NL7808584A - Inrichting voor het opnemen en opvoeren van stortmate- riaal. - Google Patents

Description

* N.O. 26.456

Ir L./Hupkas te" Heemstede..

Inrichting voor het opnemen en opvoeren van stortmateriaal.

De uitvinding betreft een inrichting voor het opnemen en opvoeren van stortmateriaal, omvattende ten minste één buigzaam orgaan zonder eind dat over ten minste twee op een afstand boven elkaar gelegen roteerbare omkeerorganen is geleid en waaraan met ge- 5 lijke onderlinge afstanden bakken zijn bevestigd, terwijl aandrijf-middelen aanwezig zijn voor het in één richting laten rondlopen van het buigzame orgaan met de daaraan bevestigde bakken, en nabij het bovenste omkeerorgaan middelen aanwezig zijn voor het opvangen van het door de bakken opgevoerde materiaal. Een dergelijke inrich- 10 ting is algemeen bekend onder de naam van bakkenelevator.

Bij zo’n bakkenelevator worden de buigzame organen zonder eind gevormd door kettingen, waaraan de uit een hoogwaardig metaal bestaande bakken zijn bevestigd en die door kettingwielen worden omgekeerd. 15

Een bakkenelevator is een betrekkelijk dure en zware constructie, mede doordat de snelheid waarmee de kettingen kunnen omlopen beperkt is, zodat voor het verkrijgen van een bevredigend opvoer-vermogen de bakken een betrekkelijk groot volume moeten hebben en daardoor zwaar worden, terwijl voornamelijk door het groot aantal 20 aanwezige draaipunten en doordat de bakken die tevens als graafele-menten dienen aan slijtage onderhevig zijn, hoge onderhoudskosten kunnen ontstaan. Bovendien kan de afstand tussen de kettingwielen niet op eenvoudige en betrouwbare manier worden veranderd, waardoor deze inrichting niet geschikt is om als overslaginrichting 25 voor het lossen van schepen te dienen, aangezien daarbij de inrichting in zijn geheel steeds dieper in het ruim van een schip zal moeten worden neergelaten, waarbij de middelen voor het opnemen van het opgevoerde materiaal met de inrichting mee moeten bewegen, terwijl tevens de totale opvoerhoogte minstens gelijk moet zijn 50 7808534 2 aan de diepte van het ruim, zodat in het begin deze opvoerhoogte onnodig groot is. Verder moeten de bakken van een bakkenelevator zowel als graafelementen als, als opvoerelementen dienen, met als gevolg dat de eerstgenoemde graaffunctie slechts goed kan worden uitgeo'efend bij die horizontale bewegingsrichting van de gehele 5 inrichting waarbij de bakken in dezelfde richting omlopen. Bij het in werking zijn moet namelijk de gehele inrichting in horizontale richting over het op te voeren materiaal worden bewogen, zodat met een bakkenelevator in de praktijk meestal wordt gewerkt met een werkslag waarbij materiaal wordt opgegraven en opgevoerd en 10 een niet werkzame, of leegloopterugslag, wat betekent dat de inrichting niet continu werkt. Een leegloopterugslag zou kunnen worden voorkomen door de gehele inrichting bij het eind van de werkzame slag over 180° om de verticale langsas te zwenken, maar dan moeten ook de middelen voor het opvangen van het door de bakken 15 opgevoerde materiaal worden gezwenkt, wat grote moeilijkheden geeft.

Het' lossen van het opgevoerde materiaal, vooral kleverig materiaal, uit de bakken vormt ook een probleem bij een bakkenelevator.

Het doel van de uitvinding is om een inrichting van het genoemde type te verschaffen, die in het bijzonder geschikt is om 20 als overslaginrichting voor het lossen van schepen te dienen.

