NL2034168A - Inrichting en werkwijze voor afbinden van balen in een oprolpers - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor afbinden van balen in een oprolpers Download PDF

Info

Publication number
NL2034168A
NL2034168A NL2034168A NL2034168A NL2034168A NL 2034168 A NL2034168 A NL 2034168A NL 2034168 A NL2034168 A NL 2034168A NL 2034168 A NL2034168 A NL 2034168A NL 2034168 A NL2034168 A NL 2034168A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
twine
tube
rope
tube position
tube system
Prior art date
Application number
NL2034168A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2034168B1 (nl
Inventor
Ragolle Philip
Roets Gunter
Original Assignee
Union Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Union Nv filed Critical Union Nv
Publication of NL2034168A publication Critical patent/NL2034168A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2034168B1 publication Critical patent/NL2034168B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/14Tying devices specially adapted for baling presses
    • A01F15/141Tying devices specially adapted for baling presses for round balers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F15/00Baling presses for straw, hay or the like
    • A01F15/08Details
    • A01F15/14Tying devices specially adapted for baling presses
    • A01F15/141Tying devices specially adapted for baling presses for round balers
    • A01F2015/143Guiding fingers for twines in order to avoid the slippage of twines to the sides of the bale when tying it

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor afbinden van een baal in een oprolpers voor plantenstengels, omvattende een eerste en een tweede touwbuissysteem voor toevoer van bindtouw, waarbij elk touwbuissysteem een eerste en een tweede einde omvat, waarbij het tweede einde van het eerste 10 touwbuissysteem volgens een eerste pad tussen een eerste touwbuispositie en een tweede touwbuispositie beweegbaar is, en waarbij het tweede einde van het tweede touwbuissysteem volgens een tweede pad tussen een derde touwbuispositie en een vierde touwbuispositie beweegbaar is, waarbij het eerste en het tweede touwbuissysteem elk twee parallelle holle buizen voor geleiding van een bindtouw 15 omvat, waarbij de holle buizen van een touwbuissysteem een vaste positie ten opzichte van elkaar hebben en waarbij de holle buizen van een touwbuissysteem zich van het eerste einde tot het tweede einde van het touwbuissysteem uitstrekken. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze en een gebruik.

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR AFBINDEN VAN BALEN IN EEN
OPROLPERS
TECHNISCH DOMEIN
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor afbinden van balen in een oprolpers en op een overeenkomstige werkwijze.
STAND DER TECHNIEK
Plantenstengels gebruikt voor productie van bastvezel, zoals vlas en hennep, worden na drogen of na roten in lagen in cilindervormige balen opgerold. Voor de productie van de bastvezel worden plantenstengels in de balen in sommige productieprocessen, zoals bijvoorbeeld bij zwingelen, parallel en dwars op de rolrichting ontrold. Hiervoor is het noodzakelijk dat de plantenstengels ook parallel in een oprolpers worden opgerold. Om de lagen te kunnen scheiden en om dus het ontrollen mogelijk te maken, worden tijdens het op het veld oprollen van de plantenstengels tussen iedere laag één, typisch twee bindtouwen opgerold. De bindtouwen worden doorheen touwbuizen aangevoerd en gepositioneerd. Nadat een baal plantenstengels compleet of bijna compleet is, wordt de baal afgebonden door de bindtouwen enkele malen omheen de buitenzijde van de baal te wikkelen.
Hierbij worden de bindtouwen van een centrale positie door het bewegen van de touwbuizen dichter bij de zijkant van de baal gebracht, om een betere afbinding omheen de buitenomtrek van de baal te bekomen.
Om de baal goed bij elkaar te houden en om te weerstaan aan de inwendige druk die tijdens het oprollen in de baal is opgebouwd, is het nodig om meerdere lagen bindtouw aan de buitenzijde van de baal te voorzien. De bindtouwen worden hiertoe ongeveer achtmaal omheen de buitenzijde van de baal gewikkeld. Hierdoor neemt het afbinden van een baal enige tijd in beslag. Ter illustratie, bij een gebruikelijke afbindsnelheid van 2.5 m/s tot 3 m/s en een baaldiameter van 1300 mm, duurt het afbinden al tussen elf tot dertien seconden. De totale duurtijd voor het vormen van een dergelijke cilindervormige baal duurt ongeveer honderd tot honderdtwintig seconden. Dit betekent dat het afbinden iets meer dan 10% van de totale duurtijd is. Ondanks dat de bindtouwen ongeveer achtmaal omheen de buitenzijde van de baal worden gewikkeld, is het niet uitzonderlijk dat een bindtouw knapt, wat vaak ook tot het knappen van het tweede bindtouw leidt.
US 7 658 145 beschrijft een inrichting voor het omwikkelen van een baal met vier bindtouwen. Deze inrichting heeft als nadeel dat indien bij het oprollen van de baal al bindtouwen worden toegevoerd, er vier bindtouwen in de baal worden opgerold.
Vier bindtouwen bij het oprollen van de baal zorgen niet voor een steviger afbinden van de baal, maar wel voor een hoger verbruik van bindtouwen.
US 6 769 353 is eveneens gerelateerd aan een inrichting voor het omwikkelen van een baal met behulp van vier bindtouwen. Deze inrichting heeft gelijkaardige nadelen.
De huidige uitvinding beoogt minstens een oplossing te vinden voor enkele van bovenvermelde problemen of nadelen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
In een eerste aspect betreft de huidige uitvinding een inrichting volgens conclusie 1.
Voordelig bij deze inrichting is dat bij één omwenteling van de baal dubbel zoveel bindtouwen omheen de baal worden gewikkeld, doordat elk touwbuissysteem van de inrichting twee parallelle holle buizen voor geleiding van een bindtouw omvat.
Hierdoor is het mogelijk om een baal in ongeveer de helft van het gebruikelijke aantal omwentelingen van de baal voldoende met bindtouw te omwikkelen, waardoor een hoger aantal balen in eenzelfde tijdsperiode kan opgerold worden.
Bijkomend voordelig is dat indien een bindtouw door de interne druk in de baal knapt, er nog steeds minstens drie vierden van het totale aantal bindtouwen omheen de baal gewikkeld zijn. Hierdoor is het zeldzaam dat alle bindtouwen knappen en een baal uiteenvalt. Bij de inrichting is de derde touwbuispositie van het tweede touwbuissysteem nabij een tweede zijkant van de baal of buiten de baal gelegen en is het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in de derde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd, en de vierde touwbuispositie nabij de tweede zijkant van de baal, maar meer naar het midden van de baal dan de derde touwbuispositie, gelegen, waardoor het mogelijk is om bij het oprollen van de plantenstengels tot een baal slechts twee bindtouwen te gebruiken en bij het afbinden van de baal het tweede touwbuissysteem van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie te bewegen, waardoor een vrij uiteinde van de bindtouwen van het tweede touwbuissysteem door het aanvoersysteem worden meegenomen en er dubbel zoveel bindtouwen omheen de baal kunnen gewikkeld worden, terwijl slechts een beperkte hoeveelheid meer bindtouw nodig is.
Voorkeursvormen van de inrichting worden weergegeven in de conclusies 2 tot en met 4.
In een tweede aspect betreft de huidige uitvinding een werkwijze volgens conclusie 5. Deze werkwijze heeft onder meer als voordeel dat een baal in ongeveer de helft van het gebruikelijke aantal omwentelingen van de baal afgebonden is, doordat bij het afbinden een dubbele hoeveelheid bindtouw wordt gebruikt. Dit is bijkomend voordelig doordat indien een bindtouw door de interne druk in de baal knapt, er nog steeds minstens drie vierden van het totale aantal bindtouwen omheen de baal gewikkeld zijn, waardoor het zeldzaam is dat alle bindtouwen knappen en een baal uiteenvalt.
Voorkeursvormen van de werkwijze worden beschreven in de volgconclusies 6 tot en met 8.
In een derde aspect betreft de huidige uitvinding een gebruik volgens conclusie 9.
Dit gebruik resulteert in een voordelig afbinden van balen vlas of hennep doordat in eenzelfde tijdsperiode een dubbele hoeveelheid bindtouwen omheen de balen gewikkeld wordt, waardoor balen in ongeveer de helft van het gebruikelijke aantal omwentelingen afgebonden zijn en dus meer balen in eenzelfde tijdsperiode kunnen gevormd worden. Dit is bijkomend voordelig omdat bij het knappen van een bindtouw nog steeds minstens drie vierden van het totale aantal bindtouwen omheen de baal gewikkeld zijn, waardoor het zeldzaam is dat alle bindtouwen knappen en een baal uiteenvalt.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 toont een zijaanzicht van een oprolpers volgens de stand der techniek, tijdens het oprollen van plantenstengels in de oprolpers.
