling 110 tot dat de poap is verplaatst naar rechts, 5 zoals getoond in fig. 6. De beweging van de poep wordt geregeld door de nok k6t zoals hierboven is beschreven, teneinde de beweging van de pospen te laten samengaan met die va het fluidumverdeelstt* of de kruk— werking daarvan. Als dus verplaatst de porp, wanneer de nok U6 de staven van de poepen binnenwaarts doét bewegen, een bepaald volume ginspuit^düui-10 dunt naar het fluiduaverdeelstVk, waarbij de hoeveelheid aan het fluidum- verdeelstuk afgegeven fltddxaa afhankelijk is van de hoeveelheid fluidum die om de klep 122 kan stromen. Het kan vu voordeel zijn dat indien een zeer dii^uikspek wordt af get ast door de strijdplaat de rol 172 de bedie-ningsara 168 sneller zal doen draaien tijdens de beneden-waartse bewe-15 ging van het fluidumverdeelsttik zodat een extra hoeveelheid inspuit- £luidum zal worden toegevoerd aan het fluiduHverdeelstuk. normaliter rust de rol 172 in de groef 172A tot>*dat de naalden in de vleeswaar binnendringen, en ingevolge het terugtrekken uit de vleeswaar, zodat de f luidumstroom wordt af gesneden wanneer de naalden niet in de vleeswaar 20 binnendringen.

Door het aanbrengen van een aantal stzijkplaten en pcepen is het mogelijk de aikte van de vleeswaar op een veel nauwkeurige manier, i » dan getoond in fig. 3, aft ej tas ten.

Met dat doel zullen de benedenwaartse slag van de naalden de in-25 dringslag en de opwaartse slag van de naalden de terugtrek-slag vordeqfee- noemd. in feite dingen de naalden alleen in de vleeswaar binnen tijdens het onderste deel van zowel de indring- als terugtrekslag. De snelheid van de naalden is halverwege elke slag het grootst en is aan het einde van elke slag ogenblikkelijk nul.

30 De nok k6 maakt het mogelijk zowel tijdens de indringslag als de terugtrekslag fluidm door de naalden te leveren. Het gebruik van een kruk arm in plaats van een nok zou mogelijk maken dat fluidum alleen tijdens de ene slag maar niet tijdens de andere slag stroomt. Zoals hierboven is aangegeven zijn organen aangebracht die er voor zorgen dat 35 fluidum alleen- door de naalden stroomt wanneer de naalden zich in de vlees waar bevinden. Extra is het ftit dat de nok en het vermogen van de * 7811018

Claims (14)

1. Werkwijze voor het inspuiten van een fluïdum in een vleeswaar of dergelijke, met behulp van een fluidumpomp die verbonden is met ’ een fluidumverdaiLorgaan dat verbonden is met een aantal naalden die in- 20 termiterend kunnen indringen in en kunnen worden tit getrokken uit de vleeswaar, waarbij de naalden in de vleeswaar indringen en daaruit worden teruggetrokken resp. tijdens een indring- en terugtrekslag, waarbij de snelheid van het indringen en terugtrekken van de naalden ten opzichte van de vleeswaar wordt gewijzigd tijdens de indring- en terugtrekslag, gekenmerkt door de toevoer van het fluïdum aan da vleeswaar vanuit de fluidumpomp door het verdeelorgaan en de naalden tij dens tenxminste een deel van de tijdsperiode gedurende welke de naalden zich bevinden in de vleeswaar en vel met een snelheid die evenredig is aan die van de naalden „ ten opzichte van de vleeswaar, waarbij de stroomsnelheid van het fluïdum 30 ju naar de vleeswaar groter is dan/grootste snelheid van de naalden en kleiner is dan de kleinste snelheid van de naalden; en het instellen van een bepaalde hoeveelheid fluïdum die aan de vleeswaar wordt toegevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de indring-slag begint wanneer de naalden nog niet in de vleeswaar zijn binnengedrcn-gen, waarbij de terugtrekslag eindigt nadat de naalden uit de vleesvaar 7811018 A * .¾ zijn teruggetrokken, en waarbij de snelheid van de naalden het grootst is tijdens het mddea^gedeelte van de indring- en terugtrekslag.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 nét het kenmerk dat alleen gedurende de tijdsperiode waarin de naalden zich in de vleeswaar 5 bevinden flmdun door de naalden wordt toegeroerd. U. Werkwijze volgens conclusie! .net het kenmerk dat de instelling van de hoeveelheid fluïdum, toegevoerd aan de vlees vaar, tot stand komt dooreen instelling van de slaglengfce van een zuigeipce© die fltddum aan de naalden toevoert..