Bit doel wordt bereikt doordat bij de inrichting volgens de uitvinding het buigzame orgaan wordt gevormd door twee evenwijdig lopende banden of soortgelijke organen van een buigzaam elastisch materiaal, bijvoorbeeld rubber, waarmee de bakken zijn verbonden 25 die uit een licht materiaal, zoals een licht metaal of een kunststof, bij voorkeur eveneens uit een buigzaam elastisch materiaal zoals rubber zijn gevormd, terwijl het bovenste omkeerorgaan uit een omkeerschijf bestaat en het onderste omkeerorgaan is uitgevoerd als een graafwielconstructie waarvan de graafschoepen ook 30 bij de bodemkant open zijn en een onderlinge afstand hebben die overeenkomt met de onderlinge afstand van de bakken en een zodanige vorm hebben dat zij met hun bodemkanten kunnen samenvallen met de openkanten van de bakken, terwijl tussen de bakken door de banden zijdelings begrensde open ruimtes aanwezig zijn, waarin 35 de graafschoepen kunnen steken bij het over dit omkeerorgaan lopen van de banden.

7808584 3 κ· #

Door de toepassing van banden van een buigzaam elastisch materiaal in plaats van kettingen, kan om dynamische redenen met veel grotere omloopsnelheden worden gewerkt, zodat voor een gelijk opvoervermogen de bakken kleiner kunnen zijn en derhalve lichter, terwijl de bakken bovendien doordat zij ook uit een betrekkelijk 5 licht materiaal zoals rubber zijn gevormd op zichzelf al lichter zijn, waardoor per lengte-eenheid van de banden minder materiaal behoeft te worden opgevoerd, met als gevolg een kleinere belasting van de inrichting waardoor?deze lichter kan worden uitgevoerd, minder vermogen verlangt en een lagere belasting van het ondersteu- 10 ningsfundament, bijvoorbeeld een kade teweegbrengt. Verder zijn de banden van een buigzaam elastisch materiaal zeer slijtbestendig, terwijl het graafwiel van een hoogwaardig materiaal kan zijn vervaardigd, aangezien deze slechts een ten opzichte van het aantal bakken gering aantal graafschoepen omvat. Deze graafschoepen die- 15 nen uitsluitend voor het opgraven van het materiaal en kunnen daarom voor het optimaal uitoefenen van deze werking worden uitgevoerd, zodat bij beide horizontaal gerichte slag:—richtingen van de gehele inrichting materiaal kan worden opgegraven en opgevoerd. Doordat de bakken van een buigzaam elastisch materiaal kunnen zijn 20 vervaardigd, kunnen deze steeds goed worden geledigd, door bijvoorbeeld, indien nodig, de bakken iets te vervormen.

De baan van de banden van een elastisch buigzaam materiaal kan gemakkelijk worden veranderd door middel van een of meer lei-schijven met twee radiaal uitstekende omtreksflenzen waarmee de 25 banden in aangrijping kunnen zijn en een tussen deze flenzen gevormde holte voor het opnemen van de bakken. Hierdoor worden verschillende mogelijkheden geschapen voor het verkrijgen van schuin lopende haandelen, die in het bijzonder gunstig zijn voor het uit de bakken storten van het opgevoerde materiaal. 30

Daarnaast kunnen twee in verticale zin op een afstand van elkaar gelegen leischijven en ten minste een tweede in de omlooprich-ting gezien tussen deze leischijven en zijdelings op een afstand daarvan gelegen omkeerschijf zijn aangebracht, zodat een in wezen horizontaal lopende lus in de banden wordt gevormd, waarbij de 35 tweede omkeerschijf in horizontale richting verplaatsbaar kan zijn en de afstand tussen het graafwiel en de bovenste omkeerschijf 7808584 4 veranderbaar is, waardoor een voor het lossen van schepen bijzonder gunstige uitvoeringsvorm wordt verkregen, aangezien daarbij de opvoerhoogte steeds kan worden aangepast aan de diepte waarop het op te voeren materiaal in het ruim ligt, zodat de opvoerhoogte steeds zo klein als mogelijk kan zijn. 5

Het graafwiel kan om een in het vlak van het wiel liggende, in wezen verticale as draaibaar zijn gemonteerd, zodat het graafwiel over hoeken van meer dan 90° kan worden gezwaaid zonder dat daarbij extra spanningen in de banden ontstaan. Hierdoor kan de gehele inrichting in vrijwel alle horizontale richtingen worden 10 verplaatst bij het in werking zijn.