Figuren 2A - 2C tonen een bovenaanzicht van een oprolpers volgens de stand der techniek tijdens verschillende stappen van het oprollen van plantenstengels.
Figuren 3A — 3E tonen een bovenaanzicht van een oprolpers volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding tijdens verschillende stappen van het oprollen van plantenstengels.
Figuur 4 geeft een overzicht van touwbuisposities en paden volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de 5 betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. “Een”, “de” en “het” refereren in dit document aan zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment.
Wanneer “ongeveer” of “rond” in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-35% of minder, bij voorkeur +/-25% of minder, meer bij voorkeur +/-15% of minder, nog meer bij voorkeur +/-10% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-5% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term “ongeveer” of “rond” gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.
De termen “omvatten”, “omvattende”, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
Verder worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een sequentiële of chronologische volgorde, tenzij gespecificeerd. Het moet duidelijk zijn dat de aldus gebruikte termen onder geschikte omstandigheden onderling uitwisselbaar zijn en dat de hierin beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding in andere volgordes kunnen werken, dan hierin beschreven of geïllustreerd.
In de context van dit document is een touwbuis een holle buis, omvattende een eerste en een tweede einde, voor geleiding van een bindtouw, waarbij het bindtouw vanaf het eerste einde naar het tweede einde doorheen de touwbuis gevoerd is. De touwbuis is een rechte of een gebogen buis of een andere geschikte vorm. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat een sequentie van ogen met een vaste onderlinge positie, waarbij het bindtouw doorheen de ogen gevoerd wordt, eveneens een touwbuis vormt.
In de context van dit document is een vrije lengte van een bindtouw de lengte van een bindtouw gemeten vanaf het tweede einde van een touwbuis tot aan een vrij uiteinde van het bindtouw dat uit het tweede einde van de touwbuis steekt.
In de context van dit document is een baal cilindervormig. Een buitenomtrek van een baal is op de cilindermantel van de baal gelegen. Een zijkant van een baal is een cirkelvormig oppervlak aan een uiteinde van de baal, gezien volgens de richting van de cilinderas.
In de context van dit document is een baaldiameter een gewenste diameter van een complete baal.
In een eerste aspect betreft de uitvinding een inrichting voor afbinden van een baal in een oprolpers voor plantenstengels.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting een eerste en een tweede touwbuissysteem voor toevoer van bindtouw.
De inrichting is bij voorkeur op een oprolpers voor plantenstengels gemonteerd.
Niet-limitatieve voorbeelden van mogelijke plantenstengels zijn vlas en hennep. De oprolpers voor plantenstengels omvat een aanvoersysteem voor het aanvoeren van plantenstengels volgens een aanvoerrichting. De aanvoerrichting is bij voorkeur dwars op de plantenstengels georiënteerd. De oprolpers omvat een cilindervormige kooi. De cilindervormige kooi omvat minstens één roteerbare band als wand, wikkelriem genoemd, voor het bewegen van plantenstengels in de cilindervormige kooi, waarbij de plantenstengels evenwijdig zijn met de cilinderas van de kooi. De cilinderas is dus bij voorkeur dwars op de aanvoerrichting. Door het bewegen van de plantenstengels door middel van de minstens één wikkelriem van de cilindervormige kooi, worden de plantenstengels spiraalvormig in een cilindervormige baal opgerold. De cilindervormige kooi omvat bij voorkeur twee scharnierende helften. De twee scharnierende helften zijn met behulp van een as, evenwijdig met de cilinderas, met elkaar verbonden. De twee scharnierende helften zijn voordelig voor het verwijderen van een cilindervormige baal.
Elk touwbuissysteem omvat een eerste en een tweede einde. Het eerste en het tweede touwbuissysteem omvatten elk twee parallelle holle buizen voor geleiding van een bindtouw. De holle buizen van een touwbuissysteem hebben een vaste positie ten opzichte van elkaar. De holle buizen van een touwbuissysteem strekken zich van het eerste einde tot het tweede einde van het touwbuissysteem uit. De holle buizen van een touwbuissysteem zijn recht, gebogen of hebben een andere geschikte vorm. Een holle buis is geconfigureerd voor geleiding van bij voorkeur één bindtouw vanaf het eerste einde van een touwbuissysteem naar het tweede einde van het touwbuissysteem doorheen de holle buis.
Het eerste en het tweede touwbuissysteem zijn boven het aanvoersysteem van de oprolpers en, gezien in de aanvoerrichting voor de plantenstengels, voor de cilindervormige kooi op de oprolpers gemonteerd. Dit is voordelig voor het invoeren van een bindtouw vanaf het tweede einde van een touwbuissysteem in de cilindervormige kooi, waarbij een vrij uiteinde van een bindtouw, dat aan het tweede einde van het touwbuissysteem uit een holle buis steekt, door de plantenstengels wordt meegenomen en waarbij het bindtouw spiraalvormig in de cilindervormige baal wordt opgerold. Het bindtouw is voordelig voor het ontrollen van de cilindervormig baal.
Het tweede einde van het eerste touwbuissysteem is volgens een eerste pad tussen een eerste touwbuispositie en een tweede touwbuispositie beweegbaar. Het tweede einde van het tweede touwbuissysteem is volgens een tweede pad tussen een derde touwbuispositie en een vierde touwbuispositie beweegbaar. Het beweegbaar zijn van het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem is voordelig voor het variëren van een positie van een bindtouw op de buitenomtrek van de baal om een betere afbinding van de baal te bekomen. Bijvoorbeeld worden bindtouwen tijdens het oprollen van de plantenstengels, gezien in een richting dwars op de aanvoerrichting en evenwijdig met de cilinderas van de cilindervormige kooi, bij voorkeur nabij het midden van de cilindervormige kooi door de plantenstengels meegenomen en, nadat de cilindervormige baal plantenstengels compleet of bijna compleet is, dichter bij een zijkant van een cilindervormige baal gebracht, om een betere afbinding omheen een buitenomtrek van de baal te bekomen. Bijna compleet betekent in deze context dat een baal een diameter heeft die gelijk is aan minstens 80% van de baaldiameter, bij voorkeur minstens 85%, bij meer voorkeur minstens 90%, bij nog meer voorkeur minstens 95% en bij zelfs nog meer voorkeur minstens 97.5%.
Deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm is voordelig omdat bij één omwenteling van de baal dubbel zoveel bindtouwen omheen de baal worden gewikkeld, doordat elk touwbuissysteem van de inrichting twee parallelle holle buizen voor geleiding van een bindtouw omvat. Hierdoor is het mogelijk om een baal in ongeveer de helft van het gebruikelijke aantal omwentelingen van de baal voldoende met bindtouw te omwikkelen, waardoor een hoger aantal balen in eenzelfde tijdsperiode kan opgerold worden. Bijvoorbeeld worden twee bindtouwen volgens de stand der techniek minstens achtmaal omheen een baal gewikkeld. Bij een gebruikelijke afbindsnelheid van 2.5 m/s tot 3 m/s en een baaldiameter van 1300 mm, duurt het afbinden tussen elf tot dertien seconden. De totale duurtijd voor het vormen van de cilindervormige baal is ongeveer honderd tot honderdtwintig seconden. Door gebruik van een inrichting volgens de huidige uitvinding duurt het omwikkelen van de baal met de bindtouwen tussen vijfeneenhalve tot zeseneenhalve seconde. De totale duurtijd voor het vormen van de cilindervormige baal is ongeveer 94.5 s tot 113.5 s. Dit is een besparing van ongeveer 5.5% in duurtijd.
Bijkomend voordelig is dat indien een bindtouw door interne druk in de baal knapt, er nog steeds minstens drie vierden van het totale aantal bindtouwen omheen de baal gewikkeld zijn. Hierdoor is het zeldzaam dat alle bindtouwen knappen en dat een baal uiteenvalt.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is een touwbuissysteem omheen een rotatieas roteerbaar. De rotatieas van het touwbuissysteem is aan het eerste einde gepositioneerd. Deze uitvoeringsvorm is voordelig omdat er hierdoor een vast eerste einde van het touwbuissysteem is, waardoor de bindtouwen op een vaste positie in de holle buizen van het touwbuissysteem aangevoerd zijn en waardoor een eenvoudiger mechanische constructie bekomen is. Het eerste pad tussen de eerste touwbuispositie en de tweede touwbuispositie en het tweede pad tussen de derde touwbuispositie en de vierde touwbuispositie zijn in deze uitvoeringsvorm cirkelbogen. De rotatieas van het touwbuissysteem is horizontaal, verticaal of volgens een tussenliggende richting georiënteerd.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm is het touwbuissysteem transleerbaar.