5. Inrichting voor het inspuiten van fluïdum in vleesvaren en dergelijke r bestaande uit een stemorgaan voor de ondersteuning van een in te spuiten vleesvaar, een fluidumverdeelorgaan dat verplaatstbaar is aangebracht op en zich uit strekt boven het steunorgaan en dat verplaatsbaar is tussen boven- en benedendelen van het steunorgaan, een aantal 15 inspuitnaalden die zich benedenwaarts vanuit het fluidumverdeelorgaan uitstrekken en in de zich daarcnder bevindende vleesvaar kunnen binnendringen vanneer het fluidumverdeelorgaan naar zijn benedenstand verplaatst gekermwrkt door een pomp {10¾¾. die in verbinding staat met een bron (18 130) met inaptat^fluidum en die in verbinding staat met het flmduawer-20 deelorgaan (lW); een aandrijforgaan <1UJ op het steunorgaan voor een verplaatsing van het fluidunrerdeelorgaan (Uo) tussen zijn boven- en benedenstaad tetu-einde de poep (10b). te bedienen en de snelheid van indringen in en terugtrekken uit de vleesvaren (152) van de naalden (150) té wijzigen, regelorganen (120,1681 die werkzaam zijn verbonden met de 25 poep (10¾) «i het fluidumverdeelorgaan (U01 voor de toevoer van fluïdum aai de vleeswaar (152) vanuit de poop (10¾}. door het fluidumverdeelorgaan (M)) en naalden (1501 tijdens tenxminste een deel van de tijdsperiode gedurende welke de naalden (150) in de vleeswaar (152) zijn in-geéboken, en met een snelheid die evenredig is aan die van de naalden 30 (150) ten opzichte van de vleeswaar (1521, waarbij de stroomsnelheid van het fluïdum naar de Vleeswaar groter is dan de grootste snelheid van de naalden en kleiner is das de kleinste snelheid van de naalden; alsmede instelorganen (50 , 58, 6ö) die behoxsB bij de poop (10¾) voor het instellen van de hoeveelheid fluïdum die de paap aan dé naalden toevoert tij-35 dens elke kringloop van de beweging van het verdee lor gaan van de genoemde 7811 0 18 boerenstand naar de genoemde benedenstand.

6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dab het regelorgaan een orgaan (15¾) bevat voor bet aftasten van de vleeswaar, welk orgaan is bevestigd cp het fluxdumverdeelorgaan (to) en de dikte 5 van de vleeswaar kan aftasten; waarbij een klep (1205 op de pomp (10¾) is aangebracht; waarbij een nok (168) zich. op het iluidumverdeelorgaan (tol bevindt en werkzaam in aangrijping is met de klep (120) voor de regeling van de flui dunst room vanuit de peep (10¾) naar de vleeswaar.

7. Inrichting volgens conclusie 5 mét hét kenmerk dat het 10 regelorgaan (120, 168) extra organen (15¾). bevat voor het verschaffen van een flui dunst room alleen door de naalden wanneer de naalden in de vleeswaar zijn binnegedrcngen.

8. Machine volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de poog» (10¾) bestaat uit een aantal ponpen (02, 9¾¾ 96, 98, 100, 102).

9. Inrichting volgens conclusie 8 met hét kenmerk dat het instel- orgaan (58,50) een orgaan (60) bevat voor het instellen van de slaglengte van de ponpen (92, 9^, 96,98, 100, 102).

30. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat een orgaan (15¾) voor het aftasten van de vleeswaar werkxaam is verbonden met het 20 fluidumverdeelorgaan (to) voor een verplaatsing daarmede tijdens ten minste het begin van de benedenwaartse beweging van het fluidumverdaeL-orgaan (to), welk iluidumverdeelorgaan (to) een voortgaande benedenwaartse verplaatsing ten opzichte van het aftast orgaan (15¾) ondergaat teneinde over het aftastorgaan te bewegen nadat het aftastorgaan de vleeswaar 25 heeft afgetast; waarbij een bedieningsorgaan (168) voor de klep werkzaam is verbonden met het aftastorgaan (5¾), welk bedieningsorgaan verplaatsbaar is naar een bedieningsstand tijdens de genoemde verplaatsing over het aftastorgaan; waarbij geleidingen (120, 13¾) een fluidumverbinding vormen tussen de afvoer-zi j de van de pomp (10¾) en het flui dumve rdeel- 30 orgaan (to); waarbij een klep (.122) in de geleidingen (120, 13¾) is aangebracht; en waarbij het bedieningsorgaan (168) voor de klep (122) de klep kan openènjtijdens de genoemde verplaatsing over het aftastorgaan zodanig dat inspuit fluïdum vanuit de ponp aan de naalden kan worden toegevoerd. 35 . 11. Inrichting volgens conclusie 10 met het kenmerk dat het bedie- nxngsorgaan rWTOor de klep een langwerpige arm (168L bevat die cp een 7811018 ' V - % einde daarvan draaibaar is verbonden aet het aftastorgaan (15^)» waarbij het fluidumverdeelorgaan (to) organen (172) daarop bevat die in aanraking zijn net de langwerpige ara {168) teneinde deze te draaien naar een eerste stand gedurende de verplaatsing over het aftastorgaan, waarbij de 5 klep 022} in aanraking is met de langwerpige arm wanneer de arm zich in zijn genoemde eerste stand bevindt voor het openen van de klep.

12. Inrichting volgens conclusie 11 aet het kenmerk: dat de langwerpige arm (168) een gekromd nol^oppervlak (17*0 daarop heeft, waarbij het fltddtuBverdeelorgaan (1*0) een rol (172) heeft die daarop is aan- 10 gebracht en in aanraking is net het nofc^opperrlak (17*0.

13. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk det de rol (172) qp het fluidïaiferdielorgaaa, welke in aanraking is met de langwerpige arm (168), een rolelemant is. 1¼. inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat een 15 groef (172A) op de arm (168) is geplaatst en het rolelement (172) kan cpnemen wanneer‘de klep (122) in de geleidingen (120, 13t) is gesloten.

15. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat het flm-dumverdee lor gaan (HO) een aantal fltd dumverdeels trfcken (136,138, 1t0, 1t2, lUt, 1t6) bevat die zich dwars qp het genoemde steunorgaan uitstrekken, 20 vaarbij de poup (10t) wordt gevormd door een aantal ztdgerpoapen (92, 9t, 96, 98, 100, 102), die elk ia een werkzame fluïdum verbinding staan met een van de fluiduaverdeelstulfcen.

16. Werkwijze in hoofdzaak. zoals aangegeven in de beschrijving en/of voorbeelden,

17. Inrichting voor de toepassing van de werkwijze in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of af geheeld in de tekening. 7811018 *