Op voordelige wijze kan de graafwielconstructie bestaan uit een graafwiel met langs de omtrek met gelijke tussenafstanden radiaal uitstekende graafschoepen en een om dit graafwiel aangebrachte geleidingstrommel, die twee op een afstand evenwijdig aan elkaar 15 lopende ronde schijven omvat over welke de buigzame banden zijn geleid, terwijl de rotatieas van deze trommel zodanig excentrisch ten opzichte van de rotatieas van het graafwiel ligt dat de omtrek van het graafwiel binnen de omtrek van de schijven ligt en de graafschoepen van het graafwiel over een bepaald omtreksdeel van de 20 schijven tot buiten deze schijven uitsteken om met de bakken te kunnen samenvallen.

Hierdoor wordt verkregen dat voor het tussen de bakken inlopen en weer uitlopen van de graafschoepen minder ruimte tussen de bakken nodig is, zodat de open ruimtes tussen de bakken korter 25 kunnen worden en meer bakken per lengte-eenheid van de banden aanwezig kunnen zijn waardoor het opvoerend vermogen van de inrichting wordt vergroot.

Bij deze graafwielconstructie kan bovendien de trommel zodanig worden uitgevoerd dat de rotatieas van de trommel om die van 30 het graafwiel kan worden gezwaaid zodat de radiale richting waarin de rotatieas van de trommel is verzet ten opzichte van die van het graafwiel kan worden versteld voor het veranderen van het genoemde omtreksdeel.

Op deze wijze kan de stand van het met de graafschoepen sa- 35 menwerkende deel van de omlopende banden worden veranderd in afhankelijkheid van de slagriehting van de gehele inrichting, zodat 7808584 5 voor elke slagrichting de meest gunstige stand voor het opgraven van het materiaal kan worden verkregen.

Ook kan de omtrek van het graafwiel en die van de schijven zijn voorzien van in elkaar grijpbare organen, zoals vertandingen, waarbij deze omtrekken elkaar raken. Hierbij kunnen dan de schij- 5 ven van de trommel met elkaar zijn verbonden door tussen de omtrekken van de schijven lopende staven, waarbij de genoemde koppeling tussen de schijven en het graafwiel verzekert dat de graafschoepen steeds vrij lopen van deze staven.

Opgemerkt wordt dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage 10 67.06213 een bakkenelevator bekend is waarbij het onderste omkeer-orgaan is voorzien van radiaal uitstekende graaforganen die kunnen samenwerken met de bakken, zodat deze organen de bij het opgraven van het materiaal het meest aan slijtage onderhevige delen vormen, die gemakkelijk kunnen worden vervangen. 15

De uitvinding zal nader worden beschreven onder verwijzing naar de tekening waarin: fig. 1 een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding schematisch in zijaanzicht toont, fig. 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II in fig. 1, 20 fig. 3 een andere uitvoeringsvorm van de inrichting in zijaanzicht toont, fig. 4 een zijaanzicht is van een nog andere uitvoeringsvorm, fig. 5 de inrichting volgens fig. 4 aangebracht op een brug toont, 25 fig. 6 schematisch in zijaanzicht een andere uitvoeringsvorm van de graafwielconstructie toont, fig. 7 een overlangse doorsnede door de constructie volgens fig. 6 is, en fig. 8 en 9 schematisch twee standen van de graafwielconstruc- 3° tie volgens de fig. 6 en 7 tonen.

Zoals getoond in de fig. 1 en 2 omvat de inrichting volgens de uitvinding een buigzaam orgaan zonder eind 1 bestaande uit twee banden 2 van een buigzaam elastisch materiaal zoals rubber, in de vorm van V-riemen, die met elkaar zijn verbonden door op gelijke 35 afstanden van elkaar gelegen plaatvormige delen 3 die eveneens uit een buigzaam elastisch materiaal bestaan. Over de plaatvormige 7808584 6 delen 5 zijn bakken 4 van een buigzaam elastisch materiaal, zoals rubber, gevormd, zodat de plaatvormige delen 3 een wanddeel van deze bakken 4 vormen, terwijl tussen de bakken 4, door de banden 2 zijdelings begrensde open ruimtes 5 aanwezig zijn. De banden 2 zijn bij de bovenkant om een roteerbare omkeerschijf 6 geleid en bij de 5 onderkant om een, als een graafwielconstructie uitgevoerd omkeer-orgaan 7. Het graafwiel 7 heeft radiaal uitstekende graafschoepen 8, die ook bij de bodemkanten 9 open zijn, terwijl deze schoepen 8 zodanig zijn uitgevoerd, dat zij met hun bodemkanten 9 kunnen samenvallen met de open kanten van de bakken 4> waarbij de schoepen 10 8 door de open ruimtes 5 steken.