Het eerste touwbuissysteem is van de eerste touwbuispositie naar de tweede touwbuispositie transleerbaar. Het tweede touwbuissysteem is van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie transleerbaar. Het eerste touwbuissysteem is bij voorkeur in een eerste richting dwars op de aanvoerrichting van de plantenstengels transleerbaar. Het tweede touwbuissysteem is bij voorkeur in een tweede richting dwars op de aanvoerrichting van de plantenstengels transleerbaar. De tweede richting is bij voorkeur evenwijdig met de eerste richting.
De tweede richting heeft een gelijke of tegengesteld zin als de eerste richting. Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het variëren van een positie van een bindtouw op de buitenomtrek van de baal om een betere afbinding van de baal te bekomen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de eerste touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens een X-as van minstens 0.40 en hoogstens0.60, waarbij de X-as een as is dwars op de aanvoerrichting van de plantenstengels, waarbij de X-as een oorsprong heeft in een vlak gevormd door een eerste zijkant van de cilindervormige kooi, en waarbij een snijpunt van de X-as met een vlak gevormd door een tegenoverliggende tweede zijkant van de cilindervormige kooi een X-coördinaat gelijk aan 1 heeft. Dit betekent dat de eerste touwbuispositie volgens de X-as nabij het midden van de baal gelegen, bij voorkeur op het midden van de baal gelegen is. Het tweede einde van het eerste touwbuissysteem in werkzame toestand is in de eerste touwbuispositie op een afstand, minstens kleiner dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. De X- as is evenwijdig met de cilinderas van de cilindervormige kooi. De tweede touwbuispositie heeft in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.10 en hoogstens 0.40. Bij voorkeur heeft de tweede touwbuispositie een
X-coördinaat van minstens 0.15, bij meer voorkeur minstens 0.20. Bij voorkeur heeft de tweede touwbuispositie een X-coördinaat van hoogstens 0.35 en bij meer voorkeur hoogstens 0.30. Dit betekent dat de tweede touwbuispositie volgens de X- as nabij een eerste zijkant van de baal gelegen. De eerste zijkant van de baal is aan de kant van de eerste zijkant van de cilindervormige kooi gelegen. De tweede touwbuispositie is dus, gezien in de genoemde richting, van het midden van de cilindervormige kooi verwijderd. Dit is voordelig om een bindtouw, nadat een cilindervormige baal plantenstengels compleet of bijna compleet is, door het bewegen van het eerste touwbuissysteem van de eerste touwbuispositie naar de tweede touwbuispositie, dichter bij een zijkant van de cilindervormige baal te brengen, om een betere afbinding omheen de buitenomtrek van de baal te bekomen.
De derde touwbuispositie heeft in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de
X-as van minstens 0.85. Dit betekent dat de derde touwbuispositie volgens de X-as nabij een tweede zijkant van de baal of buiten de baal gelegen is. De tweede zijkant van de baal is tegenoverliggend de eerste zijkant van de baal. Het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in werkzame toestand is in de derde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. De derde touwbuispositie is volgens de X-as nabij de tweede zijkant van de cilindervormige kooi, eventueel buiten de cilindervormige kooi, gelegen. De vierde touwbuispositie heeft in werkzame toestand een X- coördinaat volgens de X-as van minstens 0.60 en minstens kleiner dan de X- coördinaat van de derde touwbuispositie. Bij voorkeur heeft de vierde touwbuispositie een X-coördinaat van minstens 0.65, bij meer voorkeur van minstens 0.70. Bij voorkeur heeft de vierde touwbuispositie een X-coördinaat van hoogstens 0.85, bij meer voorkeur hoogstens 0.80. Dit betekent dat de vierde touwbuispositie volgens de X-as nabij de tweede zijkant van de baal, maar meer naar het midden van de baal dan de derde touwbuispositie, gelegen is. Het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in werkzame toestand is optioneel in de vierde touwbuispositie op een afstand, minstens kleiner dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. Dit is echter niet noodzakelijk, zoals uit een later beschreven uitvoeringsvorm zal blijken. De derde touwbuispositie en de vierde touwbuispositie zijn voordelig omdat het hierdoor mogelijk is om bij het oprollen van de plantenstengels tot een baal slechts twee bindtouwen te gebruiken, doordat het tweede touwbuissysteem in de derde touwbuispositie is, waardoor vrije uiteinden van bindtouwen, die aan het tweede einde van het tweede touwbuissysteem uit de holle buizen steken, niet door de plantenstengels worden meegenomen, en doordat bij het afbinden van de baal het tweede touwbuissysteem van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie bewogen wordt, waardoor vrije uiteinden van bindtouwen, die aan het tweede einde van het tweede touwbuissysteem uit de holle buizen steken, door de plantenstengels worden meegenomen en waardoor dubbel zoveel bindtouwen omheen de baal kunnen gewikkeld worden, terwijl slechts een beperkte hoeveelheid meer bindtouw nodig is. Optioneel kan het tweede touwbuissysteem eerst voorbij de vierde touwbuispositie en dan terug naar de vierde touwbuispositie bewogen worden, zoals in een latere beschreven uitvoeringsvorm over een zesde touwbuispositie.
Bij een baal met een hoogte kleiner dan een afstand volgens de X-as tussen de eerste zijkant en de tweede zijkant van de cilindervormige kooi, worden in de cilindervormige kooi vernauwingsplaten aangebracht, waarbij de vernauwingsplaten evenwijdig zijn met de eerste zijkant van de cilindervormige kooi en de tweede zijkant van de cilindervormige kooi. Een afstand volgens de X-as tussen de vernauwingsplaten is ongeveer gelijk aan de hoogte van de baal. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat voorheen en later genoemde
X-codrdinaten voor touwbuisposities overeenkomstig geschaald worden.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de inrichting een eerste mes voor het eerste touwbuissysteem. De inrichting omvat een tweede mes voor het tweede touwbuissysteem. Het tweede einde van het eerste touwbuissysteem is volgens een derde pad tussen de tweede touwbuispositie en een vijfde touwbuispositie beweegbaar. Het derde pad ligt bij voorkeur in het verlengde van het eerste pad.
De vijfde touwbuispositie heeft in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de
X-as kleiner dan de X-coördinaat van de tweede touwbuispositie. Bij voorkeur heeft de vijfde touwbuispositie een X-coördinaat kleiner dan 0.10. Dit betekent dat de vijfde touwbuispositie nabij de eerste zijkant van de baal of buiten de baal, maar dichter bij de zijkant van de baal dan de tweede touwbuispositie, gelegen is. De vijfde touwbuispositie is nabij de eerste zijkant van de cilindervormige kooi, eventueel buiten de cilindervormige kooi, gelegen. Het tweede einde van het eerste touwbuissysteem in werkzame toestand is in de vijfde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. Dit betekent dat het vrije uiteinde van de bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem niet door het aanvoersysteem kan meegenomen worden.
Het eerste mes is tussen de tweede touwbuispositie en de vijfde touwbuispositie langs het derde pad gelegen. Het tweede mes is tussen de derde touwbuispositie en de vierde touwbuispositie langs het tweede pad gelegen.
Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het snijden van de bindtouwen na het omwikkelen van de baal door het bewegen van het eerste touwbuissysteem van de tweede touwbuispositie naar de vijfde touwbuispositie en door het bewegen van het tweede touwbuissysteem van de vierde touwbuispositie naar de derde touwbuispositie. Hierdoor worden de bindtouwen tegen respectievelijk het eerste mes en het tweede mes getrokken en doorgesneden. De posities van het eerste mes en het tweede mes bepalen de vrije lengte van de bindtouwen na het doorsnijden. Een eenvoudig mechanisme voor het snijden van de bindtouwen is bekomen.