Yerder is een leischijf 10 aangebracht die is voorzien van twee omtreksflenzen 11 waartussen de bakken 4 kunnen worden opgenomen. Door deze omleischijf 10 wordt een schuinstaand deel 12 in de baan van de banden 2 verkregen, waardoor het opgevoerde materi- 15 aal gemakkelijk uit de bakken 4 kan worden gestort op bijvoorbeeld de transportband 13· Het opgevoerde materiaal kan echter ook door de open ruimtes 5 worden gestort zoals getoond in fig. 4·

Bij de uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 3 zijn overeenkomstige onderdelen aangegeven met hetzelfde verwijzingscijfer als 20 in de fig. 1 en 2 maar voorzien van een accent. Be omkeerschijf 6' en het graafwiel 7' zijn gemonteerd in een gestel 14 dat door middel van de kabel 15 is opgehangen en door de geleiding 16 wordt geleid. Het graafwiel 7* is door middel van de draaikrans 17 met het gestel 14 verbonden, zodat het graafwiel 7' om een verticale 25 as kan zwaaien. Bovendien zijn twee leischijven 18 en 19 aangebracht en een tweede omkeerschijf 20, die op een vaste plaats roteerbaar zijn gemonteerd. Tussen de leischijf 18 en de omkeerschijf 20 wordt een schuinlopend haandeel 21 van de banden 2' gevormd, waardoor het opgevoerde materiaal gemakkelijk uit de bakken 4' kan worden 30 gestort op een dwarslopende transportband 22, waarmee het materiaal naar een overlangs lopende transportband 23 kan worden gebracht.

Be transportbanden 22 en 23 zijn ook op een vaste plaats opgesteld, zodat bij het op en neer bewegen van het gestel 14 de afvoerplaats steeds op dezelfde hoogte blijft. 35

Bij de uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 4 zijn overeenkomstige onderdelen aangegeven met hetzelfde verwijzingscijfer als 7808584 • » 7 in de fig. 1 en 2 maar voorzien van een dubbelaccent. Bij deze uitvoeringsvorm is het graafwiel 7" via een draaikrans 24 aan het ondereind van een gestel 25 gemonteerd, welk gestel 25 door een geleiding 26 loopt, die via het bolscharnier 27 is verbonden met een gestel 28 dat als een wagen kan zijn uitgevoerd. Op deze wagen 5 28 is de bovenste omkeerschijf 6" gemonteerd en bovendien de lei-sohijven 29 en 30.

Bovendien is een in horizontale richting verplaatsbare omkeerschijf 51 aangebracht, zodat bij het op en neer bewegen van het gestel 25 en het overeenkomstig met deze beweging verplaatsen van 10 de omkeerschijf 31 de afstand tussen het graafwiel 7” en de omkeerschijf 6" kan worden veranderd. Zoals getoond in deze figuur wordt het opgevoerde materiaal door de open ruimte 5" op een glij-goot 32 gestort.

In fig. 5 is de inrichting volgens fig. 4 getoond waarbij de- 15 ze inrichting is aangebracht op de brug 35 van een laadbrug, die over de kade 34 kan rijden. Het gestel 28 is hierbij uitgevoerd als een wagen die over de brug 33 tan rijden, terwijl de omkeerschijf 31 in horizontale richting verplaatsbaar aan de wagen 28 is gemonteerd. Verder is een langs de brug 33 aangebrachte transport- 20 band 35 getoond, waarmee het opgevoerde materiaal naar de kade 34 kan worden overgebracht.

Bij het in werking zijn van de inrichting wordt het gestel 25 in het ruim van een schip 36 gebracht en door middel van niet getoonde aandrijfmiddelen, die bij voorkeur zowel de omkeerschijf 6' 25 als het graafwiel 7" aandrijven, de banden 2" met de bakken 4" in omloop gebracht, waarbij de schoepen 8 van het graafwiel 7" het in het ruim aanwezige materiaal opgraven dat vervolgens in de bakken 4" wordt gestuwd en door deze bakken omhoog wordt gebracht, waarna dit materiaal weer uit de bakken wordt gestort en via de 30 transportband 35 wordt afgevoerd.

De graafwielconstructie zoals getoond in de fig. 6 en 7 omvat een graafwiel 37 met graafschoepen 38 die ook bij de bodemkan-ten open zijn, welk graafwiel op de as 39 is bevestigd, welke as 39 in het gestel 40 is gelagerd en via de tandwieloverbrenging 41 35 door de motor 42 tot rotatie kan worden gebracht. Om het graafwiel 37 is een trommel 43 aangebracht, die twee cirkelvormige schijven 7808584 8 44 omvat waarover de banden 45 zijn geleid, welke banden 45 met de daaraan bevestigde bakken 46 overeenkomen met de banden 2 en de bakken 4 van de hiervoor beschreven inrichtingen. De schijven 44 kunnen roteren om de bus 47» die excentrisch op de as 39 is gelagerd. De bus 47 wordt in een bepaalde stand gehouden door middel 5 van de draaibaar met de bus verbonden stang 48» die via de haakse hefboom 49 en de rechte hefboom 50 is verbonden met het gestel 40» terwijl het andere eind van de rechte hefboom 50 verbonden is met de zuigerstang van een zuiger-cilindereenheid 51·

Verder is een steun 52 aangebracht voor het ondersteunen van 10 de banden 45» welke steun 52 bij 55 draaibaar met de haakse hefboom 49 is verbonden en door middel van destiakel het gestel 40·

De trommel 45 is dus excentrisch om het graafwiel 37 gelegen, zodat bij het roteren van de trommel 43 en het omlopen van de band 45 met de daaraan bevestigde bakken 46 en het roteren van het graaf- 15 wiel 37 de graafschoepen 38 minder ruimte nodig hebben voor het in- en uitlopen tussen de bakken 48, waardoor deze bakken 46 op een kortere afstand van elkaar kunnen worden aangebracht. Door het bedienen van de zuiger-cilindereenheid 51> kan de bus 47 om de as 39 worden gezwaaid, waardoor de radiale richting waarin de rotatie- 20 as van de trommel is verzet ten opzichte van die van het graafwiel kan worden versteld, zoals getoond in de fig. 8 en 9» waarin de rotatieas van de trommel 43 met 55 is aangegeven. Op deze wijze kan door middel van de zuiger-cilindereenheid 51 de, voor de gravende werking van de inrichting in beide slagrichtingen meest gun- 25 stige stand van de trommel ten opzichte van het graafwiel worden ingesteld. Deze’stand is in fig. 8 voor de slagrichting A en in fig. 9 voor de slagrichting B getoond, waarbij het gearceerde deel in deze figuren het gebied aangeeft waarin de graafschoepen van het graafwiel met de omlopende bakken samenwerken. 30

Opgemerkt wordt dat in de fig. 6 t/m 8 de mate waarin de trommel excentrisch 1^3.v het graafwiel is aangebracht duidelijkheidshalve overdreven is aangegeven.

Tussen de schijven 44 van de trommel 43 kunnen versterkings-staven 56 zijn aangebracht. Daarbij zal het noodzakelijk zijn dat 35 langs de omtrek van het graafwiel 37 en die van de schijven 44» niet getoonde organen, bijvoorbeeld vertandingen, zijn aangebracht, 7808584

Claims (12)