Volgens een uitvoeringsvorm is het tweede einde van het tweede touwbuissysteem volgens een vierde pad tussen de vierde touwbuispositie en een zesde touwbuispositie beweegbaar. Het vierde pad ligt bij voorkeur in het verlengde van het tweede pad. De zesde touwbuispositie heeft een X-coördinaat volgens de X-as kleiner dan de X-coördinaat van de vierde touwbuispositie. De zesde touwbuispositie heeft bij voorkeur een X-coördinaat van minstens 0.50 en hoogstens 0.70. Dit betekent dat de zesde touwbuispositie volgens de X-as nabij het midden van de baal, maar aan een andere zijde van het midden van de baal dan de eerste touwbuispositie, gelegen is. Het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in werkzame toestand is in de zesde touwbuispositie op een afstand, minstens kleiner dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor gevallen waar het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in werkzame toestand in de vierde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is.
Door het bewegen van het tweede touwbuissysteem van de vierde touwbuispositie naar de zesde touwbuispositie, worden de vrije uiteinden van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem door de plantenstengels meegenomen. Hierna kan het tweede touwbuissysteem naar de vierde touwbuispositie bewogen worden en zullen de bindtouwen nog steeds door de plantenstengels meegenomen worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de touwbuisposities instelbaar.
Dit is voordelig voor het bepalen van een uiterste positie van het bindtouw omheen een buitenomtrek van de cilindervormige baal, zodat bij een andere afmeting van de baal vermeden wordt dat het bindtouw van de baal afloopt of dat het bindtouw onvoldoende naar de zijkant van de baal kan bewogen worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat elk touwbuissysteem een aandrijving, voor het bewegen van het touwbuissysteem.
De aandrijving is een elektrische motor voor het roteren van het touwbuissysteem omheen de rotatieas van het touwbuissysteem. De elektrische motor is rechtstreeks of met behulp van een reductiekast met de rotatieas van het touwbuissysteem gekoppeld. Alternatief is de aandrijving een hydraulische of pneumatische cilinder of een elektrische actuator voor het roteren van het touwbuissysteem omheen de rotatieas van het touwbuissysteem. De hydraulische of pneumatische cilinder of elektrische actuator is gelagerd aan een vast punt van de oprolpers en voorbij het eerste einde van het touwbuissysteem aan het touwbuissysteem bevestigd, zodat bij bediening van de hydraulische of pneumatische cilinder of elektrische actuator het touwbuissysteem omheen de rotatieas draait. Deze aandrijvingsvormen zijn voordelig in combinatie met een voorheen beschreven uitvoeringsvorm waarbij het touwbuissysteem roteerbaar is.
De aandrijving is een hydraulische of pneumatische cilinder of een elektrische actuator voor het transleren van het touwbuissysteem. Deze aandrijvingsvormen zijn voordelig in combinatie met een voorheen beschreven uitvoeringsvorm waarbij het touwbuissysteem transleerbaar is.
De beschreven aandrijvingen zijn voordelig voor een vloeiende beweging van het touwbuissysteem.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de inrichting een controle-eenheid voor synchronisatie van de aandrijvingen van het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem. Met synchronisatie wordt bedoeld dat het bewegen van het eerste touwbuissysteem van de eerste touwbuispositie naar de tweede touwbuispositie en het bewegen van het tweede touwbuissysteem van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie op elkaar afgestemd zijn. Dit is voordelig omdat hierdoor bindtouwen gelijktijdig of onafhankelijk van elkaar door het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem naar zijkanten van de baal bewogen worden voor een betere afbinding omheen de buitenomtrek van de baal, waarbij door de synchronisatie het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem niet met elkaar zullen interfereren.
In een tweede aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor afbinden van een baal in een oprolpers voor plantenstengels.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stappen van: - aanvoeren van plantenstengels volgens een aanvoerrichting in de oprolpers en oprollen van de plantenstengels in de oprolpers, waarbij de oprolpers een cilindervormige kooi voor het oprollen van de plantenstengels omvat; - toevoeren bindtouw vanaf een eerste einde naar een tweede einde van een eerste touwbuissysteem doorheen het eerste touwbuissysteem en mee oprollen van bindtouw met de plantenstengels in de oprolpers, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem volgens een eerste pad tussen een eerste touwbuispositie en een tweede touwbuispositie beweegbaar is, en toevoeren bindtouw vanaf een eerste einde naar een tweede einde van een tweede touwbuissysteem doorheen het tweede touwbuissysteem en mee oprollen van bindtouw met de plantenstengels in de oprolpers, waarbij het tweede einde van het tweede touwbuissysteem volgens een tweede pad tussen een derde touwbuispositie en een vierde touwbuispositie beweegbaar is; - bewegen van het tweede einde van het eerste touwbuissysteem volgens het eerste pad van de eerste touwbuispositie naar de tweede touwbuispositie en van het tweede einde van het tweede touwbuissysteem volgens het tweede pad van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie, nadat een cilindervormige baal plantenstengels compleet of bijna compleet is, waarbij compleet in deze context betekent dat een baal een diameter heeft die gelijk is aan minstens 80% van de baaldiameter, bij voorkeur minstens 85%, bij meer voorkeur minstens 90%, bij nog meer voorkeur minstens 95% en bij zelfs nog meer voorkeur minstens 97.5%; - stoppen met aanvoeren van plantenstengels nadat de cilindervormige baal plantenstengels compleet is; - verder rollen van de plantenstengels in de oprolpers.
Het eerste en het tweede touwbuissysteem omvatten elk twee parallelle holle buizen voor geleiding van een bindtouw. De holle buizen van een touwbuissysteem hebben een vaste positie ten opzichte van elkaar. De holle buizen van een touwbuissysteem strekken zich van het eerste einde tot het tweede einde van het touwbuissysteem uit. Door elke holle buis van een touwbuissysteem wordt één bindtouw doorheen het touwbuissysteem toegevoerd. De oprolpers voor plantenstengels omvat een aanvoersysteem voor het aanvoeren van plantenstengels volgens een aanvoerrichting. Het eerste en het tweede touwbuissysteem zijn boven het aanvoersysteem van de oprolpers gemonteerd.
Deze werkwijze heeft onder meer als voordeel dat een baal in ongeveer de helft van het gebruikelijke aantal omwentelingen van de baal afgebonden is, doordat bij het afbinden een dubbele hoeveelheid bindtouw wordt gebruikt. Dit is bijkomend voordelig doordat indien een bindtouw door interne druk in de baal knapt, er nog steeds minstens drie vierden van het totale aantal bindtouwen omheen de baal gewikkeld zijn, waardoor het zeldzaam is dat alle bindtouwen knappen en een baal uiteenvalt.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het tweede touwbuissysteem minstens twee omwentelingen voor het stoppen van aanvoeren van plantenstengels van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie bewogen.
De eerste touwbuispositie heeft een X-coördinaat volgens een X-as van minstens 0.40 en hoogstens 0.60, waarbij de X-as een as is dwars op de aanvoerrichting van de plantenstengels, waarbij de X-as een oorsprong heeft in een vlak gevormd door een eerste zijkant van de cilindervormige kooi, en waarbij een snijpunt van de X-as met een vlak gevormd door een tegenoverliggende tweede zijkant van de cilindervormige kooi een X-coördinaat gelijk aan 1 heeft. Het tweede einde van het eerste touwbuissysteem is in de eerste touwbuispositie op een afstand, minstens kleiner dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. De tweede touwbuispositie heeft een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.10 en hoogstens 0.40. Bij voorkeur heeft de tweede touwbuispositie een X-coördinaat van minstens 0.15, bij meer voorkeur minstens 0.20. Bij voorkeur heeft de tweede touwbuispositie een X- coördinaat van hoogstens 0.35, bij meer voorkeur hoogstens 0.30. De derde touwbuispositie heeft een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.85. Het tweede einde van het tweede touwbuissysteem is in de derde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. De vierde touwbuispositie heeft in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X- as van minstens 0.60 en minstens kleiner dan de X-coördinaat van de derde touwbuispositie. Bij voorkeur heeft de vierde touwbuispositie een X-coördinaat van minstens 0.65 en bij meer voorkeur minstens 0.70. Bij voorkeur heeft de vierde touwbuispositie een X-coördinaat van hoogstens 0.85, bij meer voorkeur hoogstens 0.80. Het tweede einde van het tweede touwbuissysteem is optioneel in de vierde touwbuispositie op een afstand, minstens kleiner dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. Dit is echter niet noodzakelijk, zoals uit een later beschreven uitvoeringsvorm zal blijken.
Deze uitvoeringsvorm is voordelig om een bindtouw, nadat een cilindervormige baal plantenstengels compleet of bijna compleet is, door het bewegen van het eerste touwbuissysteem van de eerste touwbuispositie naar de tweede touwbuispositie en door het bewegen van het tweede touwbuissysteem van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie, dichter bij een zijkant van de cilindervormige baal te brengen, om een betere afbinding omheen een buitenomtrek van de baal te bekomen. Deze uitvoeringsvorm is bijkomend voordelig om met slechts een beperkte hoeveelheid meer bindtouw dubbel zoveel bindtouwen omheen de baal te wikkelen. Dit is mogelijk doordat bij het oprollen van de plantenstengels tot een baal slechts twee bindtouwen gebruikt worden, doordat het tweede touwbuissysteem in de derde touwbuispositie is, waardoor vrije uiteinden van bindtouwen, die aan het tweede einde van het tweede touwbuissysteem uit de holle buizen steken, niet door de plantenstengels worden meegenomen, en doordat bij het afbinden van de baal het tweede touwbuissysteem van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie bewogen wordt, waardoor vrije uiteinden van bindtouwen, die aan het tweede einde van het tweede touwbuissysteem uit de holle buizen steken, door de plantenstengels worden meegenomen.
Minstens twee omwentelingen zijn voldoende zodat de bindtouwen, die door het tweede touwbuissysteem worden toegevoerd, door wrijving tussen de bindtouwen en de plantenstengels voldoende wrijving ondervinden om niet door interne druk in de baal uit de baal te worden getrokken.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm wordt het tweede touwbuissysteem hoogstens zes omwentelingen voor het stoppen van aanvoeren van plantenstengels van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie bewogen, bij voorkeur hoogstens vijf omwentelingen, bij meer voorkeur hoogstens vier omwentelingen en bij nog meer voorkeur hoogstens drie omwentelingen en bij zelfs nog meer voorkeur hoogstens twee omwentelingen. Hoogstens zes omwentelingen zijn voordelig om een zo maximaal mogelijke beperking van de extra hoeveelheid bindtouwen te bekomen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de bijkomende stap van het snijden van de bindtouwen na het rollen van de plantenstengels in de oprolpers. Het eerste touwbuissysteem wordt volgens een derde pad van de tweede touwbuispositie naar een vijfde touwbuispositie bewogen. Het derde pad ligt bij voorkeur in het verlengde van het eerste pad. De vijfde touwbuispositie heeft een
X-coördinaat volgens de X-as kleiner dan de X-coördinaat van de tweede touwbuispositie. Bij voorkeur heeft de vijfde touwbuispositie een X-coördinaat kleiner dan 0.10. Het tweede einde van het eerste touwbuissysteem is in de vijfde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. Een eerste mes is tussen de tweede touwbuispositie en de vijfde touwbuispositie langs het derde pad gelegen. Het tweede touwbuissysteem wordt volgens het tweede pad van de vierde touwbuispositie naar de derde touwbuispositie bewogen. De derde touwbuispositie en de vierde touwbuispositie zijn volgens een voorheen beschreven uitvoeringsvorm waarbij het tweede touwbuissysteem minstens twee omwentelingen voor het stoppen van aanvoeren van plantenstengels van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie bewogen wordt. Een tweede mes is tussen de derde touwbuispositie en de vierde touwbuispositie langs het tweede pad gelegen. Tijdens het bewegen van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie worden de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem niet gesneden omdat de bindtouwen dan nog niet door de plantenstengels meegenomen worden. Enkel bij de latere beweging van de vierde touwbuispositie naar de derde touwbuispositie, wanneer de bindtouwen door de plantenstengels worden meegenomen, worden de bindtouwen doorgesneden. De posities van het eerste mes en het tweede mes bepalen de vrije lengte van de bindtouwen na het doorsnijden.
Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor het eenvoudig snijden van de bindtouwen zonder gebruik van complexe mechanismes na het omwikkelen van de baal door het bewegen van het eerste touwbuissysteem naar de vijfde touwbuispositie en door het bewegen van het tweede touwbuissysteem naar de derde touwbuispositie.
Hierdoor worden de bindtouwen tegen respectievelijk het eerste mes en het tweede mes getrokken en doorgesneden.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm maken de plantenstengels nog minstens twee omwentelingen in de oprolpers na het stoppen van aanvoeren van plantenstengels en voor het snijden van de bindtouwen. Dit is voordelig omdat de bindtouwen door wrijving en spanning in de bindtouwen niet van de baal plantenstengels zullen loskomen, zodat het niet nodig is om de bindtouwen na het snijden te knopen.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm maken de plantenstengels hoogstens zes omwentelingen in de oprolpers na het stoppen van aanvoeren van plantenstengels en voor het snijden van de bindtouwen, bij voorkeur hoogstens vijf omwentelingen, bij meer voorkeur hoogstens vier omwentelingen, bij nog meer voorkeur hoogstens drie omwentelingen en bij zelfs nog meer voorkeur hoogstens twee omwentelingen.
Hoogstens zes omwentelingen zijn voordelig om de hoeveelheid bindtouwen, nodig voor het afbinden omheen de buitenomtrek van de baal plantenstengels, zo maximaal mogelijk te beperken.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt het tweede einde van het tweede touwbuissysteem bij het bewegen van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie, na het bereiken van de vierde touwbuispositie, volgens een vierde pad tussen de vierde touwbuispositie en een zesde touwbuispositie naar de zesde touwbuispositie bewogen, waarna het tweede einde naar de vierde touwbuispositie terugkeert. Het vierde pad ligt bij voorkeur in het verlengde van het tweede pad.
De zesde touwbuispositie heeft een X-coördinaat volgens de X-as kleiner dan de X- coördinaat van de vierde touwbuispositie. De zesde touwbuispositie heeft bij voorkeur een X-coördinaat van minstens 0.50 en hoogstens0. 70.
Deze uitvoeringsvorm is voordelig voor gevallen waar het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in de vierde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is. Door het bewegen van het tweede touwbuissysteem van de vierde touwbuispositie naar de zesde touwbuispositie, worden de vrije uiteinden van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem door de plantenstengels meegenomen. Hierna kan het tweede touwbuissysteem naar de vierde touwbuispositie bewogen worden en zullen de bindtouwen nog steeds door de plantenstengels meegenomen worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de bijkomende stap van het bepalen van de touwbuisposities. Dit is voordelig voor het bepalen van een uiterste positie van het bindtouw omheen de buitenomtrek van de cilindervormige baal, zodat bij een andere afmeting van de baal vermeden wordt dat het bindtouw van de baal afloopt of dat het bindtouw onvoldoende naar de zijkant van de baal kan bewogen worden.
Volgens een uitvoeringsvorm bewegen het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem gesynchroniseerd. Met gesynchroniseerd wordt bedoeld dat het tijdstip van het bewegen van het eerste touwbuissysteem van de eerste touwbuispositie naar de tweede touwbuispositie en het bewegen van het tweede touwbuissysteem van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie op elkaar afgestemd zijn. Dit is voordelig omdat hierdoor bindtouwen gelijktijdig of onafhankelijk van elkaar door het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem naar zijkanten van de baal bewogen worden voor een betere afbinding omheen de buitenomtrek van de baal, waarbij door de synchronisatie het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem niet met elkaar zullen interfereren.
Een vakman geschoold in het technische veld zal appreciëren dat een werkwijze volgens het tweede aspect bij voorkeur uitgevoerd wordt met een inrichting volgens het eerste aspect en dat een inrichting volgens het eerste aspect bij voorkeur geconfigureerd is voor uitvoering van een werkwijze volgens het tweede aspect. Elk kenmerk, beschreven in dit document, hierboven zowel als hieronder, kan bijgevolg betrekking hebben op elk van de drie aspecten van de huidige uitvinding.
In een derde aspect betreft de uitvinding het gebruik van een inrichting volgens het eerste aspect of een werkwijze volgens het tweede aspect voor afbinden van balen vlas of hennep.
Dit gebruik resulteert in een voordelig afbinden van balen vlas of hennep doordat in eenzelfde tijdsperiode een dubbele hoeveelheid bindtouwen omheen de balen gewikkeld wordt, waardoor balen in ongeveer de helft van het gebruikelijke aantal omwentelingen afgebonden zijn en dus meer balen in eenzelfde tijdsperiode kunnen gevormd worden. Dit is bijkomend voordelig omdat bij het knappen van een bindtouw nog steeds minstens drie vierden van het totale aantal bindtouwen omheen de baal gewikkeld zijn, waardoor het zeldzaam is dat alle bindtouwen knappen en een baal uiteenvalt.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende figuren die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
FIGUURBESCHRIJVING
Figuur 1 toont een zijaanzicht van een oprolpers volgens de stand der techniek, tijdens het oprollen van plantenstengels in de oprolpers.
Plantenstengels (10) worden door het aanvoersysteem (5) volgens een aanvoerrichting (11) aangevoerd. Het aanvoersysteem (5) omvat een aanvoerrol (9) voor het aanvoeren van de plantenstengels (10) naar een cilindervormige kooi, omvattende twee scharnierende delen, een eerste deel (6) van de cilindervormige kooi en een tweede deel (7) van de cilindervormige kooi. De cilinderas van de cilindervormige kooi is dwars op de aanvoerrichting (11). Wanden van het eerste deel (6) en het tweede deel (7) van de cilindervormige kooi zijn door minstens één wikkelriem (24) gevormd. Door het roteren van wikkelriem (24) worden de plantenstengels (10) spiraalvormig in een cilindervormige baal (1) opgerold. De cilindervormige kooi is nabij het aanvoersysteem (5) open om de plantenstengels (10) in de cilindervormige kooi in te brengen. Nabij de opening zijn geleidingsrollen (8) geplaatst om de plantenstengels (10) in de baal (1) voorbij de opening te geleiden. Een bindtouw (2) wordt van een eerste einde (12) van een touwbuis (3) doorheen de touwbuis (3) naar een tweede einde (13) aangevoerd. De touwbuis (3) is roteerbaar om een verticale rotatieas. De verticale rotatieas is nabij het eerste einde (12) van de touwbuis (3) gepositioneerd. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat de rotatieas zowel horizontaal, verticaal als volgens een tussenliggende richting kan georiënteerd zijn. Het tweede einde van de touwbuis (3) is in Figuur 1 in een eerste touwbuispositie (15) getekend. De eerste touwbuispositie (15) is nabij het midden van de cilindervormige kooi gelegen. Het bindtouw (2) wordt via de bovenste geleidingsrol (8) in de cilindervormige kooi meegevoerd en spiraalvormig in de baal (1) opgerold. De touwbuis (3) is roteerbaar van de eerste touwbuispositie (15) naar een tweede touwbuispositie (16). De tweede touwbuispositie (16) is nabij een zijkant van de cilindervormige kooi gelegen. Een mes (4) is vast langs een eerste pad (27), dat door het tweede einde (13) van de touwbuis (3) tussen de eerste touwbuispositie (15) en de tweede touwbuispositie (16) gevolgd wordt, geplaatst. In Figuur 1 snijdt het mes (4) het bindtouw (2) niet.
Figuren 2A - 2C tonen een bovenaanzicht van een oprolpers volgens de stand der techniek tijdens verschillende stappen van het oprollen van plantenstengels.
De oprolpers is gelijk aan Figuur 1. Het bovenaanzicht toont dat de oprolpers twee touwbuizen (3) en twee bijhorende messen (4) omvat.
Op Figuur 2A zijn de touwbuizen (3) op de eerste touwbuispositie (15). De aanvoer van plantenstengels (10) is nog niet gestopt. De baal (1) is nog niet compleet. De plantenstengels (10) worden in de oprolpers opgerold. De eerste touwbuisposities (15) van de touwbuizen (3) zijn naastliggend en, gezien in een richting dwars op de aanvoerrichting (11) en evenwijdig met de cilinderas van de cilindervormige kooi, nabij het midden van de cilindervormige kooi. De twee bindtouwen (2) zijn door de plantenstengels (10) nabij het midden van de baal (1) meegevoerd en spiraalvormig in de baal (1) opgerold.
Op Figuur 2B zijn de touwbuizen (3) al in de richting van hun respectievelijke tweede touwbuispositie (16) bewogen. De aanvoer van plantenstengels (10) is gestopt. De baal (1) is compleet. De plantenstengels (10) worden in de oprolpers verder gerold. De touwbuizen (3) zijn in tegengestelde richtingen naar hun respectievelijke tweede touwbuispositie (16) bewogen. De bindtouwen (2) zijn naar tegenoverliggende zijkanten van de baal (1) verplaatst om de baal beter af te binden.
Op Figuur 2C hebben de touwbuizen (3) hun respectievelijke vijfde touwbuispositie (19) bereikt. De bindtouwen (2) zijn door de messen (4) doorgesneden. De baal (1) is door twee bindtouwen (2) omwikkeld.
Figuren 3A — 3E tonen een bovenaanzicht van een oprolpers volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding tijdens verschillende stappen van het oprollen van plantenstengels.
De oprolpers is gelijkaardig aan de oprolpers uit Figuur 1. Het verschil tussen de oprolpers uit Figuur 1 en uit de Figuren 3A - 3E is de inrichting voor het afbinden van de baal (1). De inrichting omvat in plaats van touwbuizen (3) een eerste touwbuissysteem (20) en een tweede touwbuissysteem (21). Het eerste touwbuissysteem (20) en het tweede touwbuissysteem (21) omvatten elk een eerste einde (12) en een tweede einde (13). Het tweede einde (13) van het eerste touwbuissysteem (20) is volgens een eerste pad (27) tussen een eerste touwbuispositie (15) en een tweede touwbuispositie (16) beweegbaar. De eerste touwbuispositie (15) heeft een X-coördinaat volgens een X-as (26) van minstens 0.40 en hoogstens 0.60, waarbij de X-as (26) een as is dwars op de aanvoerrichting (11) van de plantenstengels (10), waarbij de X-as (26) een oorsprong heeft in een vlak gevormd door een eerste zijkant van de cilindervormige kooi, en waarbij een snijpunt van de X-as (26) met een vlak gevormd door een tegenoverliggende tweede zijkant van de cilindervormige kooi een X-coördinaat gelijk aan 1 heeft. De tweede touwbuispositie (16) heeft een X-coördinaat volgens de X-as (26) van minstens 0.10 en hoogstens 0.40. Het tweede einde (13) van het tweede touwbuissysteem (21) is volgens een tweede pad (28) tussen een derde touwbuispositie (17) en een vierde touwbuispositie (18) beweegbaar. De derde touwbuispositie (17) heeft een X-coördinaat volgens de X-as (26) van minstens 0.85. De vierde touwbuispositie (18) heeft een X-coördinaat volgens de X-as (26) van minstens 0.60 en minstens kleiner dan de X-coördinaat van de derde touwbuispositie (17). Het eerste touwbuissysteem (20) en het tweede touwbuissysteem (21) omvatten elk twee parallelle holle buizen (22) voor geleiding van een bindtouw (2). De holle buizen (22) van het eerste touwbuissystem (20), respectievelijke het tweede touwbuissysteem (21), hebben een vaste positie ten opzichte van elkaar. De holle buizen (22) van het eerste touwbuissysteem (20), respectievelijke het tweede touwbuissysteem (21), strekken zich van het eerste einde (12) tot het tweede einde (13) van het eerste touwbuissysteem (20), respectievelijke het tweede touwbuissysteem (21), uit. De inrichting omvat een eerste mes (4) voor het eerste touwbuissysteem (20) en een tweede mes (23) voor het tweede touwbuissysteem (21). Het tweede einde (13) van het eerste touwbuissysteem (20) is volgens een derde pad (29) tussen de tweede touwbuispositie (16) en een vijfde touwbuispositie (19) beweegbaar. De vijfde touwbuispositie heeft een X-coördinaat volgens de X-as (26) kleiner dan de X- coördinaat van de tweede touwbuispositie. De vijfde touwbuispositie (19) is volgens de X-as (26) nabij een eerste zijkant van de baal (1) of buiten de baal (1) gelegen.
Het eerste mes (4) is tussen de tweede touwbuispositie (16) en de vijfde touwbuispositie (19) langs het derde pad (29) gelegen. Het tweede mes (23) is tussen de derde touwbuispositie (17) en de vierde touwbuispositie (18) langs het tweede pad (28) gelegen.
Op Figuur 3A is het eerste touwbuissysteem (20) in de eerste touwbuispositie (15).
De aanvoer van plantenstengels (10) is nog niet gestopt. Twee bindtouwen (2) worden door de plantenstengels (10) nabij het midden van de baal (1) uit de holle buizen (22) uit het eerste touwbuissysteem (20) meegevoerd en spiraalvormig in de baal (1) opgerold. Het tweede touwbuissysteem (21) is in de derde touwbuispositie (17). Er zijn geen bindtouwen (2) die uit de holle buizen (22) uit het tweede touwbuissysteem (21) door de plantenstengels (10) worden meegevoerd.
Figuur 3B toont de situatie zowel net voor als net na het stoppen van de aanvoer van plantenstengels (10). De baal (1) is volledig. De plantenstengels (10) worden verder in de oprolpers gerold. Het eerste touwbuissysteem (20) is nog niet van de eerste touwbuispositie (15) naar een tweede touwbuispositie (16) bewogen. Het tweede touwbuissysteem (21) is minstens twee en hoogstens zes omwentelingen voor het stoppen van aanvoeren van plantenstengels van de derde touwbuispositie (17) eerst naar een vierde touwbuispositie (18) en daarna volgens een vierde pad (30) naar een zesde touwbuispositie (25) bewogen. Het vierde pad (30) ligt in het verlengde van het tweede pad (28). De zesde touwbuispositie (25) heeft bij voorkeur een X-coördinaat van minstens 0.50 en hoogstens 0.70. Het tweede einde (13) van het tweede touwbuissysteem (21) is in de zesde touwbuispositie (25) op een afstand, minstens kleiner dan de vrije lengte van de bindtouwen (2) uit het tweede touwbuissysteem (21), van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd. Het bewegen van het tweede touwbuissysteem (21) van de vierde touwbuispositie (18) naar de zesde touwbuispositie (25) is optioneel en voordelig voor gevallen waar het tweede einde (13) van het tweede touwbuissysteem (21) in de vierde touwbuispositie (18) op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van de bindtouwen (2) uit het tweede touwbuissysteem (21), van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is. Door het bewegen van het tweede touwbuissysteem (21) van de vierde touwbuispositie (18) naar de zesde touwbuispositie (25), worden de vrije uiteinden (14) van de bindtouwen (2) uit het tweede touwbuissysteem (21) door de plantenstengels (10) meegenomen.
Op Figuur 3C is het eerste touwbuissysteem (20) is van de eerste touwbuispositie (15) naar de tweede touwbuispositie (16) bewogen en is het tweede touwbuissysteem (21) van de zesde touwbuispositie (25) volgens het vierde pad (30) in tegengestelde richting naar de vierde touwbuispositie (18) bewogen. Twee bindtouwen (2) uit de holle buizen (22) uit het eerste touwbuissysteem (20) en twee bindtouwen (2) uit de holle buizen (22) van het tweede touwbuissysteem (21) worden meegevoerd en aan een eerste zijkant omheen de buitenomtrek van de baal (1) gewikkeld. Er worden dus tegelijkertijd vier bindtouwen (2) omheen de buitenomtrek van de baal (1) gewikkeld. In gevallen waar het tweede einde (13) van het tweede touwbuissysteem (21) in de vierde touwbuispositie (18) op een afstand, minstens kleiner dan de vrije lengte van de bindtouwen (2) uit het tweede touwbuissysteem (21), van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is, kan rechtstreeks van de situatie in Figuur 3A naar de situatie in Figuur 3C worden gegaan.
Op Figuur 3D is het eerste touwbuissysteem (20) van de tweede touwbuispositie (16) volgens een derde pad (29) naar een vijfde touwbuispositie (19) bewogen. De twee bindtouwen (2) uit de holle buizen (22) uit het eerste touwbuissysteem (20) zijn door het eerste mes (4) doorgesneden. Het tweede touwbuissysteem (21) is van de vierde touwbuispositie (18) volgens het tweede pad (28) naar de derde touwbuispositie (17) bewogen. De twee bindtouwen (2) uit de holle buizen (22) uit het tweede touwbuissysteem (21) zijn door het tweede mes (23) doorgesneden.
Op Figuur 3E is het eerste touwbuissysteem (20) van de vijfde touwbuispositie (19) volgens het derde pad (29) en het eerste pad (27) in tegengestelde richting naar de eerste touwbuispositie (15) bewogen. Het tweede touwbuissysteem (21) is nog steeds op de derde touwbuispositie (17). De aanvoer van plantenstengels is opnieuw gestart. Vrije uiteinden (14) van de bindtouwen (2) uit de holle buizen (22) uit het eerste touwbuissysteem (20) worden door de plantenstengels (10) meegevoerd en spiraalvormig in de baal (1) opgerold. Een nieuwe baal (1) is gestart. Een volgende fase is opnieuw volgens Figuur 3A.
Figuur 4 geeft een duidelijk overzicht van de eerste (15), tweede (16), derde (17), vierde (18), vijfde (19) en zesde (25) touwbuispositie, evenals het eerste (27), tweede (28), derde (29) en vierde (30) pad.
De genummerde elementen in de figuren zijn: 1 baal 2 bindtouw 3 touwbuis 4 mes/eerste mes 5 aanvoersysteem 6 eerste deel van cilindervormige kooi 7 tweede deel van cilindervormige kooi 8 geleidingsrollen 9 aanvoerrol 10 aanvoer plantenstengels 11 aanvoerrichting 12 eerste einde touwbuis/touwbuissysteem 13 tweede einde touwbuis/touwbuissysteem 14 vrij uiteinde bindtouw 15 eerste touwbuispositie 16 tweede touwbuispositie 17 derde touwbuispositie 18 vierde touwbuispositie 19 vijfde touwbuispositie 20 eerste touwbuissysteem 21 tweede touwbuissysteem 22 holle buis 23 tweede mes 24 wikkelriem 25 zesde touwbuispositie 26 x-as 27 eerste pad 28 tweede pad 29 derde pad 30 vierde pad

Claims (9)

CONCLUSIES
1. Inrichting voor afbinden van een baal in een oprolpers voor plantenstengels, omvattende een eerste en een tweede touwbuissysteem voor toevoer van bindtouw, waarbij elk touwbuissysteem een eerste en een tweede einde omvat, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem volgens een eerste pad tussen een eerste touwbuispositie en een tweede touwbuispositie beweegbaar is, en waarbij het tweede einde van het tweede touwbuissysteem volgens een tweede pad tussen een derde touwbuispositie en een vierde touwbuispositie beweegbaar is, waarbij het eerste en het tweede touwbuissysteem elk twee parallelle holle buizen voor geleiding van een bindtouw omvatten, waarbij de holle buizen van een touwbuissysteem een vaste positie ten opzichte van elkaar hebben en waarbij de holle buizen van een touwbuissysteem zich van het eerste einde tot het tweede einde van het touwbuissysteem uitstrekken met het kenmerk, dat de eerste touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens een X-as van minstens 0.40 en hoogstens 0.60 heeft, waarbij de X-as een as is dwars op een aanvoerrichting van de plantenstengels, waarbij de X-as een oorsprong heeft in een vlak gevormd door een eerste zijkant van een cilindervormige kooi van de oprolpers, en waarbij een snijpunt van de X-as met een vlak gevormd door een tegenoverliggende tweede zijkant van de cilindervormige kooi een X-coördinaat gelijk aan 1 heeft, waarbij de tweede touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.10 en hoogstens 0.40 heeft, waarbij de derde touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.85 heeft, waarbij de vierde touwbuispositie in werkzame toestand een X- coördinaat volgens de X-as van minstens 0.60 en minstens kleiner dan de X- coördinaat van de derde touwbuispositie heeft, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem in de eerste touwbuispositie op een afstand, minstens kleiner dan een vrije lengte van bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van een aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is, en waarbij het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in de derde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is en dat elk touwbuissysteem een aandrijving omvat, voor het bewegen van het touwbuissysteem, waarbij de inrichting een controle-eenheid omvat voor synchronisatie van de aandrijvingen van het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem voor het onafhankelijk van elkaar bewegen van bindtouwen door het eerste touwbuissysteem en het tweede touwbuissysteem naar zijkanten van de baal.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een touwbuissysteem omheen een rotatieas roteerbaar is, waarbij de rotatieas van het touwbuissysteem aan het eerste einde gepositioneerd is.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de inrichting een eerste mes voor het eerste touwbuissysteem en een tweede mes voor het tweede touwbuissysteem omvat, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem volgens een derde pad tussen de tweede touwbuispositie en een vijfde touwbuispositie beweegbaar is, waarbij de vijfde touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X-as kleiner dan de X-coördinaat van de tweede touwbuispositie heeft, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem in de vijfde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is, waarbij het eerste mes tussen de tweede touwbuispositie en de vijfde touwbuispositie langs het derde pad gelegen is en waarbij het tweede mes tussen de derde touwbuispositie en de vierde touwbuispositie langs het tweede pad gelegen is.
4, Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de touwbuisposities instelbaar zijn.
5. Werkwijze voor afbinden van een baal in een oprolpers voor plantenstengels omvattende: - aanvoeren van plantenstengels volgens een aanvoerrichting in de oprolpers en oprollen van de plantenstengels in de oprolpers; - toevoeren bindtouw vanaf een eerste einde naar een tweede einde van een eerste touwbuissysteem doorheen het eerste touwbuissysteem en mee oprollen met de plantenstengels in de oprolpers, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem volgens een eerste pad tussen een eerste touwbuispositie en een tweede touwbuispositie beweegbaar is, waarbij, gezien volgens een richting dwars op de aanvoerrichting van plantenstengels, de eerste touwbuispositie in werkzame toestand een X- coördinaat volgens een X-as van minstens 0.40 en hoogstens 0.60 heeft, waarbij de X-as een as is dwars op een aanvoerrichting van de plantenstengels, waarbij de X-as een oorsprong heeft in een vlak gevormd door een eerste zijkant van een cilindervormige kooi van de oprolpers, en waarbij een snijpunt van de X-as met een vlak gevormd door een tegenoverliggende tweede zijkant van de cilindervormige kooi een X-coördinaat gelijk aan 1 heeft, waarbij de tweede touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.10 en hoogstens 0.40 heeft, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem in de eerste touwbuispositie op een afstand, minstens kleiner dan een vrije lengte van bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van een aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is, en waarbij het eerste touwbuissysteem in de eerste touwbuispositie is, en toevoeren bindtouw vanaf een eerste einde naar een tweede einde van een tweede touwbuissysteem doorheen het tweede touwbuissysteem, waarbij het tweede einde van het tweede touwbuissysteem volgens een tweede pad tussen een derde touwbuispositie en een vierde touwbuispositie beweegbaar is, waarbij de derde touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.85 heeft, waarbij de vierde touwbuispositie in werkzame toestand een X-coördinaat volgens de X-as van minstens 0.60 en minstens kleiner dan de X-coördinaat van de derde touwbuispositie heeft, en waarbij het tweede einde van het tweede touwbuissysteem in de derde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is, en waarbij het tweede touwbuissysteem in de derde touwbuispositie is; - bewegen van het tweede einde van het eerste touwbuissysteem volgens het eerste pad van de eerste touwbuispositie naar de tweede touwbuispositie en het minstens twee omwentelingen voor stoppen van aanvoeren van plantenstengels bewegen van het tweede einde van het tweede touwbuissysteem volgens het tweede pad van de derde touwbuispositie naar de vierde touwbuispositie en mee oprollen met de plantenstengels in de oprolpers van de bindtouwen uit het tweede touwbuissysteem; - stoppen met aanvoeren van plantenstengels;
- verder rollen van de plantenstengels in de oprolpers; waarbij het eerste en het tweede touwbuissysteem elk twee parallelle holle buizen voor geleiding van een bindtouw omvatten, waarbij de holle buizen van een touwbuissysteem een vaste positie ten opzichte van elkaar hebben, waarbij de holle buizen van een touwbuissysteem zich van het eerste einde tot het tweede einde van het touwbuissysteem uitstrekken en waarbij door elke holle buis van een touwbuissysteem één bindtouw doorheen het touwbuissysteem wordt toegevoerd.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de werkwijze de bijkomende stap omvat van het snijden van de bindtouwen na het rollen van de plantenstengels in de oprolpers, waarbij het eerste touwbuissysteem volgens een derde pad van de tweede touwbuispositie naar een vijfde touwbuispositie bewogen wordt, waarbij de vijfde touwbuispositie een X- coördinaat volgens de X-as kleiner dan de X-coördinaat van de tweede touwbuispositie heeft, waarbij het tweede einde van het eerste touwbuissysteem in de vijfde touwbuispositie op een afstand, minstens groter dan de vrije lengte van bindtouwen uit het eerste touwbuissysteem, van het aanvoersysteem van de oprolpers gepositioneerd is, waarbij een eerste mes tussen de tweede touwbuispositie en de vijfde touwbuispositie langs het derde pad gelegen is, en waarbij het tweede touwbuissysteem volgens het tweede pad van de vierde touwbuispositie naar de derde touwbuispositie bewogen wordt en waarbij een tweede mes tussen de derde touwbuispositie en de vierde touwbuispositie langs het tweede pad gelegen is.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat na het stoppen van aanvoeren van plantenstengels en voor het snijden van de bindtouwen de plantenstengels nog minstens twee omwentelingen in de oprolpers maken.
8. Werkwijze volgens één van de conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de werkwijze de bijkomende stap omvat van het bepalen van de touwbuisposities.
9. Gebruik van een inrichting volgens één van de conclusies 1-4 of een werkwijze volgens één van de conclusies 5-8 voor afbinden van balen vlas of hennep.
NL2034168A 2022-02-17 2023-02-16 Inrichting en werkwijze voor afbinden van balen in een oprolpers NL2034168B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225104A BE1030278B1 (nl) 2022-02-17 2022-02-17 Inrichting en werkwijze voor afbinden van balen in een oprolpers

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2034168A true NL2034168A (nl) 2023-08-22
NL2034168B1 NL2034168B1 (nl) 2023-10-20

Family

ID=80448817

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2034168A NL2034168B1 (nl) 2022-02-17 2023-02-16 Inrichting en werkwijze voor afbinden van balen in een oprolpers

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1030278B1 (nl)
NL (1) NL2034168B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5215005A (en) * 1992-03-09 1993-06-01 Ford New Holland, Inc. Telescopic twine arm for round baler twine wrapping apparatus
US6769353B1 (en) 2003-02-28 2004-08-03 New Holland North America, Inc. Four twine tube round baler twine system
US7658145B1 (en) 2008-11-14 2010-02-09 Cnh America Llc Fast tie quad twine wrapping mechanism

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5215005A (en) * 1992-03-09 1993-06-01 Ford New Holland, Inc. Telescopic twine arm for round baler twine wrapping apparatus
US6769353B1 (en) 2003-02-28 2004-08-03 New Holland North America, Inc. Four twine tube round baler twine system
US7658145B1 (en) 2008-11-14 2010-02-09 Cnh America Llc Fast tie quad twine wrapping mechanism

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030278B1 (nl) 2023-09-11
NL2034168B1 (nl) 2023-10-20
BE1030278A1 (nl) 2023-09-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2125744C (en) Apparatus for winding stiffened coreless rolls and method
US2845231A (en) Machine for winding web rolls
CA2902052C (en) Rewinding machine and method for producing rolls of web material
SI9300008A (en) Roll of compressed fibrous material, method and device for obtaining it
ITFI20100041A1 (it) "macchina e metodo per l'avvolgimento di bobine di materiale nastriforme"
CN106715300A (zh) 用于生产幅材材料的卷筒的方法和复卷机
US6082659A (en) High speed transfer of strip in a continuous strip processing application
CN102066017B (zh) 用于卷绕钢带的边缘剪切废料的装置和方法
NL2034168B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor afbinden van balen in een oprolpers
KR101187978B1 (ko) 되감기 기계 및 로그의 최종직경을 제어하는 수단을 가진 로그의 제조방법
EP1776860B1 (en) Apparatus for applying a covering layer to an agricultural bale
JPS6121917B2 (nl)
KR102219496B1 (ko) 플라스틱 필름을 감기 위한 와인딩 머신 내의 동반 압착 유닛
US3782665A (en) Winding of continuous webs of sheet material
BE1029629B1 (nl) Inrichting voor snijden van bindtouwen in een oprolpers
CH698553B1 (de) System und Verfahren zum Auspacken einer Druckpapierrolle.
US5009154A (en) Twine feeding apparatus for round hay balers
US2165178A (en) Method of making a resilient metallic bunch
EP1033186B1 (de) Vorrichtung zum Endloswickeln von Bandmaterial
SU165157A1 (ru) Станок для изготовления плетеной сетки
DE19755357A1 (de) Portal-Tragwalzenwickler zur stillstandsfreien Aufwicklung bahnförmiger Materialien
KR0115126Y1 (ko) 원단포장기용 원단롤 묶음장치의 밴드가이드 장치
SU880537A1 (ru) Нат жное устройство стана холодной прокатки сдвоенной полосы
SU1013355A1 (ru) Устройство дл свертывани ленточного материала в рулон и упаковки последнего
DE2060315A1 (de) Verfahren und Vorrichtung zur Herstellung von Zwirn