1. Inrichting voor het opnemen an opvoeren van stortmateriaal omvattende ten minste één buigzaam orgaan zonder eind dat over ten minste twee op een afstand boven elkaar gelegen roteerbare omkeer-organen is geleid en waaraan met gelijke onderlinge afstanden bakken zijn bevestigd, terwijl aandrijfmiddelen aanwezig zijn voor 10 het in één richting laten rondlopen van het buigzame orgaan met de bakken en nabij het bovenste omkeerorgaan middelen aanwezig zijn voor het opvangen van het door de bakken opgevoerde materiaal, met het kenmerk, dat het buigzame orgaan wordt gevormd door twee evenwijdig lopende banden of soortgelijke organen van 15 een buigzaam elastisch materiaal, bijvoorbeeld rubber, waarmee de bakken zijn verbonden die uit een licht materiaal zoals een licht metaal of een kunststof bij voorkeur eveneens uit een buigzaam elastisch materiaal zoals rubber zijn gevormd, terwijl het bovenste omkeerorgaan uit een omkeerschijf bestaat en het onderste om- 20 keerorgaan is uitgevoerd als een graafwielconstructie waarvan de graafschoepen ook bij de bodemkant open zijn en een onderlinge afstand hebben die overeenkomt met de onderlinge afstand van de bakken en een zodanige vorm hebben dat zij met hun bodemkanten kunnen samenvallen met de open kanten van de bakken, terwijl tus- 25 sen de bakken, door de banden zijdelings begrensde open ruimtes aanwezig zijn waarin de graafschoepen kunnen steken bij het over dit omkeerorgaan lopen van de banden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de buigzame banden worden gevormd door Y-riemen die met elkaar 30 zijn verbonden door op gelijke afstanden van elkaar gelegen plaatvormige delen, die een wanddeel van de bakken vormen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het ken merk, dat de buigzame banden langs een of meer leischijven zijn geleid, welke schijven twee radiaal uitstekende omtreksflenzen 35 hebben, waarmee de banden in aangrijping kunnen zijn en een tussen 7808584 10 de flenzen gelegen holte voor het opnemen van de bakken.

4. Inrichting volgens conclusie 3> m ë t het kenmerk, dat één leischijf bij het naar beneden lopende deel van de banden is gelegen.

5. Inrichting volgens conclusie 5, 1 e t het kenmerk, 5 dat één leischijf bij het omhoog lopende deel van de banden is aangebracht en ten minste een tweede omkeerschijf aanwezig is, die in de omlooprichting gezien achter de leischijf is gelegen en in horizontale richting ten opzichte van deze schijf is verplaatst.

6. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, 10 dat twee in verticale zin op een afstand van elkaar gelegen lei-schijven en ten minste een tweede, in de omlooprichting gezien tussen deze leischijven en zijdelings op een afstand daarvan gelegen omkeerschijf zijn aangebracht, zodat een in wezen horizontaal lopende lus in de banden wordt gevormd. 15

7. Inrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat de tweede omkeerschijf in horizontale richting verplaatsbaar is en de afstand tussen het graafwiel en de bovenste omkeerschijf veranderbaar is.

8. Inrichting volgens conclusies 1-7,met het ken- 20 merk, dat het graafwiel om een in het vlak van het wiel liggende, in wezen verticale as kan zwaaien.

9. Inrichting volgens conclusies 1-8,met het kenmerk, dat de graafwielconstructie bestaat uit een graafwiel met langs de omtrek met gelijke tussenafstanden radiaal uitsteken- 25 de graafschoepen en een om dit graafwiel aangebrachte geleidings-trommel, die twee op een afstand evenwijdig aan elkaar lopende ronde schijven omvat over welke de buigzame banden zijn geleid, terwijl de rotatieas van deze trommel zodanig excentrisch ten opzichte van de rotatieas van het graafwiel ligt, dat de omtrek van 30 het graafwiel binnen de omtrek van de schijven ligt en de graaf-schoepen van het graafwiel over een bepaald omtreksdeel van de schijven tot buiten deze schijven uitsteken om met de bakken te kunnen samenvallen.

10. Inrichting volgens conclusie 9>met het ken- 35 merk, dat de rotatieas van de trommel om die van het graafwiel kan worden gezwaaid, zodat de radiale richting waarin de rotatieas 7808584 *e j* * 11 van de trommel is verzet ten opzichte van die van het graafwiel kan worden versteld, voor het veranderen van het genoemde omtreks-deel.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10,met het kenmerk, dat de omtrek van het graafwiel en die van de schijven 5 zijn voorzien van in elkaar grijpbare organen, zoals vertandingen, waarbij deze omtrekken elkaar raken.

12. Inrichting volgens conclusie.11, met het kenmerk, dat de schijven van de trommel met elkaar zijn verbonden door tussen de schijven lopende staven, die met de schijven, nabij 10 hun omtrekken zijn verbonden. —0—0—0— 7